Wie zegt gij dat Ik ben?
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Wie zegt gij dat Ik ben?
Sint-Pieter, Mis met concelebratie en oplegging van het pallium
HH. Petrus en Paulus, Jaar C
Paus Benedictus XVI
29 juni 2007
Pauselijke geschriften - Homilieën
2007, Libreria editrice Vaticana / Stg. InterKerk / Nederlandse Bisschoppenconferentie
2007
Dr. W.J.G.A. Veth pr.
18 augustus 2025
9607
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
Broeders en zusters, door de Heer bemind en ook in Christus door mij bemind, dienaar der dienaren Gods, vandaag verheugen wij ons omdat wij het martelaarschap vieren van de apostelen Petrus en Paulus die de Kerk van Rome, onze Kerk, hebben opgebouwd: Petrus was de rots die als fundament van de Kerk werd gelegd; Paulus, de stem die aan het Evangelie werd gegeven in zijn tocht onder de heidenen. Hier zijn ook bij ons, als teken van broederlijke liefde en van het verlangen naar de zichtbare communio, de gezanten van de geliefde patriarch van Constantinopel: laten wij opnieuw onze bereidheid vernieuwen om alles zo te schikken dat het gebed van Jezus om de eenheid van allen die in Hem geloven, werkelijkheid kan worden. Wij verheugen ons erover hier, in de Zetel van Petrus, de metropolitaanse aartsbisschoppen te ontvangen die het pallium zullen ontvangen, teken van het zachte juk van Christus die gewild heeft dat zij herders van zijn kudde zouden zijn, en teken van de band van communio met deze apostolische zetel. Allen tezamen, in geloof en liefde, vieren wij onze gemeenschap met de heiligen in de hemel en met de gelovigen op aarde, en vernieuwen wij onze bereidheid tot bekering tot de ene Heer.
De paus begroette de bijeengekomen gelovigen en leidde de viering in met deze woorden:
Broeders en zusters, door de Heer bemind en ook in Christus door mij bemind, dienaar der dienaren Gods, vandaag verheugen wij ons omdat wij het martelaarschap vieren van de apostelen Petrus en Paulus die de Kerk van Rome, onze Kerk, hebben opgebouwd: Petrus was de rots die als fundament van de Kerk werd gelegd; Paulus, de stem die aan het Evangelie werd gegeven in zijn tocht onder de heidenen. Hier zijn ook bij ons, als teken van broederlijke liefde en van het verlangen naar de zichtbare communio, de gezanten van de geliefde patriarch van Constantinopel: laten wij opnieuw onze bereidheid vernieuwen om alles zo te schikken dat het gebed van Jezus om de eenheid van allen die in Hem geloven, werkelijkheid kan worden. Wij verheugen ons erover hier, in de Zetel van Petrus, de metropolitaanse aartsbisschoppen te ontvangen die het pallium zullen ontvangen, teken van het zachte juk van Christus die gewild heeft dat zij herders van zijn kudde zouden zijn, en teken van de band van communio met deze apostolische zetel. Allen tezamen, in geloof en liefde, vieren wij onze gemeenschap met de heiligen in de hemel en met de gelovigen op aarde, en vernieuwen wij onze bereidheid tot bekering tot de ene Heer.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Gisteravond ben ik naar de basiliek van Sint-Paulus buiten de Muren gegaan, waar ik de eerste Vespers[1917] van dit hoogfeest van de heilige Petrus en Paulus heb gevierd. Bij het graf van de apostel van de heidenen bracht ik hulde aan zijn gedachtenis en kondigde ik het Paulusjaar[d:165] aan dat, ter gelegenheid van de tweeduizendste verjaardag van zijn geboorte, zal worden gevierd van 28 juni 2008 tot 29 juni 2009. Vanmorgen bevinden wij ons, volgens de traditie, daarentegen bij het graf van de heilige Petrus. Hier zijn aanwezig, om het pallium te ontvangen, de metropolitaanse aartsbisschoppen die in dit afgelopen jaar zijn benoemd, tot wie ik mijn bijzondere groet richt. Ook is hier aanwezig, gezonden door de oecumenische patriarch van Constantinopel, Bartholomeüs I, een vooraanstaande delegatie, die ik met hartelijke dankbaarheid verwelkom, denkend aan 30 november[d:173] van het afgelopen jaar, toen ik mij bevond in Istanboel-Constantinopel voor het feest van de heilige Andreas. Ik groet de Grieks-orthodoxe metropoliet van Frankrijk, Emmanuel; de metropoliet van Sassima, Gennadios; en de diaken Andreas. Weest welkom, geliefde broeders. Elk jaar opnieuw is dit wederzijds bezoek een teken dat het zoeken naar de volle communio steeds aanwezig blijft in de wil van de oecumenische patriarch en van de bisschop van Rome.
Beminde broeders en zusters:
Gisteravond ben ik naar de basiliek van Sint-Paulus buiten de Muren gegaan, waar ik de eerste Vespers[1917] van dit hoogfeest van de heilige Petrus en Paulus heb gevierd. Bij het graf van de apostel van de heidenen bracht ik hulde aan zijn gedachtenis en kondigde ik het Paulusjaar[d:165] aan dat, ter gelegenheid van de tweeduizendste verjaardag van zijn geboorte, zal worden gevierd van 28 juni 2008 tot 29 juni 2009. Vanmorgen bevinden wij ons, volgens de traditie, daarentegen bij het graf van de heilige Petrus. Hier zijn aanwezig, om het pallium te ontvangen, de metropolitaanse aartsbisschoppen die in dit afgelopen jaar zijn benoemd, tot wie ik mijn bijzondere groet richt. Ook is hier aanwezig, gezonden door de oecumenische patriarch van Constantinopel, Bartholomeüs I, een vooraanstaande delegatie, die ik met hartelijke dankbaarheid verwelkom, denkend aan 30 november[d:173] van het afgelopen jaar, toen ik mij bevond in Istanboel-Constantinopel voor het feest van de heilige Andreas. Ik groet de Grieks-orthodoxe metropoliet van Frankrijk, Emmanuel; de metropoliet van Sassima, Gennadios; en de diaken Andreas. Weest welkom, geliefde broeders. Elk jaar opnieuw is dit wederzijds bezoek een teken dat het zoeken naar de volle communio steeds aanwezig blijft in de wil van de oecumenische patriarch en van de bisschop van Rome.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Het feest van vandaag biedt mij de gelegenheid opnieuw te mediteren over de belijdenis van de heilige Petrus, een beslissend moment in de weg van de leerlingen met Jezus. De synoptische evangeliën situeren haar in de omgeving van Caesarea Filippi (Mt. 16, 13-20; Mc. 8, 27-30; Lc. 9, 18-22)[[b:Mt. 16, 13-20; Mc. 8, 27-30; Lc. 9, 18-22]]. De heilige Johannes bewaart voor ons een andere betekenisvolle belijdenis van de heilige Petrus, na het wonder van de broden en de toespraak van Jezus in de synagoge van Kafarnaüm (Joh. 6, 66-70)[[b:Joh. 6, 66-70]]. Matteüs herinnert ons er in de zojuist voorgelezen tekst aan dat Jezus aan Simon de bijnaam Kefas, “Rots”, gaf. Jezus bevestigt dat Hij zijn Kerk “op deze rots” wil bouwen en, in dit perspectief, vertrouwt Hij Petrus de sleutelmacht toe (Mt. 16, 17-19)[[b:Mt. 16, 17-19]]. Uit deze verhalen blijkt duidelijk dat de belijdenis van Petrus onafscheidelijk is van de herderlijke opdracht die hem met betrekking tot de kudde van Christus werd toevertrouwd.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Volgens alle evangelisten vond de belijdenis van Simon plaats op een beslissend moment in het leven van Jezus, wanneer Hij, na de prediking in Galilea, vastberaden op weg gaat naar Jeruzalem om door de dood aan het kruis en de verrijzenis zijn heilszending te volbrengen. De leerlingen worden in deze beslissing betrokken: Jezus nodigt hen uit een keuze te maken die hen zal onderscheiden van de menigte, om zo de gemeenschap te worden van de gelovigen in Hem, in zijn “familie”, het begin van de Kerk. Er zijn twee manieren om Jezus te “zien” en te “kennen”: de ene, die van de menigte, meer oppervlakkig; de andere, die van de leerlingen, dieper en authentieker. Met de dubbele vraag: “Wie zeggen de mensen dat Ik ben?” en “Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?”, nodigt Jezus de leerlingen uit zich bewust te worden van dit verschillende perspectief. Het volk meent dat Jezus een profeet is. Dit is niet onjuist, maar onvoldoende; het is ontoereikend. Men moet namelijk dieper gaan; men moet de uniciteit van de persoon van Jezus van Nazaret erkennen, zijn nieuwheid. Ook vandaag gebeurt hetzelfde: velen naderen Jezus, om zo te zeggen, van buitenaf. Grote geleerden erkennen zijn geestelijke en morele grootheid en zijn invloed op de geschiedenis van de mensheid, en vergelijken Hem met Boeddha, Confucius, Socrates en andere wijzen en grote figuren van de geschiedenis. Maar zij komen er niet toe Hem in zijn uniekheid te erkennen. Men herinnert zich wat Jezus tijdens het Laatste Avondmaal tot Filippus zei: “Ik ben al zo lang bij u, en gij kent Mij nog niet, Filippus?” (Joh. 14, 9)[b:Joh. 14, 9]. Vaak wordt Jezus ook beschouwd als een van de grote stichters van religies, van wie ieder iets kan nemen om zich een eigen overtuiging te vormen. Daarom heeft, evenals toen, ook vandaag de “menigte” uiteenlopende meningen over Jezus. En evenals toen, herhaalt Jezus ook vandaag aan ons, zijn leerlingen van nu, zijn vraag: “Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?”. Wij willen het antwoord van de heilige Petrus tot het onze maken. Volgens het evangelie van Marcus zei hij: “Gij zijt de Christus” (Mc. 8, 29)[b:Mc. 8, 29]; bij Lucas luidt de uitspraak: “De Gezalfde van God” (Lc. 9, 20)[b:Lc. 9, 20]; bij Matteüs: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God” (Mt. 16, 16)[b:Mt. 16, 16]; ten slotte bij Johannes: “Gij zijt de Heilige Gods” (Joh. 6, 69)[b:Joh. 6, 69]. Al deze antwoorden zijn juist en blijven ook voor ons geldig.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Laten wij in het bijzonder de tekst van de heilige Matteüs beschouwen, die in de liturgie van vandaag wordt voorgehouden. Volgens sommige geleerden veronderstelt de daarin voorkomende formulering de context na Pasen, en zou zij zelfs verbonden zijn met een persoonlijke verschijning van de verrezen Jezus aan de heilige Petrus; een verschijning die vergelijkbaar is met die welke de heilige Paulus had op de weg naar Damascus. In werkelijkheid is de opdracht die de Heer aan de heilige Petrus heeft toevertrouwd geworteld in de persoonlijke relatie die de historische Jezus had met de visser Simon, vanaf hun eerste ontmoeting, toen Hij tot hem zei: “Gij zijt Simon, (...) gij zult Kefas heten (wat betekent Rots)” (Joh. 1, 42)[b:Joh. 1, 42]. De evangelist Johannes, zelf ook visser en samen met zijn broer Jakobus gezel van de broers Simon en Andreas, benadrukt dit. Dezelfde Jezus die na de verrijzenis Saulus riep, is Hij die — nog midden in de geschiedenis — na het doopsel in de Jordaan de vier vissersbroers, toen nog leerlingen van de Doper, opzocht (Joh. 1, 35-42)[[b:Joh. 1, 35-42]]. Hij vond hen aan de oever van het Meer van Galilea en nodigde hen uit Hem te volgen om “vissers van mensen” te worden (Mc. 1, 16-20)[[b:Mc. 1, 16-20]]. Bovendien vertrouwde Hij Petrus een bijzondere taak toe, en erkende daarmee in hem een bijzondere gave van geloof, geschonken door de hemelse Vader. Al werd dit alles later verlicht door de paasmysteries, het bleef toch altijd stevig verankerd in de historische gebeurtenissen die aan Pasen voorafgingen. De parallel tussen de heilige Petrus en de heilige Paulus kan de betekenis van de historische weg van Simon met zijn Meester en Heer niet verminderen, die hem van meet af aan de eigenschap van “rots” toeschreef, waarop Hij zijn nieuwe gemeenschap, de Kerk, zou bouwen.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
In de synoptische evangeliën volgt op de belijdenis van de heilige Petrus steeds de aankondiging door Jezus van zijn aanstaande lijden. Een aankondiging waarop Petrus reageert omdat hij het nog niet kan begrijpen. Toch gaat het om een fundamenteel element; daarom dringt Jezus er met kracht op aan. Want de titels die Petrus Hem toekent — Gij zijt “de Christus”, “de Gezalfde van God”, “de Zoon van de levende God” — kunnen slechts in hun volle waarheid worden verstaan in het licht van het mysterie van zijn Lijden en Verrijzenis. En ook het omgekeerde is waar: het gebeuren van het kruis onthult pas zijn volle betekenis indien “deze man”, die leed en stierf aan het kruis, “werkelijk de Zoon van God was”, om de woorden van de honderdman bij de Gekruisigde te gebruiken (Mc. 15, 39)[[b:Mc. 15, 39]]. Deze teksten tonen duidelijk dat de integriteit van het christelijk geloof gelegen is in de belijdenis van de heilige Petrus, verlicht door de onderrichtingen van Jezus over zijn “weg” naar de heerlijkheid, dat wil zeggen, over zijn geheel eigen wijze van Messias en Zoon van God zijn. Een “weg” die smal is, een “wijze” die voor de leerlingen van alle tijden aanstootgevend is, omdat zij onvermijdelijk geneigd zijn te denken naar de maatstaven van mensen en niet naar die van God (Mt. 16, 23)[[b:Mt. 16, 23]]. Ook vandaag, zoals in de tijd van Jezus, volstaat het niet de juiste geloofsbelijdenis te hebben: men moet steeds opnieuw van de Heer leren op welke wijze Hij de Verlosser is en op welke weg wij Hem moeten volgen. Want wij moeten erkennen dat ook voor de gelovige het kruis altijd moeilijk te aanvaarden is. Het instinct drijft ertoe het te vermijden, en de verleider brengt ertoe te denken dat het verstandiger is zichzelf te redden, eerder dan zijn eigen leven te verliezen uit trouw aan de liefde, uit trouw aan de Zoon van God die mens is geworden.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Was het moeilijk te aanvaarden voor de mensen tot wie Jezus sprak? Wat blijft ook vandaag voor velen moeilijk te aanvaarden? Het is moeilijk te aanvaarden dat Hij beweerde niet slechts één van de profeten te zijn, maar de Zoon van God, en dat Hij de eigenlijke autoriteit van God voor zich opeiste. Door naar Hem te luisteren terwijl Hij predikte, door te zien hoe Hij de zieken genas, het Evangelie verkondigde aan de kleinen en de armen, en de zondaars verzoende, kwamen de leerlingen er gaandeweg toe te begrijpen dat Hij de Messias was in de hoogste betekenis van het woord: niet slechts een mens, door God gezonden, maar God zelf die mens is geworden. Dit alles was duidelijk te groot voor hen, het ging hun bevattingsvermogen te boven. Zij konden hun geloof uitdrukken met de titels uit de joodse traditie: “Christus”, “Zoon van God”, “Heer”. Maar om de werkelijkheid werkelijk te aanvaarden, moesten zij die titels als het ware herontdekken in hun diepste waarheid: Jezus zelf heeft ons met zijn leven hun volle betekenis geopenbaard, altijd verrassend, zelfs paradoxaal ten opzichte van de gangbare opvattingen. En het geloof van de leerlingen moest zich daar stap voor stap aan aanpassen. Dit geloof wordt ons voorgehouden als een pelgrimstocht die zijn oorsprong vindt in de ervaring van de historische Jezus en zijn fundament in het paasmysterie, maar die daarna verder moet groeien dankzij het werk van de Heilige Geest. Dit is ook het geloof geweest van de Kerk doorheen de geschiedenis; en dit is ook ons geloof, het geloof van de christenen van vandaag. Vast gegrondvest op de “rots” van Petrus is het een pelgrimstocht naar de volheid van de waarheid die de visser van Galilea met vurige overtuiging heeft beleden: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God” (Mt. 16, 16)[b:Mt. 16, 16].
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
In de geloofsbelijdenis van Petrus, beminde broeders en zusters, mogen wij ervaren dat wij allen één zijn, ondanks de vormen van verdeeldheid die in de loop der eeuwen de eenheid van de Kerk hebben verscheurd, met gevolgen die nog steeds voortduren. In naam van de heilige Petrus en Paulus vernieuwen wij vandaag, samen met onze broeders uit Constantinopel — die ik nogmaals bedank voor hun aanwezigheid bij onze viering —, het voornemen om diepgaand in te gaan op het verlangen van Christus, die wil dat wij volledig één zijn. Samen met de concelebrerende aartsbisschoppen aanvaarden wij de gave en de verantwoordelijkheid van de communio tussen de Zetel van Petrus en de metropolitane Kerken die aan zijn pastorale zorg zijn toevertrouwd. Moge de allerheiligste Moeder van God ons altijd leiden en begeleiden met haar voorspraak: haar onwankelbaar geloof, dat het geloof van Petrus en van de andere apostelen heeft ondersteund, blijve ook dat van de christelijke generaties ondersteunen, ons eigen geloof: Koningin van de Apostelen, bid voor ons. Amen.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.be/toondocument/9607-wie-zegt-gij-dat-ik-ben-nl