8e Preek over het Lijden des Heren
x
Informatie over dit document
8e Preek over het Lijden des Heren
Gehouden op woensdag (Preek LIX)
Paus Leo I de Grote
455
Pauselijke geschriften - Homilieën
1961, Sint Paulus Abdij, Oosterhout - Preken voor het liturgische jaar, vertaald en ingeleid door Dom F. Vromen o.s.b.
Benadering datering: n.a.v. A. Chavasse, Corpus Christianorum
Vertaald uit het Latijn
Bijbelcitaten vertaald vanuit de Vulgaat
Spelling van de vertaling is gehandhaafd
Alineanummering: redactie
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Vertaald uit het Latijn
Bijbelcitaten vertaald vanuit de Vulgaat
Spelling van de vertaling is gehandhaafd
Alineanummering: redactie
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
1961
Dom F. Vromen o.s.b.
25 maart 2023
8857
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
I.
Daar wij in de vorige preek [8856], zeer geliefden, datgene doorlopen hebben, wat aan de gevangenneming des Heren is voorafgegaan, moeten wij nu nog met de hulp van Gods genade, zoals wij beloofd hebben, over het lijdensverhaal zelf spreken. Want nadat de Heer door de woorden van Zijn heilig gebed (Mt. 26, 39) [b:Mt. 26, 39] duidelijk had te kennen gegeven, dat Hij op de meest waarachtige en meest volledige wijze zowel de menselijke als de goddelijke natuur in Zich droeg, doordat Hij namelijk de oorzaak toonde waarom Hij niet wilde lijden, en de oorzaak waarom Hij het wel wilde, wierp Hij de vrees Zijner zwakheid van Zich af en bevestigde den moed van Zijn sterkte. Hij ging dan ook voort met de verwerkelijking van Zijn raadsbesluit, dat Hij van eeuwigheid verordend had, en stelde tegenover den duivel, die door de handen der Joden tegen Hem woedde, de gestalte van een slaaf, die echter niets van de zonde in zich droeg, opdat de zaak van allen verdedigd zou worden door den enige, in Wien de natuur van allen zonder schuld was. De kinderen der duisternis stortten zich dan op het ware Licht, en hoewel zij zich bedienden van fakkels en lantaarns konden zij den nacht van hun ongeloof toch niet ontvluchten, omdat zij den Scheper van het Licht niet herkenden. Zij maakten zich meester van Hem, Die bereid was Zich te laten gevangen nemen, en sleepten Hem weg, Die weggesleept wilde worden: want als Hij Zich had willen verzetten, zouden hun goddeloze handen Hem zeker geen enkel onrecht hebben kunnen aandoen, maar zou de redding van de wereld daarentegen vertraagd zijn; en niemand had gered kunnen worden, wanneer Hij ongedeerd was gebleven, Die voor de verlossing van allen moest sterven.
Daar wij in de vorige preek [8856], zeer geliefden, datgene doorlopen hebben, wat aan de gevangenneming des Heren is voorafgegaan, moeten wij nu nog met de hulp van Gods genade, zoals wij beloofd hebben, over het lijdensverhaal zelf spreken. Want nadat de Heer door de woorden van Zijn heilig gebed (Mt. 26, 39) [b:Mt. 26, 39] duidelijk had te kennen gegeven, dat Hij op de meest waarachtige en meest volledige wijze zowel de menselijke als de goddelijke natuur in Zich droeg, doordat Hij namelijk de oorzaak toonde waarom Hij niet wilde lijden, en de oorzaak waarom Hij het wel wilde, wierp Hij de vrees Zijner zwakheid van Zich af en bevestigde den moed van Zijn sterkte. Hij ging dan ook voort met de verwerkelijking van Zijn raadsbesluit, dat Hij van eeuwigheid verordend had, en stelde tegenover den duivel, die door de handen der Joden tegen Hem woedde, de gestalte van een slaaf, die echter niets van de zonde in zich droeg, opdat de zaak van allen verdedigd zou worden door den enige, in Wien de natuur van allen zonder schuld was. De kinderen der duisternis stortten zich dan op het ware Licht, en hoewel zij zich bedienden van fakkels en lantaarns konden zij den nacht van hun ongeloof toch niet ontvluchten, omdat zij den Scheper van het Licht niet herkenden. Zij maakten zich meester van Hem, Die bereid was Zich te laten gevangen nemen, en sleepten Hem weg, Die weggesleept wilde worden: want als Hij Zich had willen verzetten, zouden hun goddeloze handen Hem zeker geen enkel onrecht hebben kunnen aandoen, maar zou de redding van de wereld daarentegen vertraagd zijn; en niemand had gered kunnen worden, wanneer Hij ongedeerd was gebleven, Die voor de verlossing van allen moest sterven.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
II.
Terwijl Hij Zich dan alles liet aandoen, waartoe het razende volk, opgezweept door de priesters bereid was, werd Hij naar Annas, den schoonvader van Caiphas gevoerd, en door Annas weer naar Caïphas doorgestuurd : en nadat lasteraars Hem op onzinnige wijze beschuldigd hadden en omgekochte getuigen hun leugenachtige verzinsels hadden verteld, werd Hij op bevel der opperpriesters overgebracht naar Pilatus om door hem verhoord te worden. Terwijl zij vol verachting voor de goddelijke wet schreeuwden, dat zij geen anderen koning hadden dan Caesar, (Joh. 19, 15) [[b:Joh. 19, 15]] alsof zij uit verknochtheid aan de Romeinse wetten de beslissing geheel aan de bevoegdheid van den landvoogd hadden overgelaten, riepen zij meer om een voltrekker van hun wreedheid dan om een scheidsrechter in hun rechtszaak. Want zij boden hem Jezus aan, gebonden met harde touwen, gestompt en geslagen, geheel bespuwd en door hun geschreeuw reeds bij voorbaat veroordeeld, zodat Pilatus temidden van zoveel veroordelingen Hém niet zou durven vrijspreken, Dien allen wilden zien sterven. Dat hij noch in den aangeklaagde enige schuld gevonden heeft, noch zelf standvastig geweest is in zijn oordeel, blijkt duidelijk uit zijn uitspraak zelf, waardoor hij als rechter Hem veroordeelt, Dien hij onschuldig verklaart, en aan het goddeloze volk het bloed van den Rechtvaardige overlevert, waarvan hij zich verre had moeten houden, zoals zijn eigen inzicht hem dat gezegd had en daarenboven de droom van zijn vrouw hem had te verstaan gegeven. Het wassen der handen reinigt een besmeurde ziel niet, en het begieten van de vingers met water boet datgene niet uit, wat bedreven wordt door een slaafse en goddeloze geest. Het misdrijf der Joden, die hem schrik aanjoegen met den naam van Caesar en hem door hun hatelijk geschreeuw er toe dreven om hun misdaad ten uitvoer te brengen, was zeker groter dan het vergrijp van Pilatus. Maar deze is zelf toch ook niet zonder schuld gebleven, omdat hij door samen te werken met de oproerigen zijn eigen oordeel heeft prijsgegeven en deel heeft genomen aan den misdaad van anderen.
Terwijl Hij Zich dan alles liet aandoen, waartoe het razende volk, opgezweept door de priesters bereid was, werd Hij naar Annas, den schoonvader van Caiphas gevoerd, en door Annas weer naar Caïphas doorgestuurd : en nadat lasteraars Hem op onzinnige wijze beschuldigd hadden en omgekochte getuigen hun leugenachtige verzinsels hadden verteld, werd Hij op bevel der opperpriesters overgebracht naar Pilatus om door hem verhoord te worden. Terwijl zij vol verachting voor de goddelijke wet schreeuwden, dat zij geen anderen koning hadden dan Caesar, (Joh. 19, 15) [[b:Joh. 19, 15]] alsof zij uit verknochtheid aan de Romeinse wetten de beslissing geheel aan de bevoegdheid van den landvoogd hadden overgelaten, riepen zij meer om een voltrekker van hun wreedheid dan om een scheidsrechter in hun rechtszaak. Want zij boden hem Jezus aan, gebonden met harde touwen, gestompt en geslagen, geheel bespuwd en door hun geschreeuw reeds bij voorbaat veroordeeld, zodat Pilatus temidden van zoveel veroordelingen Hém niet zou durven vrijspreken, Dien allen wilden zien sterven. Dat hij noch in den aangeklaagde enige schuld gevonden heeft, noch zelf standvastig geweest is in zijn oordeel, blijkt duidelijk uit zijn uitspraak zelf, waardoor hij als rechter Hem veroordeelt, Dien hij onschuldig verklaart, en aan het goddeloze volk het bloed van den Rechtvaardige overlevert, waarvan hij zich verre had moeten houden, zoals zijn eigen inzicht hem dat gezegd had en daarenboven de droom van zijn vrouw hem had te verstaan gegeven. Het wassen der handen reinigt een besmeurde ziel niet, en het begieten van de vingers met water boet datgene niet uit, wat bedreven wordt door een slaafse en goddeloze geest. Het misdrijf der Joden, die hem schrik aanjoegen met den naam van Caesar en hem door hun hatelijk geschreeuw er toe dreven om hun misdaad ten uitvoer te brengen, was zeker groter dan het vergrijp van Pilatus. Maar deze is zelf toch ook niet zonder schuld gebleven, omdat hij door samen te werken met de oproerigen zijn eigen oordeel heeft prijsgegeven en deel heeft genomen aan den misdaad van anderen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
III.
Wanneer Pilatus nu, zeer geliefden, overwonnen door de razernij van het onverzoenlijke volk, toeliet dat Jezus verguisd werd door veelvuldige bespottingen en gekweld door mateloze beledigingen, wanneer hij Hem gegeseld, met doornen gekroond en met een spotmantel bekleed aan de schriftgeleerden en priesters toonde, dan dacht hij ongetwijfeld hierdoor de gemoederen van zijn vijanden te vermurwen, zodat zij, als hun haat en afgunst verzadigd waren, van mening zouden zijn, Hém niet langer te moeten vervolgen, Dien zij zo mateloos vernederd zagen. Maar toen het schreeuwende volk in woede ontbrandde en eiste, dat Barabbas begenadigd en in vrijheid gesteld zou worden, en dat Jezus aan de straf der kruisiging zou worden overgeleverd, toen de menigte éénstemmig riep: "Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen!" (Mt. 27, 25) [b:Mt. 27, 25], verkregen de goddelozen tot hun eigen veroordeling, wat zij zo hardnekkig opeisten. Hun tanden waren, zoals de profeet getuigd heeft, wapenen en pijlen, en hun tong een scherp zwaard (Ps. 56, 3) [b:Ps. 56, 3]. Want zonder reden weerhielden zij hun eigen handen om den Heer der glorie te kruisigen, daar zij Hem bestookten met de dodelijke schichten van hun geschreeuw en de vergiftigde pijlen van hun woorden. Op u, op u, trouweloze Joden en heiligschennende oversten van het volk, komt heel het gewicht van deze misdaad neer, en hoewel ook de landvoogd en de soldaten zich aan dit verschrikkelijk misdrijf hebben schuldig gemaakt, zijt gij toch voor deze daad in zijn geheel verantwoordelijk. En alles, wat Pilatus in de terechtstelling van Christus misdaan heeft door zijn oordeel of het cohort door het opvolgen der bevelen, maakt dat gij den haat van het mensdom nog meer verdient, omdat door uw dolzinnig drijven zelfs zij niet onschuldig konden blijven, die niet instemden met uw verdorvenheid.
Wanneer Pilatus nu, zeer geliefden, overwonnen door de razernij van het onverzoenlijke volk, toeliet dat Jezus verguisd werd door veelvuldige bespottingen en gekweld door mateloze beledigingen, wanneer hij Hem gegeseld, met doornen gekroond en met een spotmantel bekleed aan de schriftgeleerden en priesters toonde, dan dacht hij ongetwijfeld hierdoor de gemoederen van zijn vijanden te vermurwen, zodat zij, als hun haat en afgunst verzadigd waren, van mening zouden zijn, Hém niet langer te moeten vervolgen, Dien zij zo mateloos vernederd zagen. Maar toen het schreeuwende volk in woede ontbrandde en eiste, dat Barabbas begenadigd en in vrijheid gesteld zou worden, en dat Jezus aan de straf der kruisiging zou worden overgeleverd, toen de menigte éénstemmig riep: "Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen!" (Mt. 27, 25) [b:Mt. 27, 25], verkregen de goddelozen tot hun eigen veroordeling, wat zij zo hardnekkig opeisten. Hun tanden waren, zoals de profeet getuigd heeft, wapenen en pijlen, en hun tong een scherp zwaard (Ps. 56, 3) [b:Ps. 56, 3]. Want zonder reden weerhielden zij hun eigen handen om den Heer der glorie te kruisigen, daar zij Hem bestookten met de dodelijke schichten van hun geschreeuw en de vergiftigde pijlen van hun woorden. Op u, op u, trouweloze Joden en heiligschennende oversten van het volk, komt heel het gewicht van deze misdaad neer, en hoewel ook de landvoogd en de soldaten zich aan dit verschrikkelijk misdrijf hebben schuldig gemaakt, zijt gij toch voor deze daad in zijn geheel verantwoordelijk. En alles, wat Pilatus in de terechtstelling van Christus misdaan heeft door zijn oordeel of het cohort door het opvolgen der bevelen, maakt dat gij den haat van het mensdom nog meer verdient, omdat door uw dolzinnig drijven zelfs zij niet onschuldig konden blijven, die niet instemden met uw verdorvenheid.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
IV.
Toen de Heer dan overgeleverd was aan de willekeur der woestelingen, liet men Hem, om Zijn koninklijke waardigheid te bespotten, zelf Zijn schandhout dragen, opdat vervuld zou worden wat de profeet lsaias voorzien had: "Zie een Kind is geboren en een Zoon is ons geschonken, Wiens heerschappij op Zijn schouders gelegd is". (Jes. 9, 6) [b:Jes. 9, 6] Toen de Heer dan het kruishout droeg, dat Hij veranderen zou in den scepter van Zijn macht, was dit in de ogen der goddelozen een voorwerp van groten spot, maar werd aan de gelovigen een groot geheim geopenbaard, daar de roemrijke Overwinnaar van den duivel en de sterke Bestrijder der vijandige machten het heerlijk zegeteken van Zijn triomph droeg en met onoverwinnelijke volharding het teken des heils op Zijn schouders torste, dat de aanbidding van alle koninkrijken waardig is. Ook toen wilde Hij als het ware door het schouwspel zelf van Zijn werk al Zijn navolgers bevestigen en tot hen zeggen: "Wie niet zijn kruis opneemt en Mij volgt, is Mijner niet waardig". (Mt. 10, 38) [b:Mt. 10, 38]
Toen de Heer dan overgeleverd was aan de willekeur der woestelingen, liet men Hem, om Zijn koninklijke waardigheid te bespotten, zelf Zijn schandhout dragen, opdat vervuld zou worden wat de profeet lsaias voorzien had: "Zie een Kind is geboren en een Zoon is ons geschonken, Wiens heerschappij op Zijn schouders gelegd is". (Jes. 9, 6) [b:Jes. 9, 6] Toen de Heer dan het kruishout droeg, dat Hij veranderen zou in den scepter van Zijn macht, was dit in de ogen der goddelozen een voorwerp van groten spot, maar werd aan de gelovigen een groot geheim geopenbaard, daar de roemrijke Overwinnaar van den duivel en de sterke Bestrijder der vijandige machten het heerlijk zegeteken van Zijn triomph droeg en met onoverwinnelijke volharding het teken des heils op Zijn schouders torste, dat de aanbidding van alle koninkrijken waardig is. Ook toen wilde Hij als het ware door het schouwspel zelf van Zijn werk al Zijn navolgers bevestigen en tot hen zeggen: "Wie niet zijn kruis opneemt en Mij volgt, is Mijner niet waardig". (Mt. 10, 38) [b:Mt. 10, 38]
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
V.
Toen nu de volksmenigte met Jezus uittrok naar de plaats der terechtstelling, trof men een zekere Simon van Cyrene aan, dien men het kruis van den Heer deed overnemen, zodat ook door dit feit het geloof der heidenen werd voorspeld, voor wie het kruis van Christus geen beschaming zou zijn, maar een roem. Het was derhalve geen toeval maar een voorafbeelding en een geheim, dat deze vreemdeling de Joden, die tegen Christus te keer gingen, ontmoette om met Hem te lijden, volgens het woord van den Apostel: "Als wij samen met Hem lijden, zullen wij ook samen met Hem regeren", (Rom. 8, 17) [b:Rom. 8, 17] want geen Hebreeër noch Israëliet maar een vreemdeling moest met het allerheiligste schandhout van den Zaligmaker belast worden. Door deze overdracht immers gingen de verzoening van het onbevlekte Lam en de volheid van alle geheimen van de besnijdenis over op de onbesnedenheid, van de kinderen naar het vlees op de kinderen naar den geest. Want zoals de Apostel zegt, is Christus ons Paaslam geslacht, (1 Kor. 5, 7) [b:1 Kor. 5, 7] Die, toen Hij Zich als het nieuwe en ware zoenoffer aan den Vader opofferde, niet in den tempel, die zijn rechten op eerbied verloren had, en ook niet binnen de muren der stad, die tot loon voor haar misdaad verwoest zou worden, maar in het open veld buiten de stadswallen gekruisigd is, (Hebr. 13, 12) [[b:Hebr. 13, 12]] opdat de nieuwe offerande, nu de voorafgaande taak der oude slachtoffers beëindigd was, op een nieuw altaar zou worden neergelegd en het kruis van Christus niet het altaar van een tempel, maar het altaar van de wereld zou zijn.
Toen nu de volksmenigte met Jezus uittrok naar de plaats der terechtstelling, trof men een zekere Simon van Cyrene aan, dien men het kruis van den Heer deed overnemen, zodat ook door dit feit het geloof der heidenen werd voorspeld, voor wie het kruis van Christus geen beschaming zou zijn, maar een roem. Het was derhalve geen toeval maar een voorafbeelding en een geheim, dat deze vreemdeling de Joden, die tegen Christus te keer gingen, ontmoette om met Hem te lijden, volgens het woord van den Apostel: "Als wij samen met Hem lijden, zullen wij ook samen met Hem regeren", (Rom. 8, 17) [b:Rom. 8, 17] want geen Hebreeër noch Israëliet maar een vreemdeling moest met het allerheiligste schandhout van den Zaligmaker belast worden. Door deze overdracht immers gingen de verzoening van het onbevlekte Lam en de volheid van alle geheimen van de besnijdenis over op de onbesnedenheid, van de kinderen naar het vlees op de kinderen naar den geest. Want zoals de Apostel zegt, is Christus ons Paaslam geslacht, (1 Kor. 5, 7) [b:1 Kor. 5, 7] Die, toen Hij Zich als het nieuwe en ware zoenoffer aan den Vader opofferde, niet in den tempel, die zijn rechten op eerbied verloren had, en ook niet binnen de muren der stad, die tot loon voor haar misdaad verwoest zou worden, maar in het open veld buiten de stadswallen gekruisigd is, (Hebr. 13, 12) [[b:Hebr. 13, 12]] opdat de nieuwe offerande, nu de voorafgaande taak der oude slachtoffers beëindigd was, op een nieuw altaar zou worden neergelegd en het kruis van Christus niet het altaar van een tempel, maar het altaar van de wereld zou zijn.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
VI.
Wanneer Christus dan, zeer geliefden, op het kruis is opgeheven, moet zich aan den blik van onzen geest niet enkel het beeld vertonen, dat ook gezien werd door de ogen der ongelovigen, over wie Mozes gezegd heeft: "En uw leven zal voor uw ogen hangen, en dag en nacht zult gij vrezen en niet geloven in uw leven". (Deut. 28, 66) [b:Deut. 28, 66] Zij immers hebben in den gekruisigden Heer niets anders kunnen zien dan hun eigen misdaad, omdat zij niet die vrees koesterden, waardoor het ware geloof gerechtvaardigd wordt, maar de vrees, waardoor een slecht geweten gekweld wordt. Wij echter, wier verstand door den Geest der waarheid verlicht wordt, moeten ons met een rein en vrij hart openstellen voor de glorie van het Kruis, welke over hemel en aarde uitstraalt, en met onzen innerlijken blik ontwaren wat de woorden van den Heer, toen Hij over Zijn nabije lijden sprak, betekenen: "Het uur komt waarop de Mensenzoon verheerlijkt zal worden", (Joh. 12, 23) [b:Joh. 12, 23] en iets verder: "Nu is Mijn ziel ontsteld, en wat zal ik zeggen? Vader, red Mij uit dit uur? Neen, want daarom juist ben Ik tot dit uur gekomen. Vader verheerlijk Uw Zoon!" N.v.d.v.:De Vulgaat heeft hier de lezing: ,Vader verheerlijk uw Naam". Vgl. Joh. 17, 1 [[b:Joh. 17, 1]] En toen de stem van den Vader uit den hemel geklonken had: "Ik heb Hem verheerlijkt en zal Hem opnieuw verheerlijken", antwoordde Jezus Zijn omstaanders en zeide: "Niet omwille van Mij heeft deze stem geklonken maar omwille van u. Nu wordt het oordeel over de wereld voltrokken, nu zal de vorst dezer wereld worden buitengeworpen. En Ik, wanneer Ik van de aarde omhoog zal zijn geheven, zal alles tot Mij trekken". (Joh. 12, 27 e.v. [b:Joh. 12, 27]
Wanneer Christus dan, zeer geliefden, op het kruis is opgeheven, moet zich aan den blik van onzen geest niet enkel het beeld vertonen, dat ook gezien werd door de ogen der ongelovigen, over wie Mozes gezegd heeft: "En uw leven zal voor uw ogen hangen, en dag en nacht zult gij vrezen en niet geloven in uw leven". (Deut. 28, 66) [b:Deut. 28, 66] Zij immers hebben in den gekruisigden Heer niets anders kunnen zien dan hun eigen misdaad, omdat zij niet die vrees koesterden, waardoor het ware geloof gerechtvaardigd wordt, maar de vrees, waardoor een slecht geweten gekweld wordt. Wij echter, wier verstand door den Geest der waarheid verlicht wordt, moeten ons met een rein en vrij hart openstellen voor de glorie van het Kruis, welke over hemel en aarde uitstraalt, en met onzen innerlijken blik ontwaren wat de woorden van den Heer, toen Hij over Zijn nabije lijden sprak, betekenen: "Het uur komt waarop de Mensenzoon verheerlijkt zal worden", (Joh. 12, 23) [b:Joh. 12, 23] en iets verder: "Nu is Mijn ziel ontsteld, en wat zal ik zeggen? Vader, red Mij uit dit uur? Neen, want daarom juist ben Ik tot dit uur gekomen. Vader verheerlijk Uw Zoon!" N.v.d.v.:De Vulgaat heeft hier de lezing: ,Vader verheerlijk uw Naam". Vgl. Joh. 17, 1 [[b:Joh. 17, 1]] En toen de stem van den Vader uit den hemel geklonken had: "Ik heb Hem verheerlijkt en zal Hem opnieuw verheerlijken", antwoordde Jezus Zijn omstaanders en zeide: "Niet omwille van Mij heeft deze stem geklonken maar omwille van u. Nu wordt het oordeel over de wereld voltrokken, nu zal de vorst dezer wereld worden buitengeworpen. En Ik, wanneer Ik van de aarde omhoog zal zijn geheven, zal alles tot Mij trekken". (Joh. 12, 27 e.v. [b:Joh. 12, 27]
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
VII.
O wonderbare kracht van het Kruis, o onuitsprekelijke roem van het lijden, waarin tegelijkertijd de rechterstoel des Heren, de berechting der wereld en de macht van den Gekruiste openbaar wordt. Alles immers hebt Gij tot U getrokken, Heer, en toen Gij Uw handen den gehelen dag uitstrekte naar het ongelovige en weerspannige volk, (Jes. 65, 2) [b:Jes. 65, 2] ontving de gehele wereld het inzicht van Uw majesteit te moeten getuigen. Alles hebt Gij tot U getrokken, Heer, toen alle elementen over den misdaad der Joden éénstemmig hun vervloekend oordeel velden, toen de hemellichamen verduisterd werden en de dag in nacht verkeerde, toen de aarde door een ongewoon schokken heen en weer schudde en alle schepselen hun diensten weigerden aan de goddelozen. Alles hebt Gij tot U getrokken, Heer, daar door het scheuren van den voorhang des tempels het heilige der heiligen ontvallen is aan de onwaardige opperpriesters, zodat de voorafbeelding in waarheid, de voorzegging in openbaring en de Wet in Evangelie veranderd is. Alles hebt Gij tot U getrokken, Heer, zodat na de vervulling en onthulling van het mysterie N.v.d.v.: de Oud-Testamentisch.. N.v.d.v.: de Oud-Testamentische voorafbeeldingen. datgene wat opperpriesters heiliger; want Uw kruis is de brom in den enen tempel van Judea in gesluierde voorafbeeldingen voltrokken werd, overal door de godsvrucht van alle naties gevierd wordt. Daarom is nu dan ook de orde der levieten roemrijker, de waardigheid der ouderlingen N.v.d.v.: S. Leo duidt hier.. N.v.d.v.: S. Leo duidt hier met dezelfde namen de drievoudige hierarchie van het Oude Testament levieten, ouderlingen, priesters aan en die van het Nieuwe Testament diakens, priesters, bisschoppen. Alleen de eerste en derde naam: levitae en sacerdotes zijn in het Oud-Christelijk Latijn ook termini technici, voor de 3e en 1e rang der Nieuw-Testamentische hierarchie. Voor de priesters daarentegen gebruikte men in de gewone taal steeds het leenwoord presbyteri en nooit seniores: ouderlingen. De term sacerdotes waarmee in het latere latijn de gewone priesters worden aangeduid, gebruikt men in de 4e en 5e eeuw een zeldzame uitzondering daargelaten voor de bisschoppen. groter en de zalving der van alle zegeningen, de oorzaak van alle genaden, omdat hierdoor aan de gelovigen kracht uit zwakheid, eer uit smaad en het leven uit den dood geschonken wordt. Nu is ook een einde gesteld aan de verscheidenheid der vleselijke offers, en doet het ene offer van Uw Lichaam en Bloed al de verschillende offeranden in vervulling gaan, daar Gij het ware Lam Gods zijt, Dat de zonde der wereld wegneemt, (Joh. 1, 29) [[b:Joh. 1, 29]] en zo in Uzelf alle voorafbeeldingen verwezenlijkt, opdat alle volkeren één enkel rijk zouden vormen, zoals ook een enkel offer de plaats inneemt van alle slachtoffers.
O wonderbare kracht van het Kruis, o onuitsprekelijke roem van het lijden, waarin tegelijkertijd de rechterstoel des Heren, de berechting der wereld en de macht van den Gekruiste openbaar wordt. Alles immers hebt Gij tot U getrokken, Heer, en toen Gij Uw handen den gehelen dag uitstrekte naar het ongelovige en weerspannige volk, (Jes. 65, 2) [b:Jes. 65, 2] ontving de gehele wereld het inzicht van Uw majesteit te moeten getuigen. Alles hebt Gij tot U getrokken, Heer, toen alle elementen over den misdaad der Joden éénstemmig hun vervloekend oordeel velden, toen de hemellichamen verduisterd werden en de dag in nacht verkeerde, toen de aarde door een ongewoon schokken heen en weer schudde en alle schepselen hun diensten weigerden aan de goddelozen. Alles hebt Gij tot U getrokken, Heer, daar door het scheuren van den voorhang des tempels het heilige der heiligen ontvallen is aan de onwaardige opperpriesters, zodat de voorafbeelding in waarheid, de voorzegging in openbaring en de Wet in Evangelie veranderd is. Alles hebt Gij tot U getrokken, Heer, zodat na de vervulling en onthulling van het mysterie N.v.d.v.: de Oud-Testamentisch.. N.v.d.v.: de Oud-Testamentische voorafbeeldingen. datgene wat opperpriesters heiliger; want Uw kruis is de brom in den enen tempel van Judea in gesluierde voorafbeeldingen voltrokken werd, overal door de godsvrucht van alle naties gevierd wordt. Daarom is nu dan ook de orde der levieten roemrijker, de waardigheid der ouderlingen N.v.d.v.: S. Leo duidt hier.. N.v.d.v.: S. Leo duidt hier met dezelfde namen de drievoudige hierarchie van het Oude Testament levieten, ouderlingen, priesters aan en die van het Nieuwe Testament diakens, priesters, bisschoppen. Alleen de eerste en derde naam: levitae en sacerdotes zijn in het Oud-Christelijk Latijn ook termini technici, voor de 3e en 1e rang der Nieuw-Testamentische hierarchie. Voor de priesters daarentegen gebruikte men in de gewone taal steeds het leenwoord presbyteri en nooit seniores: ouderlingen. De term sacerdotes waarmee in het latere latijn de gewone priesters worden aangeduid, gebruikt men in de 4e en 5e eeuw een zeldzame uitzondering daargelaten voor de bisschoppen. groter en de zalving der van alle zegeningen, de oorzaak van alle genaden, omdat hierdoor aan de gelovigen kracht uit zwakheid, eer uit smaad en het leven uit den dood geschonken wordt. Nu is ook een einde gesteld aan de verscheidenheid der vleselijke offers, en doet het ene offer van Uw Lichaam en Bloed al de verschillende offeranden in vervulling gaan, daar Gij het ware Lam Gods zijt, Dat de zonde der wereld wegneemt, (Joh. 1, 29) [[b:Joh. 1, 29]] en zo in Uzelf alle voorafbeeldingen verwezenlijkt, opdat alle volkeren één enkel rijk zouden vormen, zoals ook een enkel offer de plaats inneemt van alle slachtoffers.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
VIII.
Laten wij dan belijden, zeer geliefden, wat de zalige leraar der heidenen, de Apostel Paulus met een roemrijk woord beleden heeft: "Waarachtig is het woord en volkomen geloofwaardig, dat Christus Jezus in deze wereld gekomen is om zondaars te redden". (1 Tim. 1, 15) [b:1 Tim. 1, 15] Gods barmhartigheid immers ten aanzien van ons is ook juist daarom des te wonderbaarlijker, omdat Christus niet voor gerechtigen en niet voor heiligen, maar voor boosdoeners en goddelozen gestorven is; en omdat de natuur der Godheid niet ontvankelijk was voor den angel van den dood, nam Hij door uit ons geboren te worden toch iets aan wat Hij voor ons kon offeren. d) Want vroeger reeds bedreigde Hij onzen dood met de macht van Zijn eigen dood, toen Hij sprak door den profeet Osee: "O dood, Ik zal uw dood zijn, en Ik zal uw beet zijn, onderwereld !" (Hos. 13, 14) [b:Hos. 13, 14] Aan de wetten der onderwereld heeft Hij Zich onderworpen door te sterven, maar Hij heeft ze van hun kracht beroofd door te verrijzen, en de eindeloosheid van den dood heeft Hij zó verkort, dat Hij hem van eeuwig tot tijdelijk gemaakt heeft. Zoals immers allen in Adam sterven, zo zullen ook allen in Christus ten leven worden gewekt. (1 Kor. 15, 22) [b:1 Kor. 15, 22] Moge dan ook geschieden, zeer geliefden, wat de Apostel Paulus zegt: "Dat zij, die leven, niet meer voor zichzelf leven maar voor Hem, Die voor allen gestorven en verrezen is", (2 Kor. 5, 15) [b:2 Kor. 5, 15] en daar het oude voorbij is gegaan en alles nieuw geworden is, mag niemand achterblijven in den ouden staat van het vleselijk leven, maar moeten wij allen van dag tot dag voortgang maken en ons door de vermeerdering der vroomheid laten hernieuwen. Want hoe gerechtig iemand ook moge zijn, toch heeft hij, zolang hij in dit leven verkeert, wel iets waarin hij voortreffelijker en beter kan zijn. Wie echter niet vooruitgaat, gaat achteruit, en wie niets wint, verliest veel. Wij moeten derhalve voortijlen door de schreden van ons geloof, door werken van barmhartigheid, door de liefde- voor de gerechtigheid, opdat wij, als wij den dag onzer verlossing naar den geest vieren niet met het zuurdeeg der oude boosheid en zondigheid, maar met de ongedesemde broden van reinheid en waarheid, (1 Kor. 5, 8) [b:1 Kor. 5, 8] waardig mogen zijn om deelgenoten te worden van Christus' verrijzenis, Die met den Vader en den Heiligen Geest leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Laten wij dan belijden, zeer geliefden, wat de zalige leraar der heidenen, de Apostel Paulus met een roemrijk woord beleden heeft: "Waarachtig is het woord en volkomen geloofwaardig, dat Christus Jezus in deze wereld gekomen is om zondaars te redden". (1 Tim. 1, 15) [b:1 Tim. 1, 15] Gods barmhartigheid immers ten aanzien van ons is ook juist daarom des te wonderbaarlijker, omdat Christus niet voor gerechtigen en niet voor heiligen, maar voor boosdoeners en goddelozen gestorven is; en omdat de natuur der Godheid niet ontvankelijk was voor den angel van den dood, nam Hij door uit ons geboren te worden toch iets aan wat Hij voor ons kon offeren. d) Want vroeger reeds bedreigde Hij onzen dood met de macht van Zijn eigen dood, toen Hij sprak door den profeet Osee: "O dood, Ik zal uw dood zijn, en Ik zal uw beet zijn, onderwereld !" (Hos. 13, 14) [b:Hos. 13, 14] Aan de wetten der onderwereld heeft Hij Zich onderworpen door te sterven, maar Hij heeft ze van hun kracht beroofd door te verrijzen, en de eindeloosheid van den dood heeft Hij zó verkort, dat Hij hem van eeuwig tot tijdelijk gemaakt heeft. Zoals immers allen in Adam sterven, zo zullen ook allen in Christus ten leven worden gewekt. (1 Kor. 15, 22) [b:1 Kor. 15, 22] Moge dan ook geschieden, zeer geliefden, wat de Apostel Paulus zegt: "Dat zij, die leven, niet meer voor zichzelf leven maar voor Hem, Die voor allen gestorven en verrezen is", (2 Kor. 5, 15) [b:2 Kor. 5, 15] en daar het oude voorbij is gegaan en alles nieuw geworden is, mag niemand achterblijven in den ouden staat van het vleselijk leven, maar moeten wij allen van dag tot dag voortgang maken en ons door de vermeerdering der vroomheid laten hernieuwen. Want hoe gerechtig iemand ook moge zijn, toch heeft hij, zolang hij in dit leven verkeert, wel iets waarin hij voortreffelijker en beter kan zijn. Wie echter niet vooruitgaat, gaat achteruit, en wie niets wint, verliest veel. Wij moeten derhalve voortijlen door de schreden van ons geloof, door werken van barmhartigheid, door de liefde- voor de gerechtigheid, opdat wij, als wij den dag onzer verlossing naar den geest vieren niet met het zuurdeeg der oude boosheid en zondigheid, maar met de ongedesemde broden van reinheid en waarheid, (1 Kor. 5, 8) [b:1 Kor. 5, 8] waardig mogen zijn om deelgenoten te worden van Christus' verrijzenis, Die met den Vader en den Heiligen Geest leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.be/toondocument/8857-8e-preek-over-het-lijden-des-heren-nl