Qui res Christi gerit
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Qui res Christi gerit
Wie de zaak van Christus behartigt
Over de zaligverklaring van Fra Angelico
Paus Johannes Paulus II
3 oktober 1982
Pauselijke geschriften - Motu Proprio
1982, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk / Nederlandse Bisschoppenconferentie
3 oktober 1982
Dr. W.J.G.A. Veth pr.
12 augustus 2025
9594
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
“Wie de zaak van Christus behartigt, moet altijd aan Christus hechten” vgl. Giorgio Vasari, Vite dei...vgl. Giorgio Vasari, Vite dei più eccellenti pittori, scultori e architetti, eerste editie, Florence 1550, p. 368. Dit placht broeder Johannes van Fiesole te zeggen, aan wie, vanwege zijn volmaakt onberispelijke levenswandel en de bijna goddelijke schoonheid van de door hem geschilderde afbeeldingen — vooral die van de heilige Maagd Maria — de bijnaam “Beato Angelico” werd gegeven.
Johannes Paulus II
Apostolisch Schrijven in de vorm van Motu Proprio gegeven
“QUI RES CHRISTI GERIT”
waarmee aan de gehele Orde van Predikheren de liturgische verering wordt toegestaan van broeder Johannes van Fiesole
met de titel van "Beato"
“Wie de zaak van Christus behartigt, moet altijd aan Christus hechten” vgl. Giorgio Vasari, Vite dei...vgl. Giorgio Vasari, Vite dei più eccellenti pittori, scultori e architetti, eerste editie, Florence 1550, p. 368. Dit placht broeder Johannes van Fiesole te zeggen, aan wie, vanwege zijn volmaakt onberispelijke levenswandel en de bijna goddelijke schoonheid van de door hem geschilderde afbeeldingen — vooral die van de heilige Maagd Maria — de bijnaam “Beato Angelico” werd gegeven.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Hij werd geboren in Vicchio, in de streek Mugello, tegen het einde van de 14e eeuw, en bij zijn Doop kreeg hij de naam Guido, ofwel Guidolino. Aangezien hij een neiging had tot het religieuze leven, verzocht hij reeds als jongeman opgenomen te worden bij de Predikbroeders van de strenge observantie (destijds “Observanten” genoemd), die in Fiesole in het klooster van Sint Dominicus verbleven. De eerste beginselen van zijn religieuze vorming ontving hij in Cortona in 1408; daarna legde hij in Fiesole zijn professie af en nam hij de naam aan van “broeder Johannes van Fiesole”.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Toen het klooster werd opgeheven door hen die bekend stonden onder de naam van de “Oboedientia van Pisa”, werd broeder Johannes naar Foligno gezonden; vandaar begaf hij zich opnieuw naar Cortona. Uiteindelijk, nadat hij tot priester was gewijd, keerde hij na 1418 terug naar Fiesole, waar hij zowel tot vicaris als tot prior werd gekozen. Toen hij vervolgens overging naar het klooster van San Marco in Florence, dat in die tijd verbonden was met dat van Fiesole, werd hij benoemd tot syndicus, dat wil zeggen econoom. Terwijl hij de taken die hem door de broeders en oversten waren toevertrouwd met de grootste zorg uitvoerde, verspreidde zich wijd en zijd de faam van zijn voortreffelijke kunst, namelijk het schilderen; hierdoor werden ook de opdrachten voor zijn werk talrijker en dringender.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Onder de werken die hij in zijn eerste periode schilderde, mogen zeker niet onvermeld blijven: de Annunciatie te Cortona; de Kroning van de heilige Maagd Maria in het klooster van Fiesole; en de Kruisafname van Christus, bestemd voor de kerk van de Heilige Drie-eenheid te Florence — werken die, als wij Vasari mogen geloven, leken te zijn geschilderd door de handen van heiligen of engelen vgl. idem, tweede editie,...vgl. idem, tweede editie, Florence 1568, p. 360. In het klooster van San Marco was broeder Johannes in de jaren 1438–1445 medebroeder van de heilige Antoninus Pierozzi, prior van het klooster, die later aartsbisschop van Florence werd. Hij decoreerde er met schilderingen de cellen, de kapittelzaal, de gangen, de zuilengalerij en het altaarstuk dat op het altaar van de kerk werd geplaatst.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Toen paus Eugenius IV in 1443 aanwezig was bij de inwijding van San Marco, bracht het gebeuren zijn geest tot zulk een bewondering voor diens kunst, dat hij hem in 1445 naar Rome liet komen en hem de opdracht gaf een kapel te beschilderen in de Sint-Pietersbasiliek, alsook een kapel in het Vaticaan, gewijd aan het Allerheiligste Sacrament. “Deze kapel,” zegt een anonieme auteur, “was werkelijk een paradijs, waarvan de afbeeldingen met de hoogste gratie en waardigheid waren weergegeven” Anon. Gaddianus, in D. Redig...Anon. Gaddianus, in D. Redig de Campos, I Palazzi Vaticani, Bologna 1967, p. 52.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Terwijl broeder Johannes in de Sint-Pietersbasiliek en in het Vaticaan aan het schilderen was, had paus Eugenius IV volop gelegenheid niet alleen de bewonderenswaardige bekwaamheid van deze voortreffelijke kunstenaar, maar vooral ook de godsvrucht van de religieus, zijn naleving van de Regel, zijn nederige en zichzelf wegcijferende aard op hoge waarde te schatten. Daarom, toen in 1446 de zetel van Florence vacant werd en er door dezelfde paus een herder moest worden voorzien, stelde hij dit verheven ambt voor aan deze vrome man. Maar deze weigerde het ambt nederig, omdat hij zichzelf volkomen onbekwaam achtte; bovendien raadde hij aan deze waardigheid toe te kennen aan broeder Antoninus Pierozzi, als de man die door zijn deugd en kennis het meest geschikt was om deze zetel te besturen.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Ook Nicolaas V, de opvolger van Eugenius IV en een verfijnd en vroom bevorderaar van humaniora, had een zeer hoge achting voor broeder Johannes: “hij vereerde en bewonderde zo een groot man om de integriteit van zijn leven en de voortreffelijkheid van zijn zeden” Leander Alberti, De Viris...Leander Alberti, De Viris illustribus Ordinis Praedicatorum, Bologna 1517, fol. 252V. Zo kwam het dat Nicolaas V hem in 1447 opdroeg zijn persoonlijke kapel te decoreren met fresco’s; en dat deed hij, waarbij hij de daden en gebeurtenissen van Sint-Stefanus en Sint-Laurentius in kleuren weergaf. Hij voldeed weliswaar aan de wens van de paus, die geneigd was tot de opvattingen van de humanisten, maar week in niets af van zijn eigen kunst, die werkelijk als een geschilderd gebed werd beschouwd. Bovendien versierde hij in 1449 het kleine bibliotheekvertrek van dezelfde paus. Tenslotte, nadat hij in 1454 naar Rome was teruggekeerd, sloot hij op 18 februari van het daaropvolgende jaar in het klooster van Santa Maria sopra Minerva de ogen in de dood, na een levensloop die om zijn voortreffelijke kunst wordt geroemd, maar nog meer om zijn religieuze en menselijke deugden.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Zijn lichaam werd bijgezet in de kerk van Santa Maria sopra Minerva. Op het marmeren graf, waarin ook de beeltenis van de gestorvene is gehouwen, zijn drie opschriften aangebracht, waarvan twee metrisch zijn en lof spreken van zijn verdiensten. Hierin wordt broeder Johannes “Eerbiedwaardig” genoemd en wordt hij voorgesteld als een “ware dienstknecht van God”. En dat is geen wonder. Want naar het oordeel van zijn tijdgenoten was hij “een man van volkomen bescheidenheid en religieus leven” Giuliano Lupaccini, †1458,...Giuliano Lupaccini, †1458, Cronaca di S. Marco, cod. n. 370, fol. 6V, bewaard in de Biblioteca Medicea Laurenziana te Florence; bovendien “bloeiend in vele deugden, zacht van aard, uitmuntend in vroomheid” Domenico da Corella, †1483,...Domenico da Corella, †1483, Theotocon, cod. G 2.8768, fol. 79r, bewaard in de Biblioteca Nazionale Centrale di Firenze. Verder “was hij een man die uitblonk in heiligheid” Leander Alberti, De Viris...Leander Alberti, De Viris illustribus Ordinis Praedicatorum, Bologna 1517, fol. 252V. Bovendien was Vasari, die in Florence veel gegevens verzamelde over zijn ongerepte leven, ervan overtuigd dat die bijzondere genade en die hemelse inborst die uit zijn gewijde voorstellingen sprak — want andere schilderingen heeft hij niet nagelaten —, het gevolg waren van de volmaakte harmonie waarin zijn heilige levenswandel en zijn scheppende kracht samenkwamen. Dit is ongetwijfeld de enige reden waarom hij de bijnaam “Angelicus” heeft gekregen, een man die in de kunst werkelijk bijna uniek was en met niemand te vergelijken. En terecht, omdat hij — volgens paus Pius XII — zijn kunst heeft verbonden met een serene en strenge ascese, gevoed door edele deugden, de beschouwing van goddelijke zaken en gebed.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Daarom kon hij in zijn schilderingen die bijzondere kracht leggen waarmee hij onmiddellijk de zielen wist te raken en tot godsvrucht te bewegen, alsof de kunst zelf in gebed was veranderd vgl. Pius XII, Serm. 20 april 1955, AAS 47 (1955), p. 287[[9595]].
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Het staat dus vast dat broeder Johannes door met zijn zeldzame natuurlijke gaven de kunst te dienen, een onschatbare geestelijke en pastorale bijdrage heeft geleverd en nog steeds levert aan het volk van God, opdat dit gemakkelijker de weg tot God kan gaan. Want hierop is de gewijde kunst volgens het Tweede Vaticaans Concilie gericht, in welks Constitutie over de heilige liturgie wij lezen: “Tot de edelste uitingen van het menselijk vernuft worden terecht de vrije kunsten gerekend, en vooral de religieuze kunst en haar hoogtepunt, namelijk de gewijde kunst. Deze heeft van nature betrekking op de oneindige goddelijke schoonheid, die zij op een enige wijze door menselijke werken wil uitdrukken, en zij is des te meer aan God en aan de bevordering van zijn lof en glorie gewijd, naarmate zij geen ander doel heeft dan door haar werken in hoge mate eraan bij te dragen dat de geesten der mensen vroom tot God worden gericht” Sacrosanctum Concilium, 122[[570|122]].
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Broeder Johannes, een man die zowel in geestelijk leven als in kunst volledig uitmuntte, heeft ons altijd bijzonder aangetrokken; daarom menen wij dat de tijd is aangebroken om hem in een bijzonder licht te plaatsen in Gods Kerk, die hij ongetwijfeld nog steeds blijft aanspreken met zijn hemelse kunst.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Nadat wij dus de hoge waardering hebben overwogen die sommige van onze voorgangers koesterden voor de heiligheid van het leven van broeder Johannes van Fiesole, bijgenaamd “Beato Angelico”, en waarmee overigens ook andere personen die uitblonken in religie en kunst instemmen (zoals blijkt uit de rijke verzameling documenten die in de jaren 1960–1963 door de Historische Afdeling van de Congregatie voor de Heilige Riten werd bijeengebracht); en nadat wij ook de vele verzoeken zorgvuldig hebben overwogen die door kardinalen, bisschoppen, religieuzen — vooral van de Orde der Predikheren — en ook door leken tot de Heilige Stoel zijn gericht om broeder Johannes van Fiesole liturgische eer te verlenen; hebben wij, met volle kennis van zaken, in het licht van de grote verdiensten van genoemde broeder Johannes van Fiesole in de Kerk, en uitsluitend tot heil van de zielen, uit eigen beweging en met onze apostolische autoriteit, besloten als bijzonder teken van genade toe te staan dat zijn sterfdag, onder de titel “Beato”, zowel in het getijdengebed als in de eucharistieviering kan worden gevierd — als verplichte gedachtenis in de basiliek van Santa Maria sopra Minerva, waar zijn lichaam in een graf is bijgezet, en als vrije gedachtenis in de gehele Orde der Predikheren.
Gegeven te Rome bij Sint Pieter, op 3 oktober 1982, het vierde jaar van ons pontificaat.
Johannes Paulus II
Gegeven te Rome bij Sint Pieter, op 3 oktober 1982, het vierde jaar van ons pontificaat.
Johannes Paulus II
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.be/toondocument/9594-qui-res-christi-gerit-nl