Inhoudsopgave
- Inhoud
1
I.
Onder alle werken van Gods barmhartigheid, zeer geliefden, die van den aanvang af tot heil der stervelingen verricht zijn, is er niets wonderlijker en niets verhevener dan dat Christus voor de wereld gekruisigd is. Alle mysteries der voorafgaande eeuwen immers stonden in dienst van dit geheim en welke verscheidenheid er ook door een heilige beschikking gelegen was in de vele soorten offers, in de tekenen der profeten en in de instellingen der Wet, dat alles voorspelde, dat dit verordend was, dat alles beloofde, dat dit vervuld zou worden. Want wat vroeger redding bracht, als men geloofde, dat het nog gebeuren moest, datzelfde brengt nu die redding, nu er aan alle voorafbeeldingen een einde gesteld is, als men gelooft, dat het reeds geschied is. In alles nu, zeer geliefden, wat betrekking heeft op het lijden van onzen Heer Jesus Christus, wordt dit door het katholieke geloof geleerd, wordt deze overtuiging van ons vereist, dat zich in onzen Verlosser twee naturen verenigd hebben en dat er met behoud van hun eigenschappen, tussen beide naturen een zo grote eenheid ontstaan is, dat men vanaf het moment, waarop het Woord, zoals het belang van het mensdom dat vereiste, in den schoot der zalige Maagd is vlees geworden, niet meer denken mag, dat Hij God is zonder mens te zijn, noch dat Hij mens is zonder God te zijn. Ongetwijfeld tonen beide naturen hun waarachtigheid door van elkaar verschillende handelingen, maar geen van beide zondert zich af uit haar verbondenheid met de andere. Op geen enkel punt bestaat hier een scheiding tussen beide: de gehele geringheid is in de Majesteit, de gehele Majesteit in de geringheid; de eenheid bewerkt geen vermenging en de eigenheid verbreekt de eenheid niet. De ene natuur is lijdelijk, de andere onschendbaar; en toch ondergaat Dezelfde de beschimping, Die ook de heerlijkheid bezit. Hij, Die in de zwakheid is, is ook in de kracht. Dezelfde is trefbaar door den dood en tevens overwinnaar van den dood. God heeft namelijk den gehelen mens aangenomen en Hij heeft Zich zó met hem en hem met Zichzelf, overeenkomstig Zijn barmhartigheid en Zijn macht, verenigd, dat elk van beide naturen in de andere aanwezig was en geen van beide met verlies van haar eigen wezen in de andere overging.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
II.
Maar omdat de verwezenlijking van het geheim, dat vóór alle eeuwen tot onze verlossing verordend was, niet zonder de menselijke zwakheid noch zonder de goddelijke kracht volbracht kon worden, verricht elk der beide gestalten in gemeenschap met de andere wat haar eigen is, doordat het Woord namelijk bewerkt wat eigen is aan het Woord en het vlees ten uitvoer brengt wat eigen is aan het vlees. Het ene schittert door wonderen, het andere bezwijkt onder verguizingen. Het ene houdt niet op gelijk te zijn aan de heerlijkheid van den Vader, het andere trekt zich niet terug uit de natuur van ons geslacht. En toch was zelfs het ondergaan van het lijden niet zo uitsluitend de taak van onze lijdelijke zwakheid, dat Zich de macht der Godheid hier niet in mengde. Welke bespottingen en beledigingen, welke kwellingen en mishandelingen de goddelozen in hun woede den Heer ook hebben aangedaan, zij zijn niet uit noodzaak verdragen, maar door Zijn wil aanvaard: "Want de Mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was", en Hij heeft de boosheid der vervolgers zozeer voor de verlossing van allen ten nutte gemaakt, dat zelfs Zijn moordenaars door het mysterie van Zijn dood en verrijzenis gered konden worden, als zij geloofden.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
III.
Daarom zijt gij boosaardiger en ongelukkiger dan alle anderen geweest, Judas, dien geen boetvaardigheid heeft teruggeroepen tot den Heer, maar wanhoop heeft weggesleurd naar de strop. Had gij de voltooiing van uw misdaad maar afgewacht en had gij uw verschrikkelijken zelfmoord maar uitgesteld, totdat het bloed van Christus voor alle zondaars vergoten werd. Toen zoveel wonderen, zoveel. weldaden van den Heer uw geweten kwelden, hadden die geheimen u dan tenminste maar van uw verderf weerhouden, welke gij bij het paasmaal ontvangen had, toen uw ontrouw reeds door een teken van Zijn goddelijke alwetendheid openbaar was geworden. Waarom gelooft gij niet in de goedheid van Hem, Die u niet geweerd heeft van de deelname aan Zijn Lichaam en Bloed; Die u, toen gij met een bende en een afdeling gewapenden kwaamt den vredeskus niet geweigerd heeft? Maar daar gij een onbekeerbaar mens waart, een windvlaag, die gaat en niet terugkeert, hebt gij de razernij van uw hart gevolgd, en terwijl de duivel aan uw rechterzijde stond, hebt gij de ongerechtigheid, welke gij tegen het Hoofd van alle heiligen in het geweer hebt gebracht, op uw eigen rug doen neerkomen. Want daar uw misdaad voor iedere mate van wraak te groot was, heeft uw goddeloosheid uzelf tot rechter gehad en is uw straf door uw eigen beulswerk voltrokken.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
IV.
Toen God nu de wereld in Christus met Zich verzoende en de Schepper het schepsel, dat naar het beeld van zijn Maker hervormd moest worden, zelf in Zich droeg, toen de goddelijke wonderwerken volbracht waren, die de Geest der profeten vroeger aldus voorzegd had: "Dan zullen de ogen der blinden geopend worden en zullen de oren der doven horen; dan zal de kreupele springen als een hert en de spraak der stommen zal weer duidelijk worden", sprak Jesus, omdat Hij wist dat de tijd gekomen was om Zijn roemvol lijden te voltrekken: "Mijn ziel is bedroefd tot den dood", en verder: "Vader, als het mogelijk is, laat dezen kelk dan aan mij voorbijgaan". Door deze woorden, die een zekere angst uitdrukken, genas Hij de gevoeligheid van onze zwakheid door er aan deelachtig te worden, en verdreef Hij de vrees om folteringen te verduren door hem zelf te ondergaan. In ons derhalve beefde de Heer door onzen angst, om Zich zo in onze zwakheid, die Hij aannam, te hullen en onze onstandvastigheid te bekleden met de stevigheid van Zijn kracht. In deze wereld was immers van uit den hemel de rijke en barmhartige koopman gekomen, en door een wonderharen ruil was Hij een heilzamen handel begonnen door het onze aan te nemen en het Zijne mede te delen, door eer voor beledigingen, welzijn voor pijnen, en het leven voor den dood te geven en Hij, Wien twaalfduizend legioenen engelen ten dienste stonden om Zijn vervolgers uit te roeien, wilde liever onze angst op Zich nemen dan Zijn eigen macht uit te oefenen.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
V.
Hoeveel alle gelovigen door deze staat van zwakheid ontvangen hebben, heeft de allerzaligste Apostel Petrus het eerst ondervonden; want toen de groeiende storm van de nabije wreedheid hem in verwarring gebracht had, vond hij in de handelwijze van den Heer zijn geneesmiddel en werd hij door een snelle bekering weer op het herstel van zijn kracht gericht, zodat het lidmaat, dat plotseling was gaan beven, weer terugkeerde tot de standvastigheid van zijn Hoofd. De dienaar immers kon niet groter zijn dan de Heer en de leerling niet groter dan de Meester, en hij zou de angst van zijn menselijke zwakheid dan ook niet overwonnen hebben, als de Overwinnaar van den dood niet eerst beangst was geweest. De Heer nu zag Petrus aan en temidden van de lasteringen der priesters, temidden van de leugens der getuigen, temidden van de beledigingen van hen, die Hem sloegen en bespuwden, ontmoette Hij Zijn verwarden leerling met diezelfde ogen, waarmede Hij voorzien had, dat hij in verwarring gebracht zou worden; en de blik der Waarheid drong binnen in hem, in wien een verbetering des harten bewerkt moest worden, en het was alsof daar de stem van den Heer weerklonk en zeide: "Waar gaat gij heen Petrus? Waarom trekt gij u terug in uzelf? Keer u tot Mij, vertrouw op Mij, volg Mij : van Mijn lijden is het nu de tijd ; van uw marteldood is het uur nog niet gekomen. Waarom vreest gij wat gij ook zelf overwinnen zult? Schaam u niet over de zwakheid, die Ik op Mij genomen heb. Ik heb gesidderd tengevolge van uw natuur, wees gij gerust omwille van de Mijne.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
VI.
Toen nu de ochtend was aangebroken, namen alle opperpriesters en ouderlingen des volks een beslissing tegen Jesus om Hem te doen sterven. Op dezen ochtend, Joden, is voor u het licht niet opgegaan maar ondergegaan, en voor uw ogen is de vertrouwde dag niet aangebroken, maar over uw ongelovige geesten is een nacht van zwarte blindheid gevallen. Deze ochtend heeft uw tempel en altaren omvergeworpen, uw Wet en Profeten weggenomen, uw koningsschap en priesterschap geroofd, al uw feesten in eeuwigen rouw doen verkeren. Een waanzinnig en wreed besluit hebt gij immers genomen, gij vette stieren, menigte runderen, woedende beesten, razende honden, om namelijk den Bewerker van het leven en den Heer der glorie aan den dood over te leveren; en alsof de onmetelijkheid van uw razernij er door verminderd zou worden, als gij u bedienen zoudt van het vonnis van hem, die aan het hoofd van uw provincie stond, hebt gij Jesus geboeid naar het gerecht van Pilatus gevoerd om daar, na door uw boosaardig geschreeuw den besluitelozen rechter overwonnen te hebben, een moordenaar voor begenadiging te verkiezen, en voor den Redder der wereld de doodstraf te eisen. Na deze veroordeling van Christus, welke meer door de lafhartigheid dan door een gezagsdaad van den landvoogd Pilatus tot stand was gekomen, omdat deze met gewassen handen maar onreinen mond, met diezelfde lippen Jesus naar het kruis verwees, waarmede hij Hem eerst onschuldig verklaard had, heeft de willekeur van het volk, dat zijn priesters naar de ogen zag, den Heer met veel bespottingen overladen, en is de razende menigte te keer gegaan tegen de zachtmoedigheid van Hem, Die dit alles vrijwillig verdroeg. Maar omdat het te veel zou zijn, zeer geliefden, om alles in de preek van vandaag te doorlopen, stellen wij de rest uit tot woensdag, wanneer de lezing van het lijden des Heren herhaald zal worden. De Heer zal ongetwijfeld op uw gebed verlenen, dat wij door Zijn gave mogen nakomen wat wij beloven;
door onzen Heer Jesus Christus, Die leeft en heerst in de eeuwen Ier eeuwen. Amen.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://rkdocumenten.be/toondocument/8835-3e-preek-over-het-lijden-des-heren-nl