Inhoudsopgave
- Inhoud
1
I.
Toen de Zaligmaker Zijn leerlingen onderrichtte over de komst van het rijk Gods en over het einde van de tijden der wereld, en Hij in de Apostelen Zijn gehele Kerk onderwees, zeide Hij: "Geeft acht, dat uw harten wellicht niet bezwaard worden door brasserij, dronkenschap en wereldse zorgen". Dit gebod nu, zeer geliefden, is naar wij beseffen meer in het bijzonder tot ons gericht, voor wie ongetwijfeld de aangekondigde, ofschoon nog onbekende dag reeds nabij is. Aan ieder mens past het, zich op de komst van dien dag voor te bereiden, opdat deze niemand aantreffe overgegeven aan zingenot of verwikkeld in wereldse zorgen. Door de ondervinding van iederen dag, zeer geliefden, wordt immers bewezen, dat de scherpte van den geest afstompt door de verzadiging van het vlees, en dat de kracht van het verstand verzwakt wordt door een overmaat van spijzen, zodat het genot van het eten zelfs strijdig is met het welzijn van het lichaam, als geen berekenende gematigdheid weerstand biedt aan de wellust, en aan de genotzucht onttrekt, wat tot last zal worden. Want hoewel het lichaam zonder de ziel niets begeert en zijn vermogen om te genieten van háár krijgt, van wie het ook zijn beweging ontvangt, komt het toch aan diezelfde ziel toe om sommige dingen te weigeren aan de substantie, die haar onderworpen is, en door een inwendig oordeel de uitwendige zinnen van het ongepaste te weerhouden, opdat zijzelf zich, door vaker vrij te zijn van de lichamelijke begeerten, in het paleis van den geest geheel kan wijden aan de goddelijke wijsheid, en zich daar kan verheugen, als het rumoer der wereldse zorgen verstomd is, in heilige overwegingen en eeuwige geneugten. Hoewel het in dit leven moeilijk is om hierin te volharden, kan men het echter wel dikwijls opnieuw ter hand nemen, opdat wij ons vaker en langer meer met het geestelijke dan met het vleselijke bezig houden, en opdat zelfs onze tijdelijke handelingen, als wij meer tijd besteden aan verhevener zorgen, overgaan in onvergankelijke rijkdommen.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
II.
Deze vruchtbare wijze van handelen, zeer geliefden, heeft vooral een vasten vorm gekregen in de kerkelijke vasten, welke onder de voorlichting van den Heiligen Geest zó over den kring van het gehele jaar verdeeld is, dat de wet der onthouding met alle jaargetijden verbonden is. Want de vasten van de lente vieren wij in de veertigdaagse vasten, die van de zomer met Pinksteren, die van de herfst in de zevende maand, en die van de winter in deze, dat wil zeggen in de tiende maand, omdat wij begrijpen, dat er geen tijd bestaat, waarin geen plaats zou zijn voor Gods geboden, en dat alle elementen tot onze lering dienstbaar zijn aan het woord Gods: want wij worden door de hemelstreken zelf, als door vier evangelién onophoudelijk onderricht, wat wij moeten prediken en doen. Als de profeet immers zegt: "De hemelen verhalen Gods glorie, en het firmament verkondigt de werken Zijner handen. De dag roept zijn woord toe aan den dag en de nacht meldt haar kennis aan den nacht", is er dan nog iets, waardoor de waarheid ons niet toespreekt? Haar woorden hoort men bij dag, men hoort ze bij nacht, en de schoonheid der dingen, die geschapen zijn door het werk van den enen God, houdt niet op in de oren des harten een overtuigend onderricht te doen binnendringen, opdat de onzichtbare eigenschappen Gods door het begrip van zijn werken waarneembaar worden, en men niet de schepselen maar den Schepper van dat alles diene. Wanneer derhalve alle ondeugden door de zelfbeheersing vernietigd worden, en alles waar de hebzucht naar smacht, alles waar de trots naar streeft, alles wat de ontucht begeert, door de sterkte van deze deugd overwonnen wordt, wie zou dan niet begrijpen welk een krachtig hulpmiddel ons geboden wordt door het vasten, waardoor men zich verplicht, zich niet enkel van spijzen maar ook van alle vleselijke begeerten te onthouden. Het zou immers overbodig zijn vrijwillig honger te lijden, en zijn kwade wil niet af te leggen, zich te versterven door een vermindering van spijs, en niet terug te deinzen voor een beraamde zonde. Vleselijk en niet geestelijk is het vasten, waarbij alleen het lichaam niet wordt ontzien en men volhardt in datgene wat schadelijker is dan alle genoegens. Wat baat het de ziel om uiterlijk te handelen als een meesteres en innerlijk te dienen als een slavin, om haar eigen ledematen te bevelen en haar eigen rechtmatige vrijheid te verliezen? En te recht heeft zij zeer vaak te lijden van een opstandige dienstmaagd, daar zij zelf aan den Heer niet de verschuldigde dienstbaarheid betoont. Als het lichaam zich derhalve onthoudt van spijzen, laat de geest zich dan onthouden van ondeugden en de aardse zorgen en begeerten beoordelen volgens de wet van zijn Koning.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
III.
Laat hij zich herinneren, dat hij zijn liefde op de eerste plaats aan God, op de tweede plaats aan den naaste verschuldigd is, en dat al zijn verlangens door deze regel gericht moeten worden: dat hij zich niet mag afkeren van den dienst des Heren noch van het welzijn van zijn medeknecht. Waarin bestaat echter het dienen van God, tenzij hierin : dat alles wat Hem behaagt ook ons behaagt, en ons verlangen nooit onverenigbaar is met Zijn bevel. Want als wij datgene willen wat Hij wil, zal onze zwakheid kracht ontvangen van Hem, van Wien wij onzen wil zelf gekregen hebben: "Het is God immers, zoals de Apostel zegt, Die naar Zijn welbehagen in ons zowel het willen als het handelen bewerkt". De mens zal zich dan ook niet verheffen door hoogmoed, noch zich laten breken door wanhoop, als hij de goederen, die God hem gegeven heeft, gebruikt tot eer van den Gever en er zijn begeerten van verwijderd houdt, wel wetend, dat deze hem zullen schaden. Als hij zich onthoudt van de boosheid der jaloezie, van de losbandigheid der ontucht, van de onrust der verbittering en van de hartstocht der wraakzucht, zal hij gereinigd worden door de heiliging van een ware vasten, en gevoed door het genot van onvergankelijke geneugten, zodat hij zelfs de aardse rijkdommen, door er een geestelijk gebruik van te maken, weet te veranderen in hemels bezit, niet door voor zichzelf te bewaren, wat hij ontvangen heeft, maar door steeds meer te vermenigvuldigen, wat hij gegeven heeft.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Vandaar dat wij uwe liefde met vaderlijke genegenheid aansporen, om de vasten van den tienden maand vruchtbaar voor u te maken door de mildheid van uw aalmoezen, u verblijdend, dat de Heer door u Zijn armen spijzigt en kleedt, aan wie Hij ongetwijfeld de bezittingen had kunnen geven, die Hij u geschonken heeft, als Hij niet in Zijn onuitsprekelijke barmhartigheid niet enkel hen had willen rechtvaardigen omwille van hun geduld in het lijden, maar ook u omwille van uw werk van naastenliefde. Laten wij dan woensdag en vrijdag vasten en zaterdag de nachtwake vieren bij den allerzaligsten Apostel Petrus, die zich zal gewaardigen onze gebeden, vasten en aalmoezen met zijn voorspraak te ondersteunen, hetgeen onze Heer Jesus Christus moge verlenen, Die met den Vader en den Heiligen Geest leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://rkdocumenten.be/toondocument/9022-8e-preek-over-de-vasten-van-december-nl