Inhoudsopgave
- Inhoud
1
I.
Aan uw verwachting, zeer geliefden, zullen wij, geholpen door den Heer gaan beantwoorden met wat wij u verschuldigd zijn, als uw gebeden verkrijgen, dat Hij ons geschikt maakt om onze beloften na te komen, Die u zo ijverig gemaakt heeft om haar op te vorderen. Toen wij namelijk kortgeleden gesproken hebben over het lijden des Heren, zijn wij gekomen tot aan de plaats van het Evangelieverhaal, waar vermeld wordt, hoe Pilatus bezweken is voor de goddeloze kreten der Joden, om Jesus te kruisigen. Toen dan alles geschied was, wat de Godheid, Wier glans door den sluier van het vlees getemperd werd, had toegestaan, is Jesus Christus, de Zoon Gods, aan het kruis gehecht, dat Hij zelf gedragen had, terwijl twee rovers samen met Hem, de een aan Zijn rechter, de ander aan Zijn linkerzijde gekruisigd werden. Zo werd zelfs in de zichtbare omstandigheden der kruisiging die scheiding tussen alle mensen tot uitdrukking gebracht, welke plaats zal hebben bij Zijn oordeel, daar het geloof van den gelovigen rover een beeld van hen was, die gered zouden worden, en de goddeloosheid van den lasteraar een voorafbeelding vormde van hen, die verloren zouden gaan. Het lijden van Christus nu bevat het mysterie van ons heil, en van het marteltuig, dat de goddeloosheid der Joden Hem bereid had tot straf, heeft de macht van den Verlosser voor ons een trap gemaakt naar de heerlijkheid. Dit lijden heeft de Heer Jesus zó volledig tot heil van alle mensen aanvaard, dat Hij, terwijl Hij door de spijkers aan het kruis gehecht was, de goedheid van den Vader gesmeekt heeft voor Zijn moordenaars en gezegd heeft: "Vader vergeef hun, want zij weten niet wat zij doen".
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
II.
De opperpriesters echter, voor wie de Verlosser om vergiffenis bad, maakten de marteling van het kruis nog bitterder door hun vinnige spot en slingerden de schichten van hun boze tongen naar Hem, aan Wien zij zich niet langer met hun handen konden vergrijpen, door te zeggen: "Anderen heeft Hij gered, Zichzelf kan Hij niet redden. Als Hij de koning van Israël is, laat Hij dan afkomen van het kruis en wij vullen in Hem geloven". Uit welke bron van dwaling. Joden, uit welk meer van afgunst hebt gij het venijn van dergelijke lasteringen gedronken? Welke leraar heeft u overgeleverd, welke leer heeft u er van overtuigd te moeten geloven, dat diegene de koning van Israël, dat diegene de Zoon Gods is, die zich ofwel niet zou laten kruisigen, ofwel zich zou bevrijden van de doorborende nagelen. Dit hebben u noch de voorafbeeldingen der Wet, noch de geheimen der paasviering, noch de uitspraken der Profeten ooit voorspeld; maar wel hebt gij naar waarheid en in overvloed datgene gelezen, wat op de afschuwelijke goddeloosheid van uw misdrijf en op het vrijwillige lijden van den Heer betrekking heeft. Hij immers spreekt door Isaias: "Mijn rug heb Ik aangeboden aan de geselroeden, Mijn wangen aan hun handpalmen, en Mijn gelaat heb Ik niet afgewend van de vernederende bespuwingen." Hij zegt door David: "Zij hebben Mij gal tot spijs gegeven en in Mijn dorst hebben zij Mij met azijn gelaafd". En verder: "Mij omringt een menigte honden, een bende van kwaadwilligen houdt Mij omsingeld. Zij hebben Mijn handen en voeten doorboord, al Mijn beenderen hebben zij geteld. Zij hebben Mij beschouwd en bezien, zij hebben Mijn klederen onder elkander verdeeld en over Mijn lijfrok hebben zij het lot geworpen". En opdat het niet den schijn zou hebben, dat alleen de reeks van uw misdaden voorzegd zou zijn, terwijl nergens de macht van den Gekruiste zou zijn aangekondigd, hebt gij beslist niet gelezen: "De Heer is afgedaald van het kruis", maar hebt gij gelezen: "De Heer heeft geregeerd vanaf het hout".
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
III.
Het kruis van Christus bevat het geheim van het waarachtige en aangekondigde altaar, waarop door een reddende offerande de opoffering van de menselijke natuur voltrokken wordt. Daar vernietigde het bloed van het onbevlekte Lam het verdrag der oude wetsverkrachting, daar werd de vijandelijke heerschappij van den duivel geheel verpletterd, en zegevierde de overwinnende nederigheid over de opstandigheid van den hoogmoed, terwijl het geloof zo snel zijn uitwerking had, dat één van de met Christus gekruisigde rovers, die in Christus als Zoon Gods geloofde, gerechtvaardigd binnentrad in het paradijs. Wie kan het geheim van zulk een genade uitleggen? Wie kan de kracht van zo'n wonderbare verandering verhalen? In een kort ogenblik wordt de schuld van langdurige misdrijven uitgedelgd; temidden van de wrede folteringen van den doodstrijd steekt hij, hoewel vastgehecht aan het kruis, over naar Christus: en aan hem, wien zijn eigen goddeloosheid de straf bereid had, schenkt de genade van Christus de kroon.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
IV.
Toen de Heer vervolgens den azijn geproefd had, welke die wijngaard had voortgebracht, die door zijn ontaarding niet meer geleek op wat de Wijngaardenier had aangeplant, en geheel veranderd was in de bitterheid van een verbasterden wijnstok, sprak Hij: "Het is volbracht", dat wil zeggen: De Schriften zijn vervuld: nu is er niets meer wat Ik nog van de razernij van het woedende volk te verwachten heb ; Ik heb niets minder geleden dan wat Ik voorzegd heb te zullen lijden. De mysteries der zwakheid zijn voleind, nu moeten de bewijzen der macht geleverd worden. Nadat Hij dan Zijn hoofd gebogen had, gaf Hij den geest en in Zijn lichaam, dot den derden dag zou worden opgewekt, liet Hij de rust van een vredigen slaap binnentreden. Toen de Bewerker van het leven zich geheel gaf aan dit geheim en de gehele wereld bij een zo diepe nederbuiging der goddelijke Majesteit in haar voegen geschokt werd, toen ieder schepsel door zijn verwarring het goddeloos misdrijf veroordeelde en de elementen zelf een klaarblijkelijk vonnis uitspraken tegen de schuldigen, welke was toen wel uw gemoedsstemming, Joden, welke was toen uw gewetenswroeging, toen nok u het oordeel van het heelal benauwde en uw goddeloosheid, wijl uw misdaad reeds voltrokken was, niet meer herroepen kon worden? Welk een ontsteltenis is er toen niet over u gekomen? Welk een foltering heeft uw hart toen niet moeten doorstaan?
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
V.
Daar Gods barmhartigheid nu, zeer geliefden, zo groot is, dat Hij Zich gewaardigd heeft om zelfs uit een dergelijk volk velen door het geloof te rechtvaardigen, en Hij ons, die eens in de diepe nacht der oude onwetendheid ronddoolden, heeft opgenomen in de gemeenschap der aartsvaders en in het erf deel van het uitverkoren geslacht, mogen wij niet traag en zonder vuur voortlopen naar het verheven doel van onze hoop, maar terwijl wij wijselijk en vol geloof bedenken uit welk een gevangenschap, uit welk een ongelukkige slavernij en door welk een losprijs wij zijn vrijgekocht, en hoe wij met krachtigen arm daaruit zijn weggevoerd, moeten wij God verheerlijken in ons lichaam, om zo door de onberispelijkheid zelf van onzen levenswandel te tonen, dat Hij in ons woont. Daar er nu in de rangorde van alle deugden niets voortreffelijkers bestaat dan liefdevolle barmhartigheid en reine kuisheid, moeten wij ons meer in het bijzonder met deze hulpmiddelen toerusten, opdat wij door de beoefening der liefde en de glans der reinheid, als op twee vleugels opgeheven, van aardse tot hemelse mensen mogen worden. Elkeen, die geholpen door Gods genade met dit verlangen vervuld wordt en zich over zijn vooruitgang niet op zichzelf maar op den Heer beroemt, viert op een juiste wijze het Paasmysterie. Zijn drempel, die met het bloed van het Lam en met het teken des kruises gemerkt is, overschrijdt de verderfengel niet. Hij vreest de Egyptische plagen niet en laat zijn vijanden achter zich omkomen in dezelfde wateren, waardoor hij zelf gered is. Laten wij dan, zeer geliefden, het wonderbaar geheim van ons heil met reine geesten en lichamen in ons ontvangen, en het Pasen des Heren, gezuiverd van alle zuurdeeg der oude boosheid, met een waardige toewijding vieren, opdat wij, nu de Heilige Geest ons geleidt, door geen bekoringen van Christus' liefde gescheiden worden, Die in Zijn bloed alles verzoenend wel teruggekeerd is binnen de verheven glorie van Zijn Vader, maar tevens de zwakheid niet verlaat van hen, die Hem dienen, Wien eer en glorie is in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://rkdocumenten.be/toondocument/8836-4e-preek-over-het-lijden-des-heren-nl