De liefde
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
De liefde
Paus Johannes Paulus II
27 september 1978
Pauselijke geschriften - Audiënties
1978, Priorij Nazaret, Tegelen
27 september 1978
26 maart 2015
1731
nl
Referenties naar dit document: 1
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
"Mijn God,Dit is een heel bekend gebed, de oefening van liefde, en het staat vól met bijbelse uitdrukkingen.Ik heb het van mijn moeder geleerd en bid het ook nu nog meermaals per dag. Ik zal proberen het woord voor woord voor u uit te leggen, net zoals een parochie-catecheet dat zou doen.
ik bemin U met geheel mijn hart,
en boven alles,
omdat U oneindig goed en
ons eeuwig geluk bent.
Uit liefde tot U
bemin ik mijn naaste als mijzelf en
vergeef ik de beledigingen
die mij zijn aangedaan.
O Heer, maak dat ik U steeds méér bemin".
Daarmee zijn we gekomen aan de derde "toorts op de weg van een heilige levenswandel" - zoals Paus Johannes dat noemde -: de liefde.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
1
Ik bemin U
Tijdens de filosofie-les zei de leraar een keer tegen mij: 'Ken jij de klokkentoren van de San Marco? Ja? Dan houdt dat in dat die klokkentoren om zo te zeggen in jouw geest is binnengegaan. Fysiek gesproken is hij natuurlijk blijven staan waar hij stond, maar in je binnenste heeft hij als het ware een verstandelijke afbeelding ingedrukt. Maar houd je ook van de klokkentoren? Dat betekent dan veeleer dat die geestelijke indruk je er van binnenuit toe aanzet en je er toe doet neigen, dat die je als het ware draagt en je met je hart doet uitgaan naar de klokkentoren die buiten staat.'
Met andere woorden: beminnen wil zeggen er met je hart op uittrekken en naar het voorwerp van je liefde snellen. De Navolging van Christus [1063] zegt: wie bemint' currit, volat, laetatur', 'snelt, vliegt en is blij' 1, boek III, h. 5, n. 4 [[1063]]. Van God houden wil dus zoveel zeggen als met je hart op reis gaan naar God.
Als jongen ging ik helemaal op in de reisverhalen van Jules Verne: 'Twintig duizend mijlen onder zee' - 'Reis naar de maan' - 'Reis om de wereld in tachtig dagen' enzovoort. Maar de reizen van de liefde naar God zijn nog veel boeiender! Die kun je lezen in de levens van de heiligen.
De heilige Vincentius a Paolo bijvoorbeeld, van wie we vandaag het feest vieren, is zo'n geweldenaar wat de liefde betreft. Hij heeft van God gehouden nog veel meer dan iemand van zijn vader en moeder kan houden. Zelf is hij een vader geworden, voor de gevangenen, voor de zieken, voor de wezen en voor de armen. Of bijvoorbeeld een heilige Petrus Claver, die zich helemaal aan God had toegewijd en die zijn brieven ondertekende met: 'Pedro, slaaf van de negers voor altijd'.
Zo'n reis (waarbij je er met je hart op uittrekt naar God) brengt overigens ook offers met zich mee. Maar die moeten ons niet doen stoppen.Jezus is aan het kruis: als je Hem wilt omhelzen dan kan dat alleen maar door het kruis te omhelzen en door je te laten verwonden door een doorn van de kroon die op het hoofd van onze Heer rust. Annency, Bd. XXI, blz. 153 [[3391]]
Je moet niet zo'n figuur slaan als die goede heilige Petrus, die wel dapper 'leve Jezus' stond te roepen op de berg Tabor, waar de blijdschap was, maar die op de berg Calvarië, waar het riskant was en waar pijn geleden werd, zich zelfs niet aan Jezus' zijde liet zien. Annency, Bd. XV, blz. 140 [[3391]]
De liefde voor God is tenslotte ook een tocht vol mysterie. Want als God niet Zelf het initiatief neemt, dan ga ik niet naar Hem op weg. 'Niemand', heeft Jezus ooit gezegd, 'kan tot Mij komen als de Vader hem niet trekt' (Joh. 6, 44) [b:Joh. 6, 44]. 'En de menselijke vrijheid dan?', vroeg de heilige Augustinus zich af. Maar God, die deze vrijheid gewild heeft en haar bovendien gevormd heeft, Hij weet haar te respecteren, terwijl Hij toch tegelijkertijd de harten naar dat punt weet te brengen dat Hij op het oog heeft. Augustinus zegt: Parum est voluntate, etiam voluptare traheris, 'Het is U niet genoeg, dat U ons door de wil trekt, U trekt ons ook aan door middel van wat wij fijn vinden'. Met andere woorden: God trekt je niet alleen op zo'n manier dat je het zelf bent die het wilt, maar zelfs zo dat je er ook smaak in hebt door God getrokken te worden.
Tijdens de filosofie-les zei de leraar een keer tegen mij: 'Ken jij de klokkentoren van de San Marco? Ja? Dan houdt dat in dat die klokkentoren om zo te zeggen in jouw geest is binnengegaan. Fysiek gesproken is hij natuurlijk blijven staan waar hij stond, maar in je binnenste heeft hij als het ware een verstandelijke afbeelding ingedrukt. Maar houd je ook van de klokkentoren? Dat betekent dan veeleer dat die geestelijke indruk je er van binnenuit toe aanzet en je er toe doet neigen, dat die je als het ware draagt en je met je hart doet uitgaan naar de klokkentoren die buiten staat.'
Met andere woorden: beminnen wil zeggen er met je hart op uittrekken en naar het voorwerp van je liefde snellen. De Navolging van Christus [1063] zegt: wie bemint' currit, volat, laetatur', 'snelt, vliegt en is blij' 1, boek III, h. 5, n. 4 [[1063]]. Van God houden wil dus zoveel zeggen als met je hart op reis gaan naar God.
Als jongen ging ik helemaal op in de reisverhalen van Jules Verne: 'Twintig duizend mijlen onder zee' - 'Reis naar de maan' - 'Reis om de wereld in tachtig dagen' enzovoort. Maar de reizen van de liefde naar God zijn nog veel boeiender! Die kun je lezen in de levens van de heiligen.
De heilige Vincentius a Paolo bijvoorbeeld, van wie we vandaag het feest vieren, is zo'n geweldenaar wat de liefde betreft. Hij heeft van God gehouden nog veel meer dan iemand van zijn vader en moeder kan houden. Zelf is hij een vader geworden, voor de gevangenen, voor de zieken, voor de wezen en voor de armen. Of bijvoorbeeld een heilige Petrus Claver, die zich helemaal aan God had toegewijd en die zijn brieven ondertekende met: 'Pedro, slaaf van de negers voor altijd'.
Zo'n reis (waarbij je er met je hart op uittrekt naar God) brengt overigens ook offers met zich mee. Maar die moeten ons niet doen stoppen.Jezus is aan het kruis: als je Hem wilt omhelzen dan kan dat alleen maar door het kruis te omhelzen en door je te laten verwonden door een doorn van de kroon die op het hoofd van onze Heer rust. Annency, Bd. XXI, blz. 153 [[3391]]
Je moet niet zo'n figuur slaan als die goede heilige Petrus, die wel dapper 'leve Jezus' stond te roepen op de berg Tabor, waar de blijdschap was, maar die op de berg Calvarië, waar het riskant was en waar pijn geleden werd, zich zelfs niet aan Jezus' zijde liet zien. Annency, Bd. XV, blz. 140 [[3391]]
De liefde voor God is tenslotte ook een tocht vol mysterie. Want als God niet Zelf het initiatief neemt, dan ga ik niet naar Hem op weg. 'Niemand', heeft Jezus ooit gezegd, 'kan tot Mij komen als de Vader hem niet trekt' (Joh. 6, 44) [b:Joh. 6, 44]. 'En de menselijke vrijheid dan?', vroeg de heilige Augustinus zich af. Maar God, die deze vrijheid gewild heeft en haar bovendien gevormd heeft, Hij weet haar te respecteren, terwijl Hij toch tegelijkertijd de harten naar dat punt weet te brengen dat Hij op het oog heeft. Augustinus zegt: Parum est voluntate, etiam voluptare traheris, 'Het is U niet genoeg, dat U ons door de wil trekt, U trekt ons ook aan door middel van wat wij fijn vinden'. Met andere woorden: God trekt je niet alleen op zo'n manier dat je het zelf bent die het wilt, maar zelfs zo dat je er ook smaak in hebt door God getrokken te worden.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Met geheel mijn hart
Hier zou ik alleen maar het adjectief' geheel en al', 'totaal', willen onderstrepen. In de politiek mag dan het 'totalitarisme' iets heel lelijks zijn, bij je dienst aan God staat je dit' alomvattende', dit 'totalitarisme' waardoor het heel je leven raakt, juist heel goed. Er staat immers geschreven:
'Je zult de Heer je God beminnen met heel je hart, met heel je ziel en met al je krachten. Deze geboden die ik je vandaag geef, moeten je in het hart gegrift staan; je moet ze steeds opnieuw aan je kinderen voorhouden, erover spreken als je thuis zit, als je onderweg bent, als je gaat slapen en als je opstaat. Je moet ze als een teken op je hand binden, en ze zullen je als een hanger tussen de ogen zijn; je moet ze in de deurposten van je huis ingriffen, evenals op de poorten van je stad.' (Deut. 6, 5-9) [b:Deut. 6, 5-9].
Dit herhaalde woordje 'heel' - met 'heel' je hart, met 'heel' je ziel, en met 'al' je krachten - dat met zoveel nadruk op de praktijk van het leven wordt toegepast, mag met recht het vaandel genoemd worden van het christelijke 'maximalisme', het christelijke 'alles of niets'. Met recht, want God is te groot, wij zijn Hem te veel verschuldigd dan dat wij Hem als een arme Lazarus enkel maar wat kruimels zouden mogen toewerpen van onze tijd en van ons hart, Hij is immers' oneindig goed' en zal' ons eeuwig geluk' zijn? Het geld, de genoegens, het geluk van deze wereld zijn in vergelijking met Hem nauwelijks een stukje welzijn te noemen en verschaffen hooguit enkele vluchtige ogenblikken van geluk. Het zou gewoon onwijs zijn om zoveel van onszelf in deze dingen te investeren, en maar weinig van onszelf aan Jezus te geven.
Hier zou ik alleen maar het adjectief' geheel en al', 'totaal', willen onderstrepen. In de politiek mag dan het 'totalitarisme' iets heel lelijks zijn, bij je dienst aan God staat je dit' alomvattende', dit 'totalitarisme' waardoor het heel je leven raakt, juist heel goed. Er staat immers geschreven:
'Je zult de Heer je God beminnen met heel je hart, met heel je ziel en met al je krachten. Deze geboden die ik je vandaag geef, moeten je in het hart gegrift staan; je moet ze steeds opnieuw aan je kinderen voorhouden, erover spreken als je thuis zit, als je onderweg bent, als je gaat slapen en als je opstaat. Je moet ze als een teken op je hand binden, en ze zullen je als een hanger tussen de ogen zijn; je moet ze in de deurposten van je huis ingriffen, evenals op de poorten van je stad.' (Deut. 6, 5-9) [b:Deut. 6, 5-9].
Dit herhaalde woordje 'heel' - met 'heel' je hart, met 'heel' je ziel, en met 'al' je krachten - dat met zoveel nadruk op de praktijk van het leven wordt toegepast, mag met recht het vaandel genoemd worden van het christelijke 'maximalisme', het christelijke 'alles of niets'. Met recht, want God is te groot, wij zijn Hem te veel verschuldigd dan dat wij Hem als een arme Lazarus enkel maar wat kruimels zouden mogen toewerpen van onze tijd en van ons hart, Hij is immers' oneindig goed' en zal' ons eeuwig geluk' zijn? Het geld, de genoegens, het geluk van deze wereld zijn in vergelijking met Hem nauwelijks een stukje welzijn te noemen en verschaffen hooguit enkele vluchtige ogenblikken van geluk. Het zou gewoon onwijs zijn om zoveel van onszelf in deze dingen te investeren, en maar weinig van onszelf aan Jezus te geven.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Boven alles
Met dit woord komen we aan een directe confrontatie tussen God en de mens, tussen God en de wereld. Het zou niet juist zijn te zeggen: 'Het is óf God, óf de mens.' Wij moeten zowel van God als van de mens houden. Maar van deze laatste nooit méér dan van God, of tegen God in of ten koste van God. Met andere woorden: de liefde voor God weegt dus wel degelijk het zwaarste, maar is nooit exclusief, dat wil zeggen: sluit de liefde voor de mensen nooit uit.
De bijbel verklaart Jakob heilig (Dan. 3, 35) [b:Dan. 3, 35]; zij zegt van hem dat hij door God bemind werd (Mal. 1, 2; Rom. 9, 13) [b:Mal. 1, 2; Rom. 9, 13]. Toch beschrijft ze Jakob terwijl hij zich zeven jaar lang door arbeid afmat om zich Rachel als vrouw te verwerven: 'en het leken hem maar een paar dagen àl de jaren, zó groot was zijn liefde voor Rachel'. (b:Gen. 20, 20)
De heilige Franciscus van Sales geeft bij deze woorden een klein commentaar: Jakob - zo schrijft hij houdt van Rachel met al zijn krachten, en met al zijn krachten houdt hij van God. Maar ook al is dat zo, toch houdt hij van Rachel niet op dezelfde manier als hij van God houdt, en van God houdt hij niet zoals hij van Rachel houdt. Hij houdt van God als van zijn God, dat wil zeggen: boven alles en méér dan van zichzelf; van Rachel daarentegen houdt hij als van zijn vrouw, dat wil zeggen: hij houdt van haar boven alle andere vrouwen en bemint haar als zichzelf. Hij houdt van God met een liefde die absoluut en onaantastbaar het hoogste staat; en hij houdt van Rachel met de hoogste vorm van de onderlinge liefde, die van het huwelijk. En de ene liefde strijdt niet met de andere, want de liefde voor Rachel doet geen afbreuk aan de hoogste voorrang die de liefde voor God krijgt.' Bd. V, blz. 175 [[3391]]
Met dit woord komen we aan een directe confrontatie tussen God en de mens, tussen God en de wereld. Het zou niet juist zijn te zeggen: 'Het is óf God, óf de mens.' Wij moeten zowel van God als van de mens houden. Maar van deze laatste nooit méér dan van God, of tegen God in of ten koste van God. Met andere woorden: de liefde voor God weegt dus wel degelijk het zwaarste, maar is nooit exclusief, dat wil zeggen: sluit de liefde voor de mensen nooit uit.
De bijbel verklaart Jakob heilig (Dan. 3, 35) [b:Dan. 3, 35]; zij zegt van hem dat hij door God bemind werd (Mal. 1, 2; Rom. 9, 13) [b:Mal. 1, 2; Rom. 9, 13]. Toch beschrijft ze Jakob terwijl hij zich zeven jaar lang door arbeid afmat om zich Rachel als vrouw te verwerven: 'en het leken hem maar een paar dagen àl de jaren, zó groot was zijn liefde voor Rachel'. (b:Gen. 20, 20)
De heilige Franciscus van Sales geeft bij deze woorden een klein commentaar: Jakob - zo schrijft hij houdt van Rachel met al zijn krachten, en met al zijn krachten houdt hij van God. Maar ook al is dat zo, toch houdt hij van Rachel niet op dezelfde manier als hij van God houdt, en van God houdt hij niet zoals hij van Rachel houdt. Hij houdt van God als van zijn God, dat wil zeggen: boven alles en méér dan van zichzelf; van Rachel daarentegen houdt hij als van zijn vrouw, dat wil zeggen: hij houdt van haar boven alle andere vrouwen en bemint haar als zichzelf. Hij houdt van God met een liefde die absoluut en onaantastbaar het hoogste staat; en hij houdt van Rachel met de hoogste vorm van de onderlinge liefde, die van het huwelijk. En de ene liefde strijdt niet met de andere, want de liefde voor Rachel doet geen afbreuk aan de hoogste voorrang die de liefde voor God krijgt.' Bd. V, blz. 175 [[3391]]
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Uit liefde tot U bemin ik mijn naaste
Dit woord van het gebed plaatst ons voor twee liefdes die als het ware een tweeling zijn en onafscheidelijk.
Nu zijn er mensen die wij gemakkelijk beminnen. Maar er zijn anderen, bij wie dat moeilijk is: we vinden ze niet sympathiek, ze hebben ons gegriefd of ze hebben ons kwaad gedaan. Alleen als ik echt van God houd, zodat het menens is, alleen dan zal het me lukken ook van zulke mensen te houden, omdat het kinderen van God zijn, en omdat Hij het me vraagt.
Jezus heeft ook aangegeven hoe je van je naaste moet houden: namelijk niet alleen met het gevoel, maar vooral met daden. Dit is de manier, zei Hij: Ik zal je vragen: 'Heb je Mij te eten gegeven toen Ik honger had, in de persoon van de minste van mijn broeders? Heb je mij bezocht toen ik ziek was?' (Mt. 25, 34 vv) [[b:Mt. 25, 34 vv]]
De catechismus vertaalt deze en andere woorden van de bijbel in het dubbele 'rijtje' van de zeven lichamelijke vgl: Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk [[[663|632]]] en de zeven geestelijke werken van barmhartigheid vgl: Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk [[[663|633]]]. Het lijstje is echter onvolledig, en het zou nodig zijn om het bij de tijd te brengen. Als daar bijvoorbeeld iets staat over het spijzigen van hen die honger hebben, dan gaat het vandaag de dag niet meer alleen om deze of die individuele hongerlijder, maar over hele volkeren!
Wij herinneren ons allemaal de grootse woorden die Paulus VI heeft gesproken:
In het licht van deze sterke woorden wordt het pas goed duidelijk, hoever wij, zowel ieder afzonderlijk als ook onze volkeren, nog afstaan van dit beminnen van de ander 'als onszelf, zoals Jezus het ons geboden heeft.
En daarbij komt dan nog dat andere gebod: 'en ik vergeef de beledigingen die mij zijn aangedaan'. Het lijkt wel of de Heer aan dit vergeven de voorrang geeft boven de eredienst: 'Als je je gaven komt brengen naar het altaar, en daar schiet je te binnen dat je broeder iets tegen je heeft, laat dan je gaven vóór het altaar achter, ga je eerst met je broeder verzoenen en kom dan terug om je gaven te offeren' (Mt. 5, 23-24) [b:Mt. 5, 23-24].
Dit woord van het gebed plaatst ons voor twee liefdes die als het ware een tweeling zijn en onafscheidelijk.
Nu zijn er mensen die wij gemakkelijk beminnen. Maar er zijn anderen, bij wie dat moeilijk is: we vinden ze niet sympathiek, ze hebben ons gegriefd of ze hebben ons kwaad gedaan. Alleen als ik echt van God houd, zodat het menens is, alleen dan zal het me lukken ook van zulke mensen te houden, omdat het kinderen van God zijn, en omdat Hij het me vraagt.
Jezus heeft ook aangegeven hoe je van je naaste moet houden: namelijk niet alleen met het gevoel, maar vooral met daden. Dit is de manier, zei Hij: Ik zal je vragen: 'Heb je Mij te eten gegeven toen Ik honger had, in de persoon van de minste van mijn broeders? Heb je mij bezocht toen ik ziek was?' (Mt. 25, 34 vv) [[b:Mt. 25, 34 vv]]
De catechismus vertaalt deze en andere woorden van de bijbel in het dubbele 'rijtje' van de zeven lichamelijke vgl: Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk [[[663|632]]] en de zeven geestelijke werken van barmhartigheid vgl: Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk [[[663|633]]]. Het lijstje is echter onvolledig, en het zou nodig zijn om het bij de tijd te brengen. Als daar bijvoorbeeld iets staat over het spijzigen van hen die honger hebben, dan gaat het vandaag de dag niet meer alleen om deze of die individuele hongerlijder, maar over hele volkeren!
Wij herinneren ons allemaal de grootse woorden die Paulus VI heeft gesproken:
'De volkeren van de honger stellen vandaag de dag de volkeren van de overvloed op een dramatische manier voor een vraag. De Kerk is van deze angstschreeuw geschrokken, en roept daarom ieder op om met liefde de roep van zijn eigen broeder te beantwoorden' Populorum Progressio [[266|4]]Het is op dit punt dat zich bij de naastenliefde de rechtvaardigheid moet voegen, want - zo zegt nogmaals Paulus VI -
'het privé-bezit kan voor niemand als een onvoorwaardelijk en absoluut recht gelden. Niemand is ertoe gemachtigd om uitsluitend voor eigen gebruik zich een voorraad aan te leggen die groter is dan wat hij nodig heeft, wanneer intussen anderen het noodzakelijke missen' Populorum Progressio [[266|22]].In dit licht bezien 'is elke bewapeningswedloop eenvoudig een onverdragelijk schandaal' Populorum Progressio [[266|53]].
In het licht van deze sterke woorden wordt het pas goed duidelijk, hoever wij, zowel ieder afzonderlijk als ook onze volkeren, nog afstaan van dit beminnen van de ander 'als onszelf, zoals Jezus het ons geboden heeft.
En daarbij komt dan nog dat andere gebod: 'en ik vergeef de beledigingen die mij zijn aangedaan'. Het lijkt wel of de Heer aan dit vergeven de voorrang geeft boven de eredienst: 'Als je je gaven komt brengen naar het altaar, en daar schiet je te binnen dat je broeder iets tegen je heeft, laat dan je gaven vóór het altaar achter, ga je eerst met je broeder verzoenen en kom dan terug om je gaven te offeren' (Mt. 5, 23-24) [b:Mt. 5, 23-24].
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
De Paus komen helpen
Ook tijdens de laatste audiëntie riep Johannes Paulus een jongen bij zich. Het gebeurde tegen het einde, toen hij wilde uitleggen dat er in ons hart van meet af aan een verlangen naar méér en naar vooruitgang zit 6 [[al:6]].Vergis ik mij, of zit daar inderdaad een vijfde klas lagere school? Kan één van de kinderen misschien de Paus komen helpen?
Het was Daniele Bravo die daarop door de onderwijzeres naar boven werd gestuurd."In welke klas zit je?",
vroeg de Paus, terwijl hij hem de microfoon voorhield. Vervolgens vroeg hij hem of hij niet graag naar de volgende klas wilde gaan, in de hoop dat Daniele daarop een bevestigend antwoord zou geven, als voorbeeld hoe het er al van jongs af aan in zit om vooruit te willen gaan. Maar tot verrassing van de Paus en onder enthousiaste bijval van de mensen antwoordde Daniele dat hij liever in de vijfde klas bleef zitten, want dan kon hij bij "zijn juffrouw" blijven! En waarop de Paus uitriep:"Maar dan verschilt dit kind toch wel heel veel van de Paus. Want toen ik nog in de vierde zat, zei ik altijd: 'Wanneer mag ik nu eindelijk naar de vijfde?'"
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Dat ik U steeds méér bemin
De laatste woorden van het gebed zijn: 'O Heer, maak dat ik U steeds méér bemin.'
Ook hier gaat het om de gehoorzaamheid aan een gebod van God, die immers in ons hart de dorst naar vooruitgang heeft gelegd. Van paalwoningen, holen en de eerste hutten, zijn we overgegaan op huizen, op flats en op wolkenkrabbers. Van het reizen te voet, op de rug van een ezel of op een kameel, zijn we overgegaan op auto's, treinen en vliegtuigen. En nog steeds is er het verlangen om met steeds snellere middelen een steeds verder van ons verwijderd doel te bereiken.
Maar ook het beminnen van God is - zoals we zagen - een reis. God wil dat die steeds intenser en steeds volmaakter gaat. Hij heeft immers aan de zijnen gezegd: 'Jullie zijn het licht van de wereld, het zout van de aarde' (Mt. 5, 8) [b:Mt. 5, 8], en ook: 'Weest volmaakt, zoals jullie Vader in de hemel volmaakt is'. (Mt. 5, 48) [b:Mt. 5, 48] Dat betekent: niet zomaar een beetje van God houden, maar heel veel. Niet blijven staan op het punt waar je gekomen bent, maar met zijn hulp in de liefde vooruitgaan.
De laatste woorden van het gebed zijn: 'O Heer, maak dat ik U steeds méér bemin.'
Ook hier gaat het om de gehoorzaamheid aan een gebod van God, die immers in ons hart de dorst naar vooruitgang heeft gelegd. Van paalwoningen, holen en de eerste hutten, zijn we overgegaan op huizen, op flats en op wolkenkrabbers. Van het reizen te voet, op de rug van een ezel of op een kameel, zijn we overgegaan op auto's, treinen en vliegtuigen. En nog steeds is er het verlangen om met steeds snellere middelen een steeds verder van ons verwijderd doel te bereiken.
Maar ook het beminnen van God is - zoals we zagen - een reis. God wil dat die steeds intenser en steeds volmaakter gaat. Hij heeft immers aan de zijnen gezegd: 'Jullie zijn het licht van de wereld, het zout van de aarde' (Mt. 5, 8) [b:Mt. 5, 8], en ook: 'Weest volmaakt, zoals jullie Vader in de hemel volmaakt is'. (Mt. 5, 48) [b:Mt. 5, 48] Dat betekent: niet zomaar een beetje van God houden, maar heel veel. Niet blijven staan op het punt waar je gekomen bent, maar met zijn hulp in de liefde vooruitgaan.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 1
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.be/toondocument/1731-de-liefde-nl