7e Preek over de Veertigdagentijd (Preek XLV)
x
Informatie over dit document
7e Preek over de Veertigdagentijd (Preek XLV)
Paus Leo I de Grote
10 februari 452
Pauselijke geschriften - Homilieën
2001, Kerkvaderteksten met commentaar, nr. 11, uitg. Benedictinessen van Bonheiden
Datering: A. Chavasse, Corpus Christianorum
Vertaald uit het Latijn
Bijbelcitaten vertaald vanuit de vulgaat
Notenapparaat en alinea-indeling aangevuld naar de vertaling van Jane Patricia Freeland c.s.j.b. en Agnes Josephine Conway, s.s.j., "The Fathers of the Church, a new translatiion, Volume 93", 1996, The Catholic University of America Press, Washington D.C.
Alineanummering: redactie
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Vertaald uit het Latijn
Bijbelcitaten vertaald vanuit de vulgaat
Notenapparaat en alinea-indeling aangevuld naar de vertaling van Jane Patricia Freeland c.s.j.b. en Agnes Josephine Conway, s.s.j., "The Fathers of the Church, a new translatiion, Volume 93", 1996, The Catholic University of America Press, Washington D.C.
Alineanummering: redactie
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
2001
p. F. Vromen O.S.B.
22 februari 2023
8830
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
I
De kracht en de wijsheid van het christelijk geloof, zeergeliefden, is de liefde tot God en de liefde tot de naaste. Men schiet dan ook in geen van zijn verplichtingen te kort, wanneer men zich beijvert zijn Heer te dienen en zijn medeknecht hulp te bieden. Deze beide vormen van liefde, die onafscheidelijk één zijn, moeten ongetwijfeld op ieder moment beoefend worden en tot ontwikkeling worden gebracht; maar in deze dagen moeten ze door een nog rijker groei tot wasdom komen. Want de veertigdaagse vasten, die aan het paasfeest voorafgaat, moet het inwendig oor van ons hart zo beroeren, als gold het de stem van Johannes de Doper zelf die met de woorden van de profeet Jesaja sprak: Bereid de weg van de Heer, maak zijn paden recht (Jes. 40, 3; Mt. 3, 3; Lc. 3, 4) [b:Jes. 40, 3; Mt. 3, 3; Lc. 3, 4].
De kracht en de wijsheid van het christelijk geloof, zeergeliefden, is de liefde tot God en de liefde tot de naaste. Men schiet dan ook in geen van zijn verplichtingen te kort, wanneer men zich beijvert zijn Heer te dienen en zijn medeknecht hulp te bieden. Deze beide vormen van liefde, die onafscheidelijk één zijn, moeten ongetwijfeld op ieder moment beoefend worden en tot ontwikkeling worden gebracht; maar in deze dagen moeten ze door een nog rijker groei tot wasdom komen. Want de veertigdaagse vasten, die aan het paasfeest voorafgaat, moet het inwendig oor van ons hart zo beroeren, als gold het de stem van Johannes de Doper zelf die met de woorden van de profeet Jesaja sprak: Bereid de weg van de Heer, maak zijn paden recht (Jes. 40, 3; Mt. 3, 3; Lc. 3, 4) [b:Jes. 40, 3; Mt. 3, 3; Lc. 3, 4].
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Wij denken hierbij misschien het eerst aan dat gedeelte van het volk, dat de strijd volgens het Evangelie reeds lang begonnen is en zonder aflaten door de wedloop in de geestelijke renbaan naar de overwinning streeft; of aan hen die zich bewust zijn van zonden, die hun de dood brengen, 56 en die zich haasten door middel van de verzoening weer vergiffenis te verkrijgen. Ofwel aan die anderen, die door het doopsel van de Heilige Geest gaan herboren worden en de oude Adam willen uittrekken om zich te bekleden met de nieuwheid van Christus. Tot hen allen wordt op een aangepaste wijze gezegd: Bereid de weg van de Heer, maak zijn paden recht. (Lc. 3, 4) [b:Lc. 3, 4]. (Jes. 40, 3) [[b:Jes. 40, 3]]
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Welke nu die wegen en paden van de Heer zijn, vernemen wij uit de prediking van diezelfde heraut. Toen hij de werkingen en gaven van Gods genade in het vooruitzicht stelde, sprak hij over de vrucht, die van die komende veranderingen te verwachten is door er een uitspraak van de profeet aan toe te voegen: "Ieder dal zal gevuld en iedere berg en heuvel zal geslecht worden; kronkelpaden zullen recht en hobbelige wegen zullen geëffend worden" (Lc. 3, 5) [b:Lc. 3, 5]. (Jes. 40, 4) [[b:Jes. 40, 4]] Het dal nu duidt op de zachtmoedigheid van de nederigen, berg en heuvel op de zelfverheffing van de hoogmoedigen. Maar omdat naar het woord van de waarheid "wie zich verheft, vernederd en wie zich vernedert verheven zal worden" (Lc. 14, 11) [b:Lc. 14, 11], is dus terecht aan de dalen hun vulling en aan de bergen hun slechting aangezegd, zodat in het geëffende geen struikelblok en in het rechtgetrokkene geen kronkels meer gevonden worden. Want "ofschoon de weg, die ten leven voert, smal is en steil" (Mt. 7, 14) [b:Mt. 7, 14], is hij toch niet moeilijk te begaan voor hem, die door waarheid en vroomheid gesterkt wordt. En het genot van het voortgang maken zal hem niet ontbreken, wiens gang vastheid krijgt door de rotsgrond van de deugden en niet wankelt in het rulle zand van de ondeugden.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
II
Maar laten wij, om vollediger te weten langs welke wegen wij moeten proberen Gods beloften te bereiken, nu eens luisteren naar wat de profeet David ons leert. Hij zegt: "Alle wegen van de Heer zijn barmhartigheid en waarheid" (Ps. 25, 10) [b:Ps. 25, 10]. De norm voor de wijze van leven van de gelovigen is afgeleid van het voorbeeld, dat in Gods eigen werken gelegen is: want terecht eist God te worden nagevolgd door hen, die Hij "naar zijn beeld en gelijkenis" (Ef. 5, 1) [[b:Ef. 5, 1]] (Gen. 1, 26) [[b:Gen. 1, 26]] geschapen heeft. De waardigheid van deze roemvolle gelijkenis zal vanzelfsprekend alleen dan ons deel zijn, als in ons zowel de barmhartigheid als de waarheid worden aangetroffen.
Maar laten wij, om vollediger te weten langs welke wegen wij moeten proberen Gods beloften te bereiken, nu eens luisteren naar wat de profeet David ons leert. Hij zegt: "Alle wegen van de Heer zijn barmhartigheid en waarheid" (Ps. 25, 10) [b:Ps. 25, 10]. De norm voor de wijze van leven van de gelovigen is afgeleid van het voorbeeld, dat in Gods eigen werken gelegen is: want terecht eist God te worden nagevolgd door hen, die Hij "naar zijn beeld en gelijkenis" (Ef. 5, 1) [[b:Ef. 5, 1]] (Gen. 1, 26) [[b:Gen. 1, 26]] geschapen heeft. De waardigheid van deze roemvolle gelijkenis zal vanzelfsprekend alleen dan ons deel zijn, als in ons zowel de barmhartigheid als de waarheid worden aangetroffen.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Langs die beide immers is onze Verlosser tot hen gekomen die verlost moesten worden. Langs die beide moeten ook de verlosten naderen tot Hem die hen verlost, zodat Gods barmhartigheid ons barmhartig maakt en zijn waarheid ons waarachtig doet zijn. Zoals een rechtschapen geest dan ook de weg van de waarheid bewandelt, zo bewandelt een milde geest de weg van de barmhartigheid. Toch zijn deze wegen nooit in die zin van elkaar gescheiden, dat men elk van die deugden afzonderlijk langs verschillende paden zou kunnen bereiken, zodat het iets anders zou zijn te groeien in barmhartigheid dan voortgang te maken in waarachtigheid. Nee, een vijand van de waarheid is niet barmhartig en een liefdeloze mens is niet ontvankelijk voor gerechtigheid.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Wie niet verrijkt wordt door beide deugden, bezit geen van beide. De liefde is de kracht van het geloof, het geloof de sterkte van de liefde. En eerst dan is beider naam en beider vrucht waarachtig, wanneer de vereniging van beide onverbrekelijk blijft. Want waar ze niet samen aanwezig zijn, zijn ze samen afwezig. Omdat zij elkaar tot hulp en tot licht zijn, totdat het hunkeren van het geloof vervuld wordt door het loon van de aanschouwing en men zonder dat men nog voor verandering beducht hoeft te zijn, ziet en bemint wat men nu zonder het geloof niet liefheeft en ook zonder de liefde niet gelooft. Omdat de Apostel ons dan ook zegt, "dat in Christus Jezus besnijdenis noch onbesnedenheid van enige waarde is, maar alleen het geloof, dat zich uit in de liefde" (Gal. 5, 6) [b:Gal. 5, 6], moeten wij ons tegelijkertijd en zonder ze te scheiden zowel op de liefde toeleggen als op het geloof. Dat is iets als een krachtige vlucht op twee vleugels, waardoor de ziel die zuiver is omhoogwiekt om God te mogen aanschouwen, zonder zich terneer te laten drukken door de last van de vleselijke zorgen. Want dezelfde die zegt: "Zonder het geloof is het onmogelijk aan God te behagen" (Heb. 11, 6) [b:Heb. 11, 6], die zegt eveneens: "Als ik het volle geloof bezit, zodat ik bergen verzet, maar de liefde niet heb, ben ik niets" (1 Kor. 13, 2) [b:1 Kor. 13, 2].
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Om de goddelijke Paasgeheimen dan ook op waardige wijze te ontvangen, moeten wij ons met nog meer ijver toeleggen op deze twee deugden, waarin de leer van alle geboden haar knooppunt vindt en waardoor iedere gelovige zelf tot een offer wordt en tot een tempel voor God. Laat het geloof volhouden "met hopen" op wat het gelooft (Hebr. 11, 1) [[b:Hebr. 11, 1]]; de liefde volhouden met naar de gunst te dingen van wat zij liefheeft: beide zijn daden van wie liefheeft, beide daden van wie gelooft. En laten wij ons met Hem, aan wie wij ons onderwerpen door ons verstand voor Hem te buigen, verenigen door zijn liefde na te volgen. Het is een woord van God: "Wees heilig, omdat Ik heilig ben" (Lev. 11, 44) [b:Lev. 11, 44]. En het is een woord van de Heer: Wees barmhartig, zoals ook uw Vader barmhartig is (Lc. 6, 36) [b:Lc. 6, 36].
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
III
Om tenslotte iedere twijfel weg te nemen of wel aan God gegeven wordt, wat we aan een arme geven, moeten we eens goed luisteren, welk een ruilhandel zij bedrijven, die aalmoezen uitdelen. Uit de mond van de Heer zelf vernemen wij, welke de aard van zijn komend oordeel zal zijn, als Hij tot wie aan zijn rechterhand geplaatst zijn zegt: "Kom gezegenden van mijn Vader, neem bezit van het rijk dat van de grondvesting der wereld af voor u bereid is. Want Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven. Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen. Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed; ziek, en gij hebt Mij bezocht. Ik was in de kerker en gij zijt naar Mij toe gekomen" (Mt. 25, 34-36) [b:Mt. 25, 34-36]. Als de rechtvaardigen dan vragen, wanneer en hoe zij dit voor Hem hebben kunnen doen, zal de Koning antwoorden en tot hen zeggen: "Voorwaar, voorwaar Ik zeg u: zo vaak gij dit voor een van de geringsten van mijn broeders gedaan hebt, hebt gij het voor Mij gedaan" (Mt. 25, 40) [b:Mt. 25, 40].
Om tenslotte iedere twijfel weg te nemen of wel aan God gegeven wordt, wat we aan een arme geven, moeten we eens goed luisteren, welk een ruilhandel zij bedrijven, die aalmoezen uitdelen. Uit de mond van de Heer zelf vernemen wij, welke de aard van zijn komend oordeel zal zijn, als Hij tot wie aan zijn rechterhand geplaatst zijn zegt: "Kom gezegenden van mijn Vader, neem bezit van het rijk dat van de grondvesting der wereld af voor u bereid is. Want Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven. Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen. Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed; ziek, en gij hebt Mij bezocht. Ik was in de kerker en gij zijt naar Mij toe gekomen" (Mt. 25, 34-36) [b:Mt. 25, 34-36]. Als de rechtvaardigen dan vragen, wanneer en hoe zij dit voor Hem hebben kunnen doen, zal de Koning antwoorden en tot hen zeggen: "Voorwaar, voorwaar Ik zeg u: zo vaak gij dit voor een van de geringsten van mijn broeders gedaan hebt, hebt gij het voor Mij gedaan" (Mt. 25, 40) [b:Mt. 25, 40].
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Wat draagt rijker vruchten dan dit werk? Wat maakt gelukkiger dan deze menslievendheid, die men haar lof zelfs niet zou mogen onthouden, als ze enkel omwille van de gemeenschap van natuur door een mens aan een hulpbehoevende mens bewezen werd? Maar omdat wat niet uit de bron van het geloof voortkomt, de eeuwige beloning niet bereikt, is de hoedanigheid van de hemelse werken een andere dan die van de aardse werken. De welwillendheid van de wereld vindt haar einddoel in hen die zij te hulp komt; de christelijke naastenliefde daarentegen dringt door tot haar Bewerker. Wij worden weldadig genoemd ten aanzien van Hem, die - naar we belijden - "in ons werkt" (1 Kor. 12, 6; Ef. 3, 20; Fil. 2, 13) [[b:1 Kor. 12, 6; Ef. 3, 20; Fil. 2, 13]] volgens het woord van de Heer: "Uw licht moet zo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken, die in de hemel is" (Mt. 5, 16) [b:Mt. 5, 16].
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
IV
Verheug u daarom, u die gelooft, en laat, nu u erkent, dat "uw roem" gelegen is in de roem van Hem die in u werkt (1 Kor. 1, 31; 2 Kor. 10, 17) [[b:1 Kor. 1, 31; 2 Kor. 10, 17]], uw vurigheid ontvlammen door dit Paasfeest. Want het is uw plicht om bereid te zijn mede te lijden met Hem, die voor allen geleden heeft, omdat het vrome leven van de heiligen nooit te scheiden is van Christus' kruis, zolang het "de begeerten van het vlees" (Ps. 119, 120) [[b:Ps. 119, 120]] doorboort met de nagelen van de zelfbeheersing en de lichamelijke begeerten doodt door de kracht van de Geest, die in hen woont.
Verheug u daarom, u die gelooft, en laat, nu u erkent, dat "uw roem" gelegen is in de roem van Hem die in u werkt (1 Kor. 1, 31; 2 Kor. 10, 17) [[b:1 Kor. 1, 31; 2 Kor. 10, 17]], uw vurigheid ontvlammen door dit Paasfeest. Want het is uw plicht om bereid te zijn mede te lijden met Hem, die voor allen geleden heeft, omdat het vrome leven van de heiligen nooit te scheiden is van Christus' kruis, zolang het "de begeerten van het vlees" (Ps. 119, 120) [[b:Ps. 119, 120]] doorboort met de nagelen van de zelfbeheersing en de lichamelijke begeerten doodt door de kracht van de Geest, die in hen woont.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Moeilijk zal men iemand kunnen vinden die niets in zich draagt wat uitgeroeid moet worden. Opvliegendheid moet worden onderdrukt, hoogmoed moet worden gedood, wellust moet vernietigd worden en ook de wortel van de hebzucht moet men steeds grondiger bestrijden. Zo zal men erin slagen, "alle slechte daden in de kiem te smoren" (1 Tim. 6, 10) [[b:1 Tim. 6, 10]] door ze ieder voedsel te ontzeggen. Hoewel men de ziel voortdurend zo zorgvol moet veredelen en het lichaam onderworpen moet houden aan het redelijk gezag van de geest, omdat het de mindere in rang is, moet men nu in deze dagen het lichaam toch bijzonder beteugelen door zelfbeheersing en met alles kappen wat onze hogere verlangens in de weg staat. Want terwijl die beide componenten van ons menszijn door eigen aangepaste zuiveringen op het Pasen van de Heer worden voorbereid, wordt een gewoonte gevoed, die te allen tijde van nut zal zijn.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Hardvochtige machtsuitoefening tegenover ondergeschikten moet men matigen en een einde maken aan het wreken van aangedaan kwaad. En mogen zij, die zich aan misdaden hebben schuldig gemaakt, de vreugde smaken deze dagen te hebben bereikt, waarop onder het gezag van heilige en milde vorsten zelfs gratie wordt verleend van strenge publieke straffen. Aan alle haat moet nu een einde worden gemaakt, veten moeten nu verdwijnen, gevoelens van vrede en welwillendheid moeten groeien en wie zich besmeurd heeft door kwaadaardigheid moet nu trachten zich te reinigen door voorkomend te zijn. Want zoals Gods oordeel schrikwekkend zal zijn voor de hardvochtigen, zo zal het genadig zijn voor de barmhartigen. Nadat die aan zijn linkerhand omwille van hun onmenslievendheid in het vuur van de hel geworpen zijn, zullen zij die aan de rechterzijde staan en geprezen zijn om hun barmhartige liefdewerken, opgenomen worden in de eeuwige zaligheid van het Rijk der hemelen. Door onze Heer Jezus Christus, die met de Vader en de Heilige Geest leeft en heerst in eeuwigheid. Amen.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.be/toondocument/8830-7e-preek-over-de-veertigdagentijd-preek-xlv-nl