Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen
Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten
9 april 2002
Curie - Directoria
2003, Beleidssector liturgie van de Nederlandse Bisschoppenconferentie / Nationale Raad voor Liturgie
Liturgische Documentatie, dl. 2, p. 13-198
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
2003
NRL
11 oktober 2024
1096
nl
Referenties naar dit document: 8
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inleiding
1
Terwijl deze Congregatie de groei en de bevordering garandeert van de liturgie, ‘het hoogtepunt waarnaar de Kerk in al haar handelen streeft, en tevens de bron waaruit al haar kracht voortvloeit’ Sacrosanctum Concilium, 10[[570|10]], ziet zij toch ook de noodzaak dat andere vormen van volksvroomheid en hun vruchtbare bijdrage niet verwaarloosd mogen worden om in vereniging met Christus overeenkomstig de leer van het Tweede Vaticaans Concilie in de Kerk te leven.Sacrosanctum Concilium, 12,13[[570|12.13]]
Tengevolge van de vernieuwing van het concilie blijkt de situatie van de christelijke volksvroomheid divers te zijn al maar gelang te landen en de plaatselijke tradities. Men ziet tegengestelde houdingen. Zo worden vormen van vroomheid die een erfenis uit het verleden zijn, duidelijk en snel opgegeven, waarbij een niet altijd op te vullen leegte blijft. Het vasthouden aan onvolmaakte of verkeerde wijzen van devotie betekent een verwijdering van de Bijbelse openbaring en wedijveren met de sacramentele economie. Men heeft ongerechtvaardigde kritiek op de vroomheid van het eenvoudige volk in de naam van een vermeende ‘zuiverheid’ van het geloof. Het is nodig om de rijkdom van de volksvroomheid, welke de uitdrukking is van een diep gevoel dat de gelovigen in een gegeven ruimte en tijd tot rijping hebben laten komen, te behoeden. Er bestaat behoefte aan een zuivering van misverstanden en gevaren van syncretisme, aan een hernieuwde vitaliteit van de volksreligiositeit, als verzet tegen en reactie op een technologische-pragmatische cultuur en het economisch utilitarisme. Men ziet tevens een achteruitgang van de belangstelling voor de volksvroomheid, veroorzaakt door geseculariseerde ideologieën en de agressie van ‘sekten’ die vijandig hiertegenover staan.
De kwestie eist voortdurend de aandacht op van bisschoppen, diakens en priesters, pastorale werkers en geleerden, die hetzij het bevorderen van het liturgisch leven bij de gelovigen, hetzij het gebruik maken van de volksvroomheid ter harte gaat.
Tengevolge van de vernieuwing van het concilie blijkt de situatie van de christelijke volksvroomheid divers te zijn al maar gelang te landen en de plaatselijke tradities. Men ziet tegengestelde houdingen. Zo worden vormen van vroomheid die een erfenis uit het verleden zijn, duidelijk en snel opgegeven, waarbij een niet altijd op te vullen leegte blijft. Het vasthouden aan onvolmaakte of verkeerde wijzen van devotie betekent een verwijdering van de Bijbelse openbaring en wedijveren met de sacramentele economie. Men heeft ongerechtvaardigde kritiek op de vroomheid van het eenvoudige volk in de naam van een vermeende ‘zuiverheid’ van het geloof. Het is nodig om de rijkdom van de volksvroomheid, welke de uitdrukking is van een diep gevoel dat de gelovigen in een gegeven ruimte en tijd tot rijping hebben laten komen, te behoeden. Er bestaat behoefte aan een zuivering van misverstanden en gevaren van syncretisme, aan een hernieuwde vitaliteit van de volksreligiositeit, als verzet tegen en reactie op een technologische-pragmatische cultuur en het economisch utilitarisme. Men ziet tevens een achteruitgang van de belangstelling voor de volksvroomheid, veroorzaakt door geseculariseerde ideologieën en de agressie van ‘sekten’ die vijandig hiertegenover staan.
De kwestie eist voortdurend de aandacht op van bisschoppen, diakens en priesters, pastorale werkers en geleerden, die hetzij het bevorderen van het liturgisch leven bij de gelovigen, hetzij het gebruik maken van de volksvroomheid ter harte gaat.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
60
60
Op de relatie tussen liturgie en oefeningen van godsvrucht wordt uitdrukkelijk gewezen door het Tweede Vaticaans Concilie in de constitutie over de heilige liturgie.vgl: Sacrosanctum Concilium, 13[[[570|13]]] Bij verschillende gelegenheden hebben de Apostolische Stoel vgl: Eucharisticum Mysterium, 58-67[[[1560|58-67]]] vgl: Marialis Cultus, 24-58[[[598|24-58]]] vgl: Evangelii Nuntiandi, 48[[[519|48]]] vgl: Catechesi Tradendae, 54[[[572|54]]] vgl: Familiaris Consortio, 59-62[[[267|59-62]]] vgl: Algemeen directorium voor de catechese, (195-196)[[[4409|(195-196)]]] en de bisschoppenconferenties vgl: 3de Algemene Vergadering van Latijns-Amerikaanse bisschoppen Puebla, (444-469,910-915,935-937,959-963)[[[1595|(444-469.910-915.935-937.959-963)]]] het onderwerp van de volksvroomheid uitvoerig aan de orde gesteld. Johannes Paulus II heeft dit zelf in zijn Apostolische Brief Vicesimus Quintus Annus[1125] opnieuw naar voren gebracht als een van de toekomstige taken van de vernieuwing:
‘Deze volksvroomheid mag men noch miskennen noch met onverschilligheid of geringschatting behandelen, want zij is waardevol en is op zich al een uitdrukking van een religieuze houding ten opzichte God. Maar zij moet voortdurend doortrokken worden van het Evangelie, opdat het geloof, waarvan zij een uitdrukking is, geloofsdaad wordt op een wijze die steeds rijper en authentieker is. Zowel de oefeningen van godsvrucht van het christenvolk als andere vormen van vroomheid worden erkend en aanbevolen, mits zij niet de plaats innemen van de liturgische vieringen of zich hiermee vermengen. Een echte liturgische pastoraal moet weten te steunen op de schatten van de volksvroomheid om deze als een offerande van de volken naar de liturgie toe te leiden.’ Vicesimus Quintus Annus, 8[[1125|8]]
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Dit dicasterie heeft derhalve ‘de bisschoppen’ willen helpen ‘opdat naast de liturgische eredienst de gebeden en praktijken van godsvrucht van het Christenvolk beantwoorden aan de normen van de Kerk’, Pastor Bonus, 70[[577|70]] en het daarom opportuun geacht dit Directorium samen te stelen, waarin men op organische wijze de verbanden tussen liturgie en volksvroomheid aan de orde tracht te stellen en waarin enkele principes vermeld en aanwijzingen gegeven worden voor een praktische verwezenlijking hiervan.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Natuur en structuur
4
Het Directorium bestaat uit twee delen. Het eerste deel, Hoofdlijnen in de geschiedenis, het leergezag en de theologie[1096 |+ 30 ], reikt elementen aan om tot een harmonisch samengaan van liturgisch eredienst en volksvroomheid te komen. Vooral wordt in de geschiedenis gerijptere ervaring geschetst en het onderzoek betreffende de problematiek van onze tijd (hoofdst. I[1096 |+ 31 ]); daarna komt op organische wijze opnieuw het onderricht van het leergezag aan de orde als een onmisbare voorwaarde voor kerkelijke gemeenschap en voor vruchtbaar handelen (hoofdst. II[1096 |+ 79 ]); tenslotte worden de theologische principes naar voren gebracht in het licht waarvan de problemen met betrekking tot de relatie tussen liturgie en volksvroomheid benaderd en opgelost dienen te worden (hoofdst. III[1096 |+ 102 ]). Alleen door op een verstandige en actieve wijze deze uitgangspunten te respecteren is het mogelijk een echte veronachtzaming hiervan uit op een wederzijdse onvruchtbare onwetendheid, een schadelijke verwarming of een polemische tegenstelling.
Het tweede deel, Richtlijnen genoemd, laat een geheel zien van voorstellen voor activiteiten zonder de pretentie te hebben alle gebruiken en praktijken van vroomheid te omvatten die op afzonderlijke plaatsen bestaan. Wanneer men de verschillende uitingen van volksvroomheid vermeldt, wil men er niet ook aandringen deze over te nemen daar waar deze niet bestaan. Bij het uitwerken van dit thema wordt verwezen naar de viering van het liturgisch jaar (hoofdst. IV), maar de bijzondere verering die de Kerk voor de Moeder van de Heer heeft (hoofdst. V), naar de devotie jegens de engelen, de heiligen en de zaligen (hoofdst. VI), naar de gebeden en werken ten behoeve van de overleden broeders en zusters (hoofdst. VII) en naar het houden van bedevaarten en manifestaties van godsvrucht in de heiligdommen (hoofdst. VIII).
Het Directorium heeft in zijn geheel tot doel te oriënteren en heeft, waar het in enkele gevallen misbruiken bij voorbaat kan voorkomen, een constructieve lijn en een positieve toon. In deze context geven de Richtlijnen[1096 |+ 126 ] korte historische informatie over de afzonderlijke devoties: zij vermelden de verschillende oefeningen van godsvrucht waarin zij tot uitdrukking komen, zij herinneren aan de theologische redenen die eraan ten grondslag liggen, en geven praktische suggesties inzake tijd, plaats, taal en andere elementen voor een goede harmonisatie van liturgisch handelen en oefeningen van godsvrucht.
Het tweede deel, Richtlijnen genoemd, laat een geheel zien van voorstellen voor activiteiten zonder de pretentie te hebben alle gebruiken en praktijken van vroomheid te omvatten die op afzonderlijke plaatsen bestaan. Wanneer men de verschillende uitingen van volksvroomheid vermeldt, wil men er niet ook aandringen deze over te nemen daar waar deze niet bestaan. Bij het uitwerken van dit thema wordt verwezen naar de viering van het liturgisch jaar (hoofdst. IV), maar de bijzondere verering die de Kerk voor de Moeder van de Heer heeft (hoofdst. V), naar de devotie jegens de engelen, de heiligen en de zaligen (hoofdst. VI), naar de gebeden en werken ten behoeve van de overleden broeders en zusters (hoofdst. VII) en naar het houden van bedevaarten en manifestaties van godsvrucht in de heiligdommen (hoofdst. VIII).
Het Directorium heeft in zijn geheel tot doel te oriënteren en heeft, waar het in enkele gevallen misbruiken bij voorbaat kan voorkomen, een constructieve lijn en een positieve toon. In deze context geven de Richtlijnen[1096 |+ 126 ] korte historische informatie over de afzonderlijke devoties: zij vermelden de verschillende oefeningen van godsvrucht waarin zij tot uitdrukking komen, zij herinneren aan de theologische redenen die eraan ten grondslag liggen, en geven praktische suggesties inzake tijd, plaats, taal en andere elementen voor een goede harmonisatie van liturgisch handelen en oefeningen van godsvrucht.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Voor wie is het directorium bestemd?
5
De operationele voorstellen die alleen de Latijnse Kerk betreffen en voornamelijk de Romeinse ritus, zijn vóór alles bestemd voor der bisschoppen: hun komt de taak toe de diocesane gemeenschap in de eredienst voor te gaan, het liturgisch leven te bevorderen en de andere vormen van eredienst hierop af te stemmen. vgl: Lumen Gentium, 21[[[617|21]]] vgl: Sacrosanctum Concilium, 41[[[570|41]]] vgl: Christus Dominus, 15[[[646|15]]] vgl: 75-76, 82, 90-91[[[1121]]] vgl: CIC can. 835[[[30|+955+2659-2661]]] vgl: CIC can. 839 § 2[[[30|+2666]]] vgl: Vicesimus Quintus Annus, 21[[[1125|21]]] Deze voorstellen zijn ook bekend voor hun directe medewerkers, d.w.z. hun vicarissen, priesters en diakens, in het bijzonder de rectoren van heiligdommen. Bovendien zijn zij ook gericht tot de hoofde van de instituten van gewijd leven voor mannen en vrouwen, omdat een niet gering aantal uitingen van volksvroomheid ontstaan is en zich ontwikkeld heeft in dat milieu en omdat men van de samenwerking tussen mannelijke en vrouwelijke religieuzen en leden van seculiere instellingen veel kan verwachten voor een juiste, terecht gewenste harmonisatie.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De terminologie
6
In de loop der eeuwen zijn de Kerken van het westen op verschillende wijze gekenmerkt door het feit dat er samen met en naast de liturgievieringen onder het Christenvolk vele verschillende manieren zijn opgebloeid en wortel hebben geschoten om in eenvoud en met overgave uitdrukking te geven aan het geloof in God, de liefde voor Christus de Verlosser, het aanroepen van de Heilige Geest, de devotie voor de Maagd Maria, de verering van de heiligen, de inzet om zich te bekeren en de broederlijke liefde. Aangezien het behandelen van deze complexe materie – die gewoonlijk ‘volksreligiositeit’ of ‘volksvroomheid’ genoemd wordt vgl: Treating of the same material, the Apostolic Exhortation, Evangelii Nuntiandi, 48, for example, having recalled its richness, states: "because of this we gladly call it popular piety, that is, religion of the people, rather than religiosity of the people"[[[519|48]]] vgl: the Apostolic Exhortation Catechesi tradendae, 54, uses the expression "popular piety"[[[572|54]]] vgl: the Code of Canon Law, can. 1234, '1, adopts the term "popular piety"[[[30|+1422]]] vgl: John Paul II uses the term "popular piety" in the Apostolic Letter Vicesimus quintus annus[[[1125]]] vgl: The Catechism of the Catholic Church, 1674-1676, uses the expression "popular religiosity" but is also aware of the term "popular piety" (1679)[[[1|1674-1676]]] vgl: the fourth Instruction for the correct implementation of the conciliar Constitution on the Sacred Liturgy (37-40) Varietates legitimae, published by the Congregation for Divine Worship and the Discipline of the Sacraments (25.1.1994) employs the expression "popular piety" in article 45.[[[1678|45]]] – geen eensluidende terminologie kent, is enige precisering hierbij op zijn plaats. Zonder de pretentie te hebben iedere kwestie op te lossen wordt hier de gebruikelijke betekenis gegeven van uitdrukkingen die in dit document gebruikt worden.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Oefening van godsvrucht.
In het Directorium betekent ‘oefening van godsvrucht’ de openbare of persoonlijke uitingen van christelijke godsvrucht die, ook al maken zij geen deel uit van de liturgie, daarmee harmoniëren, omdat zij de geest, de normen en het ritme ervan respecteren; bovendien ontlenen zij op enigerlei wijze hun inspiratie aan de liturgie en moeten zij het volk de weg hiernaar wijzen. vgl: Sacrosanctum Concilium, 13[[[570|13]]] Sommige oefeningen van godsvrucht worden gehouden in opdracht van de Heilige Stoel zelf, andere op last van de bisschoppen; vgl: Sacrosanctum Concilium, 13[[[570|13]]] vele maken deel uit van de cultische tradities van particuliere Kerken en religieuze families. Oefeningen van godsvrucht verrijzen altijd naar de algemene goddelijke openbaring en hebben altijd een kerkelijke achtergrond: zij betreffen immers de realiteiten van genade die God in Jezus Christus geopenbaard heeft, en zij worden gehouden conform de ‘wetten en richtlijnen van de Kerk’ ‘overeenkomstig de gewoonten en de wettelijk goedgekeurde boeken’. Sacrosanctum Concilium, 13[[570|13]]
In het Directorium betekent ‘oefening van godsvrucht’ de openbare of persoonlijke uitingen van christelijke godsvrucht die, ook al maken zij geen deel uit van de liturgie, daarmee harmoniëren, omdat zij de geest, de normen en het ritme ervan respecteren; bovendien ontlenen zij op enigerlei wijze hun inspiratie aan de liturgie en moeten zij het volk de weg hiernaar wijzen. vgl: Sacrosanctum Concilium, 13[[[570|13]]] Sommige oefeningen van godsvrucht worden gehouden in opdracht van de Heilige Stoel zelf, andere op last van de bisschoppen; vgl: Sacrosanctum Concilium, 13[[[570|13]]] vele maken deel uit van de cultische tradities van particuliere Kerken en religieuze families. Oefeningen van godsvrucht verrijzen altijd naar de algemene goddelijke openbaring en hebben altijd een kerkelijke achtergrond: zij betreffen immers de realiteiten van genade die God in Jezus Christus geopenbaard heeft, en zij worden gehouden conform de ‘wetten en richtlijnen van de Kerk’ ‘overeenkomstig de gewoonten en de wettelijk goedgekeurde boeken’. Sacrosanctum Concilium, 13[[570|13]]
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Devoties
In dit verband wordt de term gebruikt om de verschillende uiterlijke praktijken aan te geven die, bezield door een innerlijke geloofshouding, de relatie accentueren van de gelovige met de goddelijke personen of met de heilige Maagd Maria – in haar voorrechten van genade en de titels die deze tot uitdrukking brengen – of met de heiligen – gezien in hun gelijkvormigheid aan Christus of hun rol in het leven van de Kerk. vgl: DH 1821-1825[[[736]]] vgl: Mediator Dei et hominum, 164-169[[[419|164-169]]] vgl: Sacrosanctum Concilium, 104[[[570|104]]] vgl: Lumen Gentium, 50[[[617|50]]] Voorbeelden hiervan zijn de teksten van gebeden en liederen, het is in acht nemen van bepaalde tijden en het bezoek aan bijzondere plaatsen, insignes, medailles, kleding en gewoontes.
In dit verband wordt de term gebruikt om de verschillende uiterlijke praktijken aan te geven die, bezield door een innerlijke geloofshouding, de relatie accentueren van de gelovige met de goddelijke personen of met de heilige Maagd Maria – in haar voorrechten van genade en de titels die deze tot uitdrukking brengen – of met de heiligen – gezien in hun gelijkvormigheid aan Christus of hun rol in het leven van de Kerk. vgl: DH 1821-1825[[[736]]] vgl: Mediator Dei et hominum, 164-169[[[419|164-169]]] vgl: Sacrosanctum Concilium, 104[[[570|104]]] vgl: Lumen Gentium, 50[[[617|50]]] Voorbeelden hiervan zijn de teksten van gebeden en liederen, het is in acht nemen van bepaalde tijden en het bezoek aan bijzondere plaatsen, insignes, medailles, kleding en gewoontes.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
57
57
Volksvroomheid
De uitdrukking ‘volksvroomheid’ betekent hier de verschillende cultische uitingen van persoonlijke of gemeenschappelijke aard die in het kader van het christelijk geloof merendeels niet met behulp van formulieren van de heilige liturgie tot uitdrukking worden gebracht, maar in bijzondere vormen die voortkomen uit de geest van een volk of bevolkingsgroep en de cultuur hiervan.
Volksvroomheid wordt terecht beschouwd als een ‘ware schat van het volk Gods’ Terwijl Hij zo aan het spreken was, verhief een vrouw uit de menigte haar stem en riep Hem toe: 'Gelukkig de schoot die U gedragen heeft en de borsten die U hebben gevoed.' (Lc. 11, 27)[[6892]] en ‘er blijkt een zekere dorst naar God uit zoals alleen de eenvoudigen en armen van geest tot uitdrukking kunnen brengen; ze bieden de mogelijkheid tot edelmoedige inzet, wanneer het gaat om de verbreiding van het geloof. Ze brengen een diepe zin mee voor de onuitsprekelijke eigenschappen van God: namelijk zijn vaderschap, zijn voorzienigheid, de aanwezigheid van zijn altijddurende en barmhartige liefde. Ze roepen in het hart van de mens een houding te voorschijn die men elders zelden aantreft: we bedoelen het geduld, de zin voor het kruis dat men moet dragen in het dagelijks leven, de onbaatzuchtigheid, de openheid voor anderen’. Evangelii Nuntiandi, 5[[519|5]]
De uitdrukking ‘volksvroomheid’ betekent hier de verschillende cultische uitingen van persoonlijke of gemeenschappelijke aard die in het kader van het christelijk geloof merendeels niet met behulp van formulieren van de heilige liturgie tot uitdrukking worden gebracht, maar in bijzondere vormen die voortkomen uit de geest van een volk of bevolkingsgroep en de cultuur hiervan.
Volksvroomheid wordt terecht beschouwd als een ‘ware schat van het volk Gods’ Terwijl Hij zo aan het spreken was, verhief een vrouw uit de menigte haar stem en riep Hem toe: 'Gelukkig de schoot die U gedragen heeft en de borsten die U hebben gevoed.' (Lc. 11, 27)[[6892]] en ‘er blijkt een zekere dorst naar God uit zoals alleen de eenvoudigen en armen van geest tot uitdrukking kunnen brengen; ze bieden de mogelijkheid tot edelmoedige inzet, wanneer het gaat om de verbreiding van het geloof. Ze brengen een diepe zin mee voor de onuitsprekelijke eigenschappen van God: namelijk zijn vaderschap, zijn voorzienigheid, de aanwezigheid van zijn altijddurende en barmhartige liefde. Ze roepen in het hart van de mens een houding te voorschijn die men elders zelden aantreft: we bedoelen het geduld, de zin voor het kruis dat men moet dragen in het dagelijks leven, de onbaatzuchtigheid, de openheid voor anderen’. Evangelii Nuntiandi, 5[[519|5]]
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Volksreligiositeit
De werkelijkheid die met de uitdrukking ‘volksreligiositeit’ aangeduid wordt, betreft een universele ervaring: in het hart van iedere persoon is, evenals in de cultuur van elk volk en in de gemeenschappelijke uitingen ervan, altijd een religieuze dimensie aanwezig. Ieder volk neigt er immers naar zijn allesomvattende visie op transcendentie en zijn opvatting over natuur, maatschappij en geschiedenis door cultische bemiddeling tot uitdrukking te brengen in een karakteristieke synthese met een grote menselijke en spirituele betekenis.
Volksreligiositeit verwijst met noodzakelijkerwijs naar de christelijke openbaring. Doordat zij tot uitdrukking komt in een maatschappij die op verschillende wijzen van christelijke elementen doordrenkt is, leidt zij echter in veel streken tot een soort ‘volkskatholicisme’ waarin op min of meer harmonieuze manier elementen naast elkaar bestaan die afkomstig zijn uit een religieus gevoel van het leven, uit de aan een volk eigen cultuur en de christelijke openbaring.
De werkelijkheid die met de uitdrukking ‘volksreligiositeit’ aangeduid wordt, betreft een universele ervaring: in het hart van iedere persoon is, evenals in de cultuur van elk volk en in de gemeenschappelijke uitingen ervan, altijd een religieuze dimensie aanwezig. Ieder volk neigt er immers naar zijn allesomvattende visie op transcendentie en zijn opvatting over natuur, maatschappij en geschiedenis door cultische bemiddeling tot uitdrukking te brengen in een karakteristieke synthese met een grote menselijke en spirituele betekenis.
Volksreligiositeit verwijst met noodzakelijkerwijs naar de christelijke openbaring. Doordat zij tot uitdrukking komt in een maatschappij die op verschillende wijzen van christelijke elementen doordrenkt is, leidt zij echter in veel streken tot een soort ‘volkskatholicisme’ waarin op min of meer harmonieuze manier elementen naast elkaar bestaan die afkomstig zijn uit een religieus gevoel van het leven, uit de aan een volk eigen cultuur en de christelijke openbaring.
Referenties naar alinea 10: 1
"Sensus Fidei" in the life of the Church ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Enkele principes
10a
Als inleiding op een algeheel overzicht wordt hier in het kort verwezen naar hetgeen uitvoering in onderhavig Directorium uiteengezet en verklaard wordt.
Referenties naar alinea 10a: 1
"Sensus Fidei" in the life of the Church ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
De voorrang van de liturgie.
De geschiedenis leert dat in bepaalde tijden het geloofsleven ondersteund is door vormen en praktijken van godsvrucht die door de gelovigen vaak gevoeld werden als indringender en boeiender dan liturgievieringen. In wekelijkheid is ‘elke liturgische viering, als werk van Christus, de Priester, en van zijn lichaam, de Kerk, bij uitstek een heilig handelen, dat door geen enkel ander handelen van de Kerk op gelijke titel en in gelijke mate in krachtdadigheid wordt geëvenaard’. Sacrosanctum Concilium, 7[[570|7]] Daarom moet een einde gemaakt worden aan het misverstand dat liturgie niet ‘volks’ is: de vernieuwing van het Concilie heeft de deelname van het volk aan de liturgieviering willen bevorderen door het accent te leggen op wijzen en ruimten (gezangen, actieve inschakeling, dienstwerk door leken...) die in andere tijden geleid hebben tot alternatieve gebeden of tot gebeden die in de plaats kwamen van de liturgische handelingen.
De verhevenheid van de liturgie ten opzichte van iedere andere mogelijke en gewettigde vorm van christelijk gebed moet een bevestiging vinden in het bewustzijn van de gelovigen: als sacramentele handelingen noodzakelijk zijn om in Christus te leven, dan behoren de vormen van volksvroomheid daarentegen tot het facultatieve kader. Een eerbiedwaardig bewijs hiervan is het voorschrift om deel te nemen aan de zondagsmis, terwijl er nooit enige verplichting gegolden heeft voor oefeningen van godsvrucht, hoezeer zij ook aanbevelen en verspreid zijn; zij kunnen echter door gemeenschappen of individuele gelovigen op zich genomen worden als een verplichting.
Dit heeft ook gevolgen voor de vorming van de priesters en de gelovigen. Er dient voorrang gegeven te worden aan het liturgisch gebed en het liturgisch jaar boven iedere andere devotiepraktijk. In ieder geval kan deze verplichte niet verstaan worden in termen van uitsluiting, tegenstelling en marginalisering.
De geschiedenis leert dat in bepaalde tijden het geloofsleven ondersteund is door vormen en praktijken van godsvrucht die door de gelovigen vaak gevoeld werden als indringender en boeiender dan liturgievieringen. In wekelijkheid is ‘elke liturgische viering, als werk van Christus, de Priester, en van zijn lichaam, de Kerk, bij uitstek een heilig handelen, dat door geen enkel ander handelen van de Kerk op gelijke titel en in gelijke mate in krachtdadigheid wordt geëvenaard’. Sacrosanctum Concilium, 7[[570|7]] Daarom moet een einde gemaakt worden aan het misverstand dat liturgie niet ‘volks’ is: de vernieuwing van het Concilie heeft de deelname van het volk aan de liturgieviering willen bevorderen door het accent te leggen op wijzen en ruimten (gezangen, actieve inschakeling, dienstwerk door leken...) die in andere tijden geleid hebben tot alternatieve gebeden of tot gebeden die in de plaats kwamen van de liturgische handelingen.
De verhevenheid van de liturgie ten opzichte van iedere andere mogelijke en gewettigde vorm van christelijk gebed moet een bevestiging vinden in het bewustzijn van de gelovigen: als sacramentele handelingen noodzakelijk zijn om in Christus te leven, dan behoren de vormen van volksvroomheid daarentegen tot het facultatieve kader. Een eerbiedwaardig bewijs hiervan is het voorschrift om deel te nemen aan de zondagsmis, terwijl er nooit enige verplichting gegolden heeft voor oefeningen van godsvrucht, hoezeer zij ook aanbevelen en verspreid zijn; zij kunnen echter door gemeenschappen of individuele gelovigen op zich genomen worden als een verplichting.
Dit heeft ook gevolgen voor de vorming van de priesters en de gelovigen. Er dient voorrang gegeven te worden aan het liturgisch gebed en het liturgisch jaar boven iedere andere devotiepraktijk. In ieder geval kan deze verplichte niet verstaan worden in termen van uitsluiting, tegenstelling en marginalisering.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Gebruik en vernieuwing van oefeningen van Godsvrucht.
Het facultatieve karakter van de oefeningen van godsvrucht mag dus niet een geringe waardering of een minachting hiervoor betekenen. De weg die gevolgd dient te worden, bestaat erin op een correcte en wijze manier gebruik te maken van de niet geringe rijkdommen van de volksvroomheid, de mogelijkheden die zij bezit, en van de inzet van christelijk leven die zij weet op te wekken.
Omdat het Evangelie maat en beoordelingscriterium is voor iedere oude en nieuwe vorm van expressie van de christelijke godsvrucht, moet het gebruik maken van oefeningen van godsvrucht en devotiepraktijken en moet dit gepaard gaan met een zuivering die soms noodzakelijk is om een juiste verwijzing naar het christelijk mysterie te bewaren. Voor volksvroomheid geldt wat ook van de christelijke liturgie gezegd wordt, nl. ‘dat zij op geen enkele wijze riten kan opnemen van tovenarij, bijgeloof, spiritisme, wraak of die welk een seksuele achtergrond hebben’. Varietates legitimae, 48[[1678|48]]
In die zin begrijpt men dat de door het Tweede Vaticaans Concilie gewilde vernieuwing op een of andere wijze een juiste beoordeling en een vernieuwing van de oefeningen van godsvrucht en devotiepraktijken moet inspireren. Volksvroomheid moet gekenmerkt zijn door: Bijbelse inspiratie (omdat een christelijk gebed onmogelijk voorgehouden kan worden zonder directe of indirecte verwijzing naar een bladzijde uit de bijbel), liturgische inspiratie (vanaf het moment dat zij een voorbereiding is op of een echo van de in de liturgische handelingen gevierde mysteries), oecumenische inspiratie (ofwel de achting voor andere christelijke gevoelens en tradities zonder hiervoor te komen tot verbodsbepalingen die niet opportuun zijn), antropologische inspiratie (die tot uitdrukking komt hetzij in het bewaren van symbolen en uitdrukkingen die voor een bepaald volk veelbetekenend zijn – hierbij dient men echter zinloos archaïsme te vermijden –, hetzij in een poging een dialoog aan te gaan met hedendaagse gevoelens).
Wil een dergelijke vernieuwing vruchtbaar zijn, dan moet zij doordrongen zijn van een pedagogische betekenis en geleidelijk verwezenlijkt worden, waarbij rekening gehouden wordt met plaatsen en omstandigheden.
Het facultatieve karakter van de oefeningen van godsvrucht mag dus niet een geringe waardering of een minachting hiervoor betekenen. De weg die gevolgd dient te worden, bestaat erin op een correcte en wijze manier gebruik te maken van de niet geringe rijkdommen van de volksvroomheid, de mogelijkheden die zij bezit, en van de inzet van christelijk leven die zij weet op te wekken.
Omdat het Evangelie maat en beoordelingscriterium is voor iedere oude en nieuwe vorm van expressie van de christelijke godsvrucht, moet het gebruik maken van oefeningen van godsvrucht en devotiepraktijken en moet dit gepaard gaan met een zuivering die soms noodzakelijk is om een juiste verwijzing naar het christelijk mysterie te bewaren. Voor volksvroomheid geldt wat ook van de christelijke liturgie gezegd wordt, nl. ‘dat zij op geen enkele wijze riten kan opnemen van tovenarij, bijgeloof, spiritisme, wraak of die welk een seksuele achtergrond hebben’. Varietates legitimae, 48[[1678|48]]
In die zin begrijpt men dat de door het Tweede Vaticaans Concilie gewilde vernieuwing op een of andere wijze een juiste beoordeling en een vernieuwing van de oefeningen van godsvrucht en devotiepraktijken moet inspireren. Volksvroomheid moet gekenmerkt zijn door: Bijbelse inspiratie (omdat een christelijk gebed onmogelijk voorgehouden kan worden zonder directe of indirecte verwijzing naar een bladzijde uit de bijbel), liturgische inspiratie (vanaf het moment dat zij een voorbereiding is op of een echo van de in de liturgische handelingen gevierde mysteries), oecumenische inspiratie (ofwel de achting voor andere christelijke gevoelens en tradities zonder hiervoor te komen tot verbodsbepalingen die niet opportuun zijn), antropologische inspiratie (die tot uitdrukking komt hetzij in het bewaren van symbolen en uitdrukkingen die voor een bepaald volk veelbetekenend zijn – hierbij dient men echter zinloos archaïsme te vermijden –, hetzij in een poging een dialoog aan te gaan met hedendaagse gevoelens).
Wil een dergelijke vernieuwing vruchtbaar zijn, dan moet zij doordrongen zijn van een pedagogische betekenis en geleidelijk verwezenlijkt worden, waarbij rekening gehouden wordt met plaatsen en omstandigheden.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Verschil en overeenstemming met de liturgie.
Het objectieve verschil van oefeningen van godsvrucht en devotiepraktijken t.o.v. liturgie dient zichtbaar te worden in de cultische uiting. Dat betekent dat formules die eigen zijn aan oefeningen van godsvrucht, niet vermengd mogen worden met liturgische handelingen; daden van godsvrucht en devotie vinden hun ruimte buiten de viering van de eucharistie en van de andere sacramenten. Enerzijds moet men daarom overlapping vermijden, omdat taal, ritme, verloop en theologische accenten van de volksvroomheid bij liturgische handelingen. Tegelijkertijd dient men, indien dat nodig is, concurrentie en tegenstelling met liturgische handelingen te overwinnen: de voorkeur die gegeven moet worden aan zondag, hoogfeest, liturgische tijden en dagen, dient beschermd te worden. Men hoede zich er anderzijds voor om bepaalde vormen van een ‘liturgische viering’ in te brengen in oefeningen van godsvrucht, die hun stijl, eenvoud en eigen taal moeten behouden.
Het objectieve verschil van oefeningen van godsvrucht en devotiepraktijken t.o.v. liturgie dient zichtbaar te worden in de cultische uiting. Dat betekent dat formules die eigen zijn aan oefeningen van godsvrucht, niet vermengd mogen worden met liturgische handelingen; daden van godsvrucht en devotie vinden hun ruimte buiten de viering van de eucharistie en van de andere sacramenten. Enerzijds moet men daarom overlapping vermijden, omdat taal, ritme, verloop en theologische accenten van de volksvroomheid bij liturgische handelingen. Tegelijkertijd dient men, indien dat nodig is, concurrentie en tegenstelling met liturgische handelingen te overwinnen: de voorkeur die gegeven moet worden aan zondag, hoogfeest, liturgische tijden en dagen, dient beschermd te worden. Men hoede zich er anderzijds voor om bepaalde vormen van een ‘liturgische viering’ in te brengen in oefeningen van godsvrucht, die hun stijl, eenvoud en eigen taal moeten behouden.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De taal van de volksvroomheid
14
De taal in woord en gebaar van de volksvroomheid dient, ook al bewaart zij haar eenvoud en spontaneïteit, altijd verzorgd te zijn, en wel zo dat zij in elk geval samen met de geloofswaarheid de grootsheid van de christelijke mysteries laat doorschemeren.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
De gebaren.
De volksvroomheid wordt gekenmerkt door een grote verscheidenheid en rijkdom aan lichamelijke expressie, gebaren en symbolen. Men denke bijvoorbeeld aan het gebruik om beeltenissen, plaatsen, relikwieën en heilige voorwerpen te kussen of met de hand aan te raken, het ondernemen van bedevaarten en het houden van processies, het barrevoets of op de knieën afleggen van ‘speciale’ trajecten of routes, het aanbieden van offers, kaarsen of votiefgaven, het dragen van bijzondere gewaden, knielen of zich ter aarde werpen, het dragen van medailles en insignes… Dergelijke uitingen, de gedurende eeuwen van vader op zoon overgedragen worden, zijn een directe en eenvoudige manier om uitdrukking te geven aan het gevoel van het hart en de inzet om christelijk te leven. Zonder deze innerlijke component bestaat het gevaar dat symbolische gebaren vervallen tot inhoudsloze gewoontes en in het ergste geval tot bijgeloof.
De volksvroomheid wordt gekenmerkt door een grote verscheidenheid en rijkdom aan lichamelijke expressie, gebaren en symbolen. Men denke bijvoorbeeld aan het gebruik om beeltenissen, plaatsen, relikwieën en heilige voorwerpen te kussen of met de hand aan te raken, het ondernemen van bedevaarten en het houden van processies, het barrevoets of op de knieën afleggen van ‘speciale’ trajecten of routes, het aanbieden van offers, kaarsen of votiefgaven, het dragen van bijzondere gewaden, knielen of zich ter aarde werpen, het dragen van medailles en insignes… Dergelijke uitingen, de gedurende eeuwen van vader op zoon overgedragen worden, zijn een directe en eenvoudige manier om uitdrukking te geven aan het gevoel van het hart en de inzet om christelijk te leven. Zonder deze innerlijke component bestaat het gevaar dat symbolische gebaren vervallen tot inhoudsloze gewoontes en in het ergste geval tot bijgeloof.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
De teksten en formules.
Ook al zijn de teksten van de gebeden en de vroomheidsformules om zo te zeggen in een minder rigoureuze taal gesteld vergeleken met de gebeden in de liturgie, toch moeten zij geïnspireerd zijn door teksten uit de Heilige Schrift, de liturgie, de Vaders en het leergezag; zij dienen ook overeen te stemmen met het geloof van de Kerk. Vaste en publieke teksten bij gebeden en daden van godsvrucht dienen de goedkeuring te hebben van de plaatselijke ordinaris. vgl: CIC can. 826 § 3[[[30|+2651]]]
Ook al zijn de teksten van de gebeden en de vroomheidsformules om zo te zeggen in een minder rigoureuze taal gesteld vergeleken met de gebeden in de liturgie, toch moeten zij geïnspireerd zijn door teksten uit de Heilige Schrift, de liturgie, de Vaders en het leergezag; zij dienen ook overeen te stemmen met het geloof van de Kerk. Vaste en publieke teksten bij gebeden en daden van godsvrucht dienen de goedkeuring te hebben van de plaatselijke ordinaris. vgl: CIC can. 826 § 3[[[30|+2651]]]
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Het gezang en de muziek.
Ook gezang, de natuurlijke uitdrukking van de ziel van een volk, heeft een belangrijke functie in de volksvroomheid. vgl: Sacrosanctum Concilium, 118[[[570|118]]] De zorg voor het behouden van de erfenis aan gezangen die men vanuit de traditie ontvangen heeft, moet men openstaan voor de noodzaak van herzieningen en nieuwe composities. Gezang gaat bij sommige volken instinctief samen met het klappen in de handen, het ritmisch bewegen van het lichaam en danspassen. Dergelijke vormen om het innerlijk gevoel tot uitdrukking te brengen maken deel uit van volkstradities vooral ter gelegenheid van patroonsfeesten van heiligen; het is duidelijk dat zij een uiting moeten zijn van een echt gemeenschappelijk gebed en niet een uiting moeten zijn van een echt dat zij op bepaalde plaatsen een gewoonte zijn, bekent niet dat men een uitbreiding ervan tot andere plaatsen, waar zij niet natuurlijk zouden zijn, moet aanmoedigen.
Ook gezang, de natuurlijke uitdrukking van de ziel van een volk, heeft een belangrijke functie in de volksvroomheid. vgl: Sacrosanctum Concilium, 118[[[570|118]]] De zorg voor het behouden van de erfenis aan gezangen die men vanuit de traditie ontvangen heeft, moet men openstaan voor de noodzaak van herzieningen en nieuwe composities. Gezang gaat bij sommige volken instinctief samen met het klappen in de handen, het ritmisch bewegen van het lichaam en danspassen. Dergelijke vormen om het innerlijk gevoel tot uitdrukking te brengen maken deel uit van volkstradities vooral ter gelegenheid van patroonsfeesten van heiligen; het is duidelijk dat zij een uiting moeten zijn van een echt gemeenschappelijk gebed en niet een uiting moeten zijn van een echt dat zij op bepaalde plaatsen een gewoonte zijn, bekent niet dat men een uitbreiding ervan tot andere plaatsen, waar zij niet natuurlijk zouden zijn, moet aanmoedigen.
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
De beeltenissen
Een zeer belangrijke uiting in het kader van de volksvroomheid is het gebruik van religieuze beeltenissen, die overeenkomstig de regels van de cultuur en een veelvoud aan kunnen de gelovigen helpen de mysteries van het christelijk geloof tegemoet te treden. De verering van religieuze beeltenissen hoort immers tot de aard van de katholieke godsvrucht: een teken hiervan is het grote artistieke erfgoed dat te vinden is in kerken en heiligdommen; aan de bouw daarvan heeft de volksdevotie veel bijgedragen.
Me betrekking tot het liturgisch gebruik van de beeltenissen van Christus, de heilige Maagd en de heiligen, geldt hier het principe dat traditioneel verkondigd en verdedigd is door de Kerk, bewust als zij zich ervan is dat ‘de eer die aan de beeltenis gebracht wordt, bedoeld is voor de afgebeelde persoon’. vgl: Sessio VII - Definitio de sacris imaginibus, 1[[[965|1]]] vgl: Sessio XXV - De invocatione, veneratione et reliquiis Sanctorum et sacris imaginibus, 3-5[[[736|3-5]]] De noodzakelijke nauwgezetheid die vereist is voor het iconografisch programma van de kerken vgl: Sacrosanctum Concilium, 124-125[[[570|124-125]]] – het respect voor de geloofswaarden en hun hiërarchie, schoonheid en kwaliteit – moet men ook kunnen tegenkomen in beeltenissen en voorwerpen die bestemd zijn voor de persoonlijke devotie.
Omdat de iconografie voor gewijde gebouwen niet aan het persoonlijke initiatief wordt overgelaten, dienen de verantwoordelijken voor kerken en gebedshuizen de waardigheid, schoonheid en kwaliteit van de beeltenissen die ter verering door de gelovigen tentoongesteld worden, te beschermen door te verhinderen dat schilderijen of afbeeldingen die hun inspiratie ontlenen aan de persoonlijke devotie van individuen, feitelijk opgedrongen worden aan de gemeenschappelijke verering. vgl: Codex Iuris Canonici, 1188[[[30|1188]]]
De bisschoppen, evenals de rectoren van heiligdommen, dienen ervoor te waken dat heilige beeltenissen die op verschillende wijzen voor het gebruik door gelovigen vervaardigd zijn om in huis uitgesteld of om de hals gedragen of bij zich gehouden te worden, nooit tot banaliteit vervallen of tot dwaling leiden.
Een zeer belangrijke uiting in het kader van de volksvroomheid is het gebruik van religieuze beeltenissen, die overeenkomstig de regels van de cultuur en een veelvoud aan kunnen de gelovigen helpen de mysteries van het christelijk geloof tegemoet te treden. De verering van religieuze beeltenissen hoort immers tot de aard van de katholieke godsvrucht: een teken hiervan is het grote artistieke erfgoed dat te vinden is in kerken en heiligdommen; aan de bouw daarvan heeft de volksdevotie veel bijgedragen.
Me betrekking tot het liturgisch gebruik van de beeltenissen van Christus, de heilige Maagd en de heiligen, geldt hier het principe dat traditioneel verkondigd en verdedigd is door de Kerk, bewust als zij zich ervan is dat ‘de eer die aan de beeltenis gebracht wordt, bedoeld is voor de afgebeelde persoon’. vgl: Sessio VII - Definitio de sacris imaginibus, 1[[[965|1]]] vgl: Sessio XXV - De invocatione, veneratione et reliquiis Sanctorum et sacris imaginibus, 3-5[[[736|3-5]]] De noodzakelijke nauwgezetheid die vereist is voor het iconografisch programma van de kerken vgl: Sacrosanctum Concilium, 124-125[[[570|124-125]]] – het respect voor de geloofswaarden en hun hiërarchie, schoonheid en kwaliteit – moet men ook kunnen tegenkomen in beeltenissen en voorwerpen die bestemd zijn voor de persoonlijke devotie.
Omdat de iconografie voor gewijde gebouwen niet aan het persoonlijke initiatief wordt overgelaten, dienen de verantwoordelijken voor kerken en gebedshuizen de waardigheid, schoonheid en kwaliteit van de beeltenissen die ter verering door de gelovigen tentoongesteld worden, te beschermen door te verhinderen dat schilderijen of afbeeldingen die hun inspiratie ontlenen aan de persoonlijke devotie van individuen, feitelijk opgedrongen worden aan de gemeenschappelijke verering. vgl: Codex Iuris Canonici, 1188[[[30|1188]]]
De bisschoppen, evenals de rectoren van heiligdommen, dienen ervoor te waken dat heilige beeltenissen die op verschillende wijzen voor het gebruik door gelovigen vervaardigd zijn om in huis uitgesteld of om de hals gedragen of bij zich gehouden te worden, nooit tot banaliteit vervallen of tot dwaling leiden.
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
De plaatsen
Om zich uit te drukken kent de volksvroomheid naast het kerkgebouw ook als belangrijke plaats een heiligdom, dat niet altijd een kerkgebouw is. Het wordt vaak gekenmerkt door bijzondere vormen en praktijken van devotie, waaronder de bedevaart de bekendste is. Naast dergelijke plaatsen, die duidelijk gereserveerd zijn voor gemeenschappelijk en persoonlijk gebed, zijn er andere die niet minder belangrijk zijn, zoals het huis, de leef- en werkomgeving; in gegeven omstandigheden worden ook straten en pleinen tot een ruimte om te getuigen van het geloof.
Om zich uit te drukken kent de volksvroomheid naast het kerkgebouw ook als belangrijke plaats een heiligdom, dat niet altijd een kerkgebouw is. Het wordt vaak gekenmerkt door bijzondere vormen en praktijken van devotie, waaronder de bedevaart de bekendste is. Naast dergelijke plaatsen, die duidelijk gereserveerd zijn voor gemeenschappelijk en persoonlijk gebed, zijn er andere die niet minder belangrijk zijn, zoals het huis, de leef- en werkomgeving; in gegeven omstandigheden worden ook straten en pleinen tot een ruimte om te getuigen van het geloof.
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
De tijden
Het ritme van de tijd dat gekenmerkt wordt door de afwisseling van dag en nacht, de manden, het wisselen van de seizoenen, gaat gepaard met verschillende uitingen van volksvroomheid. Zij is eveneens gebonden aan bijzondere dagen, gekarakteriseerd door vreugdevolle en droevige gebeurtenissen in het leven van het individu, het gezin en de gemeenschap. En dan brengt vooral een 'feest' met de dagen van voorbereiding uitingen van religiositeit naar voren die eraan hebben bijgedragen de bijzondere traditie van een bepaalde gemeenschap te vormen.
Het ritme van de tijd dat gekenmerkt wordt door de afwisseling van dag en nacht, de manden, het wisselen van de seizoenen, gaat gepaard met verschillende uitingen van volksvroomheid. Zij is eveneens gebonden aan bijzondere dagen, gekarakteriseerd door vreugdevolle en droevige gebeurtenissen in het leven van het individu, het gezin en de gemeenschap. En dan brengt vooral een 'feest' met de dagen van voorbereiding uitingen van religiositeit naar voren die eraan hebben bijgedragen de bijzondere traditie van een bepaalde gemeenschap te vormen.
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Verantwoordelijkheid en bevoegdheden
21
De uitingen van volksvroomheid vallen onder de verantwoordelijkheid van de plaatselijke ordinaris: het behoort tot zijn bevoegdheid ze te reglementeren, aan te moedigen in hun functie van hulp voor de gelovigen bij het christelijk leven, ze te zuiveren waar dat nodig is, en ze op het Evangelie af te stemmen, ervoor te waken dat zij niet de plaats innemen van de liturgische vieringen of zich hiermee vermengen, vgl: Vicesimus Quintus Annus, 18[[[1125|18]]] vgl: Varietates legitimae, 45[[[1678|45]]] de teksten van de gebeden en de formules goed te keuren die verband hebben met publieke daden van de godsvrucht en devotiepraktijken. vgl: CIC can. 826 § 3[[[30|+2651]]] De instructie die door een ordinaris voor het eigen gebied van rechtsbevoegdheid zijn gegeven, betreffen de aan hem toevertrouwde particuliere Kerk. daarom dienen individuele gelovigen - clerici en leken - als bijzondere groepen te vermijden om zonder toestemming van de ordinaris publiek teksten van gebeden, formules en persoonlijke gelanceerde initiatieven aan te bieden.
Overeenkomstig de genoemde Apostolische Constitutie Pastor Bonus, 70[577|70], is het de taak van deze congregatie de bisschoppen te helpen inzake gebeden en praktijken van godsvrucht van het Christenvolk, evenals in verband daarmee instructies te geven in aangelegenheden die de grenzen van een particuliere Kerk overschrijden, en wanneer een maatregel op grond van het subsidiariteitsbeginsel noodzakelijk is.
Overeenkomstig de genoemde Apostolische Constitutie Pastor Bonus, 70[577|70], is het de taak van deze congregatie de bisschoppen te helpen inzake gebeden en praktijken van godsvrucht van het Christenvolk, evenals in verband daarmee instructies te geven in aangelegenheden die de grenzen van een particuliere Kerk overschrijden, en wanneer een maatregel op grond van het subsidiariteitsbeginsel noodzakelijk is.
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 1 Hoofdlijnen in de geschiedenis, het leergezag en de theologie
- Liturgie en volksvroomheid in het licht van de geschiedenis
- Liturgie en volksvroomheid in de loop der eeuwen
22
De relaties tussen liturgie en volksvroomheid zijn al oud. Daarom is het noodzakelijk allereerst over te gaan tot een, zij het snelle, verkenning van de wijze waarop deze in de loop der eeuwen beleefd zijn. In een niet gering aantal gevallen zullen hieruit inspiratie en suggesties komen om de kwesties die zich in onze tijd voordoen, op te lossen.
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De christelijke oudheid
23
191
191
In het apostolische tijdperk en onmiddellijk daarna komen wij een diepgaande versmelting tegen van de cultische uitingen die wij nu respectievelijk liturgie en volksvroomheid noemen. Voor de oudste christelijke gemeenschappen is de enige werkelijkheid die telt, Christus (Kol. 2, 16)[[b:Kol. 2, 16]], zijn woorden van leven (Joh. 6, 63)[[b:Joh. 6, 63]], zijn gebod elkaar lief te hebben (Joh. 13,34)[[b:Joh. 13,34]] en de rituele handelingen die Hij opgedragen heeft te verrichten tot zijn nagedachtenis (1 Kor. 11, 24-26)[[b:1 Kor. 11, 24-26]]. Al het andere – dagen en maanden, seizoenen, jaren, feesten, nieuwe maan, spijzen en dranken... (Gal. 4, 10; Kol. 2, 16-19)[[b:Gal. 4, 10; Kol. 2, 16-19]] – is bijkomstig.
Bij de eerste christelijke generatie kan men echter reeds tekenen vinden van een persoonlijke vroomheid die op de eerste plaats afkomstig is uit de joodse traditie, zoals het volgen van de aanbevelingen en het voorbeeld van Jezus en de heilige Paulus aangaande het onophoudelijk gebed (Lc. 18, 1; Rom. 12, 12; 1 Tes. 5, 17)[[b:Lc. 18, 1; Rom. 12, 12; 1 Tes. 5, 17]], waarbij men alles ontvangt of begon met dankzegging. (1 Kor. 10, 31; 1 Tes. 2, 13; Kol. 3, 17)[[b:1 Kor. 10, 31; 1 Tes. 2, 13; Kol. 3, 17]] De vrome Israëliet begon de dag met God te prijzen en te danken en ging deze geest voort bij iedere handeling gedurende dag; zo maakte hij bij ieder vreugdevol of droef moment ruimte voor een uiting van lofprijzing, smeekgebed of berouw. De Evangelies en de andere geschriften van het Nieuwe Testament bevatten tot Jezus gerichte aanroepingen die bijna als schietgebedjes door de gelovigen herhaald worden, buiten de liturgische context om en als een teken van christologische devotie. Men dient hierbij eraan te denken dat het gewoon was onder de gelovigen Bijbelse uitdrukkingen te herhalen, zoals ‘Jezus Zoon van David, heb medelijden met mij’ (Lc. 18, 38)[b:Lc. 18, 38]; ‘Als Gij wilt, Heer, kunt Gij mij reinigen’ (Mt. 8, 1)[b:Mt. 8, 1]; ‘Jezus, denk aan mij, wanneer Gij in uw Koninkrijk gekomen zijt’ (Lc. 23, 42)[b:Lc. 23, 42]; ‘Mijn Heer en mijn God’ (Joh. 20, 28)[b:Joh. 20, 28]; ‘Heer Jezus, ontvangt mijn geest’ (Hand. 7, 59)[b:Hand. 7, 59]. Naar het voorbeeld van deze vroomheid zullen zich talloze gebeden ontwikkelen die door de gelovigen van alle tijden tot Christus gericht worden.
Vanaf de tweede eeuw ziet men vormen en uitingen van volksvroomheid – hetzij van Joodse oorsprong, hetzij van Grieks-Romeinse herkomst, hetzij uit andere culturen – spontaan samenvloeien in de liturgie. Er is bijvoorbeeld op gewezen dat in het document dat bekend staat als de Traditio Apostolica[1159], in niet geringe mate elementen van volkse aard voorkomen.
Zo kan men ook sporen vinden van volksgebruiken met betrekking tot de herdenking van de overledenen bij de verering van de martelaren, welke van groot belang is in de lokale Kerken. Sporen van volksvroomheid ziet men ook in enkele oudste uitingen van verering voor de heilig Maagd Maria, waaronder hier vermeld worden het gebed Sub tuum praesidium en de iconografie van Maria in de catacomben van Priscilla in Rome.
Hoewel de Kerk streng is wat de innerlijke gesteldheid en de vereisten inzake de omgeving voor een waardige viering van de goddelijke mysteries betreft (1 Kor. 11, 17-32)[[b:1 Kor. 11, 17-32]], aarzelt zij derhalve niet zelf in de liturgische riten vormen en uitingen van individuele, huiselijke en gemeenschappelijke vroomheid op te nemen.
In deze tijd staan liturgie en volksvroomheid noch begripsmatig, noch pastoraal gezien tegenover elkaar: zij dragen op een harmonische wijze bij aan de viering van het ene mysterie van Christus, zonder verschil van opvatting aangaande zijn persoon, en aan de ondersteuning van het bovennatuurlijke en ethische leven van de leerlingen van de Heer.
Bij de eerste christelijke generatie kan men echter reeds tekenen vinden van een persoonlijke vroomheid die op de eerste plaats afkomstig is uit de joodse traditie, zoals het volgen van de aanbevelingen en het voorbeeld van Jezus en de heilige Paulus aangaande het onophoudelijk gebed (Lc. 18, 1; Rom. 12, 12; 1 Tes. 5, 17)[[b:Lc. 18, 1; Rom. 12, 12; 1 Tes. 5, 17]], waarbij men alles ontvangt of begon met dankzegging. (1 Kor. 10, 31; 1 Tes. 2, 13; Kol. 3, 17)[[b:1 Kor. 10, 31; 1 Tes. 2, 13; Kol. 3, 17]] De vrome Israëliet begon de dag met God te prijzen en te danken en ging deze geest voort bij iedere handeling gedurende dag; zo maakte hij bij ieder vreugdevol of droef moment ruimte voor een uiting van lofprijzing, smeekgebed of berouw. De Evangelies en de andere geschriften van het Nieuwe Testament bevatten tot Jezus gerichte aanroepingen die bijna als schietgebedjes door de gelovigen herhaald worden, buiten de liturgische context om en als een teken van christologische devotie. Men dient hierbij eraan te denken dat het gewoon was onder de gelovigen Bijbelse uitdrukkingen te herhalen, zoals ‘Jezus Zoon van David, heb medelijden met mij’ (Lc. 18, 38)[b:Lc. 18, 38]; ‘Als Gij wilt, Heer, kunt Gij mij reinigen’ (Mt. 8, 1)[b:Mt. 8, 1]; ‘Jezus, denk aan mij, wanneer Gij in uw Koninkrijk gekomen zijt’ (Lc. 23, 42)[b:Lc. 23, 42]; ‘Mijn Heer en mijn God’ (Joh. 20, 28)[b:Joh. 20, 28]; ‘Heer Jezus, ontvangt mijn geest’ (Hand. 7, 59)[b:Hand. 7, 59]. Naar het voorbeeld van deze vroomheid zullen zich talloze gebeden ontwikkelen die door de gelovigen van alle tijden tot Christus gericht worden.
Vanaf de tweede eeuw ziet men vormen en uitingen van volksvroomheid – hetzij van Joodse oorsprong, hetzij van Grieks-Romeinse herkomst, hetzij uit andere culturen – spontaan samenvloeien in de liturgie. Er is bijvoorbeeld op gewezen dat in het document dat bekend staat als de Traditio Apostolica[1159], in niet geringe mate elementen van volkse aard voorkomen.
Zo kan men ook sporen vinden van volksgebruiken met betrekking tot de herdenking van de overledenen bij de verering van de martelaren, welke van groot belang is in de lokale Kerken. Sporen van volksvroomheid ziet men ook in enkele oudste uitingen van verering voor de heilig Maagd Maria, waaronder hier vermeld worden het gebed Sub tuum praesidium en de iconografie van Maria in de catacomben van Priscilla in Rome.
Hoewel de Kerk streng is wat de innerlijke gesteldheid en de vereisten inzake de omgeving voor een waardige viering van de goddelijke mysteries betreft (1 Kor. 11, 17-32)[[b:1 Kor. 11, 17-32]], aarzelt zij derhalve niet zelf in de liturgische riten vormen en uitingen van individuele, huiselijke en gemeenschappelijke vroomheid op te nemen.
In deze tijd staan liturgie en volksvroomheid noch begripsmatig, noch pastoraal gezien tegenover elkaar: zij dragen op een harmonische wijze bij aan de viering van het ene mysterie van Christus, zonder verschil van opvatting aangaande zijn persoon, en aan de ondersteuning van het bovennatuurlijke en ethische leven van de leerlingen van de Heer.
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
191
191
Vanaf de vierde eeuw wordt ook door de nieuwe politiek-maatschappelijke situatie waarin de Kerk terecht kwam, de kwestie van de relatie tussen uitingen van liturgie en uitingen van volksvroomheid gesteld in termen van niet alleen spontaan samenvloeien, maar ook van bewuste aanpassingen en inculturatie.
Geleid door duidelijke evangeliserende en pastorale bedoelingen, achtten de verschillende lokale Kerken het niet beneden hun waardigheid om plechtige en feestelijke cultische vormen in de liturgie op te nemen die afkomstig uit de heidense wereld en in staat waren de harten te raken en de verbeelding te treffen en waartoe het volk zich voelde aangetrokken, nadat deze naar behoren gezuiverd waren. Dergelijke vormen die ten dienste van het mysterie van de eredienst gesteld werden, bleken noch met de waarheid van het Evangelie, noch met de zuiverheid van de echte christelijke eredienst in strijd te zijn. Meer nog: men zag dat veel uitingen van verering die ontsproten waren aan het diepe religieuze gevoel van de mens en die aan valse goden en valse heilanden betoond werden, alleen een authentiek karakter kregen in de eredienst die aan Christus, de ware God en ware Heiland, bewezen werd.
Geleid door duidelijke evangeliserende en pastorale bedoelingen, achtten de verschillende lokale Kerken het niet beneden hun waardigheid om plechtige en feestelijke cultische vormen in de liturgie op te nemen die afkomstig uit de heidense wereld en in staat waren de harten te raken en de verbeelding te treffen en waartoe het volk zich voelde aangetrokken, nadat deze naar behoren gezuiverd waren. Dergelijke vormen die ten dienste van het mysterie van de eredienst gesteld werden, bleken noch met de waarheid van het Evangelie, noch met de zuiverheid van de echte christelijke eredienst in strijd te zijn. Meer nog: men zag dat veel uitingen van verering die ontsproten waren aan het diepe religieuze gevoel van de mens en die aan valse goden en valse heilanden betoond werden, alleen een authentiek karakter kregen in de eredienst die aan Christus, de ware God en ware Heiland, bewezen werd.
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
25
191
191
In de vierde – vijfde eeuw komt het gevoel voor het sacrale met verwijzing naar tijd en plaatsen duidelijker naar voren. Voor het eerste stellen de lokale Kerken naast een beroep op nieuwtestamentische gegevens met betrekking tot de ‘dag des Heren’ de feestelijkheden met Pasen, de vastentijden (Mc. 2, 18-22)[[b:Mc. 2, 18-22]] en bijzondere dagen vast om enkele heilsmysteries van Christus, zoals de Openbaring van de Heer, Kerstmis en Hemelvaart te vieren, om de nagedachtenis te een van de martelaren op hun dies natalis, om het overlijden van herders op de verjaardag van de dies depositionis te herdenken, om enkele sacramenten te vieren of plechtige verplichtingen in het leven op zich te nemen. De soms aan de heidense en eredienst onttrokken of louter profane plaatsen werden gesacraliseerd om de gemeenschap samen te roepen voor de viering van de goddelijke mysteries en de lof van de Heer. Daardoor werden deze door de ordening zelf van de architectonische ruimte een weerspiegeling van het mysterie van Christus en een beeld van de vierende Kerk.
Referenties naar alinea 25: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
26
191
191
In deze tijd komt het proces van de vorming en de daarop volgende differentiëring van de verschillende liturgische families tot rijping. De belangrijkste metropolitane Kerken vieren immers op grond van taal, theologische traditie spiritueel aanvoelen en maatschappelijke context de ene eredienst volgens een model, ontleend aan eigen cultuur en volk. Dat leidt steeds meer tot het scheppen van liturgische systemen die elk een bijzondere stijl van vieren en een eigen geheel van teksten en riten hebben.
Het is derhalve niet zonder belang op te merken dat aan het zich vormen van liturgische riten ook in de perioden die als de gouden perioden erkend worden, volkselementen niet vreemd geweest zijn.
Anderzijds grijpen bisschoppen en regionale synodes bij het inrichten van de eredienst in door normen te stellen, te waken over de leerstellige juistheid van de teksten en hun formele schoonheid en door het verloop van de riten beoordelen. Dergelijke ingrepen bepalen de ontwikkelingen van een liturgisch systeem met inmiddels vaste vormen, waarbij de oorspronkelijke creativiteit, die echter geen willekeur was, noodzakelijkerwijs de toekomstige snelle verspreiding van teksten voor persoonlijke vroomheid en volksvroomheid.
Het is derhalve niet zonder belang op te merken dat aan het zich vormen van liturgische riten ook in de perioden die als de gouden perioden erkend worden, volkselementen niet vreemd geweest zijn.
Anderzijds grijpen bisschoppen en regionale synodes bij het inrichten van de eredienst in door normen te stellen, te waken over de leerstellige juistheid van de teksten en hun formele schoonheid en door het verloop van de riten beoordelen. Dergelijke ingrepen bepalen de ontwikkelingen van een liturgisch systeem met inmiddels vaste vormen, waarbij de oorspronkelijke creativiteit, die echter geen willekeur was, noodzakelijkerwijs de toekomstige snelle verspreiding van teksten voor persoonlijke vroomheid en volksvroomheid.
Referenties naar alinea 26: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
27
191
191
Het pontificaat van de heilige Gregorius de Grote (590 – 604), die een vooraanstaande herder en liturgist was, wordt gewoonlijk aangeduid als een voorbeeldig referentiepunt voor een vruchtbare relatie tussen liturgie en volksvroomheid. Deze paus spant zich immers op liturgisch gebied intensief in om het volk van Rome door middel van het organiseren van processies, staties en kruisdagen structuren te bieden die beantwoorden aan het gevoel van het volk en tevens een vaste plaats krijgen binnen het kader zelf van de viering van de goddelijke mysteries. Hij heeft wijze richtlijnen waardoor de bekering van de nieuwe volkeren tot het Evangelie niet ten koste gaat van hun culturele traditie, maar die integendeel de liturgie zelf blijken te verrijken met nieuwe, gewettigde uitingen van verering; hij stemt de voorname uitingen van de artistieke geest en de meer bescheiden uitingen van het gevoel van het volk op elkaar af; hij garandeert het gevoel van eenheid in de christelijke eredienst door deze hecht te verankeren in de viering van Pasen, hoewel verschillende gebeurtenissen in het ene heilsmysterie – zoals Kerstmis, de openbaring van de Heer en Hemelvaart... – het onderwerp zijn van bijzondere vieringen en de gedachtenisvieringen van de heiligen zich uitbreiden.
Referenties naar alinea 27: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De Middeleeuwen
28
191
191
In het christelijke, vooral Byzantijnse oosten verschijnt de periode van de Middeleeuwen als een tijd van strijd tegen de ketterij van het iconoclasme in twee fases (725 – 787 en 815 – 843). Het is een periode die een ‘scheidslijn’ betekende voor de ontwikkeling van de liturgie, voor de klassieke commentaren op de liturgie van de eucharistie en voor de iconografie betreffende het gebouw van de eredienst.
Op liturgisch gebied neemt het hymnografisch erfgoed aanzienlijk toe en krijgen de riten hun definitieve vorm. De liturgie weerspiegelt de symbolische visie op het heelal en de hiërarchische en sacrale opvatting van de wereld. Hierin komen alle vragen van de christelijke maatschappij, de idealen en structuren van het kloosterwezen, de aspiraties van het volk, de intuïties van de mystici en de regels van de asceten samen.
Nadat de crisis van het iconoclasme overwonnen is met het decreet De sacris imaginibus van het Tweede Oecumenisch Concilie van Nicea (787) Sessio VII - Definitio de sacris imaginibus[[965]], een overwinning die geconsolideerd wordt in de ‘triomf van de orthodoxe’ (843), ontwikkelt zich de iconografie, krijgt ze definitieve vorm en geeft zij zichzelf een leerstellige legitimatie. De hiëratische icoon met een grote symbolische kracht is zelf een deel van de liturgieviering: zij weerspiegelt het gevierde mysterie. Zij is een vorm van permanente aanwezigheid ervan en houdt dit het gelovige volk voor.
Op liturgisch gebied neemt het hymnografisch erfgoed aanzienlijk toe en krijgen de riten hun definitieve vorm. De liturgie weerspiegelt de symbolische visie op het heelal en de hiërarchische en sacrale opvatting van de wereld. Hierin komen alle vragen van de christelijke maatschappij, de idealen en structuren van het kloosterwezen, de aspiraties van het volk, de intuïties van de mystici en de regels van de asceten samen.
Nadat de crisis van het iconoclasme overwonnen is met het decreet De sacris imaginibus van het Tweede Oecumenisch Concilie van Nicea (787) Sessio VII - Definitio de sacris imaginibus[[965]], een overwinning die geconsolideerd wordt in de ‘triomf van de orthodoxe’ (843), ontwikkelt zich de iconografie, krijgt ze definitieve vorm en geeft zij zichzelf een leerstellige legitimatie. De hiëratische icoon met een grote symbolische kracht is zelf een deel van de liturgieviering: zij weerspiegelt het gevierde mysterie. Zij is een vorm van permanente aanwezigheid ervan en houdt dit het gelovige volk voor.
Referenties naar alinea 28: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
29
191
191
In het westen vindt reeds in de vijfde eeuw de ontmoeting plaats tussen Christendom en nieuwe volken, vooral Kelten, Visigoten, Angelsaksen en Frankische Germanen. Deze ontmoeting brengt een proces op gang van de vorming van nieuwe culturen en van nieuwe politieke en burgerlijke instellingen.
In het grote tijdsbestek dat gaat van de zevende eeuw tot de helft van de vijftiende eeuw, komt het tot een definitieve en steeds duidelijkere differentiatie tussen liturgische en volksvroomheid. Dit gaat zo ver dat er een dualisme in de vieringen ontstaat: parallel aan de liturgie, die in het Latijn gevierd wordt, ontwikkelt zich een gemeenschappelijke volksvroomheid, die zich in volkstaal uitdrukt.
In het grote tijdsbestek dat gaat van de zevende eeuw tot de helft van de vijftiende eeuw, komt het tot een definitieve en steeds duidelijkere differentiatie tussen liturgische en volksvroomheid. Dit gaat zo ver dat er een dualisme in de vieringen ontstaat: parallel aan de liturgie, die in het Latijn gevierd wordt, ontwikkelt zich een gemeenschappelijke volksvroomheid, die zich in volkstaal uitdrukt.
Referenties naar alinea 29: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
30
191
191
Als oorzaken die in deze periode een dergelijk dualisme bepaald hebben, kunnen genoemd worden:
- het idee dat de liturgie veeleer tot de bevoegdheid van de clerici behoort, terwijl de leken niet meer dan toeschouwers zijn;
- de onmiskenbare differentie in positie in de christelijke maatschappij – clerici, monniken, leken – leidt tot verschillende vormen van gebedsstijlen;
- de op liturgisch en iconografisch vlak heldere en gedetailleerde opvattingen over de verschillende aspecten van het ene mysterie van Christus; ook al is het enerzijds een uitdrukking van liefdevolle aandacht voor het leven en werken van de Heer, anderzijds maakt dit het niet gemakkelijker om de centrale plaats die Pasen inneemt, duidelijk te zien en bevordert het een zich vermenigvuldigen van momenten en vormen van viering met een volks karakter;
- de onvoldoende directe kennis van de Schriften, niet alleen bij de leken, maar ook bij veel clerici en religieuzen maakt de toegang moeilijk tot de onmisbare sleutel om de structuren en de symbolische taal van de liturgie te begrijpen;
- daarentegen oefent de verbreiding van de apocriefe literatuur, die rijk is aan wonderbaarlijke verhalen en anekdotische episoden, een aanzienlijke invloed uit op de iconografie en trekt ze de aandacht van de gelovigen, doordat ze tot hun verbeelding spreekt;
- de uitzonderlijkheid van prediking met een homiletisch karakter, het bijna verdwijnen van de mystagogische prediking en de onvoldoende catechetisch vorming, waardoor de liturgische viering gesloten blijft voor het begrip en de actieve deelname van de gelovigen, die dientengevolge alternatieve vormen en momenten van eredienst zoeken;
- de neiging tot allegorisme, die, doordat zij buitensporige invloed heeft op de interpretatie van teksten en riten, de gelovigen afleidt van het verstaan van de ware aard van de liturgie;
- het herstel van volkse vormen en structuren om zich uit te drukken, bijna als een onbewuste revanche ten opzichte van een liturgie die in vele opzichten onbegrijpelijk was geworden en ver van het volk afstond.
Referenties naar alinea 30: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
31
191
191
In de middeleeuwen ontstonden en ontwikkelden zich veel geestelijke bewegingen en verenigingen met een verschillende juridische en kerkelijke vorm. Hun leven en activiteiten hadden aanzienlijke gevolgen voor de betrekkingen tussen liturgie en volksvroomheid, waartoe ze een aanzet vormden.
Zo namen bijvoorbeeld de nieuwe religieuze ordes van evangelisch-apostolisch leven, die zich wijdden aan de prediking, vormen van viering over die vergeleken met de monastieke ordes eenvoudiger waren en dichter bij het volk en zijn uitingsvormen stonden. En anderzijds bevorderen zij het ontstaan van oefeningen van godsvrucht waarmee zij hun charisma tot uitdrukking brachten en op de gelovigen overdroegen.
Religieuze broederschappen, opgericht ten dienste van cultus en liefdadigheid, en lekengilden, gevormd voor beroepsmatige doeleinden, doen een bepaalde liturgische activiteit ontstaan met een volks karakter: zij bouwen kapellen voor hun cultische bijeenkomsten, zij kiezen een patroonheilige en vieren zijn feest. Niet zelden stellen zij voor eigen gebruik kleine vieringen en andere gebedsformulieren samen waarin de invloed van de liturgie en tegelijkertijd de aanwezigheid van elementen, afkomstig uit de volksvroomheid, duidelijk zijn.
Op hun beurt inspireren de scholen van spiritualiteit, die een belangrijk referentiepunt in het kerkelijk leven geworden zijn, tot een existentiële houding en een wijze van interpreteren van een leven in Christus en de Heilige Geest. Zij oefenen geen geringe invloed uit op sommige keuzes wat de viering betreft (bijvoorbeeld de episodes van het lijden van Christus) en liggen ten grondslag aan veel oefeningen van godsvrucht.
En dan is er nog het feit dat de burgermaatschappij, die idealiter de gestalte krijgt van een societas christiana, enkele van haar structuren vorm geeft naar kerkelijke gebruiken en soms het levensritme verdeelt op basis van het liturgisch ritme; hierdoor komt net bijvoorbeeld dat de avondklok voor de burgers tegelijkertijd een waarschuwing is om van het werk op de velden naar huis terug te keren en een uitnodiging om een groet tot de heilige Maagd te richten.
Zo namen bijvoorbeeld de nieuwe religieuze ordes van evangelisch-apostolisch leven, die zich wijdden aan de prediking, vormen van viering over die vergeleken met de monastieke ordes eenvoudiger waren en dichter bij het volk en zijn uitingsvormen stonden. En anderzijds bevorderen zij het ontstaan van oefeningen van godsvrucht waarmee zij hun charisma tot uitdrukking brachten en op de gelovigen overdroegen.
Religieuze broederschappen, opgericht ten dienste van cultus en liefdadigheid, en lekengilden, gevormd voor beroepsmatige doeleinden, doen een bepaalde liturgische activiteit ontstaan met een volks karakter: zij bouwen kapellen voor hun cultische bijeenkomsten, zij kiezen een patroonheilige en vieren zijn feest. Niet zelden stellen zij voor eigen gebruik kleine vieringen en andere gebedsformulieren samen waarin de invloed van de liturgie en tegelijkertijd de aanwezigheid van elementen, afkomstig uit de volksvroomheid, duidelijk zijn.
Op hun beurt inspireren de scholen van spiritualiteit, die een belangrijk referentiepunt in het kerkelijk leven geworden zijn, tot een existentiële houding en een wijze van interpreteren van een leven in Christus en de Heilige Geest. Zij oefenen geen geringe invloed uit op sommige keuzes wat de viering betreft (bijvoorbeeld de episodes van het lijden van Christus) en liggen ten grondslag aan veel oefeningen van godsvrucht.
En dan is er nog het feit dat de burgermaatschappij, die idealiter de gestalte krijgt van een societas christiana, enkele van haar structuren vorm geeft naar kerkelijke gebruiken en soms het levensritme verdeelt op basis van het liturgisch ritme; hierdoor komt net bijvoorbeeld dat de avondklok voor de burgers tegelijkertijd een waarschuwing is om van het werk op de velden naar huis terug te keren en een uitnodiging om een groet tot de heilige Maagd te richten.
Referenties naar alinea 31: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
32
Gedurende de gehele Middeleeuwen ontstaan en ontwikkelen zich dus geleidelijk aan vele uitingen van volksvroomheid waarvan niet weinige in onze tijd nog bestaan:
- er worden religieuze drama’s georganiseerd die de mysteries tot heilsgebeurtenissen van de geboorte van Christus, zijn lijden, dood en verrijzenis;
- de poëzie in de volkstaal komt op een deze begunstigt de deelname van de gelovigen door ruime toepassing op het gebied van de volksvroomheid;
- er verschijnen alternatieve vormen van devotie of vormen van devotie die parallel lopen met sommige liturgische uitingen; zo wordt bijvoorbeeld de zeldzaamheid van de eucharistische communie gecompenseerd door verschillende vormen van aanbidding van het Allerheiligste Sacrament; in de late Middeleeuwen is er tendens dat het bidden van de rozenkrans in de plaats komt van het lijden op Goede Vrijdag gehouden worden, vervangen voor veel gelovigen het liturgisch handelen dat eigen is aan die dag;
- de volkse vormen van de verering van de heilige Maagd en de heiligen nemen toe: bedevaarten naar de heilige plaatsen in Palestina en de graven van de apostelen en martelaren, verering van relikwieën, smeekbeden in de vorm van litanieën en gebeden en werken ten behoeve van de overledenen;
- er ontwikkelen zich op aanzienlijke schaal zegeningriten waarbij men tegelijk met elementen van echt christelijk geloof er andere tegenkomt die een weerspiegeling zijn van een naturalistisch gevoel en van voorchristelijke vormen van geloof en volkspraktijken;
- er vormen zich kernen van ‘heilige tijden’ met een volkse achtergrond die aan de hand van het ritme van het liturgisch jaar een plaats vinden: dagen voor een jaarmarkt met een sacraal-profaan karakter, triduüms, een zevendaagse-achtdaagse periode van gebed, novenen, maanden die gewijd zijn aan bijzondere volksdevoties.
Referenties naar alinea 32: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
33
In de Middeleeuwen is de relatie tussen liturgie en volksvroomheid constant en complex. Hierin kan men een dubbele beweging zien: de liturgie inspireert en bevrucht uitdrukkelijk van volksvroomheid; en vice versa worden vormen van volksvroomheid opgenomen en geïntegreerd in de liturgie. Dat gebeurt vooral in het kader van de riten van toewijding van personen, het op zich nemen van persoonlijke verplichtingen, het wijden van plaatsen, het instellen van feesten en op het bonte gebied van de zegeningen. Toch overheerst het verschijnsel van een zeker dualisme tussen liturgie en volksvroomheid bedreigen bij gebrek aan een diepgaande catechese afwijking en overdrijvingen een correcte uiting van de christelijke eredienst.
Referenties naar alinea 33: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De moderne tijd
34
De moderne tijd lijkt aanvankelijk niet zeer gunstig te zijn voor een evenwichtige oplossing van de relatie tussen liturgie en vroomheid. In de tweede helft van de vijftiende eeuw begunstigt de Moderne Devotie, die vooraanstaande meesters in het geestelijk leven had en een aanzienlijke verbreiding vond onder clerici en ontwikkelde leken, het ontstaan van oefeningen van godsvrucht met een meditatieve en affectieve achtergrond die als belangrijk referentiepunt de mensheid van Christus en de mysteries van zijn jeugd, zijn verborgen leven, lijden en dood hebben. De voorrang die gegeven wordt aan de contemplatie, en de waarde die toegelegd wordt aan subjectiviteit, zorgen - samen met een zeker ascetisch pragmatisme dat de menselijke inzet verheerlijkt - er echter voor dat de liturgie in de ogen van mannen en vrouwen als eerste bron van christelijk leven niet van grote spirituele invloed lijkt te zijn.
Referenties naar alinea 34: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
35
Als een typische uiting van de Moderne Devotie wordt het bekende werk De imitatione Christi beschouwd, dat een bijzondere en heilzame invloed uitgeoefend heeft op vele leerlingen van de Heer die de christelijke volmaaktheid willen bereiken. De imitatione Christi richt de gelovigen op een veeleer individueel type vroomheid, waarbij de onthechting aan de wereld en de uitnodiging naar de stem van de innerlijke Meester te luisteren beklemtoond worden: minder ruimte lijkt er gegeven te worden eisen die de liturgische spiritualiteit stelt. In de kringen waarin de Moderne Devotie zich ontwikkelt, komt men gemakkelijk goed opgezette oefeningen van godsvrucht tegen, een cultische uiting van oprecht devotie personen, maar daarbij ziet men niet altijd dat de liturgische viering volledig benut wordt.
Referenties naar alinea 35: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
36
Tussen het einde van de vijftiende en het begin van de zestiende eeuw wordt tegengevolge van de geografische ontdekkingen – in Afrika, Amerika en vervolgens in het Verre Oosten – de kwestie van de relatie tussen liturgie en volksvroomheid opnieuw geformuleerd.
De evangelisatie en catechese in landen die ver verwijderd zijn van het culturele en cultische centrum van de Romeinse ritus, vindt zeker plaats door middel van de verkondiging van het Woord en de viering van de sacramenten (Mt. 28, 19)[[b:Mt. 28, 19]], maar ook door middel van de oefeningen van godsvrucht die door de missionarissen worden verbreid.
De oefeningen van godsvrucht worden derhalve een middel voor de overdracht van de evangelische boodschap en vervolgens voor het behoud van het geloof. Tengevolge van de normen die de Romeinse liturgie beschermden, blijkt een wederzijdse beïnvloeding van liturgie en autochtone cultuur schaars te zijn (deze heeft wel enigszins plaatsgevonden in het plaatsgevonden in het geval van de Reduciones in Paraguay). De ontmoeting met een dergelijke cultuur zal daarentegen gemakkelijk plaatsvinden in het kader van de volksvroomheid.
De evangelisatie en catechese in landen die ver verwijderd zijn van het culturele en cultische centrum van de Romeinse ritus, vindt zeker plaats door middel van de verkondiging van het Woord en de viering van de sacramenten (Mt. 28, 19)[[b:Mt. 28, 19]], maar ook door middel van de oefeningen van godsvrucht die door de missionarissen worden verbreid.
De oefeningen van godsvrucht worden derhalve een middel voor de overdracht van de evangelische boodschap en vervolgens voor het behoud van het geloof. Tengevolge van de normen die de Romeinse liturgie beschermden, blijkt een wederzijdse beïnvloeding van liturgie en autochtone cultuur schaars te zijn (deze heeft wel enigszins plaatsgevonden in het plaatsgevonden in het geval van de Reduciones in Paraguay). De ontmoeting met een dergelijke cultuur zal daarentegen gemakkelijk plaatsvinden in het kader van de volksvroomheid.
Referenties naar alinea 36: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
37
Aan het begin van de zestiende eeuw dienen onder de mensen die het meest bekommerd zijn om een echte hervorming van de Kerk, de camaldulenzer monniken Paolo Giustiniani en Pietro Querini genoemd te worden, auteurs van een Libellus ad Leonem X, De tekst in de Annales...De tekst in de Annales Camaldulenses, IX, Venezia 1773, coll. 612-719 waarin belangrijke aanwijzingen staan om de liturgie te revitaliseren en de schatten ervan open te stellen voor heel het volk van God: de vorming van clerus en religieuzen, vooral op het gebied van de bijbel, het gebruik van de volkstaal bij de viering van de goddelijke mysteries, het opnieuw ordenen van de liturgische boeken, het elimineren van onechte, aan een niet concrete volksvroomheid ontleende elementen en een catechese die er ook op gericht is de gelovigen kennis te laten maken met de waarde van de liturgie.
Referenties naar alinea 37: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
38
Kort na de sluiting van het Vijfde Concilie van Lateranen (16 maart 1517)[d:324], dat enkele bepalingen uitvaardigde voor het opbouwen van de jongeren in de liturgie Conciliorum Oecumenicorum...Conciliorum Oecumenicorum Decreta, verzorgd door het Instituut voor godsdienstwetenschappen van Bologna, Edizioni Dehomiae, Bologna 1991, p 625, begon de crisis, veroorzaakt door het opkomen van het protestantisme. De begunstigers ervan brachten op wezenlijke punten niet weinig bezwaren in tegen de katholieke leer aangaande de sacramenten en de eredienst van de Kerk, de volksvroomheid inbegrepen.
Het Concilie van Trente (1545 – 1563)[d:21], dat bijeengeroepen werd om de situatie onder ogen te zien die ontstaan was binnen het volk Gods met het zich verbreiden van de protestantse beweging, moest zich daarom in zijn drie fases zowel op het vlak van de leer, als op dat van de eredienst bezighouden met kwesties die de liturgie en de volksvroomheid betroffen. Gegeven de historische context en de dogmatische aard van de thema’s die het moest behandelen, hield het zich toch voornamelijk bezig met kwesties van liturgisch-sacramentele aard vanuit leerstellig standpunt bezien: Sessio VII - Decretum de Sacramentis[[672]] Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia, 1-16[[679|1-16]] Sessio XIV - Doctrina de sacramento poenitentiae, 1-27[[683|1-27]] Sessio XIV - Doctrina de sacramento extremae unctionis, 1-7[[696|1-7]] Sessio XXI - Doctrina de communione sub utraque specie et parvulorum, 1-6[[693|1-6]] die wezenlijke kwesties van het Katholieke geloof over de Eucharistie als offer en de specifieke punten van haar rituele viering behandelt.[[694|1-13]] Sessio XXII - Doctrina de usus calices[[716]] Sessio XXIII - Doctrina de sacramento ordinis, 1-8[[695|1-8]] Sessio XXIV - Doctrina de sacramento matrimonii, 1-4[[734|1-4]] Sessio XXV - Decretum de purgatorio[[732]] met uitgebreide toepassing op het gebied van de volksvroomheid.[[736|1-5]] dit deed het door een houding aan te nemen van een aanklacht tegen fouten en een veroordeling van misbruiken, van verdediging van het geloof en de liturgische traditie van de Kerk. Het schonk echter ook aandacht aan de problemen aangaande de liturgische vorming van het volk door met het decreet De reformatione generati In Conciliorum Oecumenicorum...In Conciliorum Oecumenicorum Decreta, verzorgd door het Instituut voor godsdienstwetenschappen van Bologna, Edizioni Dehomiae, Bologna 1991, pp 784-796 een pastoraal programma aan te bieden en de verwezenlijking daarvan toe te vertrouwen aan de Apostolische Stoel en de bisschoppen.
Het Concilie van Trente (1545 – 1563)[d:21], dat bijeengeroepen werd om de situatie onder ogen te zien die ontstaan was binnen het volk Gods met het zich verbreiden van de protestantse beweging, moest zich daarom in zijn drie fases zowel op het vlak van de leer, als op dat van de eredienst bezighouden met kwesties die de liturgie en de volksvroomheid betroffen. Gegeven de historische context en de dogmatische aard van de thema’s die het moest behandelen, hield het zich toch voornamelijk bezig met kwesties van liturgisch-sacramentele aard vanuit leerstellig standpunt bezien: Sessio VII - Decretum de Sacramentis[[672]] Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia, 1-16[[679|1-16]] Sessio XIV - Doctrina de sacramento poenitentiae, 1-27[[683|1-27]] Sessio XIV - Doctrina de sacramento extremae unctionis, 1-7[[696|1-7]] Sessio XXI - Doctrina de communione sub utraque specie et parvulorum, 1-6[[693|1-6]] die wezenlijke kwesties van het Katholieke geloof over de Eucharistie als offer en de specifieke punten van haar rituele viering behandelt.[[694|1-13]] Sessio XXII - Doctrina de usus calices[[716]] Sessio XXIII - Doctrina de sacramento ordinis, 1-8[[695|1-8]] Sessio XXIV - Doctrina de sacramento matrimonii, 1-4[[734|1-4]] Sessio XXV - Decretum de purgatorio[[732]] met uitgebreide toepassing op het gebied van de volksvroomheid.[[736|1-5]] dit deed het door een houding aan te nemen van een aanklacht tegen fouten en een veroordeling van misbruiken, van verdediging van het geloof en de liturgische traditie van de Kerk. Het schonk echter ook aandacht aan de problemen aangaande de liturgische vorming van het volk door met het decreet De reformatione generati In Conciliorum Oecumenicorum...In Conciliorum Oecumenicorum Decreta, verzorgd door het Instituut voor godsdienstwetenschappen van Bologna, Edizioni Dehomiae, Bologna 1991, pp 784-796 een pastoraal programma aan te bieden en de verwezenlijking daarvan toe te vertrouwen aan de Apostolische Stoel en de bisschoppen.
Referenties naar alinea 38: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
39
Gehoor gevend aan de bepalingen van het Concilie hielden veel kerkprovincies synodes waarin de zorg duidelijk is de gelovigen te brengen tot een effectieve deelname aan de viering van de goddelijke mysteries. Op hun beurt ondernamen de pausen van Rome een liturgische hervorming op grote schaal: in relatief korte tijd, van 1568 tot 1614, werden de kalender en de boeken van de Romeinse ritus herzien Promulgeren van het Brevarium Romanum ex decreto SS. Concilii restitutum[[7023]] Promulgatie van het Missale Romanum ex decreto Sacrosancti Concilii Tridentini restitutum[[442]] Voltooiing van de hervorming van de liturgieboeken met het promulgeren van het Rituale Romanum[[7081]] en in 1588 werd de Heilige Ritencongregatie opgericht ter bescherming en voor een juiste inrichting van de liturgische vieringen van de Kerk van Rome. Oprichting van de Sacra Congregatio Rituum[[3267]] Als onderdeel van pastoraal-liturgische vorming vervult de Catechismus ad parochos zijn taak.
Referenties naar alinea 39: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
40
De hervorming die na het Concilie van Trente[d:21] tot stand kwam, bracht voor de liturgie vele weldaden voort: niet weinig riten werden hersteld volgens de ‘oude norm van de heilige Vaders’, In deze promulgatiebulle wordt expliciet gesteld dat de deskundigen van de Apostolische Stoel 'ad pristinam Missale ipsum sanctorum Patrum normam ac ritum restituerunt[[1209]] zij het dan binnen de grenzen van de wetenschappelijke kennis van die tijd. Aan de liturgie vreemde elementen en overbodige toevoegingen, die te zeer verband hadden met het gevoel van het volk, werden verwijderd. De leerstellige inhoud van de teksten werd gecontroleerd, zodat zij de zuiverheid van het geloof weerspiegelen. Er werd een aanzienlijke rituele eenheid bereikt in het kader van de Romeinse liturgie, die haar waardigheid en schoonheid terugkreeg.
Er waren echter indirect ook enkele negatieve consequenties. De liturgie leek een onveranderlijkheid te krijgen die meer voorkwam uit de ordening in rubrieken die haar regelde, dan uit haar natuur. Zij leek ook in haar handelend subject bijna uitsluitend hiërarchisch te worden; dat versterkte nog het bestaande dualisme tussen liturgie en vroomheid.
Er waren echter indirect ook enkele negatieve consequenties. De liturgie leek een onveranderlijkheid te krijgen die meer voorkwam uit de ordening in rubrieken die haar regelde, dan uit haar natuur. Zij leek ook in haar handelend subject bijna uitsluitend hiërarchisch te worden; dat versterkte nog het bestaande dualisme tussen liturgie en vroomheid.
Referenties naar alinea 40: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
41
Met haar positieve inzet voor een leerstellige, morele en institutionele vernieuwing van de Kerk en haar bedoeling om de ontwikkeling van het protestantisme tegen te gaan, begunstigde de katholieke hervorming in zekere zin het doorbreken van de complexe cultuur van de barok. En deze oefende op haar beurt een aanzienlijke invloed uit op literaire, artistieke en muzikale uitingen van de katholieke godsvrucht.
In de tijd na Trente laat de relatie tussen liturgie en volksvroomheid gedeeltelijk nieuwe kenmerken zien: de liturgie gaat een periode in van wezenlijke uniformiteit en hardnekkige onveranderlijkheid; in tegenstelling hiermee kent de volksvroomheid een buitengewone ontwikkeling.
Binnen zekere grenzen, die bepaald werden door de noodzaak te waken voor het opkomen van overdadige en bizarre vormen, begunstigde de katholieke hervorming het ontstaan en de verbreiding van oefeningen van godsvrucht die een belangrijk middel bleken te zijn voor de verdediging van het katholieke geloof en het voeden van de godsvrucht van de gelovigen. Men denke bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van broederschappen, toegewijd aan de mysteries van het lijden van de Heer, aan de Maagd Maria en de heiligen, die als drievoudig doel hadden boetedoening, vorming van de leek werken van naastenliefde. Deze volksvroomheid gaf aanleiding tot het scheppen van zeer mooie beeltenissen, vol van gevoel, waarvan het aanschouwen het geloof en de religieuze ervaring van de gelovigen blijft voeden.
De ‘volksmissies’, in deze tijd ontstaan, dragen ook bij tot de verbreiding van de oefeningen van godsvrucht. Daarbij bestaan liturgie en volksvroomheid naast elkaar, zij het met een zekere onevenwichtigheid: de missies stellen zich immers vooral ten doel de gelovigen ertoe te brengen tot het sacrament van boete en verzoening te naderen en de eucharistische commissie te ontvangen, maar zij nemen overvloedig hun toevlucht tot de oefeningen van godsvrucht als middel om tot bekering te brengen en als ogenblik van gegarandeerde deelname van het volk aan de eredienst.
De oefeningen van godsvrucht werden dikwijls verzameld en geordend in gebedenboeken die, voorzien van kerkelijke goedkeuring, een echte steun voor de eredienst vormden: voor de verschillende ogenblikken van de dag, de maand, het jaar en voor ontelbare levensomstandigheden.
In de tijd van de katholieke hervorming wordt de relatie tussen liturgie en volksvroomheid niet alleen in tegengestelde termen gesteld van onveranderlijkheid en ontwikkeling, maar kent zij ook ongewone situaties: de oefeningen van godsvrucht vinden soms plaats binnen het liturgisch handelen zelf, waarbij zij deze overlappen, en in de pastoraal nemen zij ten opzichte van de liturgie een voorkeurspositie in. Zo maakt men zich steeds duidelijker los van en heeft men geen voldoende gevoel meer voor de Heilige Schrift en de centrale plaats van het paasmysterie van Christus, fundament, spil en hoogtepunt van de christelijke eredienst, welke zijn bevoorrechte uitdrukking vindt in de zondag.
In de tijd na Trente laat de relatie tussen liturgie en volksvroomheid gedeeltelijk nieuwe kenmerken zien: de liturgie gaat een periode in van wezenlijke uniformiteit en hardnekkige onveranderlijkheid; in tegenstelling hiermee kent de volksvroomheid een buitengewone ontwikkeling.
Binnen zekere grenzen, die bepaald werden door de noodzaak te waken voor het opkomen van overdadige en bizarre vormen, begunstigde de katholieke hervorming het ontstaan en de verbreiding van oefeningen van godsvrucht die een belangrijk middel bleken te zijn voor de verdediging van het katholieke geloof en het voeden van de godsvrucht van de gelovigen. Men denke bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van broederschappen, toegewijd aan de mysteries van het lijden van de Heer, aan de Maagd Maria en de heiligen, die als drievoudig doel hadden boetedoening, vorming van de leek werken van naastenliefde. Deze volksvroomheid gaf aanleiding tot het scheppen van zeer mooie beeltenissen, vol van gevoel, waarvan het aanschouwen het geloof en de religieuze ervaring van de gelovigen blijft voeden.
De ‘volksmissies’, in deze tijd ontstaan, dragen ook bij tot de verbreiding van de oefeningen van godsvrucht. Daarbij bestaan liturgie en volksvroomheid naast elkaar, zij het met een zekere onevenwichtigheid: de missies stellen zich immers vooral ten doel de gelovigen ertoe te brengen tot het sacrament van boete en verzoening te naderen en de eucharistische commissie te ontvangen, maar zij nemen overvloedig hun toevlucht tot de oefeningen van godsvrucht als middel om tot bekering te brengen en als ogenblik van gegarandeerde deelname van het volk aan de eredienst.
De oefeningen van godsvrucht werden dikwijls verzameld en geordend in gebedenboeken die, voorzien van kerkelijke goedkeuring, een echte steun voor de eredienst vormden: voor de verschillende ogenblikken van de dag, de maand, het jaar en voor ontelbare levensomstandigheden.
In de tijd van de katholieke hervorming wordt de relatie tussen liturgie en volksvroomheid niet alleen in tegengestelde termen gesteld van onveranderlijkheid en ontwikkeling, maar kent zij ook ongewone situaties: de oefeningen van godsvrucht vinden soms plaats binnen het liturgisch handelen zelf, waarbij zij deze overlappen, en in de pastoraal nemen zij ten opzichte van de liturgie een voorkeurspositie in. Zo maakt men zich steeds duidelijker los van en heeft men geen voldoende gevoel meer voor de Heilige Schrift en de centrale plaats van het paasmysterie van Christus, fundament, spil en hoogtepunt van de christelijke eredienst, welke zijn bevoorrechte uitdrukking vindt in de zondag.
Referenties naar alinea 41: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
42
In de tijd van de Verlichting wordt de verwijdering groter tussen de ‘godsdienst van de ontwikkelden’, die potentieel dicht bij de liturgie staat, en de ‘godsdienst van de eenvoudigen’, die van nature zeer dicht bij de volksvroomheid staat. In feite hebben ontwikkelen en volk echter dezelfde religieuze praktijken gemeen. De ‘ontwikkelden’ steunen echter een religieuze praktijk die door verstand en kennis verlicht wordt, en zij werken de volksvroomheid tegen, die in hun ogen gevoed wordt door bijgeloof en fanatisme.
Het aristocratisch gevoel dat vele uitingen van het culturele leven kenmerkt, brengt het tot de liturgie, evenals het encyclopedisch karakter onderzoek die leidt tot het publiceren van oude liturgische bronnen, het ascetisch karakter van sommige bewegingen die, ook beïnvloed door het jansenisme, vragen om een terugkeer naar de zuiverheid van de liturgie van de oudheid. Hoewel zij de gevolgen ondervindt van het bijzondere culturele klimaat, is de hernieuwde belangstelling voor de liturgie bezield met een pastorale belangstelling voor de clerus en de leken, zoals in Frankrijk vanaf de zeventiende eeuw het geval is.
De Kerk richt haar belangstelling op de volksvroomheid in veel sectoren van haar pastoraal. Er vindt immers een intensivering plaats van een apostolische activiteit, die erop gericht is dat liturgie en volksvroomheid elkaar in zekere mate aanvullen. Zo wordt er bijvoorbeeld in belangrijke liturgische tijden, zoals de vasten en de zondag waarop volwassenencatechese plaatsvindt, gepreekt en is de preek erop gericht een bekering van het hart en een verandering van gewoonten bij de gelovigen tot stand te brengen, hen te doen naderen tot het sacrament van boete en verzoening, hen weer te brengen tot het bezoeken van de zondagmis en de waarde van het sacrament van de ziekenzalving en het viaticum toe te lichten.
Zoals de volksvroomheid in het verleden doeltreffend was geweest om de negatieve effecten van de protestantse beweging in te dammen, zo blijkt zij nu goed te zijn om de bijtende suggesties van het rationalisme en binnen de Kerk de schadelijke gevolgen van het jansenisme te bestrijden. Uit deze inzet en de verdere ontwikkeling van de volksmissies komt de volksvroomheid verrijkt te voorschijn: op een nieuwe wijze worden enkele aspecten van het christelijk mysterie, zoals bijvoorbeeld het Heilig Hart van Jezus, onderstreept en nieuwe ‘dagen’, bijvoorbeeld de ‘eerste vrijdagen’ van de maand, richten de volksvroomheid op één punt.
In de achttiende eeuw dient men overigens nog de volksvroomheid van Ludovio Antonio Muratori te vermelden, die erudiete studie wist te verbinden met nieuwe pastorale eisen en in zijn bekende werk Della regolata devozione dei cristiani een religiositeit voorstelde die aan de liturgie en de Schrift haar eigen wezen wist te ontlenen en zich verre hield van bijgeloof en magie. Verlicht was ook het werk van paus Benedictus XIV (Prosper Lambertini), aan wie men het belangrijke initiatief te danken heeft het gebruik van de 'Bijbel in de volkstaal toe te staan.
Het aristocratisch gevoel dat vele uitingen van het culturele leven kenmerkt, brengt het tot de liturgie, evenals het encyclopedisch karakter onderzoek die leidt tot het publiceren van oude liturgische bronnen, het ascetisch karakter van sommige bewegingen die, ook beïnvloed door het jansenisme, vragen om een terugkeer naar de zuiverheid van de liturgie van de oudheid. Hoewel zij de gevolgen ondervindt van het bijzondere culturele klimaat, is de hernieuwde belangstelling voor de liturgie bezield met een pastorale belangstelling voor de clerus en de leken, zoals in Frankrijk vanaf de zeventiende eeuw het geval is.
De Kerk richt haar belangstelling op de volksvroomheid in veel sectoren van haar pastoraal. Er vindt immers een intensivering plaats van een apostolische activiteit, die erop gericht is dat liturgie en volksvroomheid elkaar in zekere mate aanvullen. Zo wordt er bijvoorbeeld in belangrijke liturgische tijden, zoals de vasten en de zondag waarop volwassenencatechese plaatsvindt, gepreekt en is de preek erop gericht een bekering van het hart en een verandering van gewoonten bij de gelovigen tot stand te brengen, hen te doen naderen tot het sacrament van boete en verzoening, hen weer te brengen tot het bezoeken van de zondagmis en de waarde van het sacrament van de ziekenzalving en het viaticum toe te lichten.
Zoals de volksvroomheid in het verleden doeltreffend was geweest om de negatieve effecten van de protestantse beweging in te dammen, zo blijkt zij nu goed te zijn om de bijtende suggesties van het rationalisme en binnen de Kerk de schadelijke gevolgen van het jansenisme te bestrijden. Uit deze inzet en de verdere ontwikkeling van de volksmissies komt de volksvroomheid verrijkt te voorschijn: op een nieuwe wijze worden enkele aspecten van het christelijk mysterie, zoals bijvoorbeeld het Heilig Hart van Jezus, onderstreept en nieuwe ‘dagen’, bijvoorbeeld de ‘eerste vrijdagen’ van de maand, richten de volksvroomheid op één punt.
In de achttiende eeuw dient men overigens nog de volksvroomheid van Ludovio Antonio Muratori te vermelden, die erudiete studie wist te verbinden met nieuwe pastorale eisen en in zijn bekende werk Della regolata devozione dei cristiani een religiositeit voorstelde die aan de liturgie en de Schrift haar eigen wezen wist te ontlenen en zich verre hield van bijgeloof en magie. Verlicht was ook het werk van paus Benedictus XIV (Prosper Lambertini), aan wie men het belangrijke initiatief te danken heeft het gebruik van de 'Bijbel in de volkstaal toe te staan.
Referenties naar alinea 42: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
43
De katholieke hervorming had de structuren en de eenheid van ritus in de Kerk van Rome versterkt. Daarom verspreidt de Kerk, die in de zeventiende eeuw een grote missionaire expansie kent, de eigen liturgie en de eigen organisatiestructuur onder de volken waaraan zij de evangelische boodschap verkondigt.
In de achttiende eeuw wordt in de missiegebieden de relatie tussen liturgie en volksvroomheid op dezelfde manier geformuleerd als wij reeds in de zestiende en de zeventiende eeuw gezien hebben, maar dan wel duidelijker:
In de achttiende eeuw wordt in de missiegebieden de relatie tussen liturgie en volksvroomheid op dezelfde manier geformuleerd als wij reeds in de zestiende en de zeventiende eeuw gezien hebben, maar dan wel duidelijker:
- de liturgie houdt haar Romeinse karakter intact, omdat hieromtrent bijna in het geheel niet het probleem van de inculturatie gesteld wordt, ook uit angst voor negatieve consequenties op het vlak van het geloof. In deze zin dienen de prijzenswaardige inspanningen vermeld te worden waartoe Matteo Ricci de aanzet gaf met de kwestie van de Chinese riten, en Roberto de’ Nobili met de Indische riten. De Romeinse liturgie wordt derhalve, althans gedeeltelijk, gevoeld als vreemd aan de autochtone cultuur;
- de volksvroomheid is enerzijds blootgesteld aan het gevaar van religieus syncretisme, vooral daar waar de evangelisatie niet diep is doorgedrongen; anderzijds wordt de volksvroomheid geleidelijk aan autonomer en rijper. Dat wil zeggen: zij beperkt zich er niet toe opnieuw de oefeningen van godsvrucht die door de geloofsverkondigers waren verspreid, voor te houden, maar zij ontwikkelt andere die het stempel van de plaatselijke cultuur dragen.
Referenties naar alinea 43: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De huidige tijd
44
Nadat de crisis van de Franse revolutie, die in haar doelstelling het katholieke geloof uit te roepen openlijk de christelijke eredienst tegenwerkte, is overwonnen, is men in de negentiende eeuw getuige van een duidelijke liturgische heropleving.
Deze werd voorafgaand en voorbereid door een sterke opkomst van de ecclesiologie, die de Kerk niet alleen voorstelde als hiërarchische gemeenschap, maar ook als volk Gods en cultische gemeenschap. Naast het ecclesiologische reveil dienen als voorlopers van de liturgische wedergeboorte ook de wederopbloei van de Bijbelse en patristische studies en de ecclesiale en oecumenische spanning bij mensen als Antonio Rosmini (+ 1855) en John Henry Newman (+ 1890) naar voren gebracht te worden.
In het proces van de wedergeboorte van de liturgische eredienst vereist het werk van abt Prosper Guéranger (+ 1875) een bijzondere vermelding: hij herstelt het kloosterwezen in Frankrijk en is de stichter van de abdij van Solesmes: zijn visie op de liturgie is doordrongen van een liefde voor de Kerk en haar traditie; zijn respect voor de Romeinse liturgie, die hij beschouwt als een onmisbare factor van eenheid, brengt hem ertoe zich te verzetten tegen autochtone liturgische uitingen. De door hem bevorderde liturgische wedergeboorte heeft de verdienste dat zij niet een academische beweging is, maar ernaar streeft van de liturgie de diepgewortelde en betrokken cultische uiting van heel het volk Gods te maken.
Deze werd voorafgaand en voorbereid door een sterke opkomst van de ecclesiologie, die de Kerk niet alleen voorstelde als hiërarchische gemeenschap, maar ook als volk Gods en cultische gemeenschap. Naast het ecclesiologische reveil dienen als voorlopers van de liturgische wedergeboorte ook de wederopbloei van de Bijbelse en patristische studies en de ecclesiale en oecumenische spanning bij mensen als Antonio Rosmini (+ 1855) en John Henry Newman (+ 1890) naar voren gebracht te worden.
In het proces van de wedergeboorte van de liturgische eredienst vereist het werk van abt Prosper Guéranger (+ 1875) een bijzondere vermelding: hij herstelt het kloosterwezen in Frankrijk en is de stichter van de abdij van Solesmes: zijn visie op de liturgie is doordrongen van een liefde voor de Kerk en haar traditie; zijn respect voor de Romeinse liturgie, die hij beschouwt als een onmisbare factor van eenheid, brengt hem ertoe zich te verzetten tegen autochtone liturgische uitingen. De door hem bevorderde liturgische wedergeboorte heeft de verdienste dat zij niet een academische beweging is, maar ernaar streeft van de liturgie de diepgewortelde en betrokken cultische uiting van heel het volk Gods te maken.
Referenties naar alinea 44: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
45
De negentiende eeuw betekent niet alleen het reveil van de liturgie, maar ook een groei van de volksvroomheid – en dat soms op autonome wijze. Zo valt de wederopbloei van het liturgisch gezang samen met het scheppen van nieuwe liederen voor het volk; de verspreiding van liturgische hulpmiddelen zoals missalen in twee talen ten dienste van de gelovigen, gaat vergezeld van een toename van devotieboekjes.
De cultuur zelf van de romantiek, die een herwaardering is van het gevoel en de religieuze behoeften van de mens, begunstigt het onderzoek, het begrip en het benutten ook op cultisch gebied, van het volkse element.
In dezelfde eeuw is men getuige van een wijd verbreid verschijnsel: uitingen van plaatselijke eredienst, die op initiatief van de bevolking met verwijzing naar wonderbaarlijke gebeurtenissen ontstaan zijn – wonderen, verschijningen… -, krijgen vervolgens de officiële erkenning, de gunst en de bescherming van de kerkelijke overheid en worden in de liturgie zelf opgenomen. Symbolisch in dit opzicht is het verschijnsel van verschillende heiligdommen die het einddoel van de bedevaarten, een centrum van de liturgie van boete en eucharistie en een plaats van mariale volksvroomheid zijn.
In de negentiende eeuw wordt echter de relatie tussen liturgie, in een fase van reveil, en volksvroomheid, in een fase van uitbreiding, verstoord door een negatieve factor: het verschijnsel, dat men als was tegengekomen bij de katholieke hervorming, van het overlappen van liturgische handelingen door oefeningen van godsvrucht wordt steeds sterker.
De cultuur zelf van de romantiek, die een herwaardering is van het gevoel en de religieuze behoeften van de mens, begunstigt het onderzoek, het begrip en het benutten ook op cultisch gebied, van het volkse element.
In dezelfde eeuw is men getuige van een wijd verbreid verschijnsel: uitingen van plaatselijke eredienst, die op initiatief van de bevolking met verwijzing naar wonderbaarlijke gebeurtenissen ontstaan zijn – wonderen, verschijningen… -, krijgen vervolgens de officiële erkenning, de gunst en de bescherming van de kerkelijke overheid en worden in de liturgie zelf opgenomen. Symbolisch in dit opzicht is het verschijnsel van verschillende heiligdommen die het einddoel van de bedevaarten, een centrum van de liturgie van boete en eucharistie en een plaats van mariale volksvroomheid zijn.
In de negentiende eeuw wordt echter de relatie tussen liturgie, in een fase van reveil, en volksvroomheid, in een fase van uitbreiding, verstoord door een negatieve factor: het verschijnsel, dat men als was tegengekomen bij de katholieke hervorming, van het overlappen van liturgische handelingen door oefeningen van godsvrucht wordt steeds sterker.
Referenties naar alinea 45: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
46
Aan het begin van de twintigste eeuw nam de heilige paus Pius X (1903 - 1914) zich voor om de gelovigen nader tot de liturgie te brengen, haar dus 'volks' te maken. Hij vond immers dat de gelovigen de 'ware christelijke geest' krijgen door te putten uit 'zijn eerste en onmisbare bron, die de actieve deelname is aan de allerheiligste mysteries en het publieke en plechtige gebed van de Kerk'. Tra le sollecitudini - Inter sollicitudines[[308]] Hiermee leverde de heilige Pius X een gezaghebbende bijdrage aan de bevestiging van de objectieve voorrang van de liturgie boven iedere andere vorm van vroomheid; hij wees een vermenging van volksvroomheid en liturgie af en indirect begunstigde een duidelijk onderscheid tussen de twee gebieden en baande hij de weg die zou leiden tot een juist begrip van de relatie. Zo ontstond en ontwikkelde zich door de bijdrage van mensen die uitmunten in wetenschap, godsvrucht en hartstocht voor de Kerk, de Liturgische Beweging, die een belangrijke plaats in het leven van de Kerk van de twintigste eeuw had, en hierin hebben de pausen een werken van de Heilige Geest gezien. vgl: Vous nous avons demandé[[[2786]]] Het uiteindelijke doel van degenen die de stuwende kracht achter de Liturgische Beweging waren, Onder hen Lambert Beauduin...Onder hen Lambert Beauduin (+1960), Odo Casel (+1948), Pius Parsch (+1954), Bernard Botte (+1980), Romano Guardini (+1968), Josef A. Jungmann (+1975), Cipriano Vagaggini (+1999), Aimé-Georges Martimort (+2000) was van pastorale aard: zij willen bij de gelovigen een begrip van en derhalve een liefde voor de viering van de goddelijke mysteries bevorderen, hun het bewustzijn teruggegeven tot een priesterlijk volk te behoren. (1 Pt. 2, 5)[[b:1 Pt. 2, 5]] Men begrijpt dat enkele strikte vertegenwoordigers van de Liturgische Beweging met wantrouwen keken naar de uitingen van volksvroomheid en daarin een oorzaak meenden te zien van het verval van de liturgie. Hun stonden de misbruiken voor ogen die het gevolg waren van het overlappen van de liturgie door de oefeningen van godsvrucht of zelfs het vervangen hiervan door volkse cultische uitingen. Met de doelstelling de zuiverheid van de goddelijke eredienst te herstellen keken zij bovendien naar de liturgie van de eerste eeuwen van de Kerk als naar een ideaal model en dientengevolge wezen zij soms radicaal de uitingen van volksvroomheid af die in de Middeleeuwen of in de tijd na Trente waren opgekomen.
Deze afwijzing hield echter niet voldoende rekening met het feit dat de uitingen van volksvroomheid, die dikwijls door de Kerk goedgekeurd en aanbevolen waren, het geestelijk leven van vele gelovigen hadden ondersteund en onmiskenbare vruchten van heiligheid hadden voortgebracht en ook op ruime schaal hadden bijgedragen aan het behoud van het geloof en de verspreiding van de christelijke boodschap. Daarom stelde Pius XII in het programmatisch document waarmee hij de leiding op zich nam van de Liturgische Beweging, de encycliek Mediator Dei et hominum[419] van 21 november 1947, tegenover die afwijzing de verdediging van de oefeningen van godsvrucht waarmee de katholieke godsvrucht van de laatste eeuwen zich in zekere mate vereenzelvigd had.
Het zou aan het Tweede Oecumenisch Vaticaans Concilie zijn om met de constitutie Sacrosanctum Concilium[570] in de juiste bewoordingen de relatie te bepalen tussen liturgie en volksvroomheid, waarbij het de onbetwistbare voorrang van de heilige liturgie en de ondergeschiktheid van de oefeningen van godsvrucht hieraan afkondigde, maar tegelijkertijd de kracht van deze laatste opnieuw bevestigde. vgl: Sacrosanctum Concilium, 7,10,13[[[570|7.10.13]]]
Deze afwijzing hield echter niet voldoende rekening met het feit dat de uitingen van volksvroomheid, die dikwijls door de Kerk goedgekeurd en aanbevolen waren, het geestelijk leven van vele gelovigen hadden ondersteund en onmiskenbare vruchten van heiligheid hadden voortgebracht en ook op ruime schaal hadden bijgedragen aan het behoud van het geloof en de verspreiding van de christelijke boodschap. Daarom stelde Pius XII in het programmatisch document waarmee hij de leiding op zich nam van de Liturgische Beweging, de encycliek Mediator Dei et hominum[419] van 21 november 1947, tegenover die afwijzing de verdediging van de oefeningen van godsvrucht waarmee de katholieke godsvrucht van de laatste eeuwen zich in zekere mate vereenzelvigd had.
Het zou aan het Tweede Oecumenisch Vaticaans Concilie zijn om met de constitutie Sacrosanctum Concilium[570] in de juiste bewoordingen de relatie te bepalen tussen liturgie en volksvroomheid, waarbij het de onbetwistbare voorrang van de heilige liturgie en de ondergeschiktheid van de oefeningen van godsvrucht hieraan afkondigde, maar tegelijkertijd de kracht van deze laatste opnieuw bevestigde. vgl: Sacrosanctum Concilium, 7,10,13[[[570|7.10.13]]]
Referenties naar alinea 46: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Liturgie en volksvroomheid: de huidige problematiek
47
184
184
Uit het hier geschetste historisch profiel kan men afleiden dat de kwestie van de relatie tussen liturgie en volksvroomheid niet alleen nu gesteld wordt: in de loop der eeuwen heeft zij meerdere malen gespeeld, zij het onder een andere noemer en op verschillende wijzen, en is zij op diverse manieren geformuleerd. Het is dan ook noodzakelijk uit de geschiedenis lering te trekken en op grond hiervan enkele aanwijzingen te geven om de pastorale vragen te beantwoorden die vandaag veelvuldig en dringend gesteld worden.
Referenties naar alinea 47: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Aanwijzingen vanuit de geschiedenis: oorzaken van het ontbreken van een juist evenwicht
48
184
184
De geschiedenis laat vooral zien dat een juiste relatie tussen liturgie en volksvroomheid verstoord wordt, wanneer bij de gelovigen het bewustzijn verzwakt van enkele essentiële waarden van de liturgie zelf. Als oorzaken van een dergelijke verzwakking worden onder andere aangemerkt:
- het zwakke bewustzijn of de vermindering van de betekenis van Pasen en van de centrale plaats die het inneemt in de heilsgeschiedenis, waarvan de christelijke liturgie de actualisering is; waar dit gebeurt, richten de gelovigen hun vroomheid bijna onvermijdelijk op andere heilsmysteries van het leven van Christus en de heilige Maagd, de engelen en de heiligen zonder rekening te houden met de ‘hiërarchie van waarheden’;
- de verzwakking van de betekenis van het algemeen priesterschap, op grond waarvan de gelovigen bevoegd zijn ‘geestelijke offers op te dragen die welgevallig zijn aan God door Jezus Christus’ (1 Pt. 2,5)[b:1 Pt. 2,5] (Rom. 12, 1)[[b:Rom. 12, 1]] en ten volle deel te nemen op grond van hun rang aan de eredienst van de Kerk; een dergelijke verzwakking gaat vaak gepaard met het verschijnsel van een liturgie die ook door clerici geleid wordt in delen die niet de aan gewijde dienaren voorbehouden functies betreffen. Dit heeft als gevolg dat de gelovigen zich richten op de praktijk van oefeningen van godsvrucht waaraan zij naar hun gevoel actief deelnemen;
- de onbekendheid met het aan de liturgie eigen taalgebruik – taal, tekens, symbolen en rituele handelingen... -, waardoor de betekenis van de viering de gelovigen grotendeels ontgaat. Dit kan bij hen de indruk wekken buiten het liturgisch handelen te staan; zij worden dan gemakkelijk ertoe gebracht de voorkeur te geven aan oefeningen van godsvrucht waarvan het taalgebruik meer overeenkomt met hun culturele vorming, of aan bijzondere devoties, die meer beantwoorden aan concrete eisen en omstandigheden van het dagelijks leven.
Referenties naar alinea 48: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
49
184
184
Elk van deze feiten, die niet zelden in eenzelfde omgeving naast elkaar voorkomen, veroorzaakt een gebrek aan evenwicht tussen liturgie en volksvroomheid met als gevolg schade voor de eerste en verarming van de tweede. Daarom zullen deze feiten gecorrigeerd dienen te worden door middel van een bedachtzame en vasthoudende catechese en pastoraal.
Daarentegen maken de bewegingen van liturgische vernieuwing en de groei van het liturgisch gevoel bij de gelovigen een bijstelling van de volksvroomheid ten opzichte van de liturgie mogelijk. Dat dient men te beschouwen als een positief feit, dat in overeenstemming is met de diepste gerichtheid van de christelijke godsvrucht.
Daarentegen maken de bewegingen van liturgische vernieuwing en de groei van het liturgisch gevoel bij de gelovigen een bijstelling van de volksvroomheid ten opzichte van de liturgie mogelijk. Dat dient men te beschouwen als een positief feit, dat in overeenstemming is met de diepste gerichtheid van de christelijke godsvrucht.
Referenties naar alinea 49: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- In het licht van de Constitutie over de liturgie
50
184
184
In onze tijd moet het thema van de relatie tussen liturgie en volksvroomheid vooral gezien worden in het licht van de richtlijnen die gegeven worden door de constitutie Sacrosanctum Concilium[570] en die opgesteld zijn om te zoeken naar een harmonische relatie tussen beide uitingen van vroomheid, waarbij echter de tweede objectief ondergeschikt is aan en gericht is op de eerste. vgl: Sacrosanctum Concilium, 13[[[570|13]]]
Dit betekent dat vóór alles voorkomen moet worden dat de kwestie van de relatie tussen liturgie en volksvroomheid geformuleerd wordt in termen van tegenstelling, alsook van gelijkstelling en vervanging. Het bewustzijn van het primordiaal belang van de liturgie en het zoeken naar de zuiverste uitingen ervan dienen immers niet ertoe te leiden dat men de werkelijkheid van de volksvroomheid verwaarloost en nog minder deze minacht of beschouwt als overbodig of zelfs schadelijk voor het cultisch leven van de Kerk.
Het gebrek aan respect of de minachting ten opzichte van de volksvroomheid verraden een onjuiste beoordeling van enkele feiten op kerkelijk gebied en lijken meer ingegeven te zijn door ideologische vooroordelen dan door de geloofsleer. Zij vormen een houding:
Dit betekent dat vóór alles voorkomen moet worden dat de kwestie van de relatie tussen liturgie en volksvroomheid geformuleerd wordt in termen van tegenstelling, alsook van gelijkstelling en vervanging. Het bewustzijn van het primordiaal belang van de liturgie en het zoeken naar de zuiverste uitingen ervan dienen immers niet ertoe te leiden dat men de werkelijkheid van de volksvroomheid verwaarloost en nog minder deze minacht of beschouwt als overbodig of zelfs schadelijk voor het cultisch leven van de Kerk.
Het gebrek aan respect of de minachting ten opzichte van de volksvroomheid verraden een onjuiste beoordeling van enkele feiten op kerkelijk gebied en lijken meer ingegeven te zijn door ideologische vooroordelen dan door de geloofsleer. Zij vormen een houding:
- die er geen rekening me houdt dat ook de volksvroomheid een door de Geest bevorderde en gesteunde werkelijkheid in de Kerk is, vgl: Terwijl Hij zo aan het spreken was, verhief een vrouw uit de menigte haar stem en riep Hem toe: 'Gelukkig de schoot die U gedragen heeft en de borsten die U hebben gevoed.' (Lc. 11, 27), (2)[[[6892|(2)]]] waarover het leergezag zijn functie van legalisering en garantie uitoefent;
- die niet voldoende rekening houdt met de vruchten van genade en heiligheid die de volksvroomheid heeft voortgebracht en blijft voorbrengen binnen het bestel van de Kerk;
- die niet zelden een uiting is van een denkbeeldig zoeken naar de ‘zuivere liturgie’, die meer een ideaal streven is dan een historische werkelijkheid, zoals de eeuwenlange ervaring leert, afgezien nog van de subjectiviteit van de criteria waarmee de puritas vastgesteld wordt;
- die ertoe geneigd is een edele component van de menselijke geest, ofwel van het gevoel, waarvan vele uitingen van liturgische vroomheid en volksvroomheid op geoorloofde wijze doordrongen zijn, te verwarren met een ontaarding daarvan, namelijk het sentimentalisme.
Referenties naar alinea 50: 1
"Sensus Fidei" in the life of the Church ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
51
184
184
Bij de relatie tussen liturgie en volksvroomheid ziet men echter ook het tegengestelde verschijnsel, namelijk een zodanige waardering voor de volksvroomheid dat die in de praktijk ten koste gaat van de liturgie van de Kerk.
Men kan niet verzwijgen dat men een ernstige pastorale afwijking mogelijk maakt waar dit gebeurt of door een feitelijke toestand of door een vermeende theoretische keuze: de liturgie zou niet meer ‘het hoogtepunt waarnaar de Kerk in al haar handelen streeft en tevens bron waaruit al haar kracht voortvloeit’ Sacrosanctum Concilium, 10[[570|10]] zijn, maar een cultische uiting die beschouwd wordt als vreemd aan het begrip en het gevoel van het volk en derhalve te verwaarlozen, veroordeeld tot een secundaire rol of voorbehouden aan bijzondere groepen.
Men kan niet verzwijgen dat men een ernstige pastorale afwijking mogelijk maakt waar dit gebeurt of door een feitelijke toestand of door een vermeende theoretische keuze: de liturgie zou niet meer ‘het hoogtepunt waarnaar de Kerk in al haar handelen streeft en tevens bron waaruit al haar kracht voortvloeit’ Sacrosanctum Concilium, 10[[570|10]] zijn, maar een cultische uiting die beschouwd wordt als vreemd aan het begrip en het gevoel van het volk en derhalve te verwaarlozen, veroordeeld tot een secundaire rol of voorbehouden aan bijzondere groepen.
Referenties naar alinea 51: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
52
184
184
Zowel de prijzenswaardige bedoeling om de eigentijdse mens, vooral wie niet voldoende catechetisch onderricht heeft gekregen, nader tot de christelijke eredienst te brengen, als de door bepaalde culturen geconstateerde moeilijkheid om zich bepaalde elementen en structuren van de liturgie eigen te maken moeten niet de theoretische of praktische devaluatie van de primaire en fundamentele uiting van de liturgische eredienst tot gevolg hebben. Op deze wijze denkt men deze op simplistische wijze te kunnen oplossen in plaats van met vooruitziende blik en volharding de werkelijke moeilijkheden onder ogen te zien.
Referenties naar alinea 52: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
53
184
184
Daar waar oefeningen van volksvroomheid in praktijk worden gebracht ten koste van liturgische handelingen, kan men bewerkingen horen als:
- de volksvroomheid is een geschikte ruimte om vrij en spontaan het ‘leven’ en zijn vele uitingen te vieren; de liturgie, die gericht is op het ‘mysterie van Christus’ en van nature gedachtenis is, remt echter de spontaneïteit en blijkt zichzelf te herhalen en formalistisch te zijn;
- de liturgie slaagt er niet in de gelovige erbij te betrekken in de totaliteit van zijn wezen, in zijn lichamelijkheid en geest; de volksvroomheid betrekt daarentegen het lichaam, het hart en de geest van de mens erbij door direct tot hem te spreken;
- de volksvroomheid is een werkelijke, echte ruimte voor het gebedsleven: door middel van oefeningen van godsvrucht spreekt de gelovige mens werkelijk met de Heer, met woorden die hij ten volle begrijpt en hij als de zijne voelt; de liturgie blijkt daarentegen meer dan een middel een belemmering voor het gebedsleven te zijn door de gelovige woorden in de mond te leggen die niet de zijne zijn en dikwijls vreemd zijn aan zijn culturele wereld;
- de rituele wijze waarop de volksvroomheid zich uitdrukt, wordt door de gelovige begrepen en aanvaard, omdat er een overeenkomst is tussen zijn culturele wereld en dit ritueel taalgebruik; de aan de liturgie en eigen ritualiteit wordt daarentegen niet begrepen, omdat de formules waarin zij zich uitdrukt, uit een culturele wereld komen die de gelovige voelt als anders en verafstaand.
Referenties naar alinea 53: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
54
184
184
Met dergelijke beweringen wordt op overdreven en dialectische wijze de discrepantie beklemtoont die onmiskenbaar in sommige culturen bestaat tussen de uitingen van de liturgie en die van de volksvroomheid.
Het is echter zeker dat daar waar deze opvattingen naar voren gebracht worden, zij een teken zijn dat een juist begrip van christelijke liturgie gecompromitteerd, zo niet geheel beroofd is van haar wezenlijke inhoud.
Tegenover degelijke opvattingen moet men het ernstige en weloverwogen woord van het laatste Oecumenisch Concilie vermelden: ‘Elke liturgische viering is, als werk van Christus, de Priester, en van zijn lichaam, de Kerk, bij uitstek een heilig handelen dat door geen enkel ander handelen van de Kerk op gelijke titel en in gelijke mate in krachtdadigheid wordt geëvenaard’.Sacrosanctum Concilium, 7[[570|7]]
Het is echter zeker dat daar waar deze opvattingen naar voren gebracht worden, zij een teken zijn dat een juist begrip van christelijke liturgie gecompromitteerd, zo niet geheel beroofd is van haar wezenlijke inhoud.
Tegenover degelijke opvattingen moet men het ernstige en weloverwogen woord van het laatste Oecumenisch Concilie vermelden: ‘Elke liturgische viering is, als werk van Christus, de Priester, en van zijn lichaam, de Kerk, bij uitstek een heilig handelen dat door geen enkel ander handelen van de Kerk op gelijke titel en in gelijke mate in krachtdadigheid wordt geëvenaard’.Sacrosanctum Concilium, 7[[570|7]]
Referenties naar alinea 54: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
55
184
184
Een eenzijdige verheerlijking van de volksvroomheid zonder rekening te houden met de liturgie komt niet overeen met het feit dat de wezenlijke elementen van de laatste teruggaan op de instelling van Jezus zelf, zoals Hij die gewild heeft, en onderstreept niet de onvervangbare soteriologische en doxologische waarden ervan, zoals dat moet. Na het opgaan van de Heer naar de heerlijkheid van de Vader en na de gave van de Geest vinden de volmaakte verheerlijking van God en de redding van de mens allereerst plaats door middel van de liturgische viering, vgl: Sacrosanctum Concilium, 5-7[[[570|5-7]]] die een instemming van het geloof vereist en de gelovige invoegt in het fundamenteel heilsgebeuren: het leiden, de door en de verrijzenis van Christus. (Rom. 6, 2-6; 1 Kor. 11, 23-26)[[b:Rom. 6, 2-6; 1 Kor. 11, 23-26]]
De Kerk aarzelt niet bij het eigen verstaan van haar mysterie en haar cultisch en verlossend handelen te stellen dat ‘door de liturgie ‘het werk van onze verlossing’ wordt voltrokken, vooral in het offer van de Eucharistie’ Sacrosanctum Concilium, 2[[570|2]] hetgeen het belang van andere vormen van godsvrucht niet uitsluit.
De Kerk aarzelt niet bij het eigen verstaan van haar mysterie en haar cultisch en verlossend handelen te stellen dat ‘door de liturgie ‘het werk van onze verlossing’ wordt voltrokken, vooral in het offer van de Eucharistie’ Sacrosanctum Concilium, 2[[570|2]] hetgeen het belang van andere vormen van godsvrucht niet uitsluit.
Referenties naar alinea 55: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
56
184
184
De theoretische of praktische minachting ten opzichte van de liturgie leidt onvermijdelijk tot een verduistering van de christelijke visie op het mysterie van God, die zich barmhartig over de gevallen mens heen buigt om hem tot zich te trekken met de menswording van de Zoon en de gave van de Geest; het leidt tot een niet begrijpen van de betekenis van de heilsgeschiedenis en de relatie die er bestaat tussen het Oude en het Nieuwe Verbond, tot een onderwaardering van Gods Woord – het enige Woord dat redt -, waarmee de liturgie zich voedt en waarnaar zij onophoudelijk verwijst. Het leidt in de geest van de gelovigen tot een verzwakking van het bewustzijn betreffende de waarde van het werk van Christus, die Zoon van God is en Zoon van de Maagd Maria, de ene Heiland en enige Middelaar (1 Tim. 2, 5; Hand. 4, 12)[[b:1 Tim. 2, 5; Hand. 4, 12]] en het leidt tot een verlies van de sensus Ecclesiae.
Referenties naar alinea 56: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
57
184
184
De exclusieve nadruk op de volksvroomheid, die zich overigens – zoals gezegd – binnen het kader van het christelijk geloof moet bewegen, hierboven nr 9[[al:9]] kan een proces bevorderen waardoor de gelovigen zich verwijderen van de christelijke openbaring en op een onrechtmatige of verdraaide wijze weer elementen accepteren uit de kosmische en natuurlijke religiositeit; deze exclusieve nadruk kan het opnemen in de christelijke eredienst bepalen van twijfelachtige elementen die uit voorchristelijke vormen van geloof stammen of alleen maar een uitdrukking zijn van de cultuur of de psychologie van een volk of een bevolkingsgroep. Hierdoor kan de illusie ontstaan dat het transcendente bereikt wordt door middel van onzuivere religieuze ervaringen. vgl: Orationis formas[[[3070]]] Zo kan de echte christelijke betekenis van het heil als gave van God om niet, in gevaar gebracht te worden, doordat een heil voorgehouden wordt dat een verworvenheid van de mens en vrucht van zijn persoonlijke inzet is, - men moet niet het dikwijls reële gevaar vergeten van de afwijking van het pelagianisme. Tenslotte kan dit ten gelovige hebben dat door de rol van secundaire middelaars, zoals de heilige Maagd Maria, de engelen, de heiligen en soms de hoofdrolspelers in de nationale geschiedenis, die van de gelovigen verdrongen wordt.
Referenties naar alinea 57: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
58
184
184
Liturgie en volksvroomheid zijn twee rechtmatige uitingen van de christelijke eredienst, ook al zijn ze niet aan elkaar gelijk te stellen. Zij kunnen niet tegenover elkaar gesteld worden, maar zij moeten op elkaar afgestemd worden, zoals beschreven wordt in de constitutie over de liturgie: ‘Men moet (...) deze oefeningen zo inrichten dat zij harmoniëren met de heilige liturgie, in zekere zin uit de liturgie voortkomen en het volk de weg wijzen naar de liturgie, die immers door haar aard hoog boven deze oefeningen uitsteekt’. Sacrosanctum Concilium, 13[[570|13]]
Liturgie en volksvroomheid zijn dus twee cultische uitingen die met elkaar in wederzijds en vruchtbaar contact gebracht moeten worden: in ieder geval zal de liturgie echter het referentiepunt moeten vormen om ‘op lucide en verstandige wijze de verlangens naar gebed en charismatisch leven’ die men in de volksvroomheid tegenkomt, ‘te kanaliseren’ 3de Algemene Vergadering van Latijns-Amerikaanse bisschoppen Puebla, (465)[[1595|(465)]]. Van haar kant zal de volksvroomheid met haar symbolische en expressieve waarden aan de liturgie enkele coördinaten moeten verschaffen voor een goede inculturatie en stimulansen voor een effectieve, creatieve dynamiek. vgl: 3de Algemene Vergadering van Latijns-Amerikaanse bisschoppen Puebla, (465)[[[1595|(465)]]]
Liturgie en volksvroomheid zijn dus twee cultische uitingen die met elkaar in wederzijds en vruchtbaar contact gebracht moeten worden: in ieder geval zal de liturgie echter het referentiepunt moeten vormen om ‘op lucide en verstandige wijze de verlangens naar gebed en charismatisch leven’ die men in de volksvroomheid tegenkomt, ‘te kanaliseren’ 3de Algemene Vergadering van Latijns-Amerikaanse bisschoppen Puebla, (465)[[1595|(465)]]. Van haar kant zal de volksvroomheid met haar symbolische en expressieve waarden aan de liturgie enkele coördinaten moeten verschaffen voor een goede inculturatie en stimulansen voor een effectieve, creatieve dynamiek. vgl: 3de Algemene Vergadering van Latijns-Amerikaanse bisschoppen Puebla, (465)[[[1595|(465)]]]
Referenties naar alinea 58: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het belang van vorming
59
184
184
In het licht van wat tot nu toe is gezegd, is de weg om de oorzaken van het gebrek aan evenwicht en van spanning tussen liturgie en volksvroomheid uit de weg te ruimen die van de vorming, zowel van de clerus, als van de leken. De nodige liturgische vorming is een werk van lange adem, dat steeds opnieuw ontdekt en verdiept moet worden. vgl: Vicesimus Quintus Annus, 15[[[1125|15]]] Tevens is ter aanvulling hiervan en met het oog op een harmonische en rijke spiritualiteit ook vorming nodig voor de volksvroomheid. In deze Boodschap benadrukte de Paus, na aan het centrale en onvervangbare karakter van de liturgie voor het leven van de Kerk herinnerd te hebben, 'dat de volksvroomheid haar natuurlijke bekroning heft in de liturgieviering, waarop zij zich idealiter moet richten, ook al vloeit zij er gewoonlijk niet mee samen; dit dient toegelicht te worden met een gepaste catechese'[[1910|5]] vgl: Algemeen directorium voor de catechese, (195-196)[[[4409|(195-196)]]]
Immers, aangezien ‘het geestelijk leven niet uitsluitend in het deelnemen aan de heilige liturgie bestaat’, Sacrosanctum Concilium, 12[[570|12]] voldoet het zich uitsluitend beperken tot groei. Overigens kan het liturgisch handelen, vooral de deelname aan de Eucharistie, niet een leven doordrenken waarin het individueel gebed niet aanwezig is en waarin de woorden ontbreken die door de traditionele vormen van devotie van het Christenvolk overgeleverd zijn. Het hedendaags zich wenden tot de ‘religieuze’ praktijken van oosterse afkomst, die op verschillende wijze bewerkt worden, is een aanwijzing voor een zoeken naar de spiritualiteit van het bestaan, het lijden, het samen delen. De generaties van na het Concilie hebben al naar gelang de landen niet de ervaring met vormen van devotie die de voorafgaande generaties hadden. Dit is de reden waarom catechese en opvoeding bij het voorhouden van een doorleefde spiritualiteit er niet omheen kunnen te verwijzen naar het erfgoed dat vertegenwoordigd wordt door de volksvroomheid, in het bijzonder door de oefeningen van godsvrucht die aanbevolen worden door het leergezag.
Immers, aangezien ‘het geestelijk leven niet uitsluitend in het deelnemen aan de heilige liturgie bestaat’, Sacrosanctum Concilium, 12[[570|12]] voldoet het zich uitsluitend beperken tot groei. Overigens kan het liturgisch handelen, vooral de deelname aan de Eucharistie, niet een leven doordrenken waarin het individueel gebed niet aanwezig is en waarin de woorden ontbreken die door de traditionele vormen van devotie van het Christenvolk overgeleverd zijn. Het hedendaags zich wenden tot de ‘religieuze’ praktijken van oosterse afkomst, die op verschillende wijze bewerkt worden, is een aanwijzing voor een zoeken naar de spiritualiteit van het bestaan, het lijden, het samen delen. De generaties van na het Concilie hebben al naar gelang de landen niet de ervaring met vormen van devotie die de voorafgaande generaties hadden. Dit is de reden waarom catechese en opvoeding bij het voorhouden van een doorleefde spiritualiteit er niet omheen kunnen te verwijzen naar het erfgoed dat vertegenwoordigd wordt door de volksvroomheid, in het bijzonder door de oefeningen van godsvrucht die aanbevolen worden door het leergezag.
Referenties naar alinea 59: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Liturgie en volksvroomheid in het leergezag van de Kerk
60
Er is reeds gewezen op de aandacht van het leergezag van het Tweede Vaticaans Concilie, de pausen van Rome en de bisschoppen voor de volksvroomheid. hierboven nr. 2[[al:2]] Het lijkt nu het juiste ogenblik een organische synthese te geven van voorschriften van het leergezag in dezen om het aanvaarden van een gemeenschappelijk leerstellig standpunt ten opzichte van de volksvroomheid te vergemakkelijken en een goede pastoraal te bevorderen.
Referenties naar alinea 60: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De waarden van de volksvroomheid
61
93
93
Volgens het leergezag van de Kerk is volksvroomheid een levende werkelijkheid in de Kerk en van de Kerk. Haar bron is gelegen in de voortdurende en actieve tegenwoordigheid van de Geest van God in het kerkelijk bestel. Haar referentiepunt is het mysterie van Christus, de Verlosser. Haar doel de heerlijkheid van God en het heil van de mensen. Die volksvroomheid is, historisch gezien, ‘een gelukkige ontmoeting tussen het werk van de evangelisatie en de cultuur’. Heiligdom van Onze Vrouw van Zapopán, Mexico, (2)[[1908|(2)]] Daarom heeft het leergezag meermalen zijn achting tot uitdrukking gebracht voor de volksvroomheid en haar uitingen. Het heeft bovendien hen die haar negeren, verwaarlozen of minachten, vermaand om ten opzichte daarvan een positieve houding aan te nemen, die rekening houdt met haar waarden. vgl: Marialis Cultus, 31[[[598|31]]] vgl: Tot de Bisschoppen van Basilicata en Apulië (Italië) bij het bezoek 'ad limina', (4)[[[7082|(4)]]] Het heeft tenslotte niet geaarzeld haar voor te stellen als ‘een ware schat van het volk Gods’. Terwijl Hij zo aan het spreken was, verhief een vrouw uit de menigte haar stem en riep Hem toe: 'Gelukkig de schoot die U gedragen heeft en de borsten die U hebben gevoed.' (Lc. 11, 27), (2)[[6892|(2)]]
De achting van het leergezag van de Kerk voor de volksvroomheid wordt vóór alles gemotiveerd door de waarden die zij belichaamt.
De volksvroomheid heeft een bijna aangeboren gevoel voor het sacrale en het transcendentie. Zij laat een echt dorsten naar God zien en ‘een diepe zin voor de onuitsprekelijke eigenschappen van God: namelijk zijn vaderschap, voorzienigheid, de aanwezigheid van zijn altijddurende en barmhartige liefde’, vgl: Evangelii Nuntiandi, 48[[[519|48]]] zijn barmhartigheid. vgl: Catechesi Tradendae, 54[[[572|54]]]
De documenten van het leergezag van de Kerk laten enkele innerlijke houdingen en deugden zien die de volksvroomheid in het bijzonder waardeert, suggereert en voedt: geduld en ‘christelijke berusting in onherstelbare situaties’, 3de Algemene Vergadering van Latijns-Amerikaanse bisschoppen Puebla, (913)[[1595|(913)]] vertrouwvolle overgave aan God, het vermogen om te lijden en om de ‘zin voor het kruis dat men moet dragen in het dagelijks leven’ Evangelii Nuntiandi, 48[[519|48]] te zien, het oprechte verlangen om de Heer te behagen, om de Heer aangedane beledigingen ongedaan te maken en het openstaan voor anderen als ook het ‘gevoel van vriendschap, liefde en vertrouwelijke eenheid’. 3de Algemene Vergadering van Latijns-Amerikaanse bisschoppen Puebla, (913)[[1595|(913)]]
De achting van het leergezag van de Kerk voor de volksvroomheid wordt vóór alles gemotiveerd door de waarden die zij belichaamt.
De volksvroomheid heeft een bijna aangeboren gevoel voor het sacrale en het transcendentie. Zij laat een echt dorsten naar God zien en ‘een diepe zin voor de onuitsprekelijke eigenschappen van God: namelijk zijn vaderschap, voorzienigheid, de aanwezigheid van zijn altijddurende en barmhartige liefde’, vgl: Evangelii Nuntiandi, 48[[[519|48]]] zijn barmhartigheid. vgl: Catechesi Tradendae, 54[[[572|54]]]
De documenten van het leergezag van de Kerk laten enkele innerlijke houdingen en deugden zien die de volksvroomheid in het bijzonder waardeert, suggereert en voedt: geduld en ‘christelijke berusting in onherstelbare situaties’, 3de Algemene Vergadering van Latijns-Amerikaanse bisschoppen Puebla, (913)[[1595|(913)]] vertrouwvolle overgave aan God, het vermogen om te lijden en om de ‘zin voor het kruis dat men moet dragen in het dagelijks leven’ Evangelii Nuntiandi, 48[[519|48]] te zien, het oprechte verlangen om de Heer te behagen, om de Heer aangedane beledigingen ongedaan te maken en het openstaan voor anderen als ook het ‘gevoel van vriendschap, liefde en vertrouwelijke eenheid’. 3de Algemene Vergadering van Latijns-Amerikaanse bisschoppen Puebla, (913)[[1595|(913)]]
Referenties naar alinea 61: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
62
93
93
De volksvroomheid richt haar aandacht graag op het mysterie van de Zoon van God, die uit liefde voor de mensen kind en onze broeder geworden is door arm geboren te worden uit een nederige en arme vrouw. Zodoende legt de volksvroomheid eveneens een levendig gevoel aan de dag voor het mysterie van het lijden en de dood van Christus. vgl: 3de Algemene Vergadering van Latijns-Amerikaanse bisschoppen Puebla, (912)[[[1595|(912)]]]
In de volksvroomheid wordt een grote plaats ingenomen door de beschouwing van het mysterie van het hiernamaals, door het verlangen naar vereniging met de bewoners van de hemel – de heilige Maagd Maria, de engelen en de heiligen – en door het gebed ten behoeve van de overledenen.
In de volksvroomheid wordt een grote plaats ingenomen door de beschouwing van het mysterie van het hiernamaals, door het verlangen naar vereniging met de bewoners van de hemel – de heilige Maagd Maria, de engelen en de heiligen – en door het gebed ten behoeve van de overledenen.
Referenties naar alinea 62: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
63
93
93
De harmonieuze versmelting van de christelijke boodschap met de cultuur van een volk, die men vaak tegenkomt bij uitingen van volksvroomheid, is een andere reden voor de achting van het leergezag van de Kerk voor deze laatste.
Bij de zuiverste uitingen van volksvroomheid maakt de christelijke boodschap zich immers enerzijds de uitdrukkingswijze van de cultuur van het volk eigen en doordrenkt zij anderzijds de opvattingen ervan over leven en dood, vrijheid, zending en het lot van de mens met een evangelische inhoud.
De overdracht van cultuuruitingen door ouders op kinderen, van de ene generatie op de andere brengt derhalve een overdracht van christelijke principes met zich mee. in enkele gevallen is de versmelting zo diepgaand dat elementen die eigen zijn aan het christelijk geloof, wezenlijke elementen geworden zijn van de culturele identiteit van een volk. vgl: Heiligdom van Onze Vrouw van Zapopán, Mexico, (2)[[[1908|(2)]]] vgl: 3de Algemene Vergadering van Latijns-Amerikaanse bisschoppen Puebla, (283)[[[1595|(283)]]] Men denke bijvoorbeeld aan de godsvrucht jegens de Moeder van de Heer.
Bij de zuiverste uitingen van volksvroomheid maakt de christelijke boodschap zich immers enerzijds de uitdrukkingswijze van de cultuur van het volk eigen en doordrenkt zij anderzijds de opvattingen ervan over leven en dood, vrijheid, zending en het lot van de mens met een evangelische inhoud.
De overdracht van cultuuruitingen door ouders op kinderen, van de ene generatie op de andere brengt derhalve een overdracht van christelijke principes met zich mee. in enkele gevallen is de versmelting zo diepgaand dat elementen die eigen zijn aan het christelijk geloof, wezenlijke elementen geworden zijn van de culturele identiteit van een volk. vgl: Heiligdom van Onze Vrouw van Zapopán, Mexico, (2)[[[1908|(2)]]] vgl: 3de Algemene Vergadering van Latijns-Amerikaanse bisschoppen Puebla, (283)[[[1595|(283)]]] Men denke bijvoorbeeld aan de godsvrucht jegens de Moeder van de Heer.
Referenties naar alinea 63: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
64
93
93
Het leergezag van de Kerk wijst ook nog op het belang van de volksvroomheid voor het geloofsleven van het volk Gods, voor het behoud van het geloof zelf en het nemen van nieuwe initiatieven van evangelisatie.
Men ziet dat het niet mogelijk is om geen rekening te houden met ‘vormen van devotie die in sommige gebieden door het gelovige volk met een ontroerende vurigheid en zuiverheid van mening in praktijk worden gebracht’, Catechesi Tradendae, 54[[572|54]] met het feit dat een gezonde volksvroomheid ‘op grond van haar wezenlijk katholieke wortels een tegengif kan zijn tegen sektes en een garantie van trouw aan de heilsboodschap’. Bij de opening van de door de CELAM voorgestelde “noveen van jaren” te Santo Domingo, (12)[[1237|(12)]] Evenmin kan ontkend worden dat volksvroomheid een instrument van de Voorzienigheid is geweest voor het bewaren van het geloof daar waar de Christenen verstoken zijn van pastorale bijstand. Ook blijkt dat waar de evangelisatie onvoldoende is geweest, ‘de bevolking grotendeels het eigen geloof vooral in de volksvroomheid tot uitdrukking brengt’, 3de Algemene Vergadering van Latijns-Amerikaanse bisschoppen Puebla, (913)[[1595|(913)]] en tenslotte dat de volksvroomheid een waardevol en onontbeerlijk ‘uitgangspunt’ vormt ‘om te bereiken dat het geloof van het volk rijpheid en diepgang krijgt’. 3de Algemene Vergadering van Latijns-Amerikaanse bisschoppen Puebla, (960)[[1595|(960)]]
Men ziet dat het niet mogelijk is om geen rekening te houden met ‘vormen van devotie die in sommige gebieden door het gelovige volk met een ontroerende vurigheid en zuiverheid van mening in praktijk worden gebracht’, Catechesi Tradendae, 54[[572|54]] met het feit dat een gezonde volksvroomheid ‘op grond van haar wezenlijk katholieke wortels een tegengif kan zijn tegen sektes en een garantie van trouw aan de heilsboodschap’. Bij de opening van de door de CELAM voorgestelde “noveen van jaren” te Santo Domingo, (12)[[1237|(12)]] Evenmin kan ontkend worden dat volksvroomheid een instrument van de Voorzienigheid is geweest voor het bewaren van het geloof daar waar de Christenen verstoken zijn van pastorale bijstand. Ook blijkt dat waar de evangelisatie onvoldoende is geweest, ‘de bevolking grotendeels het eigen geloof vooral in de volksvroomheid tot uitdrukking brengt’, 3de Algemene Vergadering van Latijns-Amerikaanse bisschoppen Puebla, (913)[[1595|(913)]] en tenslotte dat de volksvroomheid een waardevol en onontbeerlijk ‘uitgangspunt’ vormt ‘om te bereiken dat het geloof van het volk rijpheid en diepgang krijgt’. 3de Algemene Vergadering van Latijns-Amerikaanse bisschoppen Puebla, (960)[[1595|(960)]]
Referenties naar alinea 64: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Enkele gevaren die de volksvroomheid kunnen doen afdwalen
65
Het leergezag van de Kerk, dat de onmiskenbare waarden van de volksvroomheid naar voren brengt, verzuimt niet enkele gevaren te signaleren die haar kunnen bedreigen: de onvoldoende aanwezigheid van wezenlijke elementen van het christelijk geloof – zoals de heilsbetekenis van de verrijzenis Christus, het gevoel tot de Kerk te behoren, de persoon en het handelen van de goddelijke Geest –, de wanverhouding tussen de achting voor de verering van de heiligen en het bewustzijn van de absolute soevereiniteit van Jezus Christus en zijn mysterie, het schaarse directe contact met de Heilige Schrift, het zich afzonderen van het sacramentele leven van de Kerk, de neiging om het cultische moment te scheiden van de verplichtingen van een christelijk leven, de utilitaristische opvatting van enkele vormen van godsvrucht, het gebruik van ‘tekenen, gebaren en formules die soms een buitensporige betekenis krijgen, waarbij men zelfs het spectaculaire zoekt’ Tot de bisschoppen van de Abruzzen en van Molise bij gelegenheid van hun ad limina-bezoek, (3)[[4663|(3)]] en in extreme gevallen het risico ‘het opkomen van sekten te begunstigen en zelfs de mensen tot bijgeloof, magie, fatalisme of onderdrukking te brengen’. Tijdens H. Mis bij de ontmoeting met inheemsen[[7083]]
Referenties naar alinea 65: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
66
Om deze eventuele gebreken en tekortkomingen van de volksvroomheid te bestrijden bevestigt het leergezag van de Kerk met vasthoudendheid dat men de volksvroomheid ‘op het Evangelie’ moet ‘afstemmen’ vgl: Vicesimus Quintus Annus, 18[[[1125|18]]] vgl: Tot de bisschoppen van de Abruzzen en van Molise bij gelegenheid van hun ad limina-bezoek, (6)[[[4663|(6)]]] vgl: 3de Algemene Vergadering van Latijns-Amerikaanse bisschoppen Puebla, (458-459)[[[1595|(458-459)]]] vgl: Orientamenti e proposte per la celebrazione dell'Anno mariano, (68)[[[7084|(68)]]] door haar in vruchtbaar contact te brengen met het woord van het Evangelie. Dit ‘zal haar geleidelijk aan bevrijden van haar tekortkomingen; door haar te zuiveren zal het haar versterken en ervoor zorgen dat wat dubbelzinnig is, een duidelijkere vorm krijgt binnen de inhoud van geloof, hoop en liefde’. Tot de bisschoppen van de Abruzzen en van Molise bij gelegenheid van hun ad limina-bezoek, (6)[[4663|(6)]]
Bij dit werk van ‘het afstemmen’ van de volksvroomheid ‘op het Evangelie’ beveelt het pastoraal aanvoelen echter aan geduldig en met een verstandig gevoel voor verdraagzaamheid te werk te gaan en zich te laten inspireren door de methodologie die de Kerk in de loop der eeuwen gevolgd heeft om de confrontatie aan te gaan met hetzij de problemen van inculturatie van het christelijk geloof en de liturgie, vgl: Varietates legitimae, 9-20[[[1678|9-20]]] hetzij de problemen die samenhangen met volksdevoties.
Bij dit werk van ‘het afstemmen’ van de volksvroomheid ‘op het Evangelie’ beveelt het pastoraal aanvoelen echter aan geduldig en met een verstandig gevoel voor verdraagzaamheid te werk te gaan en zich te laten inspireren door de methodologie die de Kerk in de loop der eeuwen gevolgd heeft om de confrontatie aan te gaan met hetzij de problemen van inculturatie van het christelijk geloof en de liturgie, vgl: Varietates legitimae, 9-20[[[1678|9-20]]] hetzij de problemen die samenhangen met volksdevoties.
Referenties naar alinea 66: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het subject van de volksdevotie
67
Het leergezag van de Kerk herinnert eraan dat 'het geestelijk leven niet uitsluitend bestaat uit het deelnemen aan de liturgie' en dat de Christen 'zijn binnenkamer moet binnengaan om in het verborgene tot de Vader te bidden', en zelfs - zoals de Apostel leert - te 'bidden zonder ophouden'. Sacrosanctum Concilium, 12[[570|12]] Daarbij wijst het erop dat het subject van de verschillende vormen van gebed iedere Christen is - clericus, religieus en leek - hetzij wanneer hij, bewogen door de Geest van Christus, persoonlijk bidt, hetzij wanneer hij met de gemeenschap bidt in groepen van verschillende oorsprong en aard. Institutio Generalis de Liturgia Horarum, (9)[[1865|(9)]]
Referenties naar alinea 67: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
68
De heilige Vader Johannes Paulus II heeft in het bijzonder op het gezin gewezen als subject van de volksvroomheid. De Apostolische Exhortatie Familiaris Consortio[267] wijst na het gezin als huiskerk in de Kerk geprezen te hebben, erop dat 'om de eredienst die in de Kerk gevierd wordt Wat de liturgie betreft, dient hierbij ook inbegrepen te zijn de volgende aanbeveling uit deze Institutio: "Het zou goed zijn dat in het gezin als in een soort huiskerk niet alleen de gewone gebeden gezamenlijk worden verricht, maar zo mogelijk ook enkele gedeelten van de Getijden, waardoor de gezinsleden zich nauwer bij het leven van de Kerk aansluiten."[[1865|(27)]], thuis voor te bereiden en voort te zetten het christelijk gezin gebruik maakt van het persoonlijk gebed. Dit kent een grote verscheidenheid aan vormen; deze verscheidenheid, die getuigt van de uitzonderlijke rijkdom waarmee de Geest het christelijk gebed bezielt, komt tegemoet aan de verschillende levensbehoeften en levensomstandigheden van wie zich tot de Heer richt'. Vervolgens merkt zij op dat 'naast het ochtend- en avondgebed ... uitdrukkelijk worden aanbevolen; het lezen en overwegen van het Woord van God, de voorbereiding op de sacramenten, de devotie tot en de toewijding aan het Heilig Hart van Jezus, de verschillende vormen van verering van de heilige Maagd Maria, het tafelgebed, de gebruiken van volksvroomheid'. Familiaris Consortio, 61[[267|61]]
Referenties naar alinea 68: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
69
Een even belangrijk subject van volksvroomheid zijn ook de broederschappen en andere verenigingen van godsvrucht van gelovigen. Een van hun voornaamste doelstellingen is naast het beoefenen van de caritas en de inzet op sociaal gebied het bevorderen van de christelijke verering van de Drie-eenheid, van Christus en zijn mysteries, van de Heilige Maagd, de engelen, de heiligen en de zaligen, evenals ook het gebed en de werken ten behoeve van de zielen van de overleden gelovigen. Dikwijls hebben de broederschappen naast de liturgische kalender een soort eigen kalender waarop bijzondere feesten aangeduid worden, missen, novenen, zevendaagse gebedsperioden, triduüms die gevierd worden, en dagen waarop processies of bedevaarten gehouden dienen te worden of bepaalde werken van barmhartigheid verricht moeten worden. Zij hebben ook eigen devotieboeken en bijzondere distinctieven, zoals scapulieren, medailles, kleine gewaden en gordels soms plaatsen voor een eigen eredienst en eigen kerkhoven.
De Kerk erkent de broederschappen en kent hun de status van rechtspersoon toe, vgl: CIC cann. 301 en 312[[[30|+344+2251+2252+356+2257]]] zij keurt hun statuten goed en waardeert hun doelstellingen en hun activiteiten op het gebied van de eredienst. Zij vraagt echter dat een dergelijke broederschap iedere vorm van tegenstelling of isolering vermijdt en op prudente wijze ingepast wordt in het parochiële en diocesane leven.
De Kerk erkent de broederschappen en kent hun de status van rechtspersoon toe, vgl: CIC cann. 301 en 312[[[30|+344+2251+2252+356+2257]]] zij keurt hun statuten goed en waardeert hun doelstellingen en hun activiteiten op het gebied van de eredienst. Zij vraagt echter dat een dergelijke broederschap iedere vorm van tegenstelling of isolering vermijdt en op prudente wijze ingepast wordt in het parochiële en diocesane leven.
Referenties naar alinea 69: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De oefeningen van godsvrucht
70
184
184
Een typische uiting van volksvroomheid zijn de oefeningen van godsvrucht, die overigens onderling zeer verschillen door historische herkomst en inhoud, taal en stijl, gebruik en mensen voor wie zij bestemd zijn. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft aan de oefeningen van godsvrucht aandacht geschonken en erop gewezen dat zij bijzonder aanbevolen worden, vgl: Sacrosanctum Concilium, 13[[[570|13]]] vgl: Lumen Gentium, 67[[[617|67]]] en daarbij tevens de voorwaarden aangegeven die de legitimiteit en de geldigheid ervan garanderen.
Referenties naar alinea 70: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
71
184
184
In het licht van de aard en de eigen kenmerken van de christelijke eredienst is het vóór alles duidelijk dat de oefeningen van godsvrucht in overeenstemming moeten zijn met de heilige leer en de wetten en de normen van de Kerk vgl: Sacrosanctum Concilium, 13[[[570|13]]]; bovendien moeten zij harmoniëren met de heilige liturgie en, voor zover mogelijk, rekening houden met de tijden van het liturgisch jaar, dat wil zeggen ‘een bewuste en actieve deelname aan het gemeenschappelijk gebed van de Kerk’ bevorderen. Terwijl Hij zo aan het spreken was, verhief een vrouw uit de menigte haar stem en riep Hem toe: 'Gelukkig de schoot die U gedragen heeft en de borsten die U hebben gevoed.' (Lc. 11, 27), (2)[[6892|(2)]].
Referenties naar alinea 71: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
72
184
184
De oefeningen van godsvrucht behoren tot de sfeer van de christelijke eredienst. Daarom heeft de Kerk altijd de noodzaak gevoeld hieraan aandacht te besteden, opdat hierdoor God op waardige wijze verheerlijkt wordt en de mens geestelijke weldaden ontvangen en aangespoord wordt een dienovereenkomstig leven te leiden.
Ten opzichte van de oefeningen van godsvrucht is het handelen van de herders veelsoortig geweest: aanbevelend en stimulerend, oriënterend en soms corrigerend. Bij het grote scala van oefeningen van godsvrucht kan men een onderscheid maken tussen: oefeningen van godsvrucht die door een beschikking van de Heilige Stoel gehouden worden of hierdoor aanbevolen zijn in de loop der eeuwen, vgl: Sacrosanctum Concilium, 13[[[570|13]]] oefeningen van godsvrucht ‘die door een beschikking van de bisschoppen gevierd worden volgens de gewoonten of boeken die wettelijk goedgekeurd zijn’, Sacrosanctum Concilium, 13[[570|13]] andere oefeningen van godsvrucht die door een bijzonder recht of door traditie gepraktiseerd worden in religieuze families of broederschappen en andere vereringen van godsvrucht van gelovigen – welke dikwijls de uitdrukkelijke goedkeuring van de Kerk hebben gekregen – en de oefeningen van godsvrucht die gehouden worden binnen het kader van het gezinsleven of privé.
Met enkele oefeningen van godsvrucht die door de gemeenschap van gelovigen ingevoerd en door het leergezag van de Kerk goedgekeurd zijn vgl: Codex Iuris Canonici, 23[[[30|23]]], is het recht verbonden om een aflaat te verwerven. Aliae concessiones, pp. 50-77[[6314]]
Ten opzichte van de oefeningen van godsvrucht is het handelen van de herders veelsoortig geweest: aanbevelend en stimulerend, oriënterend en soms corrigerend. Bij het grote scala van oefeningen van godsvrucht kan men een onderscheid maken tussen: oefeningen van godsvrucht die door een beschikking van de Heilige Stoel gehouden worden of hierdoor aanbevolen zijn in de loop der eeuwen, vgl: Sacrosanctum Concilium, 13[[[570|13]]] oefeningen van godsvrucht ‘die door een beschikking van de bisschoppen gevierd worden volgens de gewoonten of boeken die wettelijk goedgekeurd zijn’, Sacrosanctum Concilium, 13[[570|13]] andere oefeningen van godsvrucht die door een bijzonder recht of door traditie gepraktiseerd worden in religieuze families of broederschappen en andere vereringen van godsvrucht van gelovigen – welke dikwijls de uitdrukkelijke goedkeuring van de Kerk hebben gekregen – en de oefeningen van godsvrucht die gehouden worden binnen het kader van het gezinsleven of privé.
Met enkele oefeningen van godsvrucht die door de gemeenschap van gelovigen ingevoerd en door het leergezag van de Kerk goedgekeurd zijn vgl: Codex Iuris Canonici, 23[[[30|23]]], is het recht verbonden om een aflaat te verwerven. Aliae concessiones, pp. 50-77[[6314]]
Referenties naar alinea 72: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Liturgie en oefeningen van godsvrucht
73
184
184
De leer van de Kerk betreffende de relatie tussen liturgie en oefeningen van godsvrucht kan in het kort als volgt samengevat worden: de liturgie staat van nature boven oefeningen van godsvrucht vgl: Sacrosanctum Concilium, 7[[[570|7]]], en daarom dient in de pastorale praktijk aan de liturgie ‘de verheven plaats die haar ten opzichte van de oefeningen van godsvrucht toekomt’, gegeven et worden Orientamenti e proposte per la celebrazione dell'Anno mariano, (54)[[7084|(54)]]; liturgie en oefeningen van godsvrucht moeten naast elkaar staan met respect voor de hiërarchie van de waarden en voor de specifieke aard van beide cultische uitingen. vgl: Marialis Cultus, 31,48[[[598|31.48]]]
Referenties naar alinea 73: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
74
93
184
93
184
Een nauwkeurig in acht nemen van deze principes moet leiden tot een wezenlijke krachtsinspanning om de oefeningen van godsvrucht zoveel mogelijk af te stemmen op het ritme en de eisen van de liturgie, zonder dus ‘de twee vormen van godsvrucht met elkaar te laten versmelten of te verwarren’. in Enchiridion CEI, 3, Edizioni Dehoniane Bologna 1986, p. 886[[7085|(18)]] Men moet dientengevolge een verwarring en een hybride vermenging van liturgie en oefeningen van godsvrucht vermijden, liturgie niet uitspelen tegen oefeningen van godsvrucht, noch, tegen het gevoel van de Kerk in, deze laatste verwijderen, waarbij een leegte geschapen wordt die tot groot nadeel van het gelovige volk vaak niet opgevuld wordt. vgl: Marialis Cultus, 31[[[598|31]]] vgl: 3de Algemene Vergadering van Latijns-Amerikaanse bisschoppen Puebla, (915)[[[1595|(915)]]]
Referenties naar alinea 74: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Algemene criteria voor een vernieuwing van de oefeningen van godsvrucht
75
184
184
De Apostolische Stoel heeft vervolgens niet nagelaten aan te geven volgens welke theologische en pastorale, historische en literaire criteria men, zo nodig, de oefeningen van godsvrucht in ere moet herstellen, vgl: Apostolorum successores, (91)[[[1121|(91)]]] vgl: Marialis Cultus, 24-38[[[598|24-38]]] hoe men daarin de Bijbelse bezieling en liturgische inspiratie moet beklemtonen en het oecumenisch streven tot uitdrukking moet komen, hoe men op de door historisch onderzoek gevonden wezenlijke kern ervan de aandacht moet vestigen en ervoor moet zorgen dat zei enkele aspecten van de eigentijdse spiritualiteit weerspiegelen, hoe zij op gepaste wijze rekening moeten houden met de verworvenheid van een gezonde antropologie, hoe zij ook de cultuur en de manier van uitdrukken van het volk waarvoor ze bestemd zijn, moeten respecteren zonder de traditionele elementen verloren te laten gaan die in de gewoonten van het volk veranderd zijn.
Referenties naar alinea 75: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Theologische principes voor het beoordelen en vernieuwen van de volksvroomheid
- Het cultische leven: gemeenschap met de Vader door Christus in de Geest
76
In de geschiedenis van de openbaring wordt de redding van de mens voortdurend voorgesteld als een gave van God, in soevereine vrijheid en geheel om niet voortgekomen uit zijn barmhartigheid. Het gehele complex van gebeurtenissen en woorden waardoor het heilsplan zichtbaar en gerealiseerd wordt vgl: Dei Verbum, 2[[[576|2]]], neemt de vorm aan van een voortdurende dialoog tussen God en de mens. Daarbij heeft God het initiatief; deze dialoog vraagt van de mens een gelovig luisterende houding en een antwoord van ‘gehoorzaamheid van het geloof’ (Rom. 1, 5; Rom. 16, 26)[b:Rom. 1, 5; Rom. 16, 26].
In de heilsdialoog is van bijzonder belang het verbond dat op Sinaï tussen God en het uitverkoren volk gesloten is (Ex. 19-24)[[b:Ex. 19-24]] en dat van dit laatste een ‘eigendom’ van de Heer maakt, een ‘priesterlijk koninkrijk en heilig volk’ (Ex. 19, 6)[b:Ex. 19, 6]. En Israél, dat toch niet altijd trouw aan het verbond was, vond daarin inspiratie en kracht om zijn gedrag af te stemmen op de houding van God zelf (Lev. 44-45; Lev. 19, 2)[[b:Lev. 44-45; Lev. 19, 2]] en de inhoud van zijn Woord.
De eredienst en het gebed van Israël hebben in het bijzonder de memorabilia Dei tot onderwerp, dat wil zeggen het verlossend ingrijpen van God in de geschiedenis. Dat houdt de verering levendig van de gebeurtenissen waarin de beloften van God verwezenlijkt zijn. Daarom vormen zij het voortdurend referentiepunt zowel voor een overwegen van het geloof, als voor het gebedsleven.
In de heilsdialoog is van bijzonder belang het verbond dat op Sinaï tussen God en het uitverkoren volk gesloten is (Ex. 19-24)[[b:Ex. 19-24]] en dat van dit laatste een ‘eigendom’ van de Heer maakt, een ‘priesterlijk koninkrijk en heilig volk’ (Ex. 19, 6)[b:Ex. 19, 6]. En Israél, dat toch niet altijd trouw aan het verbond was, vond daarin inspiratie en kracht om zijn gedrag af te stemmen op de houding van God zelf (Lev. 44-45; Lev. 19, 2)[[b:Lev. 44-45; Lev. 19, 2]] en de inhoud van zijn Woord.
De eredienst en het gebed van Israël hebben in het bijzonder de memorabilia Dei tot onderwerp, dat wil zeggen het verlossend ingrijpen van God in de geschiedenis. Dat houdt de verering levendig van de gebeurtenissen waarin de beloften van God verwezenlijkt zijn. Daarom vormen zij het voortdurend referentiepunt zowel voor een overwegen van het geloof, als voor het gebedsleven.
Referenties naar alinea 76: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
77
Overeenkomstig zijn eeuwig plan ‘heeft God, nadat Hij eertijds vele malen en op velerlei wijzen tot onze vaderen gesproken had door profeten, nu, op het einde der tijden, tot ons gesproken door de Zoon, die Hij erfgenaam gemaakt heeft van al wat bestaat en door wie Hij het heelal heeft geschapen’ (Heb. 1, 1-2)[b:Heb. 1, 1-2]. Het mysterie van Christus, en vooral zijn Pasen van dood en verrijzenis, is inderdaad de volle en uiteindelijke openbaring en verwezenlijking van de heilsbeloften. Omdat Jezus ‘de eniggeboren Zoon van God’ (Joh. 3, 18)[b:Joh. 3, 18], degene is in wie de Vader zonder enig voorbehoud alles gegeven heeft (Rom. 8, 32; Joh. 3, 16)[[b:Rom. 8, 32; Joh. 3, 16]], is het duidelijk dat het wezenlijke referentiepunt van het geloof en het gebedsleven van het volk Gods gelegen is in de persoon en het werk van Christus: in Hem hebben wij de Meester van de waarheid (Mt. 22, 16)[[b:Mt. 22, 16]], de getrouwde Getuige (Openb. 1, 5)[[b:Openb. 1, 5]], de Hogepriester (Heb. 4, 14)[[b:Heb. 4, 14]], de Herder van de zielen (1 Pt. 2, 25)[[b:1 Pt. 2, 25]], de ene en volmaakte Middelaar (1 Tim. 2, 5; Heb. 8, 6; Heb. 9, 15; Heb. 12, 24)[[b:1 Tim. 2, 5; Heb. 8, 6; Heb. 9, 15; Heb. 12, 24]]: door Hem komt de mens tot de Vader (Joh. 14, 6)[[b:Joh. 14, 6]], stijgt tot God de lof en het gebed van de Kerk op en daalt iedere goddelijke gave op de mensheid neer.
Met Christus begraven en met Hem verrezen in het doopsel (Kol. 2, 12; Rom. 6, 4)[[b:Kol. 2, 12; Rom. 6, 4]], onttrokken aan het rijk van het vlees en binnengeleid in dat van de Geest (Rom. 8, 9)[[b:Rom. 8, 9]], zijn wij geroepen tot de volmaaktheid in de mate die de volheid van Christus past (Ef. 4, 13)[[b:Ef. 4, 13]]; in Christus hebben wij het voorbeeld van een bestaan waarvan ieder ogenblik een houding weerspiegelt van het luisteren naar woord van de Vader en het aanvaarden van zijn wil, als een onophoudelijk ‘ja’ tegen zijn wil: ‘Mijn spijs is de wil te doen van Hem die mij gezonden heeft’ (Joh. 4, 34)[b:Joh. 4, 34].
Christus is dus het volmaakte voorbeeld van kinderliefde en van onophoudelijke dialoog met de Vader, ofwel het voorbeeld van een ononderbroken zoeken naar een fundamenteel, intiem contact vol vertrouwen met God, die de mens in zijn bestaan verlicht, steunt en leidt.
Met Christus begraven en met Hem verrezen in het doopsel (Kol. 2, 12; Rom. 6, 4)[[b:Kol. 2, 12; Rom. 6, 4]], onttrokken aan het rijk van het vlees en binnengeleid in dat van de Geest (Rom. 8, 9)[[b:Rom. 8, 9]], zijn wij geroepen tot de volmaaktheid in de mate die de volheid van Christus past (Ef. 4, 13)[[b:Ef. 4, 13]]; in Christus hebben wij het voorbeeld van een bestaan waarvan ieder ogenblik een houding weerspiegelt van het luisteren naar woord van de Vader en het aanvaarden van zijn wil, als een onophoudelijk ‘ja’ tegen zijn wil: ‘Mijn spijs is de wil te doen van Hem die mij gezonden heeft’ (Joh. 4, 34)[b:Joh. 4, 34].
Christus is dus het volmaakte voorbeeld van kinderliefde en van onophoudelijke dialoog met de Vader, ofwel het voorbeeld van een ononderbroken zoeken naar een fundamenteel, intiem contact vol vertrouwen met God, die de mens in zijn bestaan verlicht, steunt en leidt.
Referenties naar alinea 77: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
78
In het leven van gemeenschap met de Vader worden de gelovigen geleid door de Geest (Rom. 8, 14)[[b:Rom. 8, 14]], die hun gegeven is om hen geleidelijk te veranderen in Christus; Hij stort in hen de ‘geest van kinderschap’. Daarom nemen zij de houding aan van Christus als kind van God (Rom. 8, 15-17)[[b:Rom. 8, 15-17]] en worden zij door dezelfde gevoelens bezield als Hij. (Fil. 2, 5)[[b:Fil. 2, 5]] De Geest wordt gegeven om hun het onderricht van Christus voor ogen te houden (Joh. 14, 26; Joh. 16, 13-25)[[b:Joh. 14, 26; Joh. 16, 13-25]], opdat zij in zijn licht de wederwaardigheden van het leven en de gebeurtenissen in de geschiedenis verklaren, om hen tot de kennis te brengen van de diepste geheimen van God (1 Kor. 2, 10)[[b:1 Kor. 2, 10]] en hen in staat te stellen van hun eigen leven een ‘geestelijke eredienst’ (Rom. 12, 1)[[b:Rom. 12, 1]] te maken, om hen te steunen in de tegenstrijdigheden en beproevingen die zij onder ogen moeten zien in het moeizame proces van verandering in Christus, om hun gebed op te wekken, te voeden en richting te geven: ‘De Geest komt onze zwakheid te hulp. Want wij weten niet eens hoe wij behoren te bidden, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. En Hij die de harten doorgrondt, weet waar de Geest op zint, want Hij pleit voor de heiligen naar Gods bedoeling’ (Rom. 8, 26-27)[b:Rom. 8, 26-27].
Aan de Geest ontleent de christelijke eredienst zijn oorsprong en bezieling en in de Geest ontwikkelt hij zich en komt hij tot stand. Men kan derhalve stellen dat zonder de aanwezigheid van de Geest van Christus er geen echte liturgische eredienst is, maar evenmin een authentieke volksvroomheid.
Aan de Geest ontleent de christelijke eredienst zijn oorsprong en bezieling en in de Geest ontwikkelt hij zich en komt hij tot stand. Men kan derhalve stellen dat zonder de aanwezigheid van de Geest van Christus er geen echte liturgische eredienst is, maar evenmin een authentieke volksvroomheid.
Referenties naar alinea 78: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
79
In het licht van de tot nu toe uiteengezette principes lijkt het noodzakelijk dat de volksvroomheid de gestalte krijgt en een moment vormt van de dialoog tussen God en de mens door Christus in de Heilige Geest. Ondanks de tekortkomingen die men hier en daar tegenkomt - zoals bijvoorbeeld het met elkaar verwarren van God de Vader en Jezus - draagt zij ongetwijfeld een trinitair stempel in zich. De volksvroomheid is namelijk zeer gevoelig voor het mysterie van het vaderschap van God: zij raakt ontroerd ten opzichte van zijn goedheid, zij bewondert zijn macht en wijsheid, zij verheugt zich over de schepping en prijst de Schepper ervan. Zij weet dat God de Vader rechtvaardig en barmhartig is en zorg heeft voor de armen en de nederigen. Zij verkondigt dat Hij gebiedt om het goede te doen en hen beloont die rechtschapen leven door de juiste weg te volgen, terwijl Hij het kwaad verafschuwt en degenen van zich verwijdert die volharden in het volgen van de weg van haat en geweld, onrecht en leugen.
De volksvroomheid concentreert zich graag op de figuur van Christus, Zoon van God en Heiland van de mens: zij raakt ontroerd bij het verhaal van zijn geboorte en voelt de immense liefde aan die uitgaat van dat kind, ware God en ware broeder van ons, die arm was en vanaf zijn jeugd werd vervolgd. Zij vindt er vreugde in om zich de talrijke scènes voor ogen te stellen van het openbaar leven van de Heer Jezus, de goede Herder, die zieken geneest en behoeftigen te hulp komt, de Meester, die in waarheid spreekt. Vooral houdt zij ervan de mysteries van het lijden van Christus te overwegen, omdat zij daarin zijn grenzeloze liefde en de mate van zijn solidariteit met het menselijk lijden ziet: Jezus, verraden en verlaten, gesteld en met doornen gekroond, gekruisigd tussen de misdadigers, van het kruis afgehaald en gelegd in de schoot van de aarde, beweend door vrienden en leerlingen.
De volksvroomheid weet heel goed dat de persoon van de Heilige Geest staat binnen het mysterie van God. Zij gelooft namelijk dat 'door de Heilige Geest' de Zoon van God 'het vlees heeft aangenomen in de schoot van de Maagd Maria' Credo van Nicea - Constantinopel[[66]] en dat aan het begin van de Kerk de Geest aan de apostelen gegeven werd. (Hand. 2, 1-13)[[b:Hand. 2, 1-13]] Zij weet dat de kracht van de Geest van God, waarvan de Christenen op bijzondere wijze het merkteken dragen door het vormsel, levend is in ieder sacrament van de Kerk. zij weet dat 'in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest' de viering van de Eucharistie begint, het doopsel wordt toegediend en vergeving van zonden gegeven wordt. Zij weet dat in de naam van de drie goddelijke personen ieder gebed in de christelijke gemeenschap tot stand komt en over de mens en alle schepselen de goddelijke zegen afgeroepen wordt.
De volksvroomheid concentreert zich graag op de figuur van Christus, Zoon van God en Heiland van de mens: zij raakt ontroerd bij het verhaal van zijn geboorte en voelt de immense liefde aan die uitgaat van dat kind, ware God en ware broeder van ons, die arm was en vanaf zijn jeugd werd vervolgd. Zij vindt er vreugde in om zich de talrijke scènes voor ogen te stellen van het openbaar leven van de Heer Jezus, de goede Herder, die zieken geneest en behoeftigen te hulp komt, de Meester, die in waarheid spreekt. Vooral houdt zij ervan de mysteries van het lijden van Christus te overwegen, omdat zij daarin zijn grenzeloze liefde en de mate van zijn solidariteit met het menselijk lijden ziet: Jezus, verraden en verlaten, gesteld en met doornen gekroond, gekruisigd tussen de misdadigers, van het kruis afgehaald en gelegd in de schoot van de aarde, beweend door vrienden en leerlingen.
De volksvroomheid weet heel goed dat de persoon van de Heilige Geest staat binnen het mysterie van God. Zij gelooft namelijk dat 'door de Heilige Geest' de Zoon van God 'het vlees heeft aangenomen in de schoot van de Maagd Maria' Credo van Nicea - Constantinopel[[66]] en dat aan het begin van de Kerk de Geest aan de apostelen gegeven werd. (Hand. 2, 1-13)[[b:Hand. 2, 1-13]] Zij weet dat de kracht van de Geest van God, waarvan de Christenen op bijzondere wijze het merkteken dragen door het vormsel, levend is in ieder sacrament van de Kerk. zij weet dat 'in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest' de viering van de Eucharistie begint, het doopsel wordt toegediend en vergeving van zonden gegeven wordt. Zij weet dat in de naam van de drie goddelijke personen ieder gebed in de christelijke gemeenschap tot stand komt en over de mens en alle schepselen de goddelijke zegen afgeroepen wordt.
Referenties naar alinea 79: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
80
Derhalve moet in de volksvroomheid het bewustzijn versterkt worden van de verwijzing naar de allerheiligste Drie-eenheid, die zij, zoals gezegd, in zich draagt, zij het in de kiem. Met het oog hierop worden enkele aanwijzingen gegeven:
- Het is noodzakelijk om de gelovigen in te lichten over het bijzonder kenmerkt van het christelijk gebed, dat zich richt tot de Vader door middel van Jezus Christus in de kracht van de Heilige Geest.
- Het is noodzakelijk dat de uitingen van volksvroomheid de persoon en het handelen van de Heilige Geest in een helderder licht plaatsen. Het ontbreken van een ‘naam’ voor de Geest van God en de gewoonte Hem niet af te beelden in antropomorfe voorstellingen hebben, althans gedeeltelijk, geleid tot een zekere afwezigheid van de Heilige Geest in de teksten en andere uitdrukkingswijzen van de volksvroomheid, alhoewel de functie van muziek en lichaamsgebaren niet vergeten worden om de relatie met de Geest te laten zien. Een dergelijke afwezigheid kan opgeheven worden door middel van de evangelisatie van de volksvroomheid, waarover het leergezag van de Kerk meermalen gesproken heeft.
- Het is eveneens noodzakelijk dat de uitingen van volksvroomheid de primaire en fundamentele waarde van de verrijzenis van Christus beklemtonen. De liefdevolle aandacht van de Vader voor de lijdende mensheid, die zo levend is in de volksvroomheid, moet altijd verbonden zijn met het perspectief van zijn verheerlijking. Alleen op die voorwaarde zal het heilsplan van God in zijn geheel in Christus uiteengezet en het paasmysterie van Christus in zijn ondeelbare eenheid begrepen worden. Alleen zo zal het ware gelaat van het Christendom geschetst worden, dat de overwinning van het leven op de dood is, viering van Hem die ‘niet een God van doden, maar van levenden is’ (Mt. 22, 32)[b:Mt. 22, 32], van de Christus, de Levende, die dood was en nu voor eeuwig leeft (Openb. 1, 20)[[b:Openb. 1, 20]], en van de Geest, ‘die Heer is en het leven geeft’. Credo van Nicea - Constantinopel[[66]]
- Tenslotte is het noodzakelijk dat de devotie voor het lijden van Christus de gelovigen brengt tot een volledige en bewuste deelname aan de Eucharistie, waarin het lichaam van Christus, voor ons als offer aangeboden, ons tot voedsel gegeven wordt (1 Kor. 11, 24)[[b:1 Kor. 11, 24]], en het bloed van Christus, vergoten op het kruis voor het nieuwe en altijddurende Verbond en voor de vergeving van alle zonden, als drank gegeven wordt. Een dergelijke deelname heeft haar hoogste een belangrijkste moment in de viering van het Paastriduüm, hoogtepunt van het liturgisch jaar, en in de zondagviering van de heilige mysteries.
Referenties naar alinea 80: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De kerk als cultische gemeenschap
81
De Kerk, 'het volk dat verenigd is in de eenheid van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest', 23: CSEL 3/1, Vindobonae 1868, p. 285[[1778|+53]] is een cultische gemeenschap. Naar de wil van haar Heer en Stichter verricht zij talrijke rituele handelingen die de verheerlijking van God en de heiliging van de mens ten doel hebben vgl: Sacrosanctum Concilium, 5-7[[[570|5-7]]] en die alle op uiteenlopende wijze en in verschillende mate de viering zijn van het paasmysterie van Christus, gericht als zij zijn op de verwezenlijking van de goddelijke wil om de verstrooide kinderen bijeen te brengen binnen de eenheid van één enkel volk. In de verschillende rituele handelingen kondigt de Kerk immers het Evangelie aan van het heil en verkondigt zij de dood en de verrijzenis van Christus en actualiseert zij zijn heilswerk door de heilige tekenen. In de Eucharistie viert zij de gedachtenis van het gelukzalig lijden, de glorievolle verrijzenis en de wonderbaarlijke hemelvaart en uit de andere sacramenten put zij de andere gaven van de Geest, die voortkomen uit het kruis van de Heiland. De Kerk verheerlijkt de Vader met psalmen en hymnen om de wonderen, door Hem tot stand gebracht in de dood en de verheffing van de Christus, zijn Zoon, en zij smeekt Hem dat het heilsmysterie van Pasen alle mensen bereikt. In de sacramentaliën, die ingesteld zijn om de gelovigen in verschillende omstandigheden en noden bij te staan, smeekt zij de Heer dat heel haar werken ondersteund en verlicht wordt door de Geest van Pasen.
Referenties naar alinea 81: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
82
De taak van de Kerk met betrekking tot de goddelijke eredienst is echter niet enkel en alleen het vieren van de liturgie. De leerlingen van Christus bidden immers overeenkomstig het voorbeeld en het onderricht van de Meester ook in het geheim van hun binnenkamer. (Mt. 6, 6)[[b:Mt. 6, 6]] Zij verenigen zich om te bidden overeenkomstig de vormen die gecreëerd zijn door mannen en vrouwen met een grote religieuze ervaring, die enkele behoeften van de gelovigen begrepen en hun godsvrucht gericht hebben op bijzondere aspecten van het mysterie van Christus. Zij bidden volgens structuren die bijna anoniem ontstaan zijn uit de diepte van het collectief christelijk bewustzijn, waarin de behoeften van de volkscultuur harmonieus samengaan met de wezenlijke gegevens van de boodschap van het Evangelie.
Referenties naar alinea 82: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
83
De echte vormen van volksvroomheid zijn ook een vrucht van de Heilige Geest en moeten beschouwd worden als een uiting van de godsvrucht van de Kerk. Zij worden immers in praktijk gebracht door gelovigen die leven in vereniging met haar, die haar geloof aanhangen en haar leer betreffende de eredienst respecteren. Niet weinige ervan zijn immers uitdrukkelijk goedgekeurd en worden aanbevolen door de Kerk zelf. vgl: Sacrosanctum Concilium, 13[[[570|13]]] vgl: Lumen Gentium, 67[[[617|67]]]
Referenties naar alinea 83: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
84
Als uiting van kerkelijke godsvrucht is de volksvroomheid onderworpen aan de algemene wetten van de kerkelijke eredienst en aan het pastorale gezag van de Kerk, die bevoegd is haar te beoordelen en te legaliseren en haar vernieuwt door haar in vruchtbaar contact te brengen met het geopenbaarde Woord, de traditie en de liturgie zelf.
Anderzijds is het noodzakelijk dat uitingen van volksvroomheid altijd verlicht worden door het ‘ecclesiologisch principe’ van de christelijke eredienst. Dat zal het voor de volksvroomheid mogelijk maken:
Anderzijds is het noodzakelijk dat uitingen van volksvroomheid altijd verlicht worden door het ‘ecclesiologisch principe’ van de christelijke eredienst. Dat zal het voor de volksvroomheid mogelijk maken:
- een juist zicht te hebben op de relatie tussen particuliere en universele Kerk. De volksvroomheid is immers ertoe geneigd zich voornamelijk te concentreren op de lokale waarden en de onmiddellijke behoeften, waarbij zij het risico loopt zichzelf af te sluiten voor de universele waarden en ecclesiologische perspectieven;
- om de verering van de Heilige Maagd, de engelen, de heiligen en de zaligen en om het gebed en de werken ten behoeve van de overledenen te plaatsen binnen het grote kader van de gemeenschap van de heiligen en binnen de betrekkingen tussen de hemelse Kerk en de nog op de aarde pelgrimerende Kerk;
- om op vruchtbare wijze het verband te begrijpen tussen ambt en charisma. Het eerste is noodzakelijk bij de uitingen van de liturgische eredienst; het tweede dikwijls aanwezig bij uitingen van volksvroomheid.
Referenties naar alinea 84: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Algemeen priesterschap en volksvroomheid
85
Met de christelijke initiatiesacramenten begint de gelovige deel uit te maken van de Kerk, een volk van profeten, priesters en koningen, waaraan het toekomt God in geest en waarheid te aanbidden. (Joh. 4, 23)[[b:Joh. 4, 23]] Hij oefent een dergelijk priesterschap uit door Christus in de Heilige Geest niet alleen in een liturgisch kader – en dan vooral in de viering van de Eucharistie –, maar ook in andere uitingen van christelijk leven, waaronder de manifestaties van volksvroomheid. De Heilige Geest verleent hem immers het vermogen God offers van lof te brengen, gebeden en smekingen tot Hem te doen opstijgen en op de eerste plaats van het eigen leven een ‘levende, heilige offergave die Hij kan aanvaarden’ te maken (Rom. 12, 1)[b:Rom. 12, 1]. (Heb. 12, 28)[[b:Heb. 12, 28]]
Referenties naar alinea 85: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
86
Op deze priesterlijke basis helpt de volksvroomheid de gelovigen om te volharden in het gebed en de lof van God de Vader en om voor Christus getuigenis af te leggen. (Hand. 2, 42-47)[[b:Hand. 2, 42-47]] Door waakzaam te zijn in afwachting van zijn glorierijke komst legt zij in de Heilige Geest rekenschap af van de hoop op het eeuwig leven. (1 Pt. 3, 15)[[b:1 Pt. 3, 15]] Met behoud van de haar als zodanig kenmerkende aspecten van de eigen culturele context brengt zij die waarden van het Kerk zijn tot uitdrukking die alles kenmerken wat binnen het mystiek lichaam van Christus ontstaat en zich ontwikkelt, zij het op verschillende wijze en in verschillende mate.
Referenties naar alinea 86: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het Woord van God en de volksvroomheid
87
Het woord van God, dat in de Heilige Schrift bewaard, door het leergezag van de Kerk bewaakt en in de liturgie gevierd wordt, is het bevoorrechte en onvervangbare instrument van de werkzaamheid van de Geest in het cultische leven van de gelovigen. Omdat de Kerk bij het luisteren naar het Woord van God gesticht wordt en groeit, moet het Christenvolk vertrouwd raken met de Heilige Schrift en haar geest in zich opnemen vgl: Dei Verbum, 25[[[576|25]]] om in geëigende en met de geloofslevens overeenkomende vormen het gevoel van godsvrucht en devotie te vertalen dat voortkomt uit het contact met God, die redt, doet herleven en heiligt. In het bijbels woord zal de volksvroomheid een onuitputtelijke bron van inspiratie vinden, weergaloze voorbeelden van gebed en vruchtbare suggesties. Bovendien zal de voortdurende verwijzing naar de Heilige Schrift een aanwijzing en criterium vormen om de uitbundigheid te matigen waarmee het religieuze gevoel van het volk zich niet zelden manifesteert en waarbij het dubbelzinnige en soms niet concreet uitingen mogelijk maakt.
Referenties naar alinea 87: 1
Verbum Domini ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
88
‘Maar het lezen van de Heilige Schrift moet samengaan met gebed om een gesprek te doen ontstaan tussen God en de mens’ vgl: Dei Verbum, 25[[[576|25]]]; daarom is het zeer aan te bevelen dat de verschillende vormen waarin de volksvroomheid zich uitdrukt, gewoonlijk voorzien in de aanwezigheid van zinvol gekozen en op de juiste wijze becommentarieerde Bijbelteksten.
Referenties naar alinea 88: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
89
Voor dit doel zal het model nuttig zijn dat door de liturgievieringen aangeboden wordt: zij voorzien in de aanwezigheid van de Heilige Schrift, die op verschillende manieren voor de diverse types van viering voorgehouden wordt, omdat zij een onderdeel ervan is. Aangezien men echter de uitingen van volksvroomheid een gewettigde afwisseling in vormgeving en opbouw toekent, is het zeker niet noodzakelijk dat daarin de rangschikking van de Bijbelse perikopen in alles een getrouwde weergave is van de rituele structuren waarmee de liturgie Gods woord verkondigt. Het liturgisch model zal in elk geval voor de volksvroomheid een soort bescherming bieden van een juist scala aan waarden, waarbij op de eerste plaats een houding komt van luisteren naar God die spreekt. Het zal de harmonie leren ontdekken tussen het Oude en het Nieuwe Testament en het een in het licht van het ander leren verklaren. Het zal door eeuwenouder ervaring beproefde oplossingen aanreiken om op concrete wijze de Bijbelse boodschap te actualiseren en het zal een goed criterium verschaffen om de authenticiteit van het gebed te beoordelen. Bij de keuze van de teksten is het wenselijk dat men gebruik maakt van korte, gemakkelijk te onthouden en indringende teksten die gemakkelijk te begrijpen zijn, ook al zijn ze moeilijk te realiseren. Overigens bevorderen enkele oefeningen van godsvrucht, zoals de kruisweg en de rozenkrans, de kennis van de Schrift: wanneer ze direct in verband gebracht worden met gebaren en van buiten geleerde gebeden, zijn de episodes in het Evangelie over het leven van Jezus gemakkelijker in de herinnering vast te houden.
Referenties naar alinea 89: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Volksvroomheid en privé-openbaringen
90
De volksvroomheid blijkt van oudsher overal geïnteresseerd te zijn in bijzondere verschijnselen en gebeurtenissen die vaak met privé-openbaringen in verband staan. Ook al is het niet alleen te beperken tot het kader van de Mariaverering, het betreft toch in het bijzonder deze laatste, wanneer er sprake is van ‘verschijningen’ en daarbij behorende ‘boodschappen’. Moge wat dit betreft, gelden wat de Catechismus van de Katholieke Kerk[1] naar voren brengt: ‘In de loop der eeuwen zijn er zogenaamde ‘bijzondere of privé’ openbaringen geweest, waarvan er sommige door het gezag van de Kerk erkend zijn. Zij behoren echter niet tot de geloofsschat. Hun rol is het niet de definitieve openbaring van Christus te ‘verbeteren’ of ’aan te vullen’, maar te helpen deze voller te beleven in een bepaald tijdperk van de geschiedenis. Geleid door het leergezag van de Kerk weet de zin van de gelovigen te onderscheiden en te aanvaarden wat in deze openbaringen een authentieke oproep van Christus of van zijn heiligen aan de Kerk is’ Catechismus van de Katholieke Kerk, 67[[1|67]]. Theologisch commentaar op de Verschijningen van Fatima[[3573]]
Referenties naar alinea 90: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Inculturatie en volksvroomheid
91
Volksvroomheid wordt natuurlijk gekenmerkt door een historisch en cultureel aanvoelen. Een aanwijzing hiervoor is de verscheidenheid van uitingen waaruit zij bestaat en die gebloeid en opgang gemaakt hebben in de verschillende particuliere Kerken in de loop der eeuwen. Het is een teken dat het geloof wortel schiet in het hart van de volken afzonderlijk en ingang vindt in de wereld van het alledaagse. Immers, ‘de volksreligiositeit is de eerste, fundamentele vorm van ‘inculturatie’ van het geloof, die zich voortdurend moet laten oriënteren en leiden door de aanwijzingen van de liturgie, maar die op haar beurt het geloof bevrucht, uitgaande van het hart’. Theologisch commentaar op de Verschijningen van Fatima[[3573]] De ontmoeting tussen de vernieuwende dynamiek van de boodschap van het Evangelie en de verschillende onderdelen van een cultuur vindt daarom haar bevestiging in de volksvroomheid. vgl: "De volksvroomheid blijft een van de belangrijkste uitdrukkingen van een ware inculturatie van het geloof: hierin harmoniëren geloof en liturgie, gevoel en kunsten m et elkaar, terwijl het bewustzijn van de eigen identiteit in de lokale tradities versterkt wordt. Zo 'heeft Amerika, dat historisch een smeltkroes is van volkeren, in het mesties gelaat van de Maagd van Tepayac', in de Maagd van Guadalupe, een groot voorbeeld van een volmaakte geïncultureerde evangelisatie' (Ecclesia in America, nr. 11) erkend. (...) De volksvroomheid maakt het een volk mogelijk om zijn geloof tot uitdrukking te brengen, alsook zijn relatie met God en zijn voorzienigheid, met de Maagd en de heiligen, met de naaste, met de overledenen, met de schepping, en zij versterkt zijn toebehoren tot de Kerk.'[[[7086|(28)]]]
Referenties naar alinea 91: 1
"Sensus Fidei" in the life of the Church ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
92
Het proces van aanpassing of inculturatie van een oefening van godsvrucht zou geen bijzondere moeilijkheden moeten opleveren voor wat de taal, de muzikale en artistieke uitingen, gebaren en lichaamshoudingen betreft. Oefeningen van vroomheid betreffen immers enerzijds geen wezenlijke aspecten van het sacramentele leven, anderzijds zijn zij in vele gevallen van oorsprong volks, dat wil zeggen voortgekomen uit het volk en geformuleerd in zijn taal en opgezet binnen het kader van het katholiek geloof.
Het feit dat oefeningen van godsvrucht en devotiepraktijken een uiting zijn van het aanvoelen van het volk, staat echter niet toe om in deze subjectief en personalistisch te handelen. Behoudens de eigen bevoegdheden van de plaatselijke ordinaris of hogere superieuren – als het devoties betreft die met religieuze ordes verbonden zijn –, dient de bisschoppenconferentie zich uit te spreken, wanneer het om oefeningen van godsvrucht gaat die een hele natie betreffen of een uitgestrekt gebied.
Er is immers een grote aandacht en een groot onderscheidingsvermogen nodig om te verhinderen dat door middel van de verschillende wijzen van taalgebruik opvattingen in de oefeningen van godsvrucht binnendringen die aan het christelijk geloof tegengesteld zijn, of dat aanleiding gegeven wordt tot vormen van eredienst die aangetast zijn door syncretisme.
Het is in het bijzonder noodzakelijk dat de oefening van godsvrucht als onderwerp van een proces van aanpassing en inculturatie haar diepste identiteit en karakter behoudt. Dit vereist dat haar historische oorsprong en de leerstellige en cultische lijnen die haar kenmerken, voldoende herkenbaar blijven.
Wat het overnemen van vormen van volksvroomheid in het proces van inculturatie van de liturgie betreft, verwijzen wij naar de desbetreffende instructie van dit dicasterie. vgl: Varietates legitimae, 45[[[1678|45]]]
Het feit dat oefeningen van godsvrucht en devotiepraktijken een uiting zijn van het aanvoelen van het volk, staat echter niet toe om in deze subjectief en personalistisch te handelen. Behoudens de eigen bevoegdheden van de plaatselijke ordinaris of hogere superieuren – als het devoties betreft die met religieuze ordes verbonden zijn –, dient de bisschoppenconferentie zich uit te spreken, wanneer het om oefeningen van godsvrucht gaat die een hele natie betreffen of een uitgestrekt gebied.
Er is immers een grote aandacht en een groot onderscheidingsvermogen nodig om te verhinderen dat door middel van de verschillende wijzen van taalgebruik opvattingen in de oefeningen van godsvrucht binnendringen die aan het christelijk geloof tegengesteld zijn, of dat aanleiding gegeven wordt tot vormen van eredienst die aangetast zijn door syncretisme.
Het is in het bijzonder noodzakelijk dat de oefening van godsvrucht als onderwerp van een proces van aanpassing en inculturatie haar diepste identiteit en karakter behoudt. Dit vereist dat haar historische oorsprong en de leerstellige en cultische lijnen die haar kenmerken, voldoende herkenbaar blijven.
Wat het overnemen van vormen van volksvroomheid in het proces van inculturatie van de liturgie betreft, verwijzen wij naar de desbetreffende instructie van dit dicasterie. vgl: Varietates legitimae, 45[[[1678|45]]]
Referenties naar alinea 92: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 2 Richtlijnen voor een harmonisatie van volksvroomheid en liturgie
- === Inleiding
93
Als hulp om het voorafgaande te vertalen in concreet pastoraal handelen worden enkele richtlijnen geboden omtrent het noodzakelijk verband tussen volksvroomheid en liturgie met het oog op een harmonisch en vruchtbaar pastoraal handelen. Het vermelden van de meest verbreide oefeningen en praktijken van godsvrucht heeft niet de pretentie uitputtend te zijn, noch iedere individuele manifestatie van plaatselijke aard erbij te betrekken. Men vindt hier en daar aanwijzingen betreffende de liturgische pastoraal, gegeven de overeenkomst in materie bij sectoren waarvan de grenzen niet strikt af te bakenen zijn. De uiteenzetting is onderverdeeld in vijf hoofdstukken:
- hoofdstuk IV over het liturgisch jaar, bezien vanuit het standpunt van een wenselijke afstemming van de vieringen ervan op de uitingen van volksvroomheid;
- hoofdstuk V over de verering voor de heilige Moeder van de Heer, die een bijzondere plaats inneemt zowel in de heilige liturgie als in de volksvroomheid;
- hoofdstuk VI over de verering van de heiligen en de zaligen, welke ook een grote plaats inneemt in de liturgie en de devotie van de gelovigen;
- hoofdstuk VII over het gebed en de werken ten behoeve van de overledenen, iets wat veelvuldig terugkeert in de verschillende uitingen van het cultische leven van de Kerk;
- hoofdstuk VIII over heiligdommen en bedevaarten, belangrijke plaatsen en karakteristieke uitingen van de volksvroomheid, die niet weinig gevolgen van liturgische aard hebben.
Referenties naar alinea 93: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Liturgisch jaar en volksvroomheid
94
Het liturgisch jaar is de tijdsstructuur waarbinnen de Kerk het hele mysterie van Christus viert: ‘vanaf de menswording en de geboorte tot de Hemelvaart, tot de dag van Pinksteren en tot de verwachting van de gelukzalige hoop en de verschijning van de Heer’. Sacrosanctum Concilium, 102[[570|102]]
‘De viering van het paasmysterie is van het hoogste belang binnen de christelijke eredienst en ontvouwt zich in de loop van de dagen, de weken en the gehele jaar’. Sermones[[1320]] Hieruit volgt dat in de relatie tussen liturgie en volksvroomheid de voorrang aan de viering van het liturgisch jaar als een vast standpunt beschouwd wordt boven elke andere uiting en praktijk van devotie.
‘De viering van het paasmysterie is van het hoogste belang binnen de christelijke eredienst en ontvouwt zich in de loop van de dagen, de weken en the gehele jaar’. Sermones[[1320]] Hieruit volgt dat in de relatie tussen liturgie en volksvroomheid de voorrang aan de viering van het liturgisch jaar als een vast standpunt beschouwd wordt boven elke andere uiting en praktijk van devotie.
Referenties naar alinea 94: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De zondag
95
De ‘dag des Heren’ als ‘oudste en allereerste feestdag’ en ‘grondslag en kern van heel het liturgisch jaar’, Sacrosanctum Concilium, 106[[570|106]] vgl: Normae universalis de Anno liturgico et de Calendarium Romanum, (4)[[[2722|(4)]]] mag niet ondergeschikt gemaakt worden aan de manifestaties van volksvroomheid. Daarom is het niet nodig om voor het houden van oefeningen van godsvrucht aan te dringen op keuze van de zondag als chronologisch referentiepunt.
Voor het pastorale heil van de gelovigen is het geoorloofd op zondagen ‘door het jaar’ die vieringen van de Heer ter ere van de heilige Maagd Maria of van de heiligen te houden welke in de week vallen en die in de godsvrucht van de gelovigen een bijzondere plaats innemen, mits zij in de lijst van rangorde de voorrang hebben boven de zondag zelf. vgl: Normae universalis de Anno liturgico et de Calendarium Romanum, (58)[[[2722|(58)]]]
Omdat volkse en culturele tradities soms in de zondagsviering dreigen binnen te dringen en de christelijke geest ervan te verontreinigen, ‘is het noodzakelijk in deze zaken helderheid te verschaffen door catechese en juiste pastorale interventies daarbij af te wijzen wat onverenigbaar is met het Evangelie van Christus. Men moet echter niet vergeten dat dergelijke tradities – en dat geldt op vergelijkbare wijze voor nieuwe voorstellen van de burgermaatschappij op cultureel gebied – vaak geen gebrek hebben aan waarden die zonder enig probleem in verband gebracht kunnen worden met de eisen van het geloof. Het komt de herders toe in dezen tot een oordeel te komen dat de waarden veilig stelt die in een bepaalde sociale context en vooral in de volksreligiositeit aanwezig zijn. Daarbij moet men ervoor zorgen dat de liturgieviering, vooral die op zon- en feestdagen, er niet onder lijdt, maar er veeleer voordeel bij heeft’. Dies Domini, (80)[[402|(80)]]
Voor het pastorale heil van de gelovigen is het geoorloofd op zondagen ‘door het jaar’ die vieringen van de Heer ter ere van de heilige Maagd Maria of van de heiligen te houden welke in de week vallen en die in de godsvrucht van de gelovigen een bijzondere plaats innemen, mits zij in de lijst van rangorde de voorrang hebben boven de zondag zelf. vgl: Normae universalis de Anno liturgico et de Calendarium Romanum, (58)[[[2722|(58)]]]
Omdat volkse en culturele tradities soms in de zondagsviering dreigen binnen te dringen en de christelijke geest ervan te verontreinigen, ‘is het noodzakelijk in deze zaken helderheid te verschaffen door catechese en juiste pastorale interventies daarbij af te wijzen wat onverenigbaar is met het Evangelie van Christus. Men moet echter niet vergeten dat dergelijke tradities – en dat geldt op vergelijkbare wijze voor nieuwe voorstellen van de burgermaatschappij op cultureel gebied – vaak geen gebrek hebben aan waarden die zonder enig probleem in verband gebracht kunnen worden met de eisen van het geloof. Het komt de herders toe in dezen tot een oordeel te komen dat de waarden veilig stelt die in een bepaalde sociale context en vooral in de volksreligiositeit aanwezig zijn. Daarbij moet men ervoor zorgen dat de liturgieviering, vooral die op zon- en feestdagen, er niet onder lijdt, maar er veeleer voordeel bij heeft’. Dies Domini, (80)[[402|(80)]]
Referenties naar alinea 95: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De advent
96
De advent is een tijd van verwachting, bekering en hoop:
- verwachting van en herinnering aan de eerste, nederige komst van de Heiland in ons sterfelijk vlees; smeekbede vol verwachting voor de laatste, glorievolle komst van Christus, Heer van de geschiedenis en Universeel Rechter;
- beperking, waartoe de liturgie van deze tijd oproept met de stem van de profeten en vooral van Johannes de Doper: ‘Bekeert u, want het Rijk der hemelen is nabij’ (Mt. 3, 2)[b:Mt. 3, 2];
- vreugdevolle hoop dat het heil dat door Christus reeds tot stand is gebracht (Rom. 8, 24-25)[[b:Rom. 8, 24-25]] en de werkelijkheden van genaden tot rijping en volheid komen die reeds in de wereld aanwezig zijn. Hierdoor zal de belofte veranderen in bezit, het geloof in zien en ‘zullen wij Hem zien zoals Hij is’ (1 Joh. 3, 2)[b:1 Joh. 3, 2].
Referenties naar alinea 96: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
97
Volksvroomheid is vooral voelbaar in de Adventstijd als herinnering aan de voorbereiding op de komst van de Messias. In het Christenvolk is het bewustzijn hecht verankerd van de lange verwachting die aan de geboorte van de Heiland voorafging. De gelovigen weten dat God met profetieën de hoop van Israël op de komst van de Messias ondersteunde. De volksvroomheid ontgaat de bijzondere gebeurtenis niet, integendeel, zij wijst vol verwondering in het bijzonder op deze gebeurtenis, waardoor de God van de heerlijkheid Kind geworden is in de schoot van een maagdelijke, nederige en arme vrouw. De gelovigen zijn bijzonder gevoelig voor de moeilijkheden die de Maagd Maria onder ogen moest zie gedurende haar zwangerschap, en zij raken ontroerd bij de gedachte dat er in de herberg geen plaats was voor Jozef en Maria, die op het punt stond het Kind ter wereld te brengen. (Lc. 2, 7)[[b:Lc. 2, 7]]. Met betrekking tot de Advent zijn er verschillende uitingen van volksvroomheid die het geloof van het volk ondersteunen en van de ene generatie op andere het bewustzijn overdragen van enkele waarden van de liturgische tijd.
Referenties naar alinea 97: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
98
De Adventskrans.
Het gebruik om vier kaarsen op een krans van altijd groene takken te plaatsen komt vooral voor in Germaanse landen en in Noord-Amerika en is het symbool geworden van de Advent in de huizen van de Christenen.
De Adventskrans met de vier kaarsen, die geleidelijk aangestoken worden, zondag na zondag, tot het hoogfeest van Kerstmis, is de herinnering aan de verschillende etappes van de heilsgeschiedenis vóór Christus en symbool van het profetisch licht dat langzamerhand de nacht verlichtte van de verwachting tot het opgaan van de zon van de gerechtigheid. (Mal. 3, 20; Lc. 1, 78)[[b:Mal. 3, 20; Lc. 1, 78]]
Het gebruik om vier kaarsen op een krans van altijd groene takken te plaatsen komt vooral voor in Germaanse landen en in Noord-Amerika en is het symbool geworden van de Advent in de huizen van de Christenen.
De Adventskrans met de vier kaarsen, die geleidelijk aangestoken worden, zondag na zondag, tot het hoogfeest van Kerstmis, is de herinnering aan de verschillende etappes van de heilsgeschiedenis vóór Christus en symbool van het profetisch licht dat langzamerhand de nacht verlichtte van de verwachting tot het opgaan van de zon van de gerechtigheid. (Mal. 3, 20; Lc. 1, 78)[[b:Mal. 3, 20; Lc. 1, 78]]
Referenties naar alinea 98: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
99
De Adventsprocessies.
In de Adventstijd houdt men in verschillende gebieden allerlei processen die nu eens in de straten van de steden de aankondiging zijn van de aanstaande geboorte van de Heiland (de ‘heldere ster’ van enkele Italiaanse steden), dan weer een uitdrukking van de tocht van Jozef en Maria naar Bethlehem en hun zoeken naar een gastvrije plaats (de ‘posadas’ in de Spaanse en Latijns-Amerikaanse traditie).
In de Adventstijd houdt men in verschillende gebieden allerlei processen die nu eens in de straten van de steden de aankondiging zijn van de aanstaande geboorte van de Heiland (de ‘heldere ster’ van enkele Italiaanse steden), dan weer een uitdrukking van de tocht van Jozef en Maria naar Bethlehem en hun zoeken naar een gastvrije plaats (de ‘posadas’ in de Spaanse en Latijns-Amerikaanse traditie).
Referenties naar alinea 99: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
100
De quatertemperdagen van de winter
Op het noordelijk halfrond vinden in de Adventstijd de 'quatertemperdagen van de winter' plaats. Zij geven een seizoensovergang aan en een ogenblik van rust in enkele sectoren van menselijke activiteit. De volksvroomheid let zeer op het verloop van de levenscyclus in de natuur: terwijl men de 'quatertemperdagen' viert, ligt het zaad onder de aarde, erop wachtend tot het licht en de warmte van de zon, die juist op het ogenblik van de winterzonnewende haar loop herneemt, het doen ontkiemen. Daar waar de volksvroomheid vieringen heeft ingesteld om de seizoenswisseling tot uitdrukking te brengen, dienen deze gehandhaafd en benut te worden als momenten voor een smeekgebed tot de Heer en voor een bezinning op de betekenis van de menselijke arbeid, die een meewerken is aan Gods heilswerk, een zelfverwerkelijking van de persoon, een dienst aan het algemeen welzijn en een verwezenlijking van het verlossingsplan. vgl: Gaudium et Spes, 34,35,67[[[575|34.35.67]]]
Op het noordelijk halfrond vinden in de Adventstijd de 'quatertemperdagen van de winter' plaats. Zij geven een seizoensovergang aan en een ogenblik van rust in enkele sectoren van menselijke activiteit. De volksvroomheid let zeer op het verloop van de levenscyclus in de natuur: terwijl men de 'quatertemperdagen' viert, ligt het zaad onder de aarde, erop wachtend tot het licht en de warmte van de zon, die juist op het ogenblik van de winterzonnewende haar loop herneemt, het doen ontkiemen. Daar waar de volksvroomheid vieringen heeft ingesteld om de seizoenswisseling tot uitdrukking te brengen, dienen deze gehandhaafd en benut te worden als momenten voor een smeekgebed tot de Heer en voor een bezinning op de betekenis van de menselijke arbeid, die een meewerken is aan Gods heilswerk, een zelfverwerkelijking van de persoon, een dienst aan het algemeen welzijn en een verwezenlijking van het verlossingsplan. vgl: Gaudium et Spes, 34,35,67[[[575|34.35.67]]]
Referenties naar alinea 100: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
101
De Maagd Maria in de Advent
In de Adventstijd verheerlijkt de liturgie veelvuldig en op voorbeeldige wijze de heilige Maagd. vgl: Marialis Cultus, 4[[[598|4]]] Zij herinnert aan sommige vrouwen uit het Oude Verbond die een voorafbeelding en profetie van haar zending zijn; zij prijst de houding van geloof en nederigheid waarmee Maria van Nazareth onmiddellijk en geheel instemde met Gods heilsplan en zij belicht haar aanwezigheid in de ogenblikken van genade die aan de geboorte van de Heiland voorafgaan. Ook de volksvroomheid schenkt in de Adventstijd in het bijzonder aandacht aan de heilige Maria; hiervan getuigen op ondubbelzinnige wijze de verschillende oefeningen van godsvrucht, vooral de novenen van de Onbevlekte en van Kerstmis. Het benutten van de Advent 'als een tijd die bijzonder geschikt is voor de viering van Moeder van de Heer', vgl: Marialis Cultus, 4[[[598|4]]] betekent echter niet dat deze liturgische tijd voorgesteld wordt als een 'Mariamaand'.
In de liturgische kalenders van het christelijke oosten lijkt de tijd van voorbereiding op de verschijning (Advent) van de goddelijke redding (theofanie) in de mysteries van de geboorte-epifanie van de eniggeboren Zoon van God de Vader duidelijk mariaal te zijn. De aandacht concentreert zich op de voorbereiding op de komst van de Heer in het mysterie van de Moeder Gods. Voor het oosten zijn alle Maria-mysteries christologische mysteries, d.w.z. zij verwijzen naar het mysterie van onze redding in Christus. Zo zingt men in de koptische ritus gedurende deze tijd de lof van Maria in de Theotokia; in het syrische oosten wordt de tijd Subbara, ofwel Aankondiging genoemd om zo zijn mariale karakter te onderstrepen. In de byzantijnse ritus bereidt men zich op Kerstmis voor met een groeiende reeks feesten en mariale gezangen.
In de Adventstijd verheerlijkt de liturgie veelvuldig en op voorbeeldige wijze de heilige Maagd. vgl: Marialis Cultus, 4[[[598|4]]] Zij herinnert aan sommige vrouwen uit het Oude Verbond die een voorafbeelding en profetie van haar zending zijn; zij prijst de houding van geloof en nederigheid waarmee Maria van Nazareth onmiddellijk en geheel instemde met Gods heilsplan en zij belicht haar aanwezigheid in de ogenblikken van genade die aan de geboorte van de Heiland voorafgaan. Ook de volksvroomheid schenkt in de Adventstijd in het bijzonder aandacht aan de heilige Maria; hiervan getuigen op ondubbelzinnige wijze de verschillende oefeningen van godsvrucht, vooral de novenen van de Onbevlekte en van Kerstmis. Het benutten van de Advent 'als een tijd die bijzonder geschikt is voor de viering van Moeder van de Heer', vgl: Marialis Cultus, 4[[[598|4]]] betekent echter niet dat deze liturgische tijd voorgesteld wordt als een 'Mariamaand'.
In de liturgische kalenders van het christelijke oosten lijkt de tijd van voorbereiding op de verschijning (Advent) van de goddelijke redding (theofanie) in de mysteries van de geboorte-epifanie van de eniggeboren Zoon van God de Vader duidelijk mariaal te zijn. De aandacht concentreert zich op de voorbereiding op de komst van de Heer in het mysterie van de Moeder Gods. Voor het oosten zijn alle Maria-mysteries christologische mysteries, d.w.z. zij verwijzen naar het mysterie van onze redding in Christus. Zo zingt men in de koptische ritus gedurende deze tijd de lof van Maria in de Theotokia; in het syrische oosten wordt de tijd Subbara, ofwel Aankondiging genoemd om zo zijn mariale karakter te onderstrepen. In de byzantijnse ritus bereidt men zich op Kerstmis voor met een groeiende reeks feesten en mariale gezangen.
Referenties naar alinea 101: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
102
Het hoogfeest van de Onbevlekte (8 december), dat door de gelovigen intens wordt beleeft, geeft aanleiding tot manifestaties van volksvroomheid waarin de belangrijkste uiting de noveen tot de Onbevlekte is. Het lijdt geen twijfel dat het feest van de zuivere, onbevlekte ontvangenis van Maria als oorspronkelijke voorbereiding op de geboorte van Jezus goed past bij enkele dragende thema’s van de Advent: ook dit feest verwijst naar het lange wachten op de Messias en roept de profetieën en symbolen uit het Oude Testament in herinnering die ook door de Adventsliturgie gebruikt worden.
Waar de noveen van de Onbevlekte gevierd wordt, zal men de profetische teksten moeten belichten die – uitgaande van de voorspelling in Genesis 3,15 (Gen. 3, 15)[b:Gen. 3, 15] – uitlopen op de groet van Gabriël aan haar ‘die vol van genade is’ (Lc. 1, 28)[b:Lc. 1, 28], en op de aankondiging van de geboorte van de Heiland. (Lc. 1, 31-33)[[b:Lc. 1, 31-33]]
Op het Amerikaanse continent viert men bij de nadering van Kerstmis het feest van Onze Lieve Vrouw van Guadeloupe (12 december), dat gepaard gaat met veelvuldige volkse manifestaties en dat de juiste gesteldheid om de Heiland te ontvangen zeer bevordert: Maria - ’nauw verbonden met de opkomst van de Kerk in Amerika – was de lichtende ster die de verkondiging van Christus, de Heiland, aan de kinderen van deze volkeren verlichte’. Over Amerika[[7242]]
Waar de noveen van de Onbevlekte gevierd wordt, zal men de profetische teksten moeten belichten die – uitgaande van de voorspelling in Genesis 3,15 (Gen. 3, 15)[b:Gen. 3, 15] – uitlopen op de groet van Gabriël aan haar ‘die vol van genade is’ (Lc. 1, 28)[b:Lc. 1, 28], en op de aankondiging van de geboorte van de Heiland. (Lc. 1, 31-33)[[b:Lc. 1, 31-33]]
Op het Amerikaanse continent viert men bij de nadering van Kerstmis het feest van Onze Lieve Vrouw van Guadeloupe (12 december), dat gepaard gaat met veelvuldige volkse manifestaties en dat de juiste gesteldheid om de Heiland te ontvangen zeer bevordert: Maria - ’nauw verbonden met de opkomst van de Kerk in Amerika – was de lichtende ster die de verkondiging van Christus, de Heiland, aan de kinderen van deze volkeren verlichte’. Over Amerika[[7242]]
Referenties naar alinea 102: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
103
De Kerstnoveen.
De Kerstnoveen is ontstaan om de gelovigen bekend te maken met de rijkdom van een liturgie waartoe zij niet gemakkelijk toegang hadden. De kerstmoveen heeft daadwerkelijk een heilzame functie gehad en kan deze nog steeds hebben. In onze tijd waarin de deelname van het volk aan de liturgische vieringen vergemakkelijkt is, zal het echter wenselijk zijn dat tijden de dagen van 17 t/m 23 december de verspers op plechtige wijze gevierd worden met de ’grote antifonen’ en de gelovigen uitgenodigd worden hieraan deel te nemen. Een dergelijke viering, waarbij voor het begin of na afloop gebruik gemaakt zal kunnen worden van elementen die de volksvroomheid dierbaar zijn, zou een uitstekende kerstnoveen’ kunnen vormen die in de volle zin van het woord liturgisch is en tegemoet komt aan de eisen die de volksvroomheid stelt. Binnen de viering van de vespers kunnen dan enkele elementen gerealiseerd worden waarin reeds voorzien is (bijvoorbeeld de homilie, het gebruik van wierook, de aanpassing van de voorbeden).
De Kerstnoveen is ontstaan om de gelovigen bekend te maken met de rijkdom van een liturgie waartoe zij niet gemakkelijk toegang hadden. De kerstmoveen heeft daadwerkelijk een heilzame functie gehad en kan deze nog steeds hebben. In onze tijd waarin de deelname van het volk aan de liturgische vieringen vergemakkelijkt is, zal het echter wenselijk zijn dat tijden de dagen van 17 t/m 23 december de verspers op plechtige wijze gevierd worden met de ’grote antifonen’ en de gelovigen uitgenodigd worden hieraan deel te nemen. Een dergelijke viering, waarbij voor het begin of na afloop gebruik gemaakt zal kunnen worden van elementen die de volksvroomheid dierbaar zijn, zou een uitstekende kerstnoveen’ kunnen vormen die in de volle zin van het woord liturgisch is en tegemoet komt aan de eisen die de volksvroomheid stelt. Binnen de viering van de vespers kunnen dan enkele elementen gerealiseerd worden waarin reeds voorzien is (bijvoorbeeld de homilie, het gebruik van wierook, de aanpassing van de voorbeden).
Referenties naar alinea 103: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
104
De kerststal.
Zoals bekend heeft zich naast de voorstellingen van de kerststal van Bethlehem, die reeds vanaf de oudheid in de kerken bestonden, vanaf de dertiende eeuw de gewoonte verbreid thuis kerststalletjes te maken. Dit gebruik wordt ongetwijfeld beïnvloed door de kerststal die door de heilige Franciscus van Assisi in Greccio in 1223 werd ingericht. Het opstellen hiervan (waarbij vooral de kinderen betrokken dienen te zijn) wordt een gelegenheid voor de verschillende leden van het gezin om in contact te komen met het mysterie van Kerstmis en om zich soms in zichzelf te keren voor een ogenblik van gebed of het lezen van de passages in de bijbel die betrekking hebben op de geboorte van Christus.
Zoals bekend heeft zich naast de voorstellingen van de kerststal van Bethlehem, die reeds vanaf de oudheid in de kerken bestonden, vanaf de dertiende eeuw de gewoonte verbreid thuis kerststalletjes te maken. Dit gebruik wordt ongetwijfeld beïnvloed door de kerststal die door de heilige Franciscus van Assisi in Greccio in 1223 werd ingericht. Het opstellen hiervan (waarbij vooral de kinderen betrokken dienen te zijn) wordt een gelegenheid voor de verschillende leden van het gezin om in contact te komen met het mysterie van Kerstmis en om zich soms in zichzelf te keren voor een ogenblik van gebed of het lezen van de passages in de bijbel die betrekking hebben op de geboorte van Christus.
Referenties naar alinea 104: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
105
De volksvroomheid en de geest van de Advent
Door haar intuïtief begrijpen van het christelijk mysterie kan de volksvroomheid daadwerkelijk bijdragen tot een behoud van enkele waarden van de Advent die bedreigd worden. Dit gebeurt nl. op het moment dat duizenden inhoudsloze voorstellen, afkomstig uit een consumptiemaatschappij, gebruikt worden als een commercieel gebeuren ter voorbereiding op Kerstmis. De volksvroomheid ziet immers in dat men het Kerstmis van de Heer alleen maar kan vieren in een klimaat van soberheid en van vreugdevolle eenvoud en vanuit een houding van solidariteit jegens de armen en de gemarginaliseerden; de verwachting van de geboorte van de Heiland maakt haar gevoelig voor de waarde van het leven en de plicht het te respecteren en te beschermen vanaf de conceptie; zij voelt ook aan dat men niet op consequente wijze de geboorte kan vieren van Hem 'die zijn volk uit hun zonden zal redden' (Mt. 1, 21)[b:Mt. 1, 21] zonder zich in te spannen het kwaad van de zonde uit zichzelf te verwijderen. Zij wil daarbij leven in een waakzame verwachting van Hem die zal wederkomen aan het einde der tijden.
Door haar intuïtief begrijpen van het christelijk mysterie kan de volksvroomheid daadwerkelijk bijdragen tot een behoud van enkele waarden van de Advent die bedreigd worden. Dit gebeurt nl. op het moment dat duizenden inhoudsloze voorstellen, afkomstig uit een consumptiemaatschappij, gebruikt worden als een commercieel gebeuren ter voorbereiding op Kerstmis. De volksvroomheid ziet immers in dat men het Kerstmis van de Heer alleen maar kan vieren in een klimaat van soberheid en van vreugdevolle eenvoud en vanuit een houding van solidariteit jegens de armen en de gemarginaliseerden; de verwachting van de geboorte van de Heiland maakt haar gevoelig voor de waarde van het leven en de plicht het te respecteren en te beschermen vanaf de conceptie; zij voelt ook aan dat men niet op consequente wijze de geboorte kan vieren van Hem 'die zijn volk uit hun zonden zal redden' (Mt. 1, 21)[b:Mt. 1, 21] zonder zich in te spannen het kwaad van de zonde uit zichzelf te verwijderen. Zij wil daarbij leven in een waakzame verwachting van Hem die zal wederkomen aan het einde der tijden.
Referenties naar alinea 105: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De kersttijd
106
In de kersttijd viert de Kerk het mysterie van de openbaring van de Heer: zijn nederige geboorte in Bethlehem, die verkondigd werd aan de herders, de eerstelingen van Israël, dat de Heiland opneemt; de openbaring aan de Wijzen, 'gekomen uit het oosten' (Mt. 2, 1)[b:Mt. 2, 1] en de eerstelingen van de heidenen, die de pasgeboren Jezus Christus, de Messias, herkennen en vereren; de theofanie bij de rivier de Jordaan, waarbij Jezus door de Vader openlijk 'veelgeliefde Zoon' (Mt. 3, 17)[b:Mt. 3, 17] genoemd wordt en zijn dienstwerk als Messias in het openbaar begint; het in Kana verrichte wonder, waarmee Jezus 'zijn heerlijkheid openbaarde en zijn leerlingen in Hem geloofden' (Joh. 2, 11)[b:Joh. 2, 11].
Referenties naar alinea 106: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
107
In de Kersttijd vallen naast deze vieringen die er de belangrijkste zin van weergeven, noch andere die een nawee band hebben met het mysterie van de openbaring van de Heer: het martelaarschap van de Onnozele Kinderen (28 december), van wie het bloed vergoten werd ten gevolge van de haat tegen Jezus en van het afwijzen van zijn heerschappij door Herders; de gedachtenis van de naam van Jezus op 3 januari; het feest van de Heilige Familie (zondag in het octaaf), waarop de kring van de Heilige Familie herdacht wordt waarin 'Jezus toenam in wijsheid en welgevalligheid bij God en de mensen' (Lc. 2, 52)[b:Lc. 2, 52]; het hoogfeest van 1 januari, een intense gedachtenis van het goddelijk, maagdelijk en heilzaam moederschap van Maria; en - ook al valt dit buiten de Kersttijd - het feest van de Opdracht van de Heer in de tempel (2 februari) als de viering van de ontmoeting in de Messias met zijn volk, dat vertegenwoordigd wordt door Simeon en Anna, en als het ogenblik van de Messiaanse profetie van Simeon.
Referenties naar alinea 107: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
108
Een groot gedeelte van het rijke en complexe mysterie van de openbaring van de Heer vindt ruime weerklank en geëigende uitingen in de volksvroomheid. Deze heeft in het bijzonder aandacht voor de gebeurtenissen uit de jeugd van de Verlosser, waarin zijn liefde voor ons zich geopenbaard heeft. De volksvroomheid begrijpt immers intuïtief:
- de waarde van de ’spiritualiteit van de gave’, eigen aan Kerstmis: ’een kind wordt ons geboren, een zoon wordt ons geschonken’ (Jes. 9, 5)[[b:Jes. 9, 5]], een geschenk dat een uitdrukking is van de oneindige liefde van God, die ’de wereld zozeer heeft liefgehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven’ (Joh. 3, 16)[b:Joh. 3, 16];
- de boodschap van solidariteit welke het Kerstgebeuren met zich meebrengt: solidariteit met de zondige mens, voor wie God in Jezus mens is geworden, ’voor ons mensen en omwille van ons heil’ Credo van Nicea - Constantinopel[[66]]; solidariteit met de armen, omdat de Zoon van God, ’terwijl Hij rijk was, arm is geworden om ons rijk te maken door zijn armoede’ (2 Kor. 8, 9)[b:2 Kor. 8, 9];
- de heilige waarde van het leven en de wonderbare gebeurtenis die zich bij elke bevalling van een vrouw voltrekt, aangezien door de bevalling van Maria het Woord des levens onder de mensen gekomen en zichtbaar geworden is. (1 Joh. 1, 2)[[b:1 Joh. 1, 2]];
- de waarde van de Messiaanse vreugde en vrede, waarnaar de mensen van iedere tijd ten diepste streven: de engelen verkondigen aan de herders dat de Heiland van de wereld geboren is, de ’Vredevorst’ (Jes. 9, 5)[b:Jes. 9, 5], en brengen de wens tot uitdrukking van ’vrede op aarde onder de mensen in wie Hij welbehagen heeft’ (Lc. 2, 14)[b:Lc. 2, 14];
- het klimaat van eenvoud en armoede, nederigheid en vertrouwen in God dat de gebeurtenissen van de geboorte van het kind Jezus omgeeft.
Referenties naar alinea 108: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
109
De Kerstnacht
In het tijdsverloop van de vespers van Kerstmis tot de nachtmis, kent de volksvroomheid de traditie om de Kerstliederen te zingen, die een van de machtigste middelen vormen voor het overbrengen van de boodschap van vreugde en vrede. Daarmee verbonden biedt zij enkele, van land tot land verschillende, vormen van gebed. Het is nuttig daarvan gebruik te maken en deze, zo nodig, af te stemmen op de liturgievieringen zelf, zoals bijvoorbeeld:
In het tijdsverloop van de vespers van Kerstmis tot de nachtmis, kent de volksvroomheid de traditie om de Kerstliederen te zingen, die een van de machtigste middelen vormen voor het overbrengen van de boodschap van vreugde en vrede. Daarmee verbonden biedt zij enkele, van land tot land verschillende, vormen van gebed. Het is nuttig daarvan gebruik te maken en deze, zo nodig, af te stemmen op de liturgievieringen zelf, zoals bijvoorbeeld:
- het opstellen van ’levende Kerststallen’ en de zegening van het Kerststalletje thuis, waardoor een moment van gebed van het hele gezin mogelijk gemaakt wordt. Het gebed daarbij dient het lezen van het verhaal van Lucas over de geboorte van Jezus te bevatten, waarbij de typische Kerstliederen weerklinken en smeekbeden en lofprijzingen opstijgen, vooral van de kinderen, die de hoofdrolspelers zijn in deze samenkomst van het gezin;
- de zegening van de Kerstboom. Dit is geschikt om een dergelijk moment van gebed van het gezin in te voeren. Immers, afgezien van zijn historische oorsprong is de Kerstboom tegenwoordig een sterk evocatief en in christelijke kringen zeer verbreid symbool. De Kerstboom doet denken aan zowel de levensboom, geplant midden in de hof van Eden (Gen. 2, 9)[[b:Gen. 2, 9]], als aan de kuisboom en krijgt dus een christologische betekenis: Christus is de ware levensboom, geboren uit ons geslacht, uit de maagdelijke, heilige aarde die Maria is, de altijd groene boom, rijk aan vruchten. De christelijke versiering van de boom bestaat volgens degenen die de noordelijke landen evangeliseren, uit appels en hosties die aan de takken opgehangen worden. Men kan ’geschenken’ toevoegen: tussen de geschenken die onder de Kerstboom gelegd worden, mag niet de gave voor de armen ontbreken. Deze Kerstgeschenken hebben een plaats in ieder christelijk gezin;
- het Kerstmaal. Het christelijk gezin dat iedere dag overeenkomstig de traditie de tafel zegent en de Heer dankt voor de gave van het voedsel, zal dit gebaar met meer intensiteit en aandacht maken bij het Kerstmaal, waarbij de hechtheid en de vreugde van de familiebanden zich in al hun kracht openbaren.
Referenties naar alinea 109: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
110
De Kerk wenst dat de gelovigen zo mogelijk op de avond van 24 december deelnemen aan de lezingendienst als directe voorbereiding op de Eucharistieviering van middelnacht. Institutio Generalis de Liturgia Horarum, (215)[[1865|(215)]] Waar dit niet gebeurt, kan het nuttig zijn om een wake te houden die bestaat uit liederen, lezingen en elementen van volksvroomheid en om zich door deze dient te laten inspireren.
Referenties naar alinea 110: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
111
In de nachtmis, die van grote liturgische betekenis is en door volksgebruiken is beïnvloed, kan men gebruik maken van de volgende elementen:
- bij het begin van de mis kan het lied van de aankondiging van de geboorte van de Heer genomen worden in de formulering van het Martyrologium Romanum[3888];
- het gebed van de gelovigen zal een waarlijk universeel karakter moeten krijgen. Dit dient, waar dit van toepassing, is ook tot uitdrukking gebracht te worden door een veelheid van taken. Bij het aanbieden van de gaven zal altijd een concrete verwijzing naar de armen dienen voor te komen;
- aan het einde van de viering kan de beeltenis van het Jezuskind door de gelovigen worden gekust en kan het beeld worden neergelegd in de Kerststal, die in de Kerk of in de nabijheid is ingericht.
Referenties naar alinea 111: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
112
Het feest van de Heilige Familie
Het feest van de Heilige Familie van Jezus, Maria en Jozef (de zondag onder het octaaf van Kerstmis) biedt een geschikt kader voor de viering van enkele riten of momenten van gebed die eigen zijn aan het christelijke gezin.
De herinnering aan Jozef, Maria en het kind Jezus die zich, zoals ieder joods praktiserend gezin, naar Jeruzalem begeven om de riten van Pasen te vervullen (Lc. 2, 41-42)[[b:Lc. 2, 41-42]], zal aanzetten tot een aanvaarding van het pastorale voorstel dat op die dag het hele gezin aan de Eucharistie deelneemt. Veelbetekend zijn bij een dergelijk feest ook de hernieuwing van de toewijding van heel het gezin aan de bescherming van de Heilige Familie van Nazareth, de zegening van de kinderen, zoals voorzien in het rituale en, waar de gelegenheid daartoe geboden wordt, de hernieuwing van de trouwbeloften van de gehuwden, nu als ouders, evenals de uitwisseling van het voornemen om te trouwen waarmee de verloofden uitdrukkelijk hun wens uitspreken een nieuw gezin te vormen.
Buiten deze feestdag nemen de gelovigen echter ook graag hun toevlucht tot de Heilige Familie om het eigen gezin vorm te geven naar het model van het huisgezin van Nazareth vgl: Editio Typica, Typis Polyglottis Vaticanis 1985, 174-194[[[1827]]] en richten tot haar herhaaldelijk schietgebedjes, waarmee zij zichzelf aan haar bescherming toevertrouwen en vragen om haar bijstand in het uur van de dood. vgl: Editio Typica, Typis Polyglottis Vaticanis 1985, 195-204[[[1827]]]
Het feest van de Heilige Familie van Jezus, Maria en Jozef (de zondag onder het octaaf van Kerstmis) biedt een geschikt kader voor de viering van enkele riten of momenten van gebed die eigen zijn aan het christelijke gezin.
De herinnering aan Jozef, Maria en het kind Jezus die zich, zoals ieder joods praktiserend gezin, naar Jeruzalem begeven om de riten van Pasen te vervullen (Lc. 2, 41-42)[[b:Lc. 2, 41-42]], zal aanzetten tot een aanvaarding van het pastorale voorstel dat op die dag het hele gezin aan de Eucharistie deelneemt. Veelbetekend zijn bij een dergelijk feest ook de hernieuwing van de toewijding van heel het gezin aan de bescherming van de Heilige Familie van Nazareth, de zegening van de kinderen, zoals voorzien in het rituale en, waar de gelegenheid daartoe geboden wordt, de hernieuwing van de trouwbeloften van de gehuwden, nu als ouders, evenals de uitwisseling van het voornemen om te trouwen waarmee de verloofden uitdrukkelijk hun wens uitspreken een nieuw gezin te vormen.
Buiten deze feestdag nemen de gelovigen echter ook graag hun toevlucht tot de Heilige Familie om het eigen gezin vorm te geven naar het model van het huisgezin van Nazareth vgl: Editio Typica, Typis Polyglottis Vaticanis 1985, 174-194[[[1827]]] en richten tot haar herhaaldelijk schietgebedjes, waarmee zij zichzelf aan haar bescherming toevertrouwen en vragen om haar bijstand in het uur van de dood. vgl: Editio Typica, Typis Polyglottis Vaticanis 1985, 195-204[[[1827]]]
Referenties naar alinea 112: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
113
Het feest van de Heilige Onnozele Kinderen
Vanaf de zesde eeuw viert de Kerk op 28 december de gedachtenis van de kinderen die omwille van Jezus door de blinde razernij van Herodes gedood werden. (Mt. 2, 16-17)[[b:Mt. 2, 16-17]] De liturgische traditie noemt hen de ’Heilige Onnozele Kinderen’ en kwalificeert hen als martelaren. In de loop der eeuwen hebben in de kunst, de poëzie en de volksvroomheid gevoelens van vertedering en sympathie de herinnering aan deze ’lieflijke kudde van geslachte lammeren’ XII, 130: CCL 126, Turnholti 1966, p. 96[[7243]] die 28 decembris, Ss. Innocentium martyrum, Ad laudes, Hymnus 'Audit tyrannus anxius'[[3721]] omgeven; met deze gevoelens is altijd een opwelling van verontwaardiging gepaard gaan vanwege het geweld waarmee zij aan de armen van hun moeders ontrukt en aan de dood prijsgegeven werden.
In onze dagen ondergaan kinderen nog altijd talloze vormen van geweld die hun leven, waardigheid, zedelijkheid en recht op opvoeding belagen. Men dient op die dag de ontelbare schare van kinderen voor ogen te houden die nog niet geboren zijn en voortijdig omgebracht worden onder bescherming van wetten die abortus, een afschuwelijke misdrijf, toestaan. Met haar aandacht voor concrete problemen kent de volksvroomheid op niet weinig plaatsen culturele manifestaties en vormen van naastenliefde, zoals het bijstaan van zwangere moeders, adoptie van kinderen en het bevorderen van hun ontwikkeling.
Vanaf de zesde eeuw viert de Kerk op 28 december de gedachtenis van de kinderen die omwille van Jezus door de blinde razernij van Herodes gedood werden. (Mt. 2, 16-17)[[b:Mt. 2, 16-17]] De liturgische traditie noemt hen de ’Heilige Onnozele Kinderen’ en kwalificeert hen als martelaren. In de loop der eeuwen hebben in de kunst, de poëzie en de volksvroomheid gevoelens van vertedering en sympathie de herinnering aan deze ’lieflijke kudde van geslachte lammeren’ XII, 130: CCL 126, Turnholti 1966, p. 96[[7243]] die 28 decembris, Ss. Innocentium martyrum, Ad laudes, Hymnus 'Audit tyrannus anxius'[[3721]] omgeven; met deze gevoelens is altijd een opwelling van verontwaardiging gepaard gaan vanwege het geweld waarmee zij aan de armen van hun moeders ontrukt en aan de dood prijsgegeven werden.
In onze dagen ondergaan kinderen nog altijd talloze vormen van geweld die hun leven, waardigheid, zedelijkheid en recht op opvoeding belagen. Men dient op die dag de ontelbare schare van kinderen voor ogen te houden die nog niet geboren zijn en voortijdig omgebracht worden onder bescherming van wetten die abortus, een afschuwelijke misdrijf, toestaan. Met haar aandacht voor concrete problemen kent de volksvroomheid op niet weinig plaatsen culturele manifestaties en vormen van naastenliefde, zoals het bijstaan van zwangere moeders, adoptie van kinderen en het bevorderen van hun ontwikkeling.
Referenties naar alinea 113: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
114
31 december
Uit de volksvroomheid komen enkele oefeningen van godsvrucht voort die 31 december kenmerken. In het merendeel van de westerse landen viert men op die dag het einde van het burgerlijke jaar. Deze jaarlijks terugkerende gelegenheid brengt de gelovigen ertoe na te denken over het mysterie van de tijd’, die snel en onverbiddelijk voorbijgaat. Dat doet in hun hart een dubbel gevoel ontstaan: een van berouw en spijt om de begane zonden en de gelegenheden van genade die men gedurende het jaar dat nu ten einde loopt, heeft laten voorbijgaan en een van dankbaarheid voor de weldaden die men van God ontvangen heeft.
Deze dubbele houding heeft respectievelijk twee oefeningen van godsvrucht doen ontstaan: de verlengde uitstelling van het Allerheiligste, die religieuze gemeenschappen en gelovigen de ruimte biedt voor momenten van voornamelijk stil gebed, en het zingen van het Te Deum, als gemeenschappelijke uiting van lof en dank voor de weldaden die verkregen zijn van God in de loop van het jaar dat op het punt staat te eindigen. vgl: Aliae concessiones, 26, p. 71[[[6314]]]
Op sommige plaatsen, vooral in kloostergemeenschappen en lekenverenigingen met een grote inzet op eucharistisch gebied, vindt in de nacht van 31 december een gebedswake plaats die gewoonlijk afgesloten wordt met een Eucharistieviering. Een dergelijke wake dient aangemoedigd te worden en moet gevierd worden in overeenstemming met de liturgische inhoud van het octaaf van Kerstmis en beleefd worden niet alleen als een gerechtvaardigde reactie op de wijdverbreide onbekommerdheid waarmee de maatschappij het moment van de overgang van het ene jaar naar het andere viert, maar ook als een waakzaam offer van de eerstelingen van het nieuwe jaar aan de Heer.
Uit de volksvroomheid komen enkele oefeningen van godsvrucht voort die 31 december kenmerken. In het merendeel van de westerse landen viert men op die dag het einde van het burgerlijke jaar. Deze jaarlijks terugkerende gelegenheid brengt de gelovigen ertoe na te denken over het mysterie van de tijd’, die snel en onverbiddelijk voorbijgaat. Dat doet in hun hart een dubbel gevoel ontstaan: een van berouw en spijt om de begane zonden en de gelegenheden van genade die men gedurende het jaar dat nu ten einde loopt, heeft laten voorbijgaan en een van dankbaarheid voor de weldaden die men van God ontvangen heeft.
Deze dubbele houding heeft respectievelijk twee oefeningen van godsvrucht doen ontstaan: de verlengde uitstelling van het Allerheiligste, die religieuze gemeenschappen en gelovigen de ruimte biedt voor momenten van voornamelijk stil gebed, en het zingen van het Te Deum, als gemeenschappelijke uiting van lof en dank voor de weldaden die verkregen zijn van God in de loop van het jaar dat op het punt staat te eindigen. vgl: Aliae concessiones, 26, p. 71[[[6314]]]
Op sommige plaatsen, vooral in kloostergemeenschappen en lekenverenigingen met een grote inzet op eucharistisch gebied, vindt in de nacht van 31 december een gebedswake plaats die gewoonlijk afgesloten wordt met een Eucharistieviering. Een dergelijke wake dient aangemoedigd te worden en moet gevierd worden in overeenstemming met de liturgische inhoud van het octaaf van Kerstmis en beleefd worden niet alleen als een gerechtvaardigde reactie op de wijdverbreide onbekommerdheid waarmee de maatschappij het moment van de overgang van het ene jaar naar het andere viert, maar ook als een waakzaam offer van de eerstelingen van het nieuwe jaar aan de Heer.
Referenties naar alinea 114: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
115
Het hoogfeest van de heilige Maria, Moeder van God
In het octaaf van Kerstmis viert de Kerk op 1 januari het hoogfeest van de heilige Maagd Maria, de Moeder van God. Het goddelijk en maagdelijk moederschap vormt een bijzonder heilsgebeuren: voor de Maagd was het voorwaarde voor en oorzaak van haar bijzondere heerlijkheid; voor ons is het een bron van genade en heil, omdat wij 'door haar de Gever van het leven mochten ontvangen'. Collecta van 1 januari[[4105]] Het hoogfeest van 1 januari, een bij uitstek mariaal feest, biedt een gelegenheid die bijzonder geschikt is voor een ontmoeting tussen liturgische vroomheid en volksvroomheid: de eerste viert de gebeurtenis met de haar eigen formuleren, de tweede zal, indien zij op de juiste wijze gevormd is, het niet nalaten om uiting te geven aan lof en gelukwensen aan de Maagd vanwege de geboorte van haar goddelijke Zoon en om de inhoud te verdiepen van zeer veel gebedsformules, te beginnen bij die welke de gelovigen zeer dierbaar is: 'Heilige Maria, Moeder van God, bid voor ons zondaars'.
In het octaaf van Kerstmis viert de Kerk op 1 januari het hoogfeest van de heilige Maagd Maria, de Moeder van God. Het goddelijk en maagdelijk moederschap vormt een bijzonder heilsgebeuren: voor de Maagd was het voorwaarde voor en oorzaak van haar bijzondere heerlijkheid; voor ons is het een bron van genade en heil, omdat wij 'door haar de Gever van het leven mochten ontvangen'. Collecta van 1 januari[[4105]] Het hoogfeest van 1 januari, een bij uitstek mariaal feest, biedt een gelegenheid die bijzonder geschikt is voor een ontmoeting tussen liturgische vroomheid en volksvroomheid: de eerste viert de gebeurtenis met de haar eigen formuleren, de tweede zal, indien zij op de juiste wijze gevormd is, het niet nalaten om uiting te geven aan lof en gelukwensen aan de Maagd vanwege de geboorte van haar goddelijke Zoon en om de inhoud te verdiepen van zeer veel gebedsformules, te beginnen bij die welke de gelovigen zeer dierbaar is: 'Heilige Maria, Moeder van God, bid voor ons zondaars'.
Referenties naar alinea 115: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
116
In het westen is 1 januari een dag voor gelukwensen: het begin van het burgerlijk jaar. Ook de gelovigen zijn betrokken bij dit feestelijk klimaat van nieuwjaar en zij wisselen allen de wensen voor een 'zalig nieuwjaar' uit. Zij moeten echter een dergelijke gewoonte een christelijke zin weten te geven en er als het ware een uiting van godsvrucht van maken. De gelovigen weten immers dat 'nieuwjaar' geplaatst wordt onder het koningschap van Christus en daarom plaatsen ook zij het, wanneer zij gelukwensen uitwisselen, impliciet of expliciet onder de heerschappij van Christus, aan wie de dagen en de eeuwen der eeuwen toebehoren. (Openb. 1, 6; Openb. 22, 13)[[b:Openb. 1, 6; Openb. 22, 13]] In Vigilia Paschali, Praeparatio cerei[[4105]] Aan dit bewustzijn sluit de zeer verbreide gewoonte aan om op 1 januari de hymne Veni, creator Spiritus te zingen, opdat de Geest van de Heer de gedachten en handelingen van de individuele gelovigen en de christelijke gemeenschappen in de loop van het jaar geleidt. vgl: Aliae concessiones 26, p. 70[[[6314]]]
Referenties naar alinea 116: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
117
Onder de gelukwensen die mannen en vrouwen op 1 januari onderling uitwisselen, heeft de vredewens een bijzondere plaats. De 'vredewens' heeft diepe Bijbelse, christologische wortels. Hij heeft zijn diepste wortels in Kerstmis. Om het 'goede van de vrede' wordt in het bijzonder gevraagd door de mensen van alle tijden, die hierop toch veelvuldig een aanslag plegen op de meest gewelddadige en vernietigende wijze: door oorlog. De Apostolische Stoel heeft, delend in de diepe verlangens van de volken, vanaf 1967 voor 1 januari de viering afgekondigd van de 'Werelddag van de vrede[d:24]'.
De volksvroomheid is niet ongevoelig gebleven voor dit initiatief van de Apostolische Stoel en in het licht van de pasgeboren vredevorst maakt zij van deze dag een intens moment van gebed voor de vrede, van opvoeding tot de vrede en de hiervan onlosmakelijke woorden zoals vrijheid, solidariteit en broederschap, waardigheid van de menselijke persoon, eerbied voor de natuur, recht op werk en de heiligheid van het leven, van het aanklagen van mistoestanden die het geweten van verduisteren en de vrede bedreigen.
De volksvroomheid is niet ongevoelig gebleven voor dit initiatief van de Apostolische Stoel en in het licht van de pasgeboren vredevorst maakt zij van deze dag een intens moment van gebed voor de vrede, van opvoeding tot de vrede en de hiervan onlosmakelijke woorden zoals vrijheid, solidariteit en broederschap, waardigheid van de menselijke persoon, eerbied voor de natuur, recht op werk en de heiligheid van het leven, van het aanklagen van mistoestanden die het geweten van verduisteren en de vrede bedreigen.
Referenties naar alinea 117: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
118
Het hoogfeest van de Openbaring van de Heer
Rond het feest van de Openbaring des Heren, dat van zeer oude oorsprong is en een zeer rijke inhoud heeft, zijn veel tradities en echte uitingen van volksvroomheid opgekomen en gegroeid. Hieronder kunnen vermeld worden:
Rond het feest van de Openbaring des Heren, dat van zeer oude oorsprong is en een zeer rijke inhoud heeft, zijn veel tradities en echte uitingen van volksvroomheid opgekomen en gegroeid. Hieronder kunnen vermeld worden:
- de plechtige aankondiging van het paasfeest en de belangrijkste veranderlijke feesten van het jaar. Een herstel van dit gebruik dat zich ontwikkelt op verschillende plaatsen, dient op passende wijze bevorderd te worden. Het helpt de gelovigen immers om het verband te ontdekken tussen de Openbaring de Heren en Pasen en de gerichtheid van alle feesten op het grootste christelijke hoogfeest;
- het uitwisselen van ’cadeautjes met Driekoningen’. Een dergelijke gewoonte wortelt in de passage in het Evangelie over de gaven, door de wijzen aan het kindje Jezus aangeboden (Mt. 2, 11)[[b:Mt. 2, 11]], en nog dieper in de gave, door God aan de mensheid geschonken met de geboorte onder ons van de Immanuel. (Jes. 7, 14; Jes. 9, 6; Mt. 1, 23)[[b:Jes. 7, 14; Jes. 9, 6; Mt. 1, 23]] Het is daarom wenselijk dat de uitwisseling van geschenken ter gelegenheid van Driekoningen een religieus karakter behoudt, dat wil zeggen dat zij laat zien dat deze haar uiteindelijke motievering vindt in de herinnering aan het Evangelieverhaal. Dat zal helpen om van het geschenk ook een uitdrukking van christelijke godsvrucht te maken en om het te onttrekken aan de invloed van elementen van luxe, rijkdom en verkwisting, de vreemd zijn aan de oorsprong ervan;
- de zending van de huizen. Op de deuren ervan wordt het kruis des Heren getekend, het getal van het pas begonnen jaar, de beginletters van de traditionele namen van de heilige wijzen (C + M + B) – ook wel verklaard als een afkorting van ’Christus mansionem benedicat’. Dit wordt met gezegend krijt gedaan. Dergelijke handelingen die door een stoet kinderen, begeleid door volwassenen, verricht worden, brengen het inroepen van de zending van Christus op voorspraak van de heilige drie wijzen tot uitdrukking en zijn tegelijk een gelegenheid om gaven te verzamelen die besteed moet worden aan caritatieve en missionaire doelen;
- de initiatieven van solidariteit ten gunste van mannen en vrouwen die evenals de drie wijzen komen uit verre streken. Ten opzichte van hen – of het nu Christenen zijn of niet – neemt de volksvroomheid een houding aan van gastvrij begrip en daadwerkelijke solidariteit;
- hulp voor de evangelisatie van de volkeren. Het sterk missionair karakter van de Openbaring des Heren wordt door de volksvroomheid onderkend. Daardoor bloeien op de dag initiatieven ten gunste van de missie, in het bijzonder die welke verbonden zijn met het ’Missiewerk van de Heilige Kindsheid (Pauselijke missiewerken van de kinderen[d:115])’, ingesteld door de Apostolische Stoel;
- het toewijzen van beschermheiligen. In niet weinig religieuze gemeenschappen en broederschappen geldt de gewoonte aan de afzonderlijke leden een heilige toe te wijzen onder wiens bescherming het pas begonnen jaar geplaatst moet worden.
Referenties naar alinea 118: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
119
Het feest van de Doop van de Heer
De mysteries van Jezus' doop en zijn optreden tijdens de bruiloft van Kana zijn nauw verbonden met het heilsgebeuren van de Openbaring van de Heer. Het feest van de Doop van de Heer vormt de afsluiting van de Kersttijd. Omdat men het pas recent opnieuw is gaan waarderen, heeft het geen bijzondere uitingen van volksvroomheid doen ontstaan. Willen de gelovigen gevoelig zijn voor wat het doopsel en de herinnering aan hun geboorte als kinderen van God betreft, dan kan dit feest toch een geschikt moment zijn voor doeltreffende initiatieven zoals: het openen de rite van de besprenkeling met wijwater op zondag in alle missen die gevierd worden met een grote toeloop van mensen, alsook het concentreren van de homilie en de catechese op de thema's en symbolen die het doopsel betreffen.
De mysteries van Jezus' doop en zijn optreden tijdens de bruiloft van Kana zijn nauw verbonden met het heilsgebeuren van de Openbaring van de Heer. Het feest van de Doop van de Heer vormt de afsluiting van de Kersttijd. Omdat men het pas recent opnieuw is gaan waarderen, heeft het geen bijzondere uitingen van volksvroomheid doen ontstaan. Willen de gelovigen gevoelig zijn voor wat het doopsel en de herinnering aan hun geboorte als kinderen van God betreft, dan kan dit feest toch een geschikt moment zijn voor doeltreffende initiatieven zoals: het openen de rite van de besprenkeling met wijwater op zondag in alle missen die gevierd worden met een grote toeloop van mensen, alsook het concentreren van de homilie en de catechese op de thema's en symbolen die het doopsel betreffen.
Referenties naar alinea 119: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
120
Het feest van de Opdracht van de Heer in de tempel
Tot 1969 droeg het oude feest van 2 februari, afkomstig uit het Oosten, In het byzantijnse Oosten is...In het byzantijnse Oosten is het feest toegespitst op het mysterie van de Hypapante, ofwel de Ontmoeting van de Verlosser met hen die Hij is komen redden en die vertegenwoordigd worden door de personen van Simeon en Anna, overeenkomstig de woorden van het Nunc Dimittis (Lc. 2, 29-32). Deze woorden worden onophoudelijk hernomen in de liturgiegezangen va het feest: "Een licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor het volk Israël". in het westen de naam ’Reiniging van de heilige Maagd Maria’ en sloot het op de veertigste dag na Kerstmis de Kerstcyclus af.
De feest heeft altijd een sterk volks karakter gehad. Immers, de gelovigen:
Tot 1969 droeg het oude feest van 2 februari, afkomstig uit het Oosten, In het byzantijnse Oosten is...In het byzantijnse Oosten is het feest toegespitst op het mysterie van de Hypapante, ofwel de Ontmoeting van de Verlosser met hen die Hij is komen redden en die vertegenwoordigd worden door de personen van Simeon en Anna, overeenkomstig de woorden van het Nunc Dimittis (Lc. 2, 29-32). Deze woorden worden onophoudelijk hernomen in de liturgiegezangen va het feest: "Een licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor het volk Israël". in het westen de naam ’Reiniging van de heilige Maagd Maria’ en sloot het op de veertigste dag na Kerstmis de Kerstcyclus af.
De feest heeft altijd een sterk volks karakter gehad. Immers, de gelovigen:
- nemen graag deel aan de processie ter herinnering aan de intrede van Jezus in de tempel en zijn ontmoeting met vooral God de Vader – in wiens woning Hij voor het eerst binnengaat – en vervolgens met Simeon en Anna. Een dergelijke processie, die in het westen heidense optochten met een zedeloos stempel verving en een boetekarakter had, werd daarna gekenmerkt door de zegening van de kaarsen die in de processie ontstoken werden ter ere van Christus, ’een licht dat voor de heidenen straalt’ (Lc. 2, 32)[b:Lc. 2, 32];
- zijn gevoelig voor het gebaar van de Maagd Maria die haar Zoon in de tempel opdraagt en zich overeenkomstig het voorschrift van de wet van Mozes (Lev. 12, 1-8)[[b:Lev. 12, 1-8]] onderwerpt aan de reinigingsrite; in de volksvroomheid werd de gebeurtenis van de reiniging gezien als een blijk van nederigheid van de Maagd en daarom werd 2 februari vaak beschouwd als het feest van hen die in de Kerk nederig dienstwerk verrichten.
Referenties naar alinea 120: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
121
De volksvroomheid is gevoelig voor de providentiële en mysterieuze gebeurtenis van de conceptie en de geboorte van een nieuw leven. In het bijzonder voelen christelijke moeders de band die er bestaat tussen het moederschap van Maria, de reinste der schepselen, de moeder van het Hoofd van het mystiek lichaam, en hun moederschap – ondanks de aanzienlijke verschillen: de conceptie en de bevalling van Maria zijn unieke feiten. Zij zijn immers ook moeders volgens Gods plan, omdat zij de toekomstige ledematen van hetzelfde mystieke lichaam voortgebracht hebben. Uit dit gevoel en uit een zekere minesis (nabootsing, navolging) van de door Maria verrichte rite (Lc. 2, 22-24)[[b:Lc. 2, 22-24]] was de rite ontstaan van de reiniging van de kraamvrouw. Enkele elementen hiervan weerspiegelen een negatieve visie op de gebeurtenissen, verbonden met de bevalling.
In het vernieuwde Rituale Romanum is voorzien in de zegening van de moeder, hetzij vóór, Ordo benedictionis mulieris ante partum, cit. 219-231[[1827]] hetzij na de bevalling, Ordo benedictionis mulieris ante partum, cit. 236-253[[1827]] en deze laatste alleen in het geval dat de moeder niet bij het doopsel van het kind heeft kunnen zijn.
Toch is het een uitstekende zaak dat moeders en verwanten, wanneer zij om dergelijke zegeningen vragen, zich voegen naar de perspectieven van het gebed van de Kerk: gemeenschap in geloof en liefde in het gebed, opdat de tijd van verwachting gelukkig verloopt (zegening vóór de bevalling) en om God voor de ontvangen gave te danken (zegening na de bevalling).
In het vernieuwde Rituale Romanum is voorzien in de zegening van de moeder, hetzij vóór, Ordo benedictionis mulieris ante partum, cit. 219-231[[1827]] hetzij na de bevalling, Ordo benedictionis mulieris ante partum, cit. 236-253[[1827]] en deze laatste alleen in het geval dat de moeder niet bij het doopsel van het kind heeft kunnen zijn.
Toch is het een uitstekende zaak dat moeders en verwanten, wanneer zij om dergelijke zegeningen vragen, zich voegen naar de perspectieven van het gebed van de Kerk: gemeenschap in geloof en liefde in het gebed, opdat de tijd van verwachting gelukkig verloopt (zegening vóór de bevalling) en om God voor de ontvangen gave te danken (zegening na de bevalling).
Referenties naar alinea 121: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
122
Het benutten van elementen in het verhaal van het Evangelie over de opdracht van de Heer in de tempel (Lc. 2, 22-40)[b:Lc. 2, 22-40] - zoals de gehoorzaamheid van Jozef en Maria aan de wet van de Heer, de armoede van het heilig echtpaar, de maagdelijke staat van de Moeder van Jezus - heeft in enkele lokale Kerken het idee aan de hand gedaan om van 2 februari ook het feest te maken van hen die toegewijd zijn aan de dienst van de Heer, en van de broeders en zusters in de verschillende vormen van godgewijd leven.
Referenties naar alinea 122: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
123
Het feest van 2 februari behoudt een volks karakter. Het is echter noodzakelijk dat het en volle beantwoordt aan de echte betekenis van het feest. Het zou niet juist zijn dat de volksvroomheid bij het vieren van de opdracht van de Heer in de tempel het belangrijke christologische gegeven ervan zou verwaarlozen om bijna uitsluitend stil te blijven staan bij de mariologische aspecten. Het feit dat het 'beschouwd' moet 'worden (...) als een gedachtenis van Zoon en Moeder samen' Marialis Cultus, 7[[598|7]], is geen bevordering van een dergelijke mogelijke omkering van het perspectief. De kaars die thuis bewaard wordt, moet voor de gelovigen een teken zijn van Christus, 'het licht der wereld', en derhalve een aanleiding voor een uiting van geloof.
Referenties naar alinea 123: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De veertigdagentijd
124
De veertigdagentijd is de tijd die voorafgaat aan en voorbereidt op de viering van Pasen. Het is de tijd van het luisteren naar Gods woord en van bekering, van voorbereiding en herinnering aan het doopsel, van verzoening met God en met de broeders en de zuster, van een veelvuldigere toevlucht tot de 'wapens van de christelijke boetedoening': Feria IV Cinerum, Collecta[[4105]] het gebed, het vasten en de aalmoes (Mt. 6, 1-6.16-18)[b:Mt. 6, 1-6.16-18]. In het kader van de volksvroomheid wordt niet gemakkelijk de mystieke betekenis van de veertigdagentijd onderkend en worden enkele grote waarden en thema's ervan niet begrepen, zoals de relatie tussen het 'sacrament van de veertig dagen' en de christelijke initiatiesacramenten, evenals het mysterie van de 'uittocht' dat gedurende het traject van de veertigdagentijd aanwezig is. Een constant element in de volksvroomheid, die geneigd is stil te blijven staan bij de mysteries van de mensheid van Christus, is tijdens de veertigdagentijd de gelovigen hun aandacht richten op het lijden en de dood van de Heer.
Referenties naar alinea 124: 1
Normen voor een indult inzake de asoplegging op Aswoensdag in antwoord op een vraag van de Nederlandse Bisschoppenconferentie ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
125
Het begin van de veertig dagen van boetedoening wordt in de Romeinse ritus aangeduid door het sobere symbool van de as dat de liturgie van Aswoensdag kenmerkt. Behorende tot het oude ritueel waarbij bekeerde zondaars zich onderwerpen aan de canonieke boetedoening, heeft het gebaar van het zich bestrooien met as de betekenis dat men zijn eigen broosheid en sterfelijkheid erkent, die door Gods barmhartigheid verlost moeten worden. Het is verre van een louter uiterlijk gebaar en de Kerk heeft het dan ook bewaard als het symbool van de houding van een boetewaardig hart. Iedere gelovige is ertoe geroepen deze aan te nemen gedurende de veertigdagentijd. De gelovigen, die met velen toestromen om het askruisje te ontvangen, zullen dus geholpen deze aan te nemen gedurende de veertigdagentijd. De gelovigen, die met velen toestromen om het askruisje te ontvangen, zullen dus geholpen dienen te worden om de innerlijke betekenis te zien die opgesloten ligt in dit gebaar: het maakt de mens ontvankelijk voor de bekering en de inzet voor de vernieuwing van Pasen. Ondanks de secularisatie van de hedendaagse maatschappij ziet het Christenvolk duidelijk dat men gedurende de veertigdagentijd de harten moet richten op de werkelijkheden die echt tellen. Een evangelische inzet wordt gevraagd en een coherentie van leven die vertaald wordt in goede werken, in vormen van afstand doen van hetgeen overbodig en onnodig is en in blijken van solidariteit met de lijdenden en de behoeftigen.
Ook de gelovigen die de sacramenten van boete en verzoening en van de Eucharistie zullen ontvangen, weten op grond van een lange kerkelijke traditie dat de veertigdagentijd en Pasen in verband staan met het voorschrift van de Kerk om minstens eenmaal per jaar de eigen zware zonden te biechten en minstens eenmaal per jaar de heilige Communie te ontvangen, bij voorkeur de Paastijd. vgl: CIC cann. 989 en 920[[[30|+1134+1057+2705]]]
Ook de gelovigen die de sacramenten van boete en verzoening en van de Eucharistie zullen ontvangen, weten op grond van een lange kerkelijke traditie dat de veertigdagentijd en Pasen in verband staan met het voorschrift van de Kerk om minstens eenmaal per jaar de eigen zware zonden te biechten en minstens eenmaal per jaar de heilige Communie te ontvangen, bij voorkeur de Paastijd. vgl: CIC cann. 989 en 920[[[30|+1134+1057+2705]]]
Referenties naar alinea 125: 1
Normen voor een indult inzake de asoplegging op Aswoensdag in antwoord op een vraag van de Nederlandse Bisschoppenconferentie ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
126
De bestaande discrepantie tussen de liturgische opvatting van de veertigdagentijd en de visie van het volk hierop verhindert niet dat de tijd van de 'Veertigdagentijd' dus daadwerkelijk ruimte biedt voor een vruchtbare interactie tussen liturgie en volksvroomheid. Een voorbeeld van deze interactie is gelegen in de voorkeur van de volksvroomheid voor sommige apostolische en caritatieve werkzaamheden die door de liturgie worden voorzien en aanbevolen. Vanaf de oudheid is voor deze liturgische tijd de praktijk van het vasten kenmerkend. Het is 'een oefening' die op basis van vrijwilligheid vrijmaakt van de behoeften van het aardse leven om de noodzaak van het leven dat uit de hemel komt, opnieuw te ontdekken: 'Niet van brood alleen leeft de mens, maar van alles wat uit de mond van God voortkomt' (Deut. 8, 3; Mt. 4, 4; Lc. 4, 4)[[b:Deut. 8, 3; Mt. 4, 4; Lc. 4, 4]] de antifoon bij de communie van de eerste zondag van de Veertigdagentijd[[4105]]
Referenties naar alinea 126: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De verering van de gekruisigde Christus
127
De weg van de veertigdagentijd eindigt met het begin van het Paastriduüm. Dat wil zeggen met de viering van de Avondmis op Witte Donderdag. In het Paastriduüm is Goede Vrijdag. Gewijd aan de viering van het lijden van de Heer, de dag bij uitstek voor de ’verering van het heilige kruis’.
De volksvroomheid loopt echter graag vooruit de cultische verering van het kruis. Immers, gedurende de hele veertigdagentijd richten de gelovigen op de vrijdag. Die volgens een zeer oude christelijke traditie de gedenkdag is van het lijden van Christus, hun godsvrucht op het mysterie van het kruis.
Door de gekruisigde Heiland te aanschouwen begrijpen zij gemakkelijker de betekenis van de immense en onterechte smart die Jezus, de Heilige en de Onschuldige, te lijden had voor de redding van de mens, en begrijpen zij ook de waarde van zijn solidaire liefde en de werking van zijn verlossend offer.
De volksvroomheid loopt echter graag vooruit de cultische verering van het kruis. Immers, gedurende de hele veertigdagentijd richten de gelovigen op de vrijdag. Die volgens een zeer oude christelijke traditie de gedenkdag is van het lijden van Christus, hun godsvrucht op het mysterie van het kruis.
Door de gekruisigde Heiland te aanschouwen begrijpen zij gemakkelijker de betekenis van de immense en onterechte smart die Jezus, de Heilige en de Onschuldige, te lijden had voor de redding van de mens, en begrijpen zij ook de waarde van zijn solidaire liefde en de werking van zijn verlossend offer.
Referenties naar alinea 127: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
128
De talrijke verschillende uitingen van de devotie voor de gekruisigde Christus krijgen een bijzonder gewicht in de kerken die toegewijd zijn aan het mysterie van het kruis, of in de kerken waarin men als authentiek beschouwde relikwieën van het lignum Crucis (kruishout) vereert. Het ’vinden van het kruis’, dat volgens de traditie in de eerste helft van de vierde eeuw heeft plaatsgehad, bepaalde immers een aanzienlijke toename van de verering van het kruis tegelijk met de daarop volgende verbreiding in de hele wereld van zeer vereerde deeltjes ervan. Bij de uitingen van devotie voor de gekruisigde Christus verstrengelen zich op verschillende wijzen de gebruikelijke elementen van volksvroomheid, zoals liederen en gebeden en handelingen, zoals het tonen en het kussen van het kruis, de processie en de zegening met het kruis. Daarbij worden oefeningen van Godsvrucht mogelijk gemaakt die soms om de waarde van hun inhoud en vorm kostbaar zijn.
De godsvrucht tot het kruis moet echter dikwijls verhelderd worden. Dat wil zeggen: men moet de gelovigen duidelijk laten zien dat het kruis in wezen verwijst naar de gebeurtenis van de verrijzenis. Het kruis en het lege graf, de dood en de verrijzenis van Christus zijn in het verhaal van het evangelie en Gods heilsplan niet te scheiden. In het christelijk geloof is het kruis de uitdrukking van de macht die triomfeert over de duisternis. Daarom wordt het met edelstenen opgesmukt voorgesteld en is het een teken geworden van zegening, zowel wanneer men zelf een kruisteken maakt, als wanneer men over andere personen en voorwerpen een kruisteken maakt.
De godsvrucht tot het kruis moet echter dikwijls verhelderd worden. Dat wil zeggen: men moet de gelovigen duidelijk laten zien dat het kruis in wezen verwijst naar de gebeurtenis van de verrijzenis. Het kruis en het lege graf, de dood en de verrijzenis van Christus zijn in het verhaal van het evangelie en Gods heilsplan niet te scheiden. In het christelijk geloof is het kruis de uitdrukking van de macht die triomfeert over de duisternis. Daarom wordt het met edelstenen opgesmukt voorgesteld en is het een teken geworden van zegening, zowel wanneer men zelf een kruisteken maakt, als wanneer men over andere personen en voorwerpen een kruisteken maakt.
Referenties naar alinea 128: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
129
De tekst van het evangelie die bijzonder gedetailleerd is in het verhaal van de verschillende episodes van het lijden, en de neiging tot specificeren en differentiëren die eigen is aan de volksvroomheid, hebben ervoor gezorgd dat de gelovigen ook hun aandacht richtten op afzonderlijke aspecten van het lijden van Christus. Zij maakten er een onderwerp van bijzondere verering van: tot de ’Ecce Homo’, de gehoonde Christus ’met doornenkroon purperen mantel’ (Joh. 19, 5)[b:Joh. 19, 5], die Pilatus aan het volk toont, tot de heilige wonden van de Heer, vooral de wonde in ze zijde en het leven schendend bloed dat daaruit gestroomd is (Joh. 19, 34)[[b:Joh. 19, 34]], tot de instrumenten van het lijden, zoals de geselpaal, de trap van het praetorium, de doornenkroon, de nagels, de lans die de zijde doorboorde, tot de heilige lijkwade of het doek van de kruisaflegging.
Deze uitingen van godsvrucht, die in enkele gevallen bevorderd werden door personen die in heiligheid uitmuntten, zijn gewettigd. Om echter een buitensporige versnippering te voorkomen in de beschouwing van het mysterie van het kruis zal het gepast zijn de totale beschouwing te onderstrepen van het gebeuren van het lijden volgens de traditie van de bijbel en de Vaders.
Deze uitingen van godsvrucht, die in enkele gevallen bevorderd werden door personen die in heiligheid uitmuntten, zijn gewettigd. Om echter een buitensporige versnippering te voorkomen in de beschouwing van het mysterie van het kruis zal het gepast zijn de totale beschouwing te onderstrepen van het gebeuren van het lijden volgens de traditie van de bijbel en de Vaders.
Referenties naar alinea 129: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
130
De Kerk spoort de gelovigen aan om veelvuldig individueel en gemeenschappelijk het Woord van God te lezen. Nu is er geen twijfel dat onder de bladzijden van de bijbel het verhaal van het lijden van de Heer een bijzondere pastorale waarde heeft. Daarom suggereert bijvoorbeeld de Ordo unctionis infirmorum eorumque pastoralis curae[4167] (De pastorale zorg rond de ziekten en de ziekenzalving) in het uur van de doodsstrijd van een Christen het lijdensverhaal in zijn geheel of enkele perikopen ervan te lezen. Ordo unctionis infirmorum eorumque pastoralis curae, (224-229)[[4167|(224-229)]]
In de Veertigdagentijd zal de liefde tot de gekruisigde Christus de Christengemeente ertoe moeten brengen een bijzondere voorkeur te hebben voor het lezen van het lijdensverhaal van de Heer, vooral op woensdag en vrijdag.
Deze lezing die een hoge leerstellige betekenis heeft, trekt de aandacht van de gelovigen zwel vanwege de inhoud, als vanwege de verhalende strekking, en wekt in hen gevoelens van echte godsvrucht. Deze wekt berouw op over de begane fouten, omdat de gelovigen zien dat de dood van Christus heeft plaatsgehad voor de vergeving van de zonden van heel het mensengeslacht en dus ook van de eigen zonden. Deze zet aan tot medelijden en solidariteit met de Onschuldige die ten onrechte vervolgd is en tot dankbaarheid voor de oneindige liefde die Jezus, de eerstgeboren Broeder, getoond heeft in zijn lijden voor alle mensen, zijn broeders. Deze spoort aan tot inzet om de voorbeelden te volgen van mildheid, geduld, barmhartigheid, vergiffenis voor beledigingen en vertrouwvolle overgave in de handen van de Vader, die Jezus in zijn lijden zeer overvloedig en met grote doeltreffendheid gaf.
Buiten de liturgieviering kan het lezen van het lijdensverhaal op passende wijze ’gedramatiseerd’ worden door aan verschillende lectoren de teksten toe te vertrouwen die met de verschillende personages overeenkomen. De lezing kan ook afgewisseld worden met gezangen en ogenblikken van meditatieve stilte.
In de Veertigdagentijd zal de liefde tot de gekruisigde Christus de Christengemeente ertoe moeten brengen een bijzondere voorkeur te hebben voor het lezen van het lijdensverhaal van de Heer, vooral op woensdag en vrijdag.
Deze lezing die een hoge leerstellige betekenis heeft, trekt de aandacht van de gelovigen zwel vanwege de inhoud, als vanwege de verhalende strekking, en wekt in hen gevoelens van echte godsvrucht. Deze wekt berouw op over de begane fouten, omdat de gelovigen zien dat de dood van Christus heeft plaatsgehad voor de vergeving van de zonden van heel het mensengeslacht en dus ook van de eigen zonden. Deze zet aan tot medelijden en solidariteit met de Onschuldige die ten onrechte vervolgd is en tot dankbaarheid voor de oneindige liefde die Jezus, de eerstgeboren Broeder, getoond heeft in zijn lijden voor alle mensen, zijn broeders. Deze spoort aan tot inzet om de voorbeelden te volgen van mildheid, geduld, barmhartigheid, vergiffenis voor beledigingen en vertrouwvolle overgave in de handen van de Vader, die Jezus in zijn lijden zeer overvloedig en met grote doeltreffendheid gaf.
Buiten de liturgieviering kan het lezen van het lijdensverhaal op passende wijze ’gedramatiseerd’ worden door aan verschillende lectoren de teksten toe te vertrouwen die met de verschillende personages overeenkomen. De lezing kan ook afgewisseld worden met gezangen en ogenblikken van meditatieve stilte.
Referenties naar alinea 130: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De kruisweg
131
Onder de oefeningen van de godsvrucht waarmee de gelovigen het lijdensverhaal van de Heer vereren, zijn er weinige zo geliefd als de kruisweg. Door middel van de oefening van godsvrucht doorlopen de gelovigen met betrokkenheid en genegenheid het laatste traject van de weg, Door Jezus afgelegd tijdens zijn aardse leven: van de Olijfberg, waar op het ’landgoed dat Getsemane heette’ (Mc. 14, 32)[b:Mc. 14, 32], de Heer ’aan doodsangst ten prooi’ (Lc. 22, 44)[b:Lc. 22, 44] was, tot de Calvarieberg, waar Hij gekruisigd werd tussen twee booswichten (Lc. 23, 33)[[b:Lc. 23, 33]], tot de tuin waar Hij neergelegd werd in een nieuw, in de rotsen uitgehakt graf. (Joh. 19, 40.42)[[b:Joh. 19, 40.42]]
Een getuigenis van de liefde van het Christenvolk voor de oefening van godsvrucht zijn de talloze kruiswegen die opgericht zijn in kerken, heiligdommen, kruisgangen en ook in de open lucht, op het platteland of langs de helling van een heuvel, waaraan de verschillende staties een suggestief karakter geven.
Een getuigenis van de liefde van het Christenvolk voor de oefening van godsvrucht zijn de talloze kruiswegen die opgericht zijn in kerken, heiligdommen, kruisgangen en ook in de open lucht, op het platteland of langs de helling van een heuvel, waaraan de verschillende staties een suggestief karakter geven.
Referenties naar alinea 131: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
132
De kruisweg is een synthese van verschillende devoties die vanaf de vroege Middeleeuwen ontstaan zijn: de pelgrimstocht naar het Heilige Land, gedurende welk de gelovigen godvruchtig de plaatsen van het lijden van de Heer bezoeken, de devotie voor het ’vallen van Christus’ onder het gewicht van het kruis, de devotie voor de smartelijke wegen van Christus’ die erin bestaat in processie van de ene Kerk naar de andere te trekken ter herinnering aan de trajecten die door Christus tijdens zijn lijden afgelegd zijn, de devotie voor de ’staties van Christus’, dat wil zeggen de ogenblikken dat Christus op zijn weg naar Calvarië halt houdt, of omdat Hij door zijn beulen daartoe gedwongen wordt, of omdat Hij uitgeput is door vermoeidheid, of omdat Hij, gedreven door liefde, tracht in gesprek te komen met de mannen en vrouwen die bij zijn Lijden aanwezig zijn.
In zijn huidige vorm wordt het bestaan van de kruisweg al in de eerste helft van de zeventiende eeuw aangetoond. Hij bestaat uit veertien staties en is vooral door de heilige Leonardo van Porto Maurizio verspreid (+ 1715). Deze wordt door de Apostolische stoel goedgekeurd en hiermee zijn aflaten verbonden. Enchiridion Indulgentiarum - tertia editur, (13)[[6314|(13)]]
In zijn huidige vorm wordt het bestaan van de kruisweg al in de eerste helft van de zeventiende eeuw aangetoond. Hij bestaat uit veertien staties en is vooral door de heilige Leonardo van Porto Maurizio verspreid (+ 1715). Deze wordt door de Apostolische stoel goedgekeurd en hiermee zijn aflaten verbonden. Enchiridion Indulgentiarum - tertia editur, (13)[[6314|(13)]]
Referenties naar alinea 132: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
133
De kruisweg is een weg die werd uitgezet door de Heilige Geest, een goddelijk vuur dat brandde in de borst van Christus (Lc. 12, 49-50)[[b:Lc. 12, 49-50]] en Hem voortdreef naar Calvarië, en het is een weg die de Kerk lief is. Hij heeft de herinnering levendig gehouden aan de woorden en de gebeurtenissen in de laatste dagen van haar bruidegom en Heer.
In de oefening van godsvrucht die de kruisweg is, vloeien ook verschillende karakteristieke uitingen van de christelijke spiritualiteit samen: de opvatting van het leven als een weg of een pelgrimstocht, als een overgang door het mysterie van het kruis van de aardse ballingschap heen naar het hemels vaderland, het verlangen zich ten diepste te vereenzelvigen met het lijden van Christus, de eisen van de sequela Christi (navolging van Christus), waardoor de leerling achter de Meester aan moet gaan, dagelijks zijn eigen kruis dragend. (Lc. 9, 23)[[b:Lc. 9, 23]] Vanwege dit alles is de kruisweg een oefening van godsvrucht die bijzonder geschikt is voor de Veertigdagentijd.
In de oefening van godsvrucht die de kruisweg is, vloeien ook verschillende karakteristieke uitingen van de christelijke spiritualiteit samen: de opvatting van het leven als een weg of een pelgrimstocht, als een overgang door het mysterie van het kruis van de aardse ballingschap heen naar het hemels vaderland, het verlangen zich ten diepste te vereenzelvigen met het lijden van Christus, de eisen van de sequela Christi (navolging van Christus), waardoor de leerling achter de Meester aan moet gaan, dagelijks zijn eigen kruis dragend. (Lc. 9, 23)[[b:Lc. 9, 23]] Vanwege dit alles is de kruisweg een oefening van godsvrucht die bijzonder geschikt is voor de Veertigdagentijd.
Referenties naar alinea 133: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
134
Wil het houden van de kruisweg vruchtbaar zijn, dan kunnen de volgende aanwijzingen nuttig blijken te zijn:
- de traditionele vorm met zijn veertien staties moet beschouwd worden als de karakteristieke vorm van de oefening van de godsvrucht; bij enkele gelegenheden is echter een vervanging niet uit te sluiten van de een of andere ’statie’ door de andere beschouwelijke episodes uit het evangelie van de smartelijke gang van Christus, die in de traditionele vorm niet aan de orde komen;
- er bestaan in elk geval alternatieve vormen van de kruisweg die door de Apostolische Stoel zijn goedgekeurd Dit is het geval met de...Dit is het geval met de 'kruisweg' die staat in het Boek van de pelgrim, door de Algemene Commissie voorbereid voor de viering van het Heilig Jaar 1975 of waarvan de paus van Rome publiekelijk gebruik maakt Zo het formulier, gebruikt...Zo het formulier, gebruikt door de Heilige Vader Johannes Paulus II voor de 'kruisweg in het Colosseum' in de jaren 1991, 1992 en 1994:deze dienen als echte vormen beschouwd te worden en hiervan kan men gebruik maken al naar de gelang de gelegenheid;
- de kruisweg is een oefening van godsvrucht die betrekking heeft op het lijden van Christus. Toch is het gepast dat hij zo afgesloten wordt dat de gelovigen hun hart openen voor een wachten vol geloof en hoop op de verrijzenis. Naar het voorbeeld van het halt houden bij de Anastasis aan het einde van de kruisweg in Jeruzalem kan men de oefening van godsvrucht afsluiten met de herdenking van de verrijzenis van de Heer.
Referenties naar alinea 134: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
135
De teksten voor de kruisweg zijn talloos. Zij zijn samengesteld door herders, gedreven door een oprechte achting voor de oefening van godsvrucht, overtuigd als zij zijn van zijn geestelijke doeltreffendheid. Soms hebben zij lekengelovigen als auteur die uitmunten door heiligheid van leven, leer of literaire gaven.
Bij de keuze van de tekst zal men rekening moeten houden met omstandigheden van de deelnemers aan de oefening van godsvrucht voor ogen moeten houden en het pastorale principe dat Continuïteit en vernieuwing op verstandige wijze met elkaar in overeenstemming brengt. In elk geval zal de voorkeur gegeven moeten worden aan teksten die het bijbels woord correct toepassen en laten weerklinken en die in een voorname en eenvoudige taal geschreven zijn.
De verstandige en evenwichtige afwisseling van woord, stilte, gezang, processie en overwegend halt houden tijdens de kruisweg draagt bij tot het verwerven van de geestelijke vruchten van de oefening van godsvrucht.
Bij de keuze van de tekst zal men rekening moeten houden met omstandigheden van de deelnemers aan de oefening van godsvrucht voor ogen moeten houden en het pastorale principe dat Continuïteit en vernieuwing op verstandige wijze met elkaar in overeenstemming brengt. In elk geval zal de voorkeur gegeven moeten worden aan teksten die het bijbels woord correct toepassen en laten weerklinken en die in een voorname en eenvoudige taal geschreven zijn.
De verstandige en evenwichtige afwisseling van woord, stilte, gezang, processie en overwegend halt houden tijdens de kruisweg draagt bij tot het verwerven van de geestelijke vruchten van de oefening van godsvrucht.
Referenties naar alinea 135: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De 'Via Matris'
136
Met elkaar verbonden in Gods heilsplan (Lc. 2, 34-35)[[b:Lc. 2, 34-35]], worden de gekruisigde Christus en de Maagd van smarten ook met elkaar verbonden in de liturgie en in de volksvroomheid.
Zoals Christus de ’man van smarten’ (Jes. 53, 3)[b:Jes. 53, 3] is, door wie het God behaagde ’het heelal met zich te verzoenen (...) door het bloed aan het kruis vergoten, om alles in de hemelen en op de aarde te verzoenen’ (Kol. 1, 20)[b:Kol. 1, 20], zo is Maria de ’vrouw van smarten’, van wie God wilde dat zij met haar Zoon verboden was en deelgenoot was van zijn lijden (socia passionis).
Vanaf de dagen van de jeugd van Christus stond het leven van de Maagd in het teken van het Zwaard, betrokken als zij was bij de afwijzing die haar Zoon betrof. (Lc. 2, 35)[[b:Lc. 2, 35]] Toch heeft de godsvrucht van het Christenvolk in het smartelijk leven van de Moeder de zeven, belangrijkste episoden gevonden, en onderscheiden als de ’zeven smarten van de heilige Maagd Maria.
Zo is er naar het Voorbeeld van de kruisweg de oefening van de godsvrucht van de Via Matris dolorosae of eenvoudigweg de Via Matris ontstaan, eveneens door de Apostolische Stoel goedgekeurd. in Leonis XIII Pontificis Maximi Acta, III, Typographia Vaticana, Romae 1884, pp. 220-222[[6097]] Aanzetten tot de Via Matris kan men reeds vinden vanaf de zestiende eeuw, maar in haar huidige vorm gaat zij niet verder terug dan de negentiende eeuw. De grondgedachten hierbij is dat men het hele leven van de Maagd beschouwt als een tocht van geloof en smart, vanaf de profetische aankondiging van Simeon (Lc. 2, 34-35)[[b:Lc. 2, 34-35]] tot de dood en de begrafenis van de Zoon. Deze wordt precies onderverdeeld in zeven ’staties’, overeenkomend met de ’zeven smarten’ van de Moeder van de Heer.
Zoals Christus de ’man van smarten’ (Jes. 53, 3)[b:Jes. 53, 3] is, door wie het God behaagde ’het heelal met zich te verzoenen (...) door het bloed aan het kruis vergoten, om alles in de hemelen en op de aarde te verzoenen’ (Kol. 1, 20)[b:Kol. 1, 20], zo is Maria de ’vrouw van smarten’, van wie God wilde dat zij met haar Zoon verboden was en deelgenoot was van zijn lijden (socia passionis).
Vanaf de dagen van de jeugd van Christus stond het leven van de Maagd in het teken van het Zwaard, betrokken als zij was bij de afwijzing die haar Zoon betrof. (Lc. 2, 35)[[b:Lc. 2, 35]] Toch heeft de godsvrucht van het Christenvolk in het smartelijk leven van de Moeder de zeven, belangrijkste episoden gevonden, en onderscheiden als de ’zeven smarten van de heilige Maagd Maria.
Zo is er naar het Voorbeeld van de kruisweg de oefening van de godsvrucht van de Via Matris dolorosae of eenvoudigweg de Via Matris ontstaan, eveneens door de Apostolische Stoel goedgekeurd. in Leonis XIII Pontificis Maximi Acta, III, Typographia Vaticana, Romae 1884, pp. 220-222[[6097]] Aanzetten tot de Via Matris kan men reeds vinden vanaf de zestiende eeuw, maar in haar huidige vorm gaat zij niet verder terug dan de negentiende eeuw. De grondgedachten hierbij is dat men het hele leven van de Maagd beschouwt als een tocht van geloof en smart, vanaf de profetische aankondiging van Simeon (Lc. 2, 34-35)[[b:Lc. 2, 34-35]] tot de dood en de begrafenis van de Zoon. Deze wordt precies onderverdeeld in zeven ’staties’, overeenkomend met de ’zeven smarten’ van de Moeder van de Heer.
Referenties naar alinea 136: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
137
De oefening van godsvrucht van de Via Matris past goed bij de andere thema’s die eigen zijn aan het traject van de Veertigdagentijd. Omdat immers de smart van de Maagd veroorzaakt wordt door de afwijzing van Christus door de mensen, verwijst de Via Matris voortdurend en noodzakelijkerwijs naar het mysterie van Christus als lijdende dienaar van de Heer (Jes. 52, 13-53, 12)[[b:Jes. 52, 13-53, 12]], afgewezen door zijn volk. (Joh. 1, 11; Lc. 2, 1-7; Lc. 2, 34-35; Lc. 4, 28-29; Mt. 26, 47-56; Hand. 12, 1-5)[[b:Joh. 1, 11; Lc. 2, 1-7; Lc. 2, 34-35; Lc. 4, 28-29; Mt. 26, 47-56; Hand. 12, 1-5]] En zij verwijst ook nog naar het mysterie van de Kerk: de staties van de Via Matris zijn etappes van de tocht van geloof en smart waarin de Maagd de Kerk is voorgegaan en die deze laatste zal moeten afleggen tot aan het einde der eeuwen.
De Via Matris heeft als hoogste uiting de ’Pietà’, een onuitputtelijk thema in de christelijke kunst vanaf de Middeleeuwen.
De Via Matris heeft als hoogste uiting de ’Pietà’, een onuitputtelijk thema in de christelijke kunst vanaf de Middeleeuwen.
Referenties naar alinea 137: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De Goede Week
138
’In de Goede Week viert de Kerk de heilsmysteries die Christus tijden de laatste dagen van zijn leven heeft voltrokken, te beginnen met zijn Messiaanse intocht in Jeruzalem’.Paschalis sollemnitatis, 27[[4338|27]]
De betrokkenheid van het volk bij de plechtigheden van de Goede Week is groot. Sommige daarvan dragen nog de sporen van hun herkomst uit de omgeving van de volksvroomheid. In de loop der eeuwen heeft echter in de plechtigheden van de Goede Week een soort parallellisme van vieringen plaatsgevonden. Waardoor men als het ware twee cycli met een verschillende opzet heeft: de een strikt liturgisch, de ander gekenmerkt door bijzondere oefeningen van godsvrucht, vooral processies. Een dergelijk verschil zou moeten leiden tot een correcte harmonisatie van de liturgievieringen en oefeningen van godsvrucht. Met betrekking tot de Goede Week moeten immers de aandacht en liefde voor de uitingen van volksvroomheid die het volk dierbaar zijn, leiden tot een noodzakelijke waardering voor liturgische handelingen die zeker ondersteund worden door daden van volksvroomheid.
De betrokkenheid van het volk bij de plechtigheden van de Goede Week is groot. Sommige daarvan dragen nog de sporen van hun herkomst uit de omgeving van de volksvroomheid. In de loop der eeuwen heeft echter in de plechtigheden van de Goede Week een soort parallellisme van vieringen plaatsgevonden. Waardoor men als het ware twee cycli met een verschillende opzet heeft: de een strikt liturgisch, de ander gekenmerkt door bijzondere oefeningen van godsvrucht, vooral processies. Een dergelijk verschil zou moeten leiden tot een correcte harmonisatie van de liturgievieringen en oefeningen van godsvrucht. Met betrekking tot de Goede Week moeten immers de aandacht en liefde voor de uitingen van volksvroomheid die het volk dierbaar zijn, leiden tot een noodzakelijke waardering voor liturgische handelingen die zeker ondersteund worden door daden van volksvroomheid.
Referenties naar alinea 138: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Palmzondag
139
De palmtakken en de takken van de olijfboom of andere bomen
’De Goede Week begint op Palm- en passiezondag die het voorteken van Christus’ koninklijke triomf en de aankondiging van zijn lijden en sterven met elkaar verbindt’ Paschalis sollemnitatis, 28[[4338|28]]
De processie die een herdenking is van de Messiaanse intocht van Jezus in Jeruzalem, heeft een feestelijk en volks karakter. De gelovigen bewaren thuis en soms op hun werkplek graag palmtakken of takken van de olijfboom of andere bomen die gezegend zijn en in processie meedragen zijn.
Het is echter noodzakelijk dat de gelovigen geïnstrueerd worden over de betekenis van de viering om deze te begrijpen. Het zal bijvoorbeeld nuttig zijn te herhalen dat de deelname aan de processie van werkelijk belang is en niet alleen het zich verschaffen van een palm- of een olijftakje; dat deze niet bewaard mogen worden als een amulet of voor een slechts therapeutisch of apotropaeïsch doel, d.w.z. om boze geesten op een afstand te houden en om schade af te wenden die door hen veroorzaakt wordt aan huizen en velden: dit zou een vorm van bijgeloof kunnen zijn.
Palm- olijftakjes dienen vooral bewaard te worden als getuigenis van het geloof in Christus, de Messiaanse koning, en zijn overwinning met Pasen.
’De Goede Week begint op Palm- en passiezondag die het voorteken van Christus’ koninklijke triomf en de aankondiging van zijn lijden en sterven met elkaar verbindt’ Paschalis sollemnitatis, 28[[4338|28]]
De processie die een herdenking is van de Messiaanse intocht van Jezus in Jeruzalem, heeft een feestelijk en volks karakter. De gelovigen bewaren thuis en soms op hun werkplek graag palmtakken of takken van de olijfboom of andere bomen die gezegend zijn en in processie meedragen zijn.
Het is echter noodzakelijk dat de gelovigen geïnstrueerd worden over de betekenis van de viering om deze te begrijpen. Het zal bijvoorbeeld nuttig zijn te herhalen dat de deelname aan de processie van werkelijk belang is en niet alleen het zich verschaffen van een palm- of een olijftakje; dat deze niet bewaard mogen worden als een amulet of voor een slechts therapeutisch of apotropaeïsch doel, d.w.z. om boze geesten op een afstand te houden en om schade af te wenden die door hen veroorzaakt wordt aan huizen en velden: dit zou een vorm van bijgeloof kunnen zijn.
Palm- olijftakjes dienen vooral bewaard te worden als getuigenis van het geloof in Christus, de Messiaanse koning, en zijn overwinning met Pasen.
Referenties naar alinea 139: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het Paastriduüm
140
Ieder jaar viert de Kerk, in het ’allerheiligste triduüm van de gekruisigde, de Begravene en de Verrezene ‘, 55.24: CSEL 34/2[[858]] Maxima redemptionis nostrae mysteria[[4337]] of het Paastridu?m - dat loopt van de avondmis van Witte Donderdag tot aan de vespers van de Zondag van verrijzenis - ’in innige verenigingen met haar bruidegom Christus’, Paschalis sollemnitatis, 38[[4338|38]] de grote mysteries van de verlossing van de mens.
Referenties naar alinea 140: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Witte Donderdag
141
Het bezoek aan de plaats van de overbrenging
De volksvroomheid is bijzonder gevoelig voor de verering van het Heilig Sacrament die volgt op de viering van de Avondmis op Witte Donderdag. De processie en overbrenging van het heilig Sacrament dienen niet plaats te vinden in kerken waarin op Goede Vrijdag het lijden van de Heer niet gevierd wordt.[[4338|54]] Door een historische ontwikkeling die nog niet geheel duidelijk is in al zijn verschillende fasen, is de plaats waarnaar het Heilig Sacrament overgebracht wordt, beschouwd als ’heilig graf’. De gelovigen stroomden toe om Jezus te vereren die na de kruisafneming werd gelegd in het graf, waar Hij gedurende ongeveer veertig uur verbleef.
Het is noodzakelijk dat de gelovigen ingelicht worden over de betekenis van de overbrenging. Deze overbrenging wordt gehouden met sobere strengheid en is in wezen bedoeld om het lichaam van de Heer te bewaren voor de Communie van de gelovigen bij de liturgische dienst op Goede Vrijdag en voor het viaticum van de zieken. Paschalis sollemnitatis, 55[[4338|55]] Eucharisticum Mysterium, 49[[1560|49]] Het is een uitnodiging tot stille en verlengde verering van het wonderbaarlijk sacrament dat op deze dag is ingesteld.
Daarom dient men bij het verwijzen naar de plaats waarnaar het Heilig Sacrament wordt overgebracht, de term ’graf’ te vermijden. Bij de inrichting moet hieraan niet het uiterlijk gegeven worden van een graf. Het tabernakel moet dan ook niet de vorm van een graf of een grafurn hebben. Het Sacrament dient bewaard te worden in een gesloten tabernakel zonder er een uitstelling met monstrans van te maken. Paschalis sollemnitatis, 55[[4338|55]]
Na middernacht op Witte Donderdag heeft de aanbidding zonder plechtigheid plaats, omdat dan reeds de dag van het lijden van de Heer is aangebroken. Paschalis sollemnitatis, 56[[4338|56]]
De volksvroomheid is bijzonder gevoelig voor de verering van het Heilig Sacrament die volgt op de viering van de Avondmis op Witte Donderdag. De processie en overbrenging van het heilig Sacrament dienen niet plaats te vinden in kerken waarin op Goede Vrijdag het lijden van de Heer niet gevierd wordt.[[4338|54]] Door een historische ontwikkeling die nog niet geheel duidelijk is in al zijn verschillende fasen, is de plaats waarnaar het Heilig Sacrament overgebracht wordt, beschouwd als ’heilig graf’. De gelovigen stroomden toe om Jezus te vereren die na de kruisafneming werd gelegd in het graf, waar Hij gedurende ongeveer veertig uur verbleef.
Het is noodzakelijk dat de gelovigen ingelicht worden over de betekenis van de overbrenging. Deze overbrenging wordt gehouden met sobere strengheid en is in wezen bedoeld om het lichaam van de Heer te bewaren voor de Communie van de gelovigen bij de liturgische dienst op Goede Vrijdag en voor het viaticum van de zieken. Paschalis sollemnitatis, 55[[4338|55]] Eucharisticum Mysterium, 49[[1560|49]] Het is een uitnodiging tot stille en verlengde verering van het wonderbaarlijk sacrament dat op deze dag is ingesteld.
Daarom dient men bij het verwijzen naar de plaats waarnaar het Heilig Sacrament wordt overgebracht, de term ’graf’ te vermijden. Bij de inrichting moet hieraan niet het uiterlijk gegeven worden van een graf. Het tabernakel moet dan ook niet de vorm van een graf of een grafurn hebben. Het Sacrament dient bewaard te worden in een gesloten tabernakel zonder er een uitstelling met monstrans van te maken. Paschalis sollemnitatis, 55[[4338|55]]
Na middernacht op Witte Donderdag heeft de aanbidding zonder plechtigheid plaats, omdat dan reeds de dag van het lijden van de Heer is aangebroken. Paschalis sollemnitatis, 56[[4338|56]]
Referenties naar alinea 141: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Goede Vrijdag
142
De processie op Goede Vrijdag
Op Goede Vrijdag viert de Kerk het verlossend sterven van Christus. In de liturgische dienst ’s middags overweegt zij het lijden van haar Heer spreekt zij ten beste voor het heil van de wereld, aanbidt zij het kruis en herdenkt zij haar eigen oorsprong uit de geopende zijde van de Heiland. (Joh. 19, 34)[[b:Joh. 19, 34]] 138, 2: CCL 40 Turnholti 1956, p. 1991[[838]]
Onder de uitingen van volksvroomheid op Goede Vrijdag valt behalve de kruisweg de processie van de ’gestorven Christus’ op. Zij beeldt volgens modellen die aan de volksvroomheid eigen zijn, opnieuw de stoet uit van vrienden en leerlingen die na Jezus’ lichaam van het kruis afgenomen te hebben het naar de plaats brachten waar het ’graf was dat in een steen was uitgehouwen en waarin nog nooit iemand was neergelegd’ (Lc. 23, 53)[b:Lc. 23, 53]. De processie van de ’gestorven Christus’ heeft over het algemeen plaats in een atmosfeer van soberheid, stilte en gebed en met de deelname van talrijke gelovigen die een niet gering aantal betekenissen onderkennen van het begraven van Christus.
Op Goede Vrijdag viert de Kerk het verlossend sterven van Christus. In de liturgische dienst ’s middags overweegt zij het lijden van haar Heer spreekt zij ten beste voor het heil van de wereld, aanbidt zij het kruis en herdenkt zij haar eigen oorsprong uit de geopende zijde van de Heiland. (Joh. 19, 34)[[b:Joh. 19, 34]] 138, 2: CCL 40 Turnholti 1956, p. 1991[[838]]
Onder de uitingen van volksvroomheid op Goede Vrijdag valt behalve de kruisweg de processie van de ’gestorven Christus’ op. Zij beeldt volgens modellen die aan de volksvroomheid eigen zijn, opnieuw de stoet uit van vrienden en leerlingen die na Jezus’ lichaam van het kruis afgenomen te hebben het naar de plaats brachten waar het ’graf was dat in een steen was uitgehouwen en waarin nog nooit iemand was neergelegd’ (Lc. 23, 53)[b:Lc. 23, 53]. De processie van de ’gestorven Christus’ heeft over het algemeen plaats in een atmosfeer van soberheid, stilte en gebed en met de deelname van talrijke gelovigen die een niet gering aantal betekenissen onderkennen van het begraven van Christus.
Referenties naar alinea 142: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
143
Het is echter noodzakelijk dat noch door de keuze van het uur, noch door de wijze van het samenbrengen van de gelovigen een dergelijke uiting van de volksvroomheid in hun ogen een surrogaat is voor de liturgieviering op Goede Vrijdag.
Daarom zal bij het opstellen van een pastoraal programma van Goede Vrijdag de eerste plaats en het grootste gewicht gegeven dienen te worden aan de plechtige liturgische viering. Men zal de gelovigen duidelijk moeten maken dat geen enkele andere oefening van godsvrucht objectief gezien hoger gewaardeerd mag worden dan deze viering.
Tenslotte dient vermeden te worden dat de processie van de ’gestorven Christus’ opgenomen wordt in het kader van de plechtige liturgische viering op Goede Vrijdag, omdat dit een verwrongen versmelting van vieringen zou vormen.
Daarom zal bij het opstellen van een pastoraal programma van Goede Vrijdag de eerste plaats en het grootste gewicht gegeven dienen te worden aan de plechtige liturgische viering. Men zal de gelovigen duidelijk moeten maken dat geen enkele andere oefening van godsvrucht objectief gezien hoger gewaardeerd mag worden dan deze viering.
Tenslotte dient vermeden te worden dat de processie van de ’gestorven Christus’ opgenomen wordt in het kader van de plechtige liturgische viering op Goede Vrijdag, omdat dit een verwrongen versmelting van vieringen zou vormen.
Referenties naar alinea 143: 1
De viering van het Paastriduüm: Enkele aspecten van de liturgie van het lijden, sterven en verrijzen van de Heer ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
144
De uitbeeldingen van het lijden van Christus
In veel landen wordt gedurende de Goede Week, en vooral op vrijdag, het lijden van Christus uitgebeeld. Het betreft vaak ware ’religieuze drama’s’, die terecht beschouwd kunnen worden als een oefening van godsvrucht. De religieuze drama’s wortelen immers in de liturgie zelf. Sommige hiervan, die om zo te zeggen geboren zijn in het koor van de monniken, hebben zich door middel van een proces van verdergaande dramatisering verplaatst naar het kerkplein.
Op veel plaatsen wordt de voorbereiding en de uitvoering van de voorstelling van Christus’ lijden toevertrouwd aan broederschappen, waarvan de leden bijzondere verplichtingen van christelijk leven op zich genomen hebben. Bij dergelijke uitvoering zijn acteurs en toeschouwers betrokken bij een act van echt geloof en echte godsvrucht. Het is uitermate wenselijk dat de religieuze drama’s van het lijden van de Heer zich niet verwijderen van deze zuivere lijn van oprechte uiting van godsvrucht en dat ze niet een karakter aannemen dat eigen is aan folkloristische manifestaties die niet zozeer een beroep doen op de religieuze zin als wel op de interesse van de toeristen.
Bij het verwijzen naar de religieuze drama’s dient voor de gelovigen het diepgaande verschil belicht te worden tussen ’uitbeelding’liturgisch handelen’, dat anamnese is, de mystieke aanwezigheid van het heilsgebeuren van het lijden.
Te verwerpen zijn boetepraktijken die ertoe aanzetten zich met nagels te laten kruisigen.
In veel landen wordt gedurende de Goede Week, en vooral op vrijdag, het lijden van Christus uitgebeeld. Het betreft vaak ware ’religieuze drama’s’, die terecht beschouwd kunnen worden als een oefening van godsvrucht. De religieuze drama’s wortelen immers in de liturgie zelf. Sommige hiervan, die om zo te zeggen geboren zijn in het koor van de monniken, hebben zich door middel van een proces van verdergaande dramatisering verplaatst naar het kerkplein.
Op veel plaatsen wordt de voorbereiding en de uitvoering van de voorstelling van Christus’ lijden toevertrouwd aan broederschappen, waarvan de leden bijzondere verplichtingen van christelijk leven op zich genomen hebben. Bij dergelijke uitvoering zijn acteurs en toeschouwers betrokken bij een act van echt geloof en echte godsvrucht. Het is uitermate wenselijk dat de religieuze drama’s van het lijden van de Heer zich niet verwijderen van deze zuivere lijn van oprechte uiting van godsvrucht en dat ze niet een karakter aannemen dat eigen is aan folkloristische manifestaties die niet zozeer een beroep doen op de religieuze zin als wel op de interesse van de toeristen.
Bij het verwijzen naar de religieuze drama’s dient voor de gelovigen het diepgaande verschil belicht te worden tussen ’uitbeelding’liturgisch handelen’, dat anamnese is, de mystieke aanwezigheid van het heilsgebeuren van het lijden.
Te verwerpen zijn boetepraktijken die ertoe aanzetten zich met nagels te laten kruisigen.
Referenties naar alinea 144: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
145
Het herdenken van de Maagd van smarten
Omwille van het leerstellig en pastoraal belang ervan wordt aanbevolen om ’de gedachtenis van de smarten van de heilige maagd Maria’ niet te verwaarlozen. Paschalis sollemnitatis, 72[[4338|72]] De volksvroomheid heeft overeenkomstig het evangelieverhaal de band tussen de Moeder en het heilzaam lijden van de Zoon (Joh. 19, 25-27; Lc. 2, 34)[[b:Joh. 19, 25-27; Lc. 2, 34]] naar voren gebracht en heeft verschillende oefeningen van godsvrucht het licht doen zien, waaronder vermeld moeten worden:
Omwille van het leerstellig en pastoraal belang ervan wordt aanbevolen om ’de gedachtenis van de smarten van de heilige maagd Maria’ niet te verwaarlozen. Paschalis sollemnitatis, 72[[4338|72]] De volksvroomheid heeft overeenkomstig het evangelieverhaal de band tussen de Moeder en het heilzaam lijden van de Zoon (Joh. 19, 25-27; Lc. 2, 34)[[b:Joh. 19, 25-27; Lc. 2, 34]] naar voren gebracht en heeft verschillende oefeningen van godsvrucht het licht doen zien, waaronder vermeld moeten worden:
- de Planctus Mariae (rouwbeklag van Maria), een intense uiting van verdriet, soms versterkt door hoge literaire en muzikale verdiensten. Daarin beweent de Maagd niet alleen de dood van haar onschuldige en heilige Zoon, haar hoogste goed, maar ook de teloorgang van zijn volk en de zonde van het mensdom;
- Het Uur van de diep Bedroefde Waarbij de gelovigen met uitingen van ontroerde devotie de Moeder van de Heer ’gezelschap houden’, die na de dood van har enige Zoon alleen is achtergebleven en gedompeld in diepe smart. Wanneer zij de Maagd met haar Zoon op haar schoot in diepe smart. Wanneer zij de Maagd met haar Zoon op haar schoot – de pietà – aanschouwen, begrijpen zij dat zich in Maria smart van de wereld over de dood van Christus concentreert. In haar zien zij de verpersoonlijking van alle moeders die in de geschiedenis de dood van een kind beweend hebben. Een dergelijke oefening van godsvrucht die op enkele plaatsen in Latijns America El pésame genoemd wordt, zal zich er echter niet toe mogen beperken het menselijk gevoel ten opzichte van een diep bedroefde moeder tot uitdrukking te brengen, maar zij zal in het geloof van de verrijzenis een hulp kunnen zijn om de grootheid van de verlossende liefde van Christus en de deelname van zijn Moeder daaraan te begrijpen.
Referenties naar alinea 145: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Stille Zaterdag
146
’Op Stille Zaterdag houdt de Kerk stil bij het graf van de Heer, waarbij zij zijn lijden en dood, zijn nederdaling ter helle overweegt en in gebed en vasten op zijn verrijzenis wacht’. Paschalis sollemnitatis, 73[[4338|73]]
De volksvroomheid mag niet onverschillig staan ten opzichte van het bijzondere karakter van Stille Zaterdag. Daarom dienen de feestelijke gewoontes en gebruiken die verbonden zijn met deze dag, waarop in het verleden vooruitgelopen werd op de viering van Pasen, gereserveerd te worden voor de nacht en de dag van Pasen.
De volksvroomheid mag niet onverschillig staan ten opzichte van het bijzondere karakter van Stille Zaterdag. Daarom dienen de feestelijke gewoontes en gebruiken die verbonden zijn met deze dag, waarop in het verleden vooruitgelopen werd op de viering van Pasen, gereserveerd te worden voor de nacht en de dag van Pasen.
Referenties naar alinea 146: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
147
Het 'Uur van de Moeder'
Naar de leer van de traditie is in Maria als het ware heel het lichaam van de Kerk verenigd: zij is de 'credentium collectio universa' (universele gemeenschap van de gelovigen). VII, 13: PL 169, 155 D[[3306]] De Maagd Maria die volgens de overgeleverde voorstelling van de Kerk stil houdt bij het graf van haar Zoon, is daarom het beeld van de Kerk als Maagd die waakt bij het graf van haar bruidegom in afwachting van de viering van zijn verrijzenis. De oefening van godsvrucht van het 'Uur van de Moeder' laat zich inspireren door dit aanvoelen van het verband tussen Maria en de Kerk. Terwijl het lichaam van de Zoon in het graf rust en zijn ziel nedergedaald is ter helle om aan zijn voorouders de aanstaande bevrijding uit het schaduwrijk aan te kondigen, wacht de Maagd, als voorafbeelding en verpersoonlijking van de Kerk, vol geloof de overwinning af van haar Zoon op de dood.
Naar de leer van de traditie is in Maria als het ware heel het lichaam van de Kerk verenigd: zij is de 'credentium collectio universa' (universele gemeenschap van de gelovigen). VII, 13: PL 169, 155 D[[3306]] De Maagd Maria die volgens de overgeleverde voorstelling van de Kerk stil houdt bij het graf van haar Zoon, is daarom het beeld van de Kerk als Maagd die waakt bij het graf van haar bruidegom in afwachting van de viering van zijn verrijzenis. De oefening van godsvrucht van het 'Uur van de Moeder' laat zich inspireren door dit aanvoelen van het verband tussen Maria en de Kerk. Terwijl het lichaam van de Zoon in het graf rust en zijn ziel nedergedaald is ter helle om aan zijn voorouders de aanstaande bevrijding uit het schaduwrijk aan te kondigen, wacht de Maagd, als voorafbeelding en verpersoonlijking van de Kerk, vol geloof de overwinning af van haar Zoon op de dood.
Referenties naar alinea 147: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paaszondag
148
Ook op Paaszondag, het belangrijkste hoogfeest van het liturgisch jaar, vinden niet weinig uitingen van volksvroomheid plaats. Het zijn alle cultische uitingen die de nieuwe toestand en de heerlijkheid van de verrezen Christus loven, evenals de goddelijke krachten die vrijkomen uit zijn overwinning op zonde en dood.
Referenties naar alinea 148: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
149
De ontmoeting van de Verrezene met zijn Moeder
De volksvroomheid heeft gevoeld dat de vereniging van de Zoon met de Moeder blijvend is: in het uur van smart en dood, in het uur van vreugde en verrijzenis. De woorden van de liturgie volgens welke God de Maagd bij de verrijzenis van haar Zoon met vreugde vervuld heeft, zijn door de volksvroomheid, om zo te zeggen, vertaald en als het ware uitgebeeld in de oefening van godsvrucht van de Ontmoeting van de moeder met har verrezen Zoon. Op Paasmorgen ontmoeten twee stoeten elkaar, de ene draagt de afbeelding van de Moeder van smarten, de andere die van de verrezen Christus om tot uitdrukking te brengen dat de Maagd degene was die het eerst ten volle deel had aan het mysterie van de verrijzenis van haar Zoon.
Voor deze oefening van godsvrucht geldt de opmerking die gemaakt is met betrekking tot de processie van de 'gestorven Christus': aan het houden ervan mag geen groter belang gehecht worden dan aan de liturgievieringen van Paaszondag zelf, noch mag het gelegenheid geven tot ongepaste vermengingen.
De volksvroomheid heeft gevoeld dat de vereniging van de Zoon met de Moeder blijvend is: in het uur van smart en dood, in het uur van vreugde en verrijzenis. De woorden van de liturgie volgens welke God de Maagd bij de verrijzenis van haar Zoon met vreugde vervuld heeft, zijn door de volksvroomheid, om zo te zeggen, vertaald en als het ware uitgebeeld in de oefening van godsvrucht van de Ontmoeting van de moeder met har verrezen Zoon. Op Paasmorgen ontmoeten twee stoeten elkaar, de ene draagt de afbeelding van de Moeder van smarten, de andere die van de verrezen Christus om tot uitdrukking te brengen dat de Maagd degene was die het eerst ten volle deel had aan het mysterie van de verrijzenis van haar Zoon.
Voor deze oefening van godsvrucht geldt de opmerking die gemaakt is met betrekking tot de processie van de 'gestorven Christus': aan het houden ervan mag geen groter belang gehecht worden dan aan de liturgievieringen van Paaszondag zelf, noch mag het gelegenheid geven tot ongepaste vermengingen.
Referenties naar alinea 149: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
150
De zegening van de tafel van het huisgezin
Een gevoel van nieuwheid doorstroomt de hele Paasliturgie. Nieuw is de natuur, aangezien Pasen op het noordelijk halfrond samenvalt met het ontwaken van de lente. Nieuw zijn vuur en water. Nieuw de harten van de Christenen, vernieuwd door de sacramenten van boete en verzoening, en, zoals te wensen is, door de christelijke initiatiesacramenten zelf. Nieuw is, om zo te zeggen, de eucharistie: het zijn tekenen en werkelijkheden die tekenen zijn van de nieuwe toestand van leven, waarmee door Christus met zijn verrijzenis een begin gemaakt is. Onder de oefening van godsvrucht die verband houden met het Paasgebeuren, bevinden zich de traditionele zegening van de eieren, symbool van het leven, en de zegening van de dis van het huisgezin. Deze laatste zegening, die bij veel christelijke gezinnen een dagelijkse gewoonte is die aangemoedigd moet worden, krijgt een bijzondere betekenis op Paasdag. Met water dat bij de Paaswake gezegend is en dat de gelovigen als een prijzenswaardige gewoonte mee naar huis nemen, zegent het gezinshoofd of een ander lid van de huishoudelijke gemeenschap de feestdis.
Een gevoel van nieuwheid doorstroomt de hele Paasliturgie. Nieuw is de natuur, aangezien Pasen op het noordelijk halfrond samenvalt met het ontwaken van de lente. Nieuw zijn vuur en water. Nieuw de harten van de Christenen, vernieuwd door de sacramenten van boete en verzoening, en, zoals te wensen is, door de christelijke initiatiesacramenten zelf. Nieuw is, om zo te zeggen, de eucharistie: het zijn tekenen en werkelijkheden die tekenen zijn van de nieuwe toestand van leven, waarmee door Christus met zijn verrijzenis een begin gemaakt is. Onder de oefening van godsvrucht die verband houden met het Paasgebeuren, bevinden zich de traditionele zegening van de eieren, symbool van het leven, en de zegening van de dis van het huisgezin. Deze laatste zegening, die bij veel christelijke gezinnen een dagelijkse gewoonte is die aangemoedigd moet worden, krijgt een bijzondere betekenis op Paasdag. Met water dat bij de Paaswake gezegend is en dat de gelovigen als een prijzenswaardige gewoonte mee naar huis nemen, zegent het gezinshoofd of een ander lid van de huishoudelijke gemeenschap de feestdis.
Referenties naar alinea 150: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
151
De Paasgroet aan de Moeder van de Verrezene
Op sommige plaatsen wordt aan het einde van de Paaswake of na de tweede vespers van Paaszondag een korte oefening van godsvrucht gehouden: er worden bloemen gezegend die onder de gelovigen verdeeld zullen worden ten teken van Paasvreugde en men vereert de beeltenis van de Moeder van smarten, die soms gekroond wordt, terwijl men het Regina caeli zingt. De gelovigen die zich bij de smart van de Maagd over het lijden van haar Zoon hadden aangesloten, willen zich zo met haar verheugen over de gebeurtenis van Pasen. Een dergelijke oefening van godsvrucht, die niet vermengd mag worden met liturgisch handelen, stemt overeen met de inhoud van het Paasmysterie en vormt een verder bewijs ervan hoe de volksvroomheid de deelname van de Moeder aan het heilswerk van haar Zoon opvat.
Op sommige plaatsen wordt aan het einde van de Paaswake of na de tweede vespers van Paaszondag een korte oefening van godsvrucht gehouden: er worden bloemen gezegend die onder de gelovigen verdeeld zullen worden ten teken van Paasvreugde en men vereert de beeltenis van de Moeder van smarten, die soms gekroond wordt, terwijl men het Regina caeli zingt. De gelovigen die zich bij de smart van de Maagd over het lijden van haar Zoon hadden aangesloten, willen zich zo met haar verheugen over de gebeurtenis van Pasen. Een dergelijke oefening van godsvrucht, die niet vermengd mag worden met liturgisch handelen, stemt overeen met de inhoud van het Paasmysterie en vormt een verder bewijs ervan hoe de volksvroomheid de deelname van de Moeder aan het heilswerk van haar Zoon opvat.
Referenties naar alinea 151: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De paastijd
152
De jaarlijkse zegening van de gezinnen thuis
Gedurende de Paastijd - of in andere perioden van het jaar - heeft de jaarlijkse zegening plaats van de gezinnen, die thuis bezocht worden. Dit gebruik, dat door de gelovigen intens wordt beleefd, wordt aanbevolen aan de herderlijke zorg van pastoors en hun medewerkers en is een kostbare gelegenheid om in de christelijke gezinnen de herinnering te laten weerklinken aan de voortdurende zegenende tegenwoordigheid van God. Het is een uitnodiging om in overeenstemming met het evangelie te leven, een aansporing voor ouders en kinderen om het mysterie te behoeden en te bevorderen dat zij 'huiskerk' zijn.
Gedurende de Paastijd - of in andere perioden van het jaar - heeft de jaarlijkse zegening plaats van de gezinnen, die thuis bezocht worden. Dit gebruik, dat door de gelovigen intens wordt beleefd, wordt aanbevolen aan de herderlijke zorg van pastoors en hun medewerkers en is een kostbare gelegenheid om in de christelijke gezinnen de herinnering te laten weerklinken aan de voortdurende zegenende tegenwoordigheid van God. Het is een uitnodiging om in overeenstemming met het evangelie te leven, een aansporing voor ouders en kinderen om het mysterie te behoeden en te bevorderen dat zij 'huiskerk' zijn.
Referenties naar alinea 152: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
153
De lichtweg ('Via lucis')
Recentelijk heeft zich in verschillende streken een oefening van godsvrucht verbreid, Via Lucis (lichtweg) geheten. Terwijl de gelovigen een weg afleggen op de wijze van wat bij de kruisweg gebeurt, overwegen zij de verschillende verschijningen waarbij Jezus - vanaf zijn verrijzenis tot zijn hemelvaart met het oog op de parousie - zijn heerlijkheid toonde aan de leerlingen in afwachting van de beloofde Geest. (Joh. 14, 26; Joh. 16, 13-15; Lc. 24, 49)[[b:Joh. 14, 26; Joh. 16, 13-15; Lc. 24, 49]] Daarbij sterkte Hij hun geloof, voltooide Hij de leer over het Rijk en bepaalde Hij uiteindelijk de sacramentele en hiërarchische structuur van de Kerk. Door middel van de oefening van godsvrucht van de lichtweg (Via lucis) herdenken de gelovigen de centrale gebeurtenis van het geloof - de verrijzenis van Christus - en hun plaats als leerlingen die in het doopsel, het sacrament van Pasen, van de duisternis der zonde zijn overgegaan naar het licht van genade. (Kol. 1, 13; Ef. 5, 8)[[b:Kol. 1, 13; Ef. 5, 8]]
Gedurende eeuwen heeft de kruisweg de deelname door de gelovigen aan het eerste moment van het Paasgebeuren - het lijden - tot stand gebracht en ertoe bijgedragen de inhoud ervan in het bewustzijn van het volk te prenten. Evenzo kan de lichtweg (Via lucis op doeltreffende wijze bij de gelovigen een fundamenteel begrip tot stand brengen van het tweede moment van het Pasen van de Heer, de verrijzenis, mits men zich bij het houden hiervan trouw houdt aan de evangelietekst.
De lichtweg (Via lucis) immers van het vaststellen van de werkelijkheid van het lijden, dat in Gods heilsplan niet het einddoel van het leven is, tot de hoop om het ware doel van de mens te bereiken: de bevrijding, de vreugde en de vrede, die de wezenlijke waarden van Pasen zijn.
In een maatschappij die met haar uitingen van angst en vernietiging dikwijls het stempel draagt van de 'cultuur van de dood', is de lichtweg (Via lucis) tenslotte een stimulans om een 'cultuur van het leven' in te voeren, dat wil zeggen een cultuur die openstaat voor de verwachtingen van de hoop en de zekerheid van het geloof.
Recentelijk heeft zich in verschillende streken een oefening van godsvrucht verbreid, Via Lucis (lichtweg) geheten. Terwijl de gelovigen een weg afleggen op de wijze van wat bij de kruisweg gebeurt, overwegen zij de verschillende verschijningen waarbij Jezus - vanaf zijn verrijzenis tot zijn hemelvaart met het oog op de parousie - zijn heerlijkheid toonde aan de leerlingen in afwachting van de beloofde Geest. (Joh. 14, 26; Joh. 16, 13-15; Lc. 24, 49)[[b:Joh. 14, 26; Joh. 16, 13-15; Lc. 24, 49]] Daarbij sterkte Hij hun geloof, voltooide Hij de leer over het Rijk en bepaalde Hij uiteindelijk de sacramentele en hiërarchische structuur van de Kerk. Door middel van de oefening van godsvrucht van de lichtweg (Via lucis) herdenken de gelovigen de centrale gebeurtenis van het geloof - de verrijzenis van Christus - en hun plaats als leerlingen die in het doopsel, het sacrament van Pasen, van de duisternis der zonde zijn overgegaan naar het licht van genade. (Kol. 1, 13; Ef. 5, 8)[[b:Kol. 1, 13; Ef. 5, 8]]
Gedurende eeuwen heeft de kruisweg de deelname door de gelovigen aan het eerste moment van het Paasgebeuren - het lijden - tot stand gebracht en ertoe bijgedragen de inhoud ervan in het bewustzijn van het volk te prenten. Evenzo kan de lichtweg (Via lucis op doeltreffende wijze bij de gelovigen een fundamenteel begrip tot stand brengen van het tweede moment van het Pasen van de Heer, de verrijzenis, mits men zich bij het houden hiervan trouw houdt aan de evangelietekst.
De lichtweg (Via lucis) immers van het vaststellen van de werkelijkheid van het lijden, dat in Gods heilsplan niet het einddoel van het leven is, tot de hoop om het ware doel van de mens te bereiken: de bevrijding, de vreugde en de vrede, die de wezenlijke waarden van Pasen zijn.
In een maatschappij die met haar uitingen van angst en vernietiging dikwijls het stempel draagt van de 'cultuur van de dood', is de lichtweg (Via lucis) tenslotte een stimulans om een 'cultuur van het leven' in te voeren, dat wil zeggen een cultuur die openstaat voor de verwachtingen van de hoop en de zekerheid van het geloof.
Referenties naar alinea 153: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
154
De verering van de goddelijke barmhartigheid
In verband met het Paasoctaaf heeft zich recentelijk ten gevolge van de boodschappen van de op 30 april 2000 heilig verklaarde religieuze Faustina Kowalska steeds meer een bijzondere devotie verbreid voor de goddelijke barmhartigheid. Deze wordt rijkelijk geschonken door de gestorven en verrezen Christus, bron van de Geest die de zonde vergeeft en de vreugde herstelt, omdat men gered is. Aangezien de liturgie van de 'tweede zondag na Pasen of de zondag van de goddelijke barmhartigheid' - zoals hij nu genoemd wordt - vgl: Misericors et miserator[[[2926]]] de natuurlijke bedding vormt waarin het ontvangen van de barmhartigheid van de Verlosser van de mens tot uitdrukking moet komen, dient men de gelovigen op te voeden tot begrip van een dergelijke devotie in het licht van de liturgievieringen op deze dagen van Pasen. Immers, 'de Christus van Pasen is de definitieve incarnatie van de barmhartigheid, het levend teken ervan: historisch verlossend en tegelijkertijd eschatologisch. In dezelfde geest legt de liturgie van de Paastijd ons de woorden van de psalm in de mond: 'Uw barmhartigheid, Heer, wil ik eeuwig bezingen' (Ps. 89, 2)[b:Ps. 89, 2]'.Dives in Misericordia, 8[[755|8]]
In verband met het Paasoctaaf heeft zich recentelijk ten gevolge van de boodschappen van de op 30 april 2000 heilig verklaarde religieuze Faustina Kowalska steeds meer een bijzondere devotie verbreid voor de goddelijke barmhartigheid. Deze wordt rijkelijk geschonken door de gestorven en verrezen Christus, bron van de Geest die de zonde vergeeft en de vreugde herstelt, omdat men gered is. Aangezien de liturgie van de 'tweede zondag na Pasen of de zondag van de goddelijke barmhartigheid' - zoals hij nu genoemd wordt - vgl: Misericors et miserator[[[2926]]] de natuurlijke bedding vormt waarin het ontvangen van de barmhartigheid van de Verlosser van de mens tot uitdrukking moet komen, dient men de gelovigen op te voeden tot begrip van een dergelijke devotie in het licht van de liturgievieringen op deze dagen van Pasen. Immers, 'de Christus van Pasen is de definitieve incarnatie van de barmhartigheid, het levend teken ervan: historisch verlossend en tegelijkertijd eschatologisch. In dezelfde geest legt de liturgie van de Paastijd ons de woorden van de psalm in de mond: 'Uw barmhartigheid, Heer, wil ik eeuwig bezingen' (Ps. 89, 2)[b:Ps. 89, 2]'.Dives in Misericordia, 8[[755|8]]
Referenties naar alinea 154: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
155
De Pinksternoveen
De Schrift getuigt dat in de negen dagen tussen Hemelvaart en Pinksteren de apostelen 'eensgezind bleven volharden in het gebed samen met de vrouwen, met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders' (Hand. 1, 14)[b:Hand. 1, 14], wachtend totdat zij 'uit den hoge met kracht toegerust' (Lc. 24, 49)[b:Lc. 24, 49] werden. Uit het biddend overwegen van deze heilsgebeurtenis is de Pinksternoveen ontstaan als een onder het Christenvolk zeer verbreide oefening van godsvrucht. In feite is in het missaal en het getijdengebed, vooral in de vespers, een dergelijke 'noveen' reeds aanwezig: bijbel - en gebedsteksten verwijzen op verschillende wijze naar het verwachten van de Vertrooster. Daarom dient men, wanneer dat mogelijk is, de Pinksternoveen te laten bestaan in een plechtige vesperviering. Waar deze oplossing niet te verwezenlijken is, dient men ervoor te zorgen dat de Pinksternoveen de liturgische thema's weerspiegelt van de dagen die lopen van Hemelvaart tot de vigilie van Pinksteren. Op sommige plaatsen wordt in deze dagen de gebedsweek voor de eenheid van de Christenen gevierd. vgl: Oecumenisch Directorium, (110)[[[1089|(110)]]]
De Schrift getuigt dat in de negen dagen tussen Hemelvaart en Pinksteren de apostelen 'eensgezind bleven volharden in het gebed samen met de vrouwen, met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders' (Hand. 1, 14)[b:Hand. 1, 14], wachtend totdat zij 'uit den hoge met kracht toegerust' (Lc. 24, 49)[b:Lc. 24, 49] werden. Uit het biddend overwegen van deze heilsgebeurtenis is de Pinksternoveen ontstaan als een onder het Christenvolk zeer verbreide oefening van godsvrucht. In feite is in het missaal en het getijdengebed, vooral in de vespers, een dergelijke 'noveen' reeds aanwezig: bijbel - en gebedsteksten verwijzen op verschillende wijze naar het verwachten van de Vertrooster. Daarom dient men, wanneer dat mogelijk is, de Pinksternoveen te laten bestaan in een plechtige vesperviering. Waar deze oplossing niet te verwezenlijken is, dient men ervoor te zorgen dat de Pinksternoveen de liturgische thema's weerspiegelt van de dagen die lopen van Hemelvaart tot de vigilie van Pinksteren. Op sommige plaatsen wordt in deze dagen de gebedsweek voor de eenheid van de Christenen gevierd. vgl: Oecumenisch Directorium, (110)[[[1089|(110)]]]
Referenties naar alinea 155: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Pinksteren
156
Pinksterzondag
De Paastijd eindigt op de vijftigste dag met Pinksterzondag, die de uitstorting van de Heilige Geest over de apostelen gedenkt (Hand. 2, 1-4)[[b:Hand. 2, 1-4]], de oorsprong van de Kerk en het begin van haar zending naar iedere taal, ieder volk en iedere natie. Vooral in de kathedrale kerk, maar ook in de parochies heeft de viering van de voortgezette vigiliemis een groot gewicht gekregen, die het karakter heeft van een intens en volhardend gebed van de hele Christengemeenschap naar het voorbeeld van de apostelen, met de Moeder van de Heer in een eensgezind gebed bijeen. De bepalingen, de Bijbelteksten en gebeden voor de vigilie van Pinksteren - reeds aanwezig in enkele uitgaven van het Romeins Missaal in de verschillende talen - worden uitgegeven in de Notitiae 24 (1988) 156-159.[[4338|107]]
Door aan te sporen tot gebed en betrokkenheid bij de zending verheldert het Pinkstermysterie de volksvroomheid: ook zij ’is een voortdurende demonstratie van de tegenwoordigheid van de Heilige Geest in de Kerk. Hij ontsteekt in de harten geloof, hoop en liefde, uitstekende deugden, die aan de christelijke godsvrucht hun waarde geven. Dezelfde Geest veredelt de talrijke en uiteenlopende vormen van overdracht van de christelijke boodschap overeenkomstig de cultuur en de gewoonten van iedere plaats in alle tijden’. Terwijl Hij zo aan het spreken was, verhief een vrouw uit de menigte haar stem en riep Hem toe: 'Gelukkig de schoot die U gedragen heeft en de borsten die U hebben gevoed.' (Lc. 11, 27), (2)[[6892|(2)]]
Met bekende teksten die uit de viering van Pinksteren afkomstig zijn (Veni, creator Spiritus, Veni, Sancte Spiritus, Aliae concessiones, pp. 70-71[[6314]] of met korte smeekbeden (Emitte Spiritus tuum et creabuntur ...) zijn de gelovigen gewoon de Geest aan te roepen vooral aan het begin van een activiteit of werk, evenals in bijzondere omstandigheden van ontreddering. Ook de rozenkrans nodigt bij het derde glorievolle geheim ertoe uit om de uitstorting van de Heilige Geest te overwegen. De gelovigen weten dat zij vooral bij het vormsel de Geest van wijsheid en raad ontvangen hebben, die hen leidt in het bestaan, de Geest van kracht en licht, die hen helpt belangrijke beslissingen te nemen en de beproevingen van het leven te doorstaan. Zij weten dat hun lichaam vanaf de dag van het doopsel een tempel is van de Heilige Geest en dus gerespecteerd en geëerd dient te worden, ook in de dood, en dat op de laatste dag de kracht van de Geest het zal doen verrijzen.
Terwijl de Heilige Geest in het gebed openstelt voor de gemeenschap met God, doet Hij tot de naaste naderen met gevoelens van ontmoeting, verzoening, getuigenis, verlangen naar gerechtigheid en vrede, vernieuwing van mentaliteit, werkelijke maatschappelijke vooruitgang en missionair elan. (Gal. 5, 16.22)[[b:Gal. 5, 16.22]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 4[[[703|4]]] vgl: Gaudium et Spes, 2[[[575|2]]] In deze geest wordt in sommige gemeenschappen het hoogfeest van Pinksteren gevierd als ’de dag van het lijden voor de missie’.Redemptoris Missio, 78[[4|78]]
De Paastijd eindigt op de vijftigste dag met Pinksterzondag, die de uitstorting van de Heilige Geest over de apostelen gedenkt (Hand. 2, 1-4)[[b:Hand. 2, 1-4]], de oorsprong van de Kerk en het begin van haar zending naar iedere taal, ieder volk en iedere natie. Vooral in de kathedrale kerk, maar ook in de parochies heeft de viering van de voortgezette vigiliemis een groot gewicht gekregen, die het karakter heeft van een intens en volhardend gebed van de hele Christengemeenschap naar het voorbeeld van de apostelen, met de Moeder van de Heer in een eensgezind gebed bijeen. De bepalingen, de Bijbelteksten en gebeden voor de vigilie van Pinksteren - reeds aanwezig in enkele uitgaven van het Romeins Missaal in de verschillende talen - worden uitgegeven in de Notitiae 24 (1988) 156-159.[[4338|107]]
Door aan te sporen tot gebed en betrokkenheid bij de zending verheldert het Pinkstermysterie de volksvroomheid: ook zij ’is een voortdurende demonstratie van de tegenwoordigheid van de Heilige Geest in de Kerk. Hij ontsteekt in de harten geloof, hoop en liefde, uitstekende deugden, die aan de christelijke godsvrucht hun waarde geven. Dezelfde Geest veredelt de talrijke en uiteenlopende vormen van overdracht van de christelijke boodschap overeenkomstig de cultuur en de gewoonten van iedere plaats in alle tijden’. Terwijl Hij zo aan het spreken was, verhief een vrouw uit de menigte haar stem en riep Hem toe: 'Gelukkig de schoot die U gedragen heeft en de borsten die U hebben gevoed.' (Lc. 11, 27), (2)[[6892|(2)]]
Met bekende teksten die uit de viering van Pinksteren afkomstig zijn (Veni, creator Spiritus, Veni, Sancte Spiritus, Aliae concessiones, pp. 70-71[[6314]] of met korte smeekbeden (Emitte Spiritus tuum et creabuntur ...) zijn de gelovigen gewoon de Geest aan te roepen vooral aan het begin van een activiteit of werk, evenals in bijzondere omstandigheden van ontreddering. Ook de rozenkrans nodigt bij het derde glorievolle geheim ertoe uit om de uitstorting van de Heilige Geest te overwegen. De gelovigen weten dat zij vooral bij het vormsel de Geest van wijsheid en raad ontvangen hebben, die hen leidt in het bestaan, de Geest van kracht en licht, die hen helpt belangrijke beslissingen te nemen en de beproevingen van het leven te doorstaan. Zij weten dat hun lichaam vanaf de dag van het doopsel een tempel is van de Heilige Geest en dus gerespecteerd en geëerd dient te worden, ook in de dood, en dat op de laatste dag de kracht van de Geest het zal doen verrijzen.
Terwijl de Heilige Geest in het gebed openstelt voor de gemeenschap met God, doet Hij tot de naaste naderen met gevoelens van ontmoeting, verzoening, getuigenis, verlangen naar gerechtigheid en vrede, vernieuwing van mentaliteit, werkelijke maatschappelijke vooruitgang en missionair elan. (Gal. 5, 16.22)[[b:Gal. 5, 16.22]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 4[[[703|4]]] vgl: Gaudium et Spes, 2[[[575|2]]] In deze geest wordt in sommige gemeenschappen het hoogfeest van Pinksteren gevierd als ’de dag van het lijden voor de missie’.Redemptoris Missio, 78[[4|78]]
Referenties naar alinea 156: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De tijd door het jaar
- Het hoogfeest van de Heilige Drie-eenheid
157
Op de zondag na Pinksteren viert de Kerk het hoogfeest van de Heilige Drie-eenheid. In de late Middeleeuwen bracht de devotie van de gelovigen voor het mysterie van de ene en drie-ene God - die vanaf de Karolingische tijd een belangrijke plaats in de privé-godsvrucht had gehad en uitingen van liturgische godsvrucht had doen ontstaan - Johannes XII ertoe in 1334 het feest van de Drie-eenheid uit te breiden tot de hele Latijnse Kerk. Deze gebeurtenis had op haar beurt een beslissende invloed bij het ontstaan en de ontwikkeling van sommige oefeningen van godsvrucht. Wat de volksvroomheid betreft jegens de vergeven Drie-eenheid, 'het centrale mysterie van de christelijke geloofsleer', Catechismus van de Katholieke Kerk, 234[[1|234]] is het hier niet zozeer nodig deze oefening van godsvrucht te vermelden, als wel te onderstrepen dat iedere echte vorm van christelijke godsvrucht noodzakelijk moet verwijzen naar de ware enige ene en drie-ene God, 'de almachtige Vader en zijn eniggeboren Zoon en de Heilige Geest'. Catechismus van de Katholieke Kerk, 233[[1|233]] Dat is het mysterie van God, zoals het ons in Christus en door Hem is geopenbaard. Zo manifesteert het zich in de heilsgeschiedenis. Deze is immers niets anders dan de geschiedenis van de wegen waarlangs en van de wijze waarop de ware en enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest, zich aan de mensen openbaart en zich met de mensen, die zich door de zonde van Hem afgekeerd hebben, verzoent en verenigt. Catechismus van de Katholieke Kerk, 234[[1|234]]
De oefeningen van godsvrucht die een trinitaire stempel en dimensie hebben, zijn werkelijk talloos. Het merendeel daarvan begint met het kruisteken en 'in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest':dezelfde formule als die waarmee de leerlingen van Jezus gedoopt zijn (Mt. 28, 19)[[b:Mt. 28, 19]] en waarmee zij een leven beginnen van innig contact met God, als kinderen van de Vader, broeder van de mens geworden Zoon, tempel van de Geest. Andere oefeningen van godsvrucht openen met 'Eer aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest', daarbij beginformules overnemend die gelijk zijn aan die van het huidige getijdengebed. Weer andere eindigen met de zegen die gegeven wordt in de naam van de drie goddelijke personen. En er is een niet gering aantal oefeningen van godsvrucht waarvan de gebeden overeenkomstig, het karakteristieke schema van het eucharistisch gebed zijn gericht 'tot de Vader door Christus in de Geest' en doxologische formules bieden die door liturgische teksten geïnspireerd zijn.
De oefeningen van godsvrucht die een trinitaire stempel en dimensie hebben, zijn werkelijk talloos. Het merendeel daarvan begint met het kruisteken en 'in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest':dezelfde formule als die waarmee de leerlingen van Jezus gedoopt zijn (Mt. 28, 19)[[b:Mt. 28, 19]] en waarmee zij een leven beginnen van innig contact met God, als kinderen van de Vader, broeder van de mens geworden Zoon, tempel van de Geest. Andere oefeningen van godsvrucht openen met 'Eer aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest', daarbij beginformules overnemend die gelijk zijn aan die van het huidige getijdengebed. Weer andere eindigen met de zegen die gegeven wordt in de naam van de drie goddelijke personen. En er is een niet gering aantal oefeningen van godsvrucht waarvan de gebeden overeenkomstig, het karakteristieke schema van het eucharistisch gebed zijn gericht 'tot de Vader door Christus in de Geest' en doxologische formules bieden die door liturgische teksten geïnspireerd zijn.
Referenties naar alinea 157: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
158
Zoals gezegd is in Deel I[1096 |+ 30 ] dit Directorium, is het cultisch leven een dialoog van God met de mens door Christus in de Heilige Geest. vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk, 76-80[[[1|76-80]]] Daarom is het noodzakelijk dat het gericht zijn op de Drie-eenheid ook in de volksvroomheid een constant element is. Het moet de gelovigen duidelijk zijn dat oefeningen van godsvrucht ter ere van de heilige Maagd, de engelen en de heiligen als uiteindelijk doel de Vader hebben - uit Wie alles voortkomt en naar Wie alles leidt - de Zoon, mens geworden, gestorven en verrezen, enige middelaar (1 Tim. 2, 5)[[b:1 Tim. 2, 5]] - zonder wie het onmogelijk is tot de Vader te komen (Joh. 14, 6)[[b:Joh. 14, 6]] - en de Geest, enige bron van genade en heiligen. Het is belangrijk het risico te vermijden dat men het idee koestert van een 'godheid' die geabstraheerd wordt van de goddelijke Personen.
Referenties naar alinea 158: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
159
Onder de oefeningen van godsvrucht die tot de drie-ene en ene God gericht zijn, is naast het bidden van de kleine doxologie (Eer aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest…) en de grote doxologie (Eer aan God in den hoge) te vermelden het Bijbelse (Heilig, Heilig, Heilig) en liturgische (Heilige God, Heilige sterkte, Heilige Onsterfelijke, ontferm U over ons) Trishagion, zeer verspreid in het oosten en ook in verschillende landen, ordes en congregaties in het westen.
Het liturgische Trishagion is geïnspireerd door andere, op het Bijbelse Trishagion gebaseerde liturgische gezangen – zoals het Sanctus in de liturgieviering., in de hymne Te Deum, in de Improperia van rite van de kruisverering op Goede Vrijdag, die op hun beurt afstammen van Jesaja 6, 3 (Jes. 6, 3)[b:Jes. 6, 3] en de Apokalyps 4, 8 (Openb. 4, 8)[b:Openb. 4, 8]. Het is een oefening van godsvrucht waarbij de biddenden in gemeenschap met de machten van de engelen herhaaldelijk de heilige, sterke en onsterfelijke God verheerlijken met uitingen van lof, ontleend aan de Heilige Schrift en de liturgie.
Het liturgische Trishagion is geïnspireerd door andere, op het Bijbelse Trishagion gebaseerde liturgische gezangen – zoals het Sanctus in de liturgieviering., in de hymne Te Deum, in de Improperia van rite van de kruisverering op Goede Vrijdag, die op hun beurt afstammen van Jesaja 6, 3 (Jes. 6, 3)[b:Jes. 6, 3] en de Apokalyps 4, 8 (Openb. 4, 8)[b:Openb. 4, 8]. Het is een oefening van godsvrucht waarbij de biddenden in gemeenschap met de machten van de engelen herhaaldelijk de heilige, sterke en onsterfelijke God verheerlijken met uitingen van lof, ontleend aan de Heilige Schrift en de liturgie.
Referenties naar alinea 159: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het hoogfeest van het Lichaam en Bloed van Christus
160
De donderdag volgend op het hoogfeest van de Heilige Drie-eenheid viert de Kerk het hoogfeest van het Heilig Lichaam en Bloed van de Heer[d:346]. Het feest, dat in 1264 door paus Urbanus IV uitgebreid werd tot de hele Latijnse Kerk, vormde enerzijds een antwoord van geloof en eredienst op de ketterse theorieën over de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in de eucharistie, anderzijds was het de bekroning van een beweging van vurige devotie voor het verheven altaarsacrament.
De volksvroomheid begunstigde derhalve het proces van de instelling van Sacramentsdag; op zijn beurt was dit weer een oorzaak van en aanleiding tot het ontstaan van nieuwe eucharistische godsvrucht bij het volk van God. Gedurende eeuwen is de viering van Sacramentsdag
De volksvroomheid begunstigde derhalve het proces van de instelling van Sacramentsdag; op zijn beurt was dit weer een oorzaak van en aanleiding tot het ontstaan van nieuwe eucharistische godsvrucht bij het volk van God. Gedurende eeuwen is de viering van Sacramentsdag
Referenties naar alinea 160: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
161
De devotie voor de Eucharistie, die zo geworteld is in het Christenvolk, moet echter opgevoed worden in het begrijpen van twee fundamentele werkelijkheden:
- het hoogste referentiepunt van de Eucharistie godsvrucht is het Pasen van de Heer; Pasen is immers volgend de visie van de Vaders het feest van de Eucharistie, evenals anderzijds de Eucharistie vóór alles het vieren is van Pasen, ofwel van het lijden, sterven en verrijzen van Jezus;
- iedere vorm van eucharistische devotie verwijst intrinsiek naar het Eucharistie offer, ofwel omdat het voorbereidt op de viering ervan, ofwel omdat het een verlenging is van de daardoor opgewekte cultische en existentiële gerichtheid.
Referenties naar alinea 161: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
162
De processie op het hoogfeest van het Lichaam en Bloed van Christus is, om zo te zeggen, de ’standaardvorm’ van de eucharistische processies. Zij is inderdaad een ’verlengstuk’ van de Eucharistieviering: onmiddellijk na de mis wordt de hostie die daarin geconsacreerd is, buiten het kerkgebouw gebracht, opdat het Christenvolk ’publiekelijk een getuigenis aflegt van geloof en verering voor het Allerheiligste Sacrament’. Diverse vieringen en de H. Mis, (101)[[4211|(101)]] vgl: Codex Iuris Canonici, 944[[[30|+1084]]]
De gelovigen begrijpen en beminnen de waarden die diep geworteld zijn in de sacramentsprocessie: zij voelden zich ’God volk’ dat op weg is met zijn Heer, het geloof belijdend in Hem die waarlijk ’God met ons’ geworden is.
Het is echter noodzakelijk dat bij eucharistische processies de normen die het houden ervan regelen, in acht genomen worden, Diverse vieringen en de H. Mis, (101-108)[[4211|(101-108)]] De sacra communione et de cultu mysterii eucharistici extra Missam[[2523]] in het bijzonder die welke de waardigheid ervan en de aan het Allerheiligste Sacrament verschuldigde eerbied garanderen. Diverse vieringen en de H. Mis, (101-102)[[4211|(101-102)]] De sacra communione et de cultu mysterii eucharistici extra Missam[[2523]] Het is ook noodzakelijk dat de typische elementen van de volksvroomheid, zoals het versieren van · straten en ramen, de bloemenhulde en de rustaltaren onderweg, waar het Allerheiligste neergezet zal worden, de liederen en de gebeden, 'allen ertoe brengen hun geloof in Christus te tonen, slechts gericht als zij zijn op de lof van de Heer' Diverse vieringen en de H. Mis, (104)[[4211|(104)]] De sacra communione et de cultu mysterii eucharistici extra Missam[[2523]] en dat ze wars zijn van iedere vorm van wedijver.
De gelovigen begrijpen en beminnen de waarden die diep geworteld zijn in de sacramentsprocessie: zij voelden zich ’God volk’ dat op weg is met zijn Heer, het geloof belijdend in Hem die waarlijk ’God met ons’ geworden is.
Het is echter noodzakelijk dat bij eucharistische processies de normen die het houden ervan regelen, in acht genomen worden, Diverse vieringen en de H. Mis, (101-108)[[4211|(101-108)]] De sacra communione et de cultu mysterii eucharistici extra Missam[[2523]] in het bijzonder die welke de waardigheid ervan en de aan het Allerheiligste Sacrament verschuldigde eerbied garanderen. Diverse vieringen en de H. Mis, (101-102)[[4211|(101-102)]] De sacra communione et de cultu mysterii eucharistici extra Missam[[2523]] Het is ook noodzakelijk dat de typische elementen van de volksvroomheid, zoals het versieren van · straten en ramen, de bloemenhulde en de rustaltaren onderweg, waar het Allerheiligste neergezet zal worden, de liederen en de gebeden, 'allen ertoe brengen hun geloof in Christus te tonen, slechts gericht als zij zijn op de lof van de Heer' Diverse vieringen en de H. Mis, (104)[[4211|(104)]] De sacra communione et de cultu mysterii eucharistici extra Missam[[2523]] en dat ze wars zijn van iedere vorm van wedijver.
Referenties naar alinea 162: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
163
Een eucharistische processie sluit gewoonlijk af met de zegening met het Allerheiligste Sacrament. In het bijzondere geval van de sacramentsprocessie vormt de zegen het plechtig slot van de hele viering. In plaats van de gebruikelijke zegen van de priester wordt de zegen met het Allerheiligste Sacrament gegeven.
Het is belangrijk dat de gelovigen begrijpen dat de zegen met het Allerheiligste Sacrament niet een op zich staande vorm van eucharistische vroomheid is, maar het afsluitende ogenblik van een cultische ontmoeting die op voldoende wijze verlengd is. Daarom verbiedt de liturgische norm ‘de uitstelling die alleen maar gedaan wordt voor het geven van de zegen’. Diverse vieringen en de H. Mis, (81)[[4211|(81)]]
Het is belangrijk dat de gelovigen begrijpen dat de zegen met het Allerheiligste Sacrament niet een op zich staande vorm van eucharistische vroomheid is, maar het afsluitende ogenblik van een cultische ontmoeting die op voldoende wijze verlengd is. Daarom verbiedt de liturgische norm ‘de uitstelling die alleen maar gedaan wordt voor het geven van de zegen’. Diverse vieringen en de H. Mis, (81)[[4211|(81)]]
Referenties naar alinea 163: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De eucharistische aanbidding
164
De aanbidding van het Allerheiligste Sacrament is een bijzonder verbreide uiting van verering voor de Eucharistie, waartoe de Kerk herders en gelovigen ten zeerste aanspoort.
Haar oorspronkelijke vorm kan men laten teruggaan op de verering die op Witte Donderdag volgt op de viering van de mis ter gelegenheid van het Laatste Avondmaal en op de overbrenging van de heilige gedaanten. Zij brengt in hoge mate het verband tot uitdrukking dat bestaat tussen de viering van de gedachtenis van het offer van de Heer en zijn blijvende tegenwoordigheid in de geconsacreerde gedaanten. Het bewaren van de geconsacreerde gedaanten – vooral op de grond van de noodzaak er op ieder ogenblik over te kunnen beschikken om het viaticum aan de zieken toe te dienen – deed bij de gelovigen de prijzenswaardige gewoonte ontstaan in stilte te bidden voor de tabernakel om Christus, in het sacrament tegenwoordig, te vereren. vgl: Mediator Dei et hominum, 127-135[[[419|127-135]]] vgl: Mysterium Fidei, 56-63[[[392|56-63]]] vgl: Eucharisticum Mysterium, 49-50[[[1560|49-50]]] vgl: Diverse vieringen en de H. Mis, (5)[[[4211|(5)]]] vgl: De sacra communione et de cultu mysterii eucharistici extra Missam[[[2523]]]
Immers, ’het geloof in de werkelijke tegenwoordigheid van de Heer leidt vanzelf tot een uiterlijke en publiekelijke manifestatie van dit geloof (...). De godsvrucht die de gelovigen ertoe brengt om het heilig Sacrament te bezoeken, is dus voor hen een aansporing om ten volle deel te nemen aan het Paasmysterie en in dankbaarheid te beantwoorden aan de gave van Hem, die door zijn mensheid het goddelijk leven voortdurend uitstort in de ledematen van zijn Lichaam. Bij Christus de Heer verblijven, genieten zij een vertrouwelijke omgang met Hem; zij openbaren Hem hun diepste verlangens voor zichzelf en voor allen, die hun dierbaar zijn, en bidden voor de vrede en het heil van de wereld. Samen met Christus bieden zij heel hun leven aan de Vader aan in de Heilige Geest en ontvangen zij als wonderbare wedergave een vermeerdering van geloof, hoop en liefde. Zo versterken zij die goede gesteltenis, waarin zij met de vereiste godsvrucht de gedachtenis van de Heer kunnen vieren en dit brood, ons door de Vader geschonken, dikwijls kunnen ontvangen’. vgl: Eucharisticum Mysterium, 49-50[[[1560|49-50]]]
Haar oorspronkelijke vorm kan men laten teruggaan op de verering die op Witte Donderdag volgt op de viering van de mis ter gelegenheid van het Laatste Avondmaal en op de overbrenging van de heilige gedaanten. Zij brengt in hoge mate het verband tot uitdrukking dat bestaat tussen de viering van de gedachtenis van het offer van de Heer en zijn blijvende tegenwoordigheid in de geconsacreerde gedaanten. Het bewaren van de geconsacreerde gedaanten – vooral op de grond van de noodzaak er op ieder ogenblik over te kunnen beschikken om het viaticum aan de zieken toe te dienen – deed bij de gelovigen de prijzenswaardige gewoonte ontstaan in stilte te bidden voor de tabernakel om Christus, in het sacrament tegenwoordig, te vereren. vgl: Mediator Dei et hominum, 127-135[[[419|127-135]]] vgl: Mysterium Fidei, 56-63[[[392|56-63]]] vgl: Eucharisticum Mysterium, 49-50[[[1560|49-50]]] vgl: Diverse vieringen en de H. Mis, (5)[[[4211|(5)]]] vgl: De sacra communione et de cultu mysterii eucharistici extra Missam[[[2523]]]
Immers, ’het geloof in de werkelijke tegenwoordigheid van de Heer leidt vanzelf tot een uiterlijke en publiekelijke manifestatie van dit geloof (...). De godsvrucht die de gelovigen ertoe brengt om het heilig Sacrament te bezoeken, is dus voor hen een aansporing om ten volle deel te nemen aan het Paasmysterie en in dankbaarheid te beantwoorden aan de gave van Hem, die door zijn mensheid het goddelijk leven voortdurend uitstort in de ledematen van zijn Lichaam. Bij Christus de Heer verblijven, genieten zij een vertrouwelijke omgang met Hem; zij openbaren Hem hun diepste verlangens voor zichzelf en voor allen, die hun dierbaar zijn, en bidden voor de vrede en het heil van de wereld. Samen met Christus bieden zij heel hun leven aan de Vader aan in de Heilige Geest en ontvangen zij als wonderbare wedergave een vermeerdering van geloof, hoop en liefde. Zo versterken zij die goede gesteltenis, waarin zij met de vereiste godsvrucht de gedachtenis van de Heer kunnen vieren en dit brood, ons door de Vader geschonken, dikwijls kunnen ontvangen’. vgl: Eucharisticum Mysterium, 49-50[[[1560|49-50]]]
Referenties naar alinea 164: 1
Sacramentum Caritatis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
165
In de aanbidding van de Allerheiligste Sacrament komen liturgische vormen en uitingen van volksvroomheid samen waarvan het niet gemakkelijk is de grenzen precies te onderscheiden.
Deze aanbidding kan op verschillende wijze gestalte krijgen: Over de aflaten die toegekend worden aan de eucharistische Aanbidding en de processie[[6314|(7)]]
Deze aanbidding kan op verschillende wijze gestalte krijgen: Over de aflaten die toegekend worden aan de eucharistische Aanbidding en de processie[[6314|(7)]]
- een eenvoudig bezoek aan het Allerheiligste Sacrament dat in het tabernakel rust: een korte ontmoeting met Christus, welke door het geloof in het tegenwoordigheid wordt aanbevolen, wordt gekenmerkt door stil gebed;
- de aanbidding voor het Sacrament dat overeenkomstig de liturgische normen uitgesteld is in de monstrans of de pyxis voor langere of kortere tijd; vgl: Diverse vieringen en de H. Mis, (82-90)[[[4211|(82-90)]]] vgl: De sacra communione et de cultu mysterii eucharistici extra Missam[[[2523]]] vgl: CIC can. 941[[[30|+1081+2717]]]
- de zogenaamde altijddurende aanbidding en de aanbidding van het veertigurengebed die een hele religieuze gemeenschap of een eucharistische vereniging of een parochiegemeenschap betreft en die de gelegenheid biedt voor talrijke uitingen van eucharistische godsvrucht. vgl: Codex Iuris Canonici, 942[[[30|942]]]
Referenties naar alinea 165: 1
Sacramentum Caritatis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het Heilig Hart van Christus
166
Op de vrijdag na de tweede zondag na Pinksteren viert de Kerk het hoogfeest van het Heilig Hart van Jezus. Behalve de liturgieviering hebben vele andere uitingen van godsvrucht het Hart van Christus als onderwerp. Er is immers geen twijfel dat de devotie tot het Hart van de Verlosser een van de meest verbreide en meest geliefde uitingen is geweest en nog is van de godsvrucht van de Kerk. In het licht van de goddelijke Schrift verstaan, geeft de uitdrukking ’Hart van Christus’ het mysterie zelf van Christus aan, de totaliteit van zijn wezen, zijn persoon, beschouwd in zijn diepste en wezenlijk kern: Zoon van God, niet geschapen wijsheid, oneindige liefde, begin van heil en heiliging voor heel de mensheid. Het ‘Hart van Christus’, is Christus, het vlees geworden en verlossend Woord, met oneindige goddelijk-menselijke liefde in de Geest en met heel zijn wezen gericht op de Vader en op de mensen, zijn broeders en zusters.
Referenties naar alinea 166: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
167
De devotie voor het Hart van Jezus heeft, zoals de pausen van Rome dikwijls vermeld hebben, een hecht fundament in de Schrift. vgl: Annum Sacrum[[[1025]]] vgl: Haurietis aquas in gaudio[[[271]]] vgl: Investigabiles Divitias Christi[[[2678]]] vgl: Boodschap bij gelegenheid van het eeuwfeest van de toewijding van het mensdom aan het Allerheiligst Hart van Jezus[[[2975]]]
Jezus, die één is met de Vader (Joh. 10, 30)[[b:Joh. 10, 30]], nodigt zijn leerlingen uit te leven in innige gemeenschap met Hem en zijn persoon en woord aan te nemen als gedragsnorm. Hij openbaart zich als een meester, ’zachtmoedig en nederig van hart’. (Mt. 11, 29)[[b:Mt. 11, 29]] Men kan in zekere zin zeggen dat de devotie tot het hart van Jezus het in cultische termen vertalen is van de blik waarmee overeenkomstig het woord van de profeet in het evangelie alle generaties van Christenen zullen opzien naar Hem die doorboord is (Joh. 19, 37; Zach. 12, 10)[[b:Joh. 19, 37; Zach. 12, 10]], d.w.z. zullen opzien naar de door de lans doorboorde zijde van Christus, waaruit bloed en water vloeiden (Joh. 19, 34)[[b:Joh. 19, 34]], het symbool van het ’wonderbaarlijk sacrament van heel de Kerk’. Sacrosanctum Concilium, 5[[570|5]] vgl: 138, 2: CCL 40, p. 1991[[[838]]]
De tekst bij Johannes die het tonen van de handen en de zijde door Christus aan de leerlingen verhaalt (Joh. 20, 20)[[b:Joh. 20, 20]] en de uitnodiging van Hem aan Thomas zijn hand uit te strekken en te leggen in zijn zijde (Joh. 20, 27)[[b:Joh. 20, 27]], heeft ook een aanzienlijke invloed gehad bij het ontstaan en de ontwikkeling van de godsvrucht van de Kerk jegens het Heilig Hart.
Jezus, die één is met de Vader (Joh. 10, 30)[[b:Joh. 10, 30]], nodigt zijn leerlingen uit te leven in innige gemeenschap met Hem en zijn persoon en woord aan te nemen als gedragsnorm. Hij openbaart zich als een meester, ’zachtmoedig en nederig van hart’. (Mt. 11, 29)[[b:Mt. 11, 29]] Men kan in zekere zin zeggen dat de devotie tot het hart van Jezus het in cultische termen vertalen is van de blik waarmee overeenkomstig het woord van de profeet in het evangelie alle generaties van Christenen zullen opzien naar Hem die doorboord is (Joh. 19, 37; Zach. 12, 10)[[b:Joh. 19, 37; Zach. 12, 10]], d.w.z. zullen opzien naar de door de lans doorboorde zijde van Christus, waaruit bloed en water vloeiden (Joh. 19, 34)[[b:Joh. 19, 34]], het symbool van het ’wonderbaarlijk sacrament van heel de Kerk’. Sacrosanctum Concilium, 5[[570|5]] vgl: 138, 2: CCL 40, p. 1991[[[838]]]
De tekst bij Johannes die het tonen van de handen en de zijde door Christus aan de leerlingen verhaalt (Joh. 20, 20)[[b:Joh. 20, 20]] en de uitnodiging van Hem aan Thomas zijn hand uit te strekken en te leggen in zijn zijde (Joh. 20, 27)[[b:Joh. 20, 27]], heeft ook een aanzienlijke invloed gehad bij het ontstaan en de ontwikkeling van de godsvrucht van de Kerk jegens het Heilig Hart.
Referenties naar alinea 167: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
168
Deze en andere teksten die de Christus voorstellen als het Paaslam, dat zegeviert, ook al is het geslacht (Openb. 5, 6)[[b:Openb. 5, 6]], waren een onderwerp van voortdurende meditatie bij de heilige Vaders, die de rijkdom ervan op leerstellig gebied onthulden en de gelovigen soms de uitnodigden door te dringen in het mysterie van Christus via de in zijn zijde geopende deur. Zo zegt de heilige Augustinus: 'De ingang is toegankelijk: Christus is de deur ... Ook voor u ging die open, toen zijn zijde door de lans geopend werd. Denk aan wat eruit naar buiten kwam; kies derhalve voor de plaats waar u kunt binnengaan. Uit de zijde van de Heer, die aan het kruis hing en stierf, vloeiden bloed en water, toen zij door de lans geopend werd. In het water is uw reiniging gelegen, in het bloed uw verlossing'. 311, 3: PL 38, 1495[[880]]
Referenties naar alinea 168: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
169
De Middeleeuwen zijn een periode geweest die bijzonder vruchtbaar was voor de ontwikkeling van de devotie tot het Hart van de Verlosser. Mensen die uitmuntten in heiligheid en leer - zoals de heilige Bernardus (+ 1153), de heilige Bonaventura (+ 1274), mystici, zoals de heilige Lutgart (+ 1246), de heilige Michteld van Maagdenburg (+ 1282), de heilige gezusters Mathilde (+ 1299) en Gertrudis (+ 1302) van het klooster van Helfta, Ludulfus van Saksen (+ 1378), de heilige Caterina van Siena (+ 1380) - verdiepten het mysterie van het Hart van Jezus. Daarin zagen zij 'het toevluchtsoord' waar men bescherming kan vinden, de zetel van barmhartigheid, de plaats voor een ontmoeting met Hem, de bron van de oneindige liefde van de Heer, de bron waaruit het water van de Geest opwelt, het ware beloofde land en het ware paradijs.
Referenties naar alinea 169: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
170
In de moderne tijd heeft de verering van het Hart van de Heiland nieuwe ontwikkelingen gekend. In een tijd waarin het jansenisme de strengheid van de goddelijke gerechtigheid verkondigde, vormde de devotie tot het Hart van Christus een doeltreffend tegengif waardoor in de gelovigen de liefde voor de Heer en het vertrouwen in zijn oneindige barmhartigheid, waarvan het Hard onderpand en symbool is, konden worden opgewekt. De heilige Franciscus van Sales (+ 1622), die als norm van leven en apostolaat de fundamentele houding van het Hart van Jezus aannam - d.w.z. nederigheid, zachtmoedigheid (Mt. 11, 29)[[b:Mt. 11, 29]], tedere en barmhartige liefde - de heilige Margareta Maria Alacoque (+ 1690), aan wie de Heer herhaaldelijk de rijkdom van zijn Hart toonde, de heilige Johannes Eudes (+ 1680), die de liturgische verering van het Heilige Hart bevorderde, de heilige Claude de la Colombière (+ 1682), de heilige Johannes Bosco (+ 1888) en andere mannelijke en vrouwelijke heiligen zijn uitmuntende apostelen geweest van de devotie tot het Heilige Hart.
Referenties naar alinea 170: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
171
174
174
De vormen van devotie tot het Hart van de Verlosser zijn zeer talrijk; sommige zijn uitdrukkelijk goedgekeurd en worden veelvuldig aanbevolen door de Apostolische Stoel. Hieronder te vermelden:
- De persoonlijke toewijding, die volgens Pius XI ’van alle praktijken die betrekking hebben op het Heilig Hart, ongetwijfeld de belangrijkste is’; Miserentissimus Redemptor, 7[[643|7]]
- de toewijding van het gezin, waardoor het huisgezin (dat krachtens het sacrament van het huwelijk aan het mysterie van eenheid in liefde tussen Christus en de Kerk reeds deelgenoot is) aan de Heer wordt toegewijd, opdat Hij heerst in het hart van ieder van zijn leden;
- de act van eerherstel, een gebedsformule waarmee de gelovige, Christus’ oneindige goedheid indachtig, om barmhartigheid wil smeken en de beledigingen die op zovele wijzen zijn zeer geliefde Hart zijn aangedaan, wil goedmaken;
- de praktijk van de negen eerste vrijdagen van de maand, die voortkomt uit de ’grote belofte’, Door Jezus gedaan aan de heilige Margareta Maria Alacoque. In een tijd waarin de sacramentele communie zeer zeldzaam was bij de gelovigen, droeg de praktijk van de negen eerste vrijdagen van de maand op aanzienlijke wijze bij aan het herstel van het veelvuldig ontvangen van het boetesacrament en de Eucharistie. In onze tijd kan de devotie van de eerste vrijdag van de maand, als zij op een pastoraal juiste wijze gepraktiseerd wordt, ongetwijfeld nog geestelijke vruchten dragen. Het is echter noodzakelijk dat de gelovigen op passende wijze geïnstrueerd worden over het feit dat men op een dergelijke praktijk niet een vertrouwen moet stellen dat grenst aan ijdele lichtgelovigheid. Zulke lichtgelovigheid zou bestaan, als men zou menen dat die praktijk met betrekking tot het heil de niet te onderdrukken eisen van het werkzame geloof en de inzet om een leven overeenkomstig het evangelie te leiden ongedaan maakt. Ook moeten de gelovigen voldoende onderricht worden over de absoluut overheersende waarde van de zondag, het ’allereerste feest’, Sacrosanctum Concilium, 106[[570|106]] dat gekenmerkt moet worden door de volledige deelname van de gelovigen aan de Eucharistieviering.
Referenties naar alinea 171: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
172
De devotie tot het Heilig Hart vormt een grote historische uiting van de godsvrucht van de Kerk voor Jezus Christus, haar Bruidegom en Heer. Zij vraagt een fundamentele houding die bestaat uit bekering en herstel, liefde en dankbaarheid, apostolische inzet en toewijding tegenover Christus en zijn heilswerk. Daarom bevelen de Apostolische Stoel en de bisschoppen haar aan en bevorderen zij een vernieuwing hiervan: in de linguïstische en iconografische uitingen, in de bewustwording van haar Bijbelse wortels en haar band met de grootste geloofswaarheden, in het bevestigen van de voorrang die de liefde tot god en de naaste heeft, die de wezenlijke inhoud van de devotie zelf is.
Referenties naar alinea 172: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
173
De volksvroomheid neigt ertoe een devotie te identificeren met haar iconografische voorstelling. Dat is een normaal feit, dat zonder meer positieve aspecten heeft, maar ook enkele nadelen ten gevolge kan hebben. Een iconografisch type dat niet beantwoordt aan de smaak van de gelovigen, kan leiden tot een mindere waardering voor het onderwerp van de devotie, onafhankelijk van haar theologisch fundament en haar historische heilsinhoud. Zo is het gegaan met de devotie voor het Heilig Hart. Bepaalde kitscherige, soms suikerzoete beeltenissen, die niet in staat zijn om de solide theologische inhoud tot uitdrukking te brengen, bevorderen niet het naderen van de gelovigen tot het Hart van Heiland. In onze tijd zien men met instemming dat men zich erop richt dat Heilig Hart voor te stellen met verwijzing naar het ogenblik van de kruisiging. Waar de liefde van Christus in de hoogste graag zichtbaar wordt. Het Heilig Hart is de gekruisigde Christus met de door de lans geopende zijde, waaruit bloed en water vloeien. (Joh. 19, 34)[[b:Joh. 19, 34]]
Referenties naar alinea 173: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
174
Op de dag na het hoogfeest van het Heilig Hart van Jezus viert de Kerk de gedachtenis van het Onbevlekt Hart van Maria. Het feit dat de twee vieringen kort na elkaar plaatsvinden, is op zich al een liturgisch teken van het nauwe verband tussen beide: het mysterium van het Hart van de Verlosser wordt geprojecteerd en weerspiegeld in het Hart van de Moeder, die ook deelgenoot en leerlinge is. Zoals het hoogfeest van het Heilig Hart de heilsmysteries van Christus viert op synthetische wijze door ze te herleiden tot hun bron – namelijk het hart -, zo is de gedachtenis van het Onbevlekt Hart van Maria de samenvattende viering van de deelname ’van harte’ aan het heilswerk van haar Zoon: van de menswording tot de dood en verrijzenis, tot de gave van de Geest.
De devotie tot het Onbevlekt Hart van Maria heeft zich ten gevolge van de verschijningen van de Maagd in Fatima in 1917 zeer verbreid. Bij de vijfentwintigste verjaardag hiervan in 1942 wijdde Pius XII de Kerk en de mensheid toe aan het Onbevlekt Hart van Maria uitgebreid tot heel de Kerk.
De uitingen van volksvroomheid voor het Hart van Maria zijn een getrouwe weergave van die ter ere van het Hart van Christus, ook al behouden zij de onoverbrugbare afstand tussen de Zoon, ware God, en de Moeder, slechts een schepsel: toewijding van de individuele gelovigen, gezinnen, religieuze gemeenschappen, naties, vgl: Mais de uma vez[[[415]]] vgl: Toewijding van de wereld aan het Onbevlekt Hart van Maria[[[165]]] eerherstel, door het gebed tot stand gebracht, versterving, werken van barmhartigheid, de praktijk van de vijf eerste zaterdagen van de maand.
Wat de devotie van de sacramentele communie op de vijf eerste, op elkaar volgende zaterdagen betreft, gelden de opmerkingen die gemaakt zijn naar de aanleiding van de eerste negen vrijdagen zie nr. 171 hierboven[[al:171]]: nadat men iedere overwaardering van het tijdelijk teken verwijderd en de communie op de juiste wijze een plaats gegeven heeft binnen de context van de viering van de Eucharistie, moet de godvruchtige praktijk verwezenlijkt worden als een gelegenheid die gunstig is om intens, met een door de Maagd geïnspireerde houding het Paasmysterie te beleven dat men in de Eucharistie viert.
De devotie tot het Onbevlekt Hart van Maria heeft zich ten gevolge van de verschijningen van de Maagd in Fatima in 1917 zeer verbreid. Bij de vijfentwintigste verjaardag hiervan in 1942 wijdde Pius XII de Kerk en de mensheid toe aan het Onbevlekt Hart van Maria uitgebreid tot heel de Kerk.
De uitingen van volksvroomheid voor het Hart van Maria zijn een getrouwe weergave van die ter ere van het Hart van Christus, ook al behouden zij de onoverbrugbare afstand tussen de Zoon, ware God, en de Moeder, slechts een schepsel: toewijding van de individuele gelovigen, gezinnen, religieuze gemeenschappen, naties, vgl: Mais de uma vez[[[415]]] vgl: Toewijding van de wereld aan het Onbevlekt Hart van Maria[[[165]]] eerherstel, door het gebed tot stand gebracht, versterving, werken van barmhartigheid, de praktijk van de vijf eerste zaterdagen van de maand.
Wat de devotie van de sacramentele communie op de vijf eerste, op elkaar volgende zaterdagen betreft, gelden de opmerkingen die gemaakt zijn naar de aanleiding van de eerste negen vrijdagen zie nr. 171 hierboven[[al:171]]: nadat men iedere overwaardering van het tijdelijk teken verwijderd en de communie op de juiste wijze een plaats gegeven heeft binnen de context van de viering van de Eucharistie, moet de godvruchtige praktijk verwezenlijkt worden als een gelegenheid die gunstig is om intens, met een door de Maagd geïnspireerde houding het Paasmysterie te beleven dat men in de Eucharistie viert.
Referenties naar alinea 174: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het Kostbaar Bloed van Christus
175
In de Bijbelse openbaring blijkt zowel in de typologische fase van het Oude Testament, als in die van vervulling en vervolmaking van het Nieuwe Testament het bloed zeer nauw verbonden te zijn met leven en als tegenstelling – met dood, uittocht en Pasen, priesterschap en cultische offers, met verlossing en verbond.
De oudtestamentische voorafbeeldingen met betrekking tot het bloed en zijn verlossende waarde zijn op volmaakte wijze tot vervulling gekomen in Christus, vooral in zijn Pasen van dood en verrijzenis. Daarom staat het mysterie van het bloed van Christus in het middelpunt van het geloof en het heil.
Aan het mysterie van het verlossend bloed herinneren of hiernaar verwijzen:
De oudtestamentische voorafbeeldingen met betrekking tot het bloed en zijn verlossende waarde zijn op volmaakte wijze tot vervulling gekomen in Christus, vooral in zijn Pasen van dood en verrijzenis. Daarom staat het mysterie van het bloed van Christus in het middelpunt van het geloof en het heil.
Aan het mysterie van het verlossend bloed herinneren of hiernaar verwijzen:
- de gebeurtenis van de menswording van het Woord (Joh. 1, 14)[[b:Joh. 1, 14]] en de rite van het opnemen van de pasgeboren Jezus in het volk van het Oude Verbond door middel van de besnijdenis (Lc. 2, 21)[[b:Lc. 2, 21]];
- de Bijbelse voorstelling van het Lam, rijk aan aspecten en implicaties: ’Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt’ (Joh. 1, 29.36)[b:Joh. 1, 29.36], waarmee het beeld samenvloeit van de ’lijdende Dienaar’ van Jes. 53 die het lijden en de zonde van de mensheid op zich neemt (Jes. 53, 4-5)[[b:Jes. 53, 4-5]], ’het Paaslam’ (Ex. 12, 1; Joh. 12, 36)[[b:Ex. 12, 1; Joh. 12, 36]]’, symbool van de verlossing van Israël (Hand. 8, 31-35; 1 Kor. 5, 7; 1 Pt. 1, 18-20)[[b:Hand. 8, 31-35; 1 Kor. 5, 7; 1 Pt. 1, 18-20]];
- de ’kelk van het lijden’, waarover Jezus spreekt, met een toespeling op zijn aanstaande verlossende dood, wanneer Hij de zonen van Zebedeüs vraagt: ’Zijt gij in staat de beker te drinken die Ik ga drinken?’ (Mt. 20, 22)[b:Mt. 20, 22] (Mc. 10, 38)[[b:Mc. 10, 38]] en de kelk van de doodsstrijd in de hof van Olijven (Lc. 22, 42-43)[[b:Lc. 22, 42-43]], gepaard gaande met het zweten van druppels bloed (Lc. 22, 44)[[b:Lc. 22, 44]];
- de kelk van de Eucharistie, die in het teken van wijn het bloed bevat van het nieuwe, altijddurende Verbond, vergoten tot vergeving van de zonden, en de gedachtenis is van het Pasen van de Heer (1 Kor. 11, 25)[[b:1 Kor. 11, 25]] en de drank van het heil overeenkomstig het woord van de Meester: ’Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag’ (Joh. 6, 54)[b:Joh. 6, 54];
- de gebeurtenissen van de dood, omdat Christus hemel en aarde verzoende door zijn aan het kruis vergoten bloed (Kol. 1, 20)[[b:Kol. 1, 20]];
- de lansstoot die het geofferde Lam doorboorde. Uit zijn doorboorde zijde vloeiden bloed en water (Joh. 19, 34)[[b:Joh. 19, 34]], een bewijs van de verlossing die plaats had gevonden, een aanwijzing van het sacramentele leven van de Kerk – water en bloed, doopsel en Eucharistie – en een symbool van de Kerk die geboren is uit de Christus, die op het kruis sluimerde. vgl: Sacrosanctum Concilium, 5[[[570|5]]]
Referenties naar alinea 175: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
176
Bij het mysterie van het bloed sluiten op bijzondere wijze de christologische titels aan – van Verlosser: Christus heeft ons immers met zijn onschuldig en kostbaar bloed bevrijd uit de oude slavernij (1 Pt. 1, 19)[[b:1 Pt. 1, 19]] en ’reinigt ons van elke zonde’ (1 Joh. 1, 7)[b:1 Joh. 1, 7], - van Priester ’van de toekomstige goederen’, omdat Christus ’niet met het bloed van bokken en kalveren, maar met zijn eigen bloed het heiligdom is binnengegaan, eens en voor altijd, en voor ons een eeuwige verlossing verworven heeft’ (Heb. 9, 11-12)[b:Heb. 9, 11-12], - van getrouwe getuige (Openb. 1, 5)[[b:Openb. 1, 5]], wreker van het bloed der martelaren (Openb. 6, 10)[[b:Openb. 6, 10]], die ’vermoord waren om het woord van God en het getuigenis dat zij hadden afgelegd’ (Openb. 6, 9)[b:Openb. 6, 9], - van Koning die als God ’heerst vanaf het kruishout’, getooid met het purper van het eigen bloed, - van Bruidegom en Lam Gods, in wiens bloed de leden van de kerkgemeenschap – de Bruid – hun gewaden hebben gewassen. (Openb. 7, 14; Ef. 5, 25-27)[[b:Openb. 7, 14; Ef. 5, 25-27]]
Referenties naar alinea 176: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
177
Het bijzondere belang van het verlossende bloed heeft ertoe geleid dat de herinnering hieraan een centrale en wezenlijke plaats inneemt in de viering van het mysterie van de eredienst. Dit gebeurt vooral in het middelpunt zelf van de eucharistische bijeenkomst waarin de Kerk als dankzegging ’de kelk der zegening’ (1 Kor. 10, 16)[b:1 Kor. 10, 16] (Ps. 116, 13)[[b:Ps. 116, 13]] opheft tot God de Vader en deze gelovigen aanreikt als sacrament van ware ’gemeenschap met het bloed van Christus’ (1 Kor. 10, 16)[b:1 Kor. 10, 16]; en vervolgens in de loop van het liturgisch jaar. De Kerk herdenkt van het Lichaam en Bloed van Christus (de donderdag na het hoogfeest van de Heilige Drie-eenheid), maar ook bij talrijke andere vieringen, zodat het cultisch herdenken van het bloed van onze verlossing (1 Pt. 1, 19)[[b:1 Pt. 1, 19]] door heel het jaar heen loopt. Zo zingt de Kerk bijvoorbeeld in de kersttijd bij het getijde van de Vespers:
’Nos quoaue, qui sancto tuo
redempti sumus sanguine,
ob diem natalis tui
hymnum novum concinimus’
(En wij die door uw schuldloos reinVooral in het Paastriduüm zijn echter de waarde en de verlossende werking van het bloed van Christus onderwerp van voortdurende en aanbiddende gedachtenis. Op Goede Vrijdag weerklinkt gedurende de kruisverering het gezang:
en heilig bloed gewassen zijn,
zingen een nieuw lied
U ter eer op uw geboortedag, o Heer).
’Mite corpus perforatur, sanguis unde profluit;
terra, pontus, aster, mundus quo lavantur flumina!’
(Eenzaam hangt Hij en terzijde.en op de dag zelf van Pasen:
Dorens, spijkers, felle speer, . doen zijn teder lichaam lijden,
bloed en water stroomt terneer,
wat voor stroom komt U bevrijden,
aarde, zee en sterrenheer!),
'Cuius corpus santissimim
in ara crusis torridum,
sed et cruorum roseum
gustando, Deo vivimus’
(Wiens lichaam is als offerprijs,Op sommige plaatsen en op bijzondere kalenders wordt het feest van het Kostbaar Bloed van Christus nog op 1 juli gevierd: daar word herinnerd aan de titels van de Verlosser.
verbrand op ’t altaar van het kruis,
wiens rode bloed wij drinken tot
ons eeuwig heil, tot vrede in God).
Referenties naar alinea 177: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
178
Van de liturgische eredienst is de verering van het Bloed van Christus overgegaan naar de volksvroomheid, die hiervoor ruim plaats heeft ingeruimd en talrijke uitingen kent. Hieronder kunnen vermeld worden:
- de kroon van het Kostbaar Bloed van Christus, waarbij de Bijbellezingen en gebeden zeven keren dat Christus bloed vergoten heeft’, expliciet of impliciet in de evangelies vermeld, het onderwerp zijn van godvruchtige overweging: het bloed, vergoten bij de besnijdenis, in de hof van Olijven, bij de geseling, bij de kroning met doornen, bij de opgang naar de Calvarieberg, bij de kruisiging en bij de steek, toegebracht door de lans;
- de litanie van het Bloed van Christus: de opbouw van de tekst van het huidige, door paus Johannes XXIII op 24 februari 1960 goedgekeurde formulier Pretiosissimi Sanguinis Agni[[5819]] verloopt volgens een stramien waarbij de heilshistorische lijn goed zichtbaar is en de verwijzingen naar de Bijbel talrijk zijn;
- het Uur voor de aanbidding van het Kostbaar Bloed van Christus, dat een grote verscheidenheid aan vormen aanneemt, maar zich één doel stelt: de lof en de aanbidding van het bloed van Christus, tegenwoordig in de Eucharistie, het danken voor de weldaden van de verlossing, het gebed om barmhartigheid en vergeving te verkrijgen, het aanbieden van het kostbaar bloed voor het welzijn van de Kerk;
- de Via sanguinis: een recentelijk ingestelde oefening van godsvrucht die om antropologische en culturele redenen ontstaan is in Afrika, waar zij tegenwoordig bijzonder verbreid is onder de christelijke gemeenschappen. Bij de via sanguinis beleven de gelovigen de verschillende gebeurtenissen waarbij de Heer Jezus zijn bloed vergoot voor ons heil, en hierbij trekken zij van de ene naar de andere plaats. zoals bij de kruisweg.
Referenties naar alinea 178: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
179
De verering van het Bloed van de Heer, vergoten voor ons heil, en het bewustzijn van zijn immense waarde hebben de verspreiding begunstigd van iconografische voorstellingen die door de Kerk aanvaard zijn. Hierbij zijn in wezen twee typen te onderscheiden: het type dat verwijst naar de eucharistische beker die het bloed bevat van het nieuwe en altijddurende verbond, en het type dat in het middelpunt van de voorstelling de gekruisigde Jezus plaatst, uit wiens handen, voeten en zijde het verlossende bloed vloeit. Soms overspoelt het bloed in overvloed de aarde als een stroom van genade die de zonden afwast; soms staan er naast het kruis vijf engelen afgebeeld die ieder een kelk dragen waarin zij het bloed opvangen dat uit de vijf wonden vloeit; dit dienstwerk wordt soms verricht door een vrouwelijke figuur die de Kerk als bruid van het Lam voorstelt.
Referenties naar alinea 179: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De Tenhemelopneming van de heilige Maagd Maria
180
In de loop van het jaar valt het hoogfeest van de Tenhemelopneming van Maria (15 augustus) op door zijn talrijke theologische betekenissen. Het is de oude gedachtenis van de Moeder van de Heer, samenvatting en synthese van vele geloofswaarheden. Immers, de ten hemel opgenomen Maagd:
- verschijnt als ’de meest verheven vrucht van de verlossing’, Sacrosanctum Concilium, 103[[570|103]] het hoogste getuigenis van de omvang en de doeltreffendheid van het heilswerk van Christus (de soteriologische betekenis);
- is voor alle mensen ’de troostvolle verzekering waardoor ons wordt geleerd, dat onze laatste hoop wordt vervuld; deze eenmaal volmaakte verheerlijking is de gelukkige bestemming van allen die Christus tot broeders heeft gemaakt door met hen vlees en bloed (Hebr. 2, 14)[b:Hebr. 2, 14] (Gal. 4, 4)[[b:Gal. 4, 4]] te delen’; Marialis Cultus, 15[[598|15]] (het antropologische aspect);
- is het eschatologische beeld van wat de Kerk ’geheel verlangt en hoopt te zijn’ Sacrosanctum Concilium, 103[[570|103]] (het ecclesiologische aspect);
- is de garantie van de trouw van de Heer aan zijn belofte: Hij bestemt voor zijn nederige dienstmaagd een rijke beloning om haar medewerking aan het goddelijk plan, dat wil zeggen een bestemming van volheid en gelukzaligheid, van verheerlijking van de onbevlekte ziel en het maagdelijk lichaam, van volmaakte gelijkvormigheid aan de verrezen Zoon (het mariologische aspect). vgl: Marialis Cultus, 6[[[598|6]]]
Referenties naar alinea 180: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
181
In de volksvroomheid leeft dit Mariafeest van 15 augustus zeer. Op veel plaatsen wordt het beschouwd als het feest bij uitstek van de Maagd: de ’dag van de heilige Maria’, zoals de Onbevlekte Ontvangenis voor Spanje en Latijns Amerika.
In de Germaanse landen is de gewoonte verbreid op 15 augustus aromatische kruiden te zegenen. Een dergelijke zegening, die eens in het Rituale Romanum opgenomen werd, vgl: Apostolicae Sedi[[[7081]]] vormt een duidelijk voorbeeld van echte evangelisatie van voorchristelijke riten en vormen van geloof. Tot God, door wiens woord ’uit het land jong groen opschoot, gras, zaadvormend gewas (...) en bomen die ieder nar zijn soort hun vruchten droegen, met zaad erin’ (Gen. 1, 12)[b:Gen. 1, 12], moest men zich richten om dat te verkrijgen wat de heidenen wilden bereiken met hun magische riten: het beperken van de schade, door giftige kruiden veroorzaakt, het versterken van de doeltreffendheid van geneeskrachtige kruiden.
Met deze opvatting is gedeeltelijk het oude gebruik verbonden om – met een verwijzing naar de Schrift – op de Maagd symbolen en eigennamen toe te passen die ontleend zijn aan de plantenwereld, zoals wijnstok, aar, ceder en lelie, en in haar een bloem te zien die geurt door haar deugden, en ook nog ’spruit ontsproten aan de stronk van Isaï’ (Jes. 11, 1)[b:Jes. 11, 1], die de gezegende vrucht Jezus zou voortbrengen.
In de Germaanse landen is de gewoonte verbreid op 15 augustus aromatische kruiden te zegenen. Een dergelijke zegening, die eens in het Rituale Romanum opgenomen werd, vgl: Apostolicae Sedi[[[7081]]] vormt een duidelijk voorbeeld van echte evangelisatie van voorchristelijke riten en vormen van geloof. Tot God, door wiens woord ’uit het land jong groen opschoot, gras, zaadvormend gewas (...) en bomen die ieder nar zijn soort hun vruchten droegen, met zaad erin’ (Gen. 1, 12)[b:Gen. 1, 12], moest men zich richten om dat te verkrijgen wat de heidenen wilden bereiken met hun magische riten: het beperken van de schade, door giftige kruiden veroorzaakt, het versterken van de doeltreffendheid van geneeskrachtige kruiden.
Met deze opvatting is gedeeltelijk het oude gebruik verbonden om – met een verwijzing naar de Schrift – op de Maagd symbolen en eigennamen toe te passen die ontleend zijn aan de plantenwereld, zoals wijnstok, aar, ceder en lelie, en in haar een bloem te zien die geurt door haar deugden, en ook nog ’spruit ontsproten aan de stronk van Isaï’ (Jes. 11, 1)[b:Jes. 11, 1], die de gezegende vrucht Jezus zou voortbrengen.
Referenties naar alinea 181: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De week van gebed voor de eenheid van de christenen
182
Zich bewust van het gebed van Jezus ’ zoals Gij, Vader in Mij en Ik in U: dat ook in ons een mogen zijn, opdat de wereld gelove dat Gij mij gezonden hebt’ (Joh. 17, 21)[b:Joh. 17, 21], smeekt de Kerk bij iedere Eucharistieviering om eenheid en vrede. vgl: Ordo Missae, het gebed Domine Iesu Christe vóór de uitwisseling van de vredeswens[[[4105]]] Het Romeins missaal zelf heeft onder de missen voor verschillende noden drie misformulieren ’voor de eenheid van de Christenen’. Een dergelijke intentie wordt opnieuw genoemd in de voorbede van het getijdengebed. Zie bijvoorbeeld: voorbede...Zie bijvoorbeeld: voorbede bij de Vespers van de zondag en de maandag in de eerste week, de woensdag in de derde week; de aanroeping bij de Lauden van de woensdag van de vierde week
Vanwege het verschillende gevoel van de ’van ons afgescheiden broeders’Christendom in Europa[[95]] moeten ook uitingen van volksvroomheid het oecumenisch principe voor ogen houden. vgl: Marialis Cultus, 32-33[[[598|32-33]]] Inderdaad, ’de innerlijke ommekeer en heiligheid van leven, tezamen met persoonlijke en openbare smeekbeden voor de eenheid van de Christenen moet men beschouwen als de ziel van de gehele oecumenische beweging. Men kan dit terecht en geestelijke oecumenische beweging noemen’. Unitatis Redintegratio, 8[[618|8]] Een bijzondere plaats van ontmoeting tussen katholieken en Christenen die tot andere Kerken en kerkelijke genootschappen horen, wordt dus gevormd door het gemeenschappelijk gebed om de genade van de eenheid te verkrijgen en om God de gemeenschappelijke noden en zorgen voor te leggen en dank te zeggen en zijn hulp in te roepen. ’Het gemeenschappelijk gebed wordt in het bijzondere aanbevolen gedurende de ‘Week van het gebed voor de eenheid van de Christenen’ of in de periode die loopt van Hemelvaart tot Pinksteren’. Oecumenisch Directorium, (110)[[1089|(110)]] Met het gebed voor de eenheid van de Christenen worden aflaten verbonden. vgl: Aliae concessiones 11, p. 58[[[6314]]]
Vanwege het verschillende gevoel van de ’van ons afgescheiden broeders’Christendom in Europa[[95]] moeten ook uitingen van volksvroomheid het oecumenisch principe voor ogen houden. vgl: Marialis Cultus, 32-33[[[598|32-33]]] Inderdaad, ’de innerlijke ommekeer en heiligheid van leven, tezamen met persoonlijke en openbare smeekbeden voor de eenheid van de Christenen moet men beschouwen als de ziel van de gehele oecumenische beweging. Men kan dit terecht en geestelijke oecumenische beweging noemen’. Unitatis Redintegratio, 8[[618|8]] Een bijzondere plaats van ontmoeting tussen katholieken en Christenen die tot andere Kerken en kerkelijke genootschappen horen, wordt dus gevormd door het gemeenschappelijk gebed om de genade van de eenheid te verkrijgen en om God de gemeenschappelijke noden en zorgen voor te leggen en dank te zeggen en zijn hulp in te roepen. ’Het gemeenschappelijk gebed wordt in het bijzondere aanbevolen gedurende de ‘Week van het gebed voor de eenheid van de Christenen’ of in de periode die loopt van Hemelvaart tot Pinksteren’. Oecumenisch Directorium, (110)[[1089|(110)]] Met het gebed voor de eenheid van de Christenen worden aflaten verbonden. vgl: Aliae concessiones 11, p. 58[[[6314]]]
Referenties naar alinea 182: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De verering van de heilige Moeder van de Heer
- Enkele principes
183
De volksvroomheid jegens de Heilige Maagd, welke verschillende uitingen en diepgaande redenen heeft, is een belangrijk en universeel feit. Zij komt voort uit het geloof en de liefde van het volk Gods voor Christus, de Verlosser van het menselijk geslacht, en uit het feit dat men de heilszending ziet die God heeft toevertrouwd aan Maria van Nazareth. Daardoor is de Maagd niet alleen de Moeder van de Heer en Heiland, Maar ook op het vlak van de genade de Moeder van alle mensen. Immers, 'de gelovigen begrijpen gemakkelijk de vitale band die de Zoon met de Moeder verenigt. Zij weten dat de Zoon God is en dat zij, de Moeder, ook hun moeder is. Zij voelen de onbevlekte heiligheid van de Maagd aan en ook al vereren zij haar als glorierijke koningin in de hemel, zij zijn er toch zeker van dat zij vol van barmhartigheid voor hen ten beste spreekt en zij roepen daarom met vertrouwen haar bescherming in. De armsten voelen in het bijzonder haar nabij. Zij weten dat zij arm was zoals zij, dat zij veel leed, dat zij geduldig en zachtmoedig was. Zij voelen medelijden met haar smart bij de kruisiging en de dood van haar Zoon, zij verheugen zich met haar over de verrijzenis van Jezus. Zij vieren met vreugde haar feesten, nemen gaarne deel aan processies, zij gaan op bedevaart naar de heiligdommen, zij zingen graag ter ere van haar, zij bieden haar wijgeschenken aan. Zij verdragen het niet dat iemand haar beledigt, en instinctief wantrouwen zij wie haar niet eert'. Orientamenti e proposte per la celebrazione dell'Anno mariano, (67)[[7084|(67)]]
De Kerk zelf spoort al haar kinderen - gewijde bedienaren, religieuzen, lekengelovigen - aan hun persoonlijke en gemeenschappelijke godsvrucht ook te voeden met oefeningen van godsvrucht die zij goedkeurt en aanbeveelt. vgl: Lumen Gentium, 67[[[617|67]]] vgl: Presbyterorum Ordinis, 18[[[704|18]]] vgl: Optatam Totius Ecclesiae, 8[[[675|8]]] vgl: Apostolicam Actuositatem, 4[[[653|4]]] vgl: CIC can. 276 § 2, n 5[[[30|+2231]]] vgl: CIC can. 663 § 2-4[[[30|+2544-2546]]] vgl: CIC can. 246 § 3[[[30|+2209]]] De liturgische eredienst maakt immers geen uitputtend gebruik van de expressieve mogelijkheden van de verering van het volk van God voor de heilige Moeder van de Heer ondanks zijn objectief belang en onvervangbare waarde, de voorbeeldige doeltreffendheid en het normatieve karakter ervan. vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk, 971,2673-2679[[[1|971.2673-2679]]]
De Kerk zelf spoort al haar kinderen - gewijde bedienaren, religieuzen, lekengelovigen - aan hun persoonlijke en gemeenschappelijke godsvrucht ook te voeden met oefeningen van godsvrucht die zij goedkeurt en aanbeveelt. vgl: Lumen Gentium, 67[[[617|67]]] vgl: Presbyterorum Ordinis, 18[[[704|18]]] vgl: Optatam Totius Ecclesiae, 8[[[675|8]]] vgl: Apostolicam Actuositatem, 4[[[653|4]]] vgl: CIC can. 276 § 2, n 5[[[30|+2231]]] vgl: CIC can. 663 § 2-4[[[30|+2544-2546]]] vgl: CIC can. 246 § 3[[[30|+2209]]] De liturgische eredienst maakt immers geen uitputtend gebruik van de expressieve mogelijkheden van de verering van het volk van God voor de heilige Moeder van de Heer ondanks zijn objectief belang en onvervangbare waarde, de voorbeeldige doeltreffendheid en het normatieve karakter ervan. vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk, 971,2673-2679[[[1|971.2673-2679]]]
Referenties naar alinea 183: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
184
De verhoudingen tussen liturgie en Mariadevotie van het volk moeten geregeld worden in het licht van de principes en normen die meermaals in dit document geformuleerd zijn. Vgl. hierboven 47-59 en 70-75[[al:47-59.70-75]] In ieder geval moet de liturgie ten opzichte van de Mariadevotie van het volk van God gelden als ’voorbeeldige vorm’, vgl: Marialis Cultus, 1[[[598|1]]] vgl: Orientamenti e proposte per la celebrazione dell'Anno mariano, (7)[[[7084|(7)]]] bron van inspiratie, voortdurend referentiepunt en uiteindelijk doel.
Referenties naar alinea 184: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
185
Men dient hier echter samenvattend enkele eisen te vermelden die het leergezag van de Kerk met betrekking tot de oefeningen van mariale godsvrucht geformuleerd heeft. Men moet deze voor ogen houden op het ogenblik dat men zich opmaakt voor het inrichten van nieuwe oefeningen van godsvrucht of het herzien van reeds bestaande vgl: Marialis Cultus, 24[[[598|24]]] of eenvoudigweg voor hun cultische verwezenlijking. De aandacht van de herders voor de oefeningen van mariale godsvrucht is te danken aan het belang ervan; zij zijn immers enerzijds de vrucht en de uitdrukking van de Mariadevotie van een volk of gemeenschap van gelovigen, anderzijds zijn zij op hun beurt een reden en een niet secundaire factor van de ’mariale fysionomie’ van de gelovigen, dat wil zeggen ’van de stijl’ die de godsvrucht van de gelovigen aanneemt ten opzichte van de heilige Maagd.
Referenties naar alinea 185: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
186
De fundamentele eis van het leergezag met betrekking tot de oefeningen van godsvrucht is dat zij te herleiden zijn tot ’de bedding van de ene eredienst die terecht christelijk genoemd wordt, omdat hij zijn doeltreffendheid ontleent aan Christus, in Christus een volmaakte uitdrukking vindt en door Christus in de Geest tot de Vader brengt’. vgl: Marialis Cultus, 24[[[598|24]]] Dat betekent dat de oefeningen van mariale godsvrucht, ook al doen zij dit niet alle op dezelfde wijze en in de dezelfde mate:
- de trinitaire toon tot uitdrukking moeten brengen die de verering van de God van de openbaring van het Nieuwe Testament, de Vader, de Zoon en de Geest onderscheidt en kenmerkt, de christologische component die het ene en noodzakelijke middelaarschap van Christus belicht, de pneumatologische dimensie, omdat iedere echte uiting van godsvrucht uit de Geest voortkomt en in de Geest tot stand gebracht wordt: het ecclesiale karakter, waardoor de gedoopten Gods heilig volk vormen en bidden, verenigd in de naam van de Heer (Mt. 18, 20)[[b:Mt. 18, 20]] en binnen de leefruimte van de gemeenschap van de heiligen; Monitum over Pierre Teilhard de Chardin, (8)[[7098|(8)]]
- voortdurend gebruik moeten maken van de goddelijke Schrift, zoals die geïnterpreteerd wordt binnen de bedding van de heilige traditie. Zij mogen niet de eisen van de oecumenische beweging verwaarlozen, waarbij echter wel het geloof van de Kerk volledig beleden wordt. Zij dienen de antropologische aspecten van de cultische uitingen in acht te nemen, en wel zo dat zij een goede opvatting van de mens weerspiegelen en aan de vereisten hiervoor beantwoorden. Zij moeten de eschatologische spanning van de evangelische boodschap naar voren brengen en de missionaire inzet en de plicht tot getuigenis, die de taak van de leerlingen van de Heer zijn, verduidelijken. vgl: Monitum over Pierre Teilhard de Chardin, (8)[[[7098|(8)]]]
Referenties naar alinea 186: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De tijden van de oefeningen van Mariale godsvrucht
- De viering van het feest
187
Oefeningen van mariale godsvrucht sluiten bijna alle aan bij een liturgisch feest dat voortkomt in de algemene kalender van de Romeinse ritus of in de bijzondere kalenders van de bisdommen of van de religieuze families. Soms gaat de oefening van de godsvrucht aan de instelling van het feest vooraf (dit is het geval met de heilige rozenkrans), soms is het feest er veel eerder dan de oefening van godsvrucht (dit is het geval met de Engel des Heren). Dit feit onderstreept het verband dat er bestaat tussen liturgie en oefeningen van godsvrucht en beklemtoont, hoe deze laatste hun hoogtepunt vinden in de viering van het feest. In zoverre het liturgische is, verwijst het feest naar de heilsgeschiedenis en viert het een aspect van de deelname van de Maagd Maria aan het mysterie van Christus. Het moet daarom gevierd worden volgens de normen van de liturgie en met respect voor de hiërarchie die er bestaat tussen 'liturgische handelingen' en daarmee verbonden 'oefeningen van godsvrucht'.
Een feest van de heilige Maagd Maria brengt echter als manifestatie van het volk antropologische waarden met zich mee die niet verwaarloosd mogen worden. zie hierna nr 232[[al:232]]
Een feest van de heilige Maagd Maria brengt echter als manifestatie van het volk antropologische waarden met zich mee die niet verwaarloosd mogen worden. zie hierna nr 232[[al:232]]
Referenties naar alinea 187: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De zaterdag
188
Onder de dagen die aan de heilige Maagd gewijd zijn, valt in het bijzonder de zaterdag op, die gestegen is tot de rang van gedachtenis van de heilige Maria. Het Missale Romanum bevat verschillende formulieren voor de viering van de Mis ter ere van de heilige Maagd Maria in de morgenuren van de zaterdag in de tijd 'door het jaar', waarbij vrije gedachtenissen toegestaan zijn; men zie Collectio Missarum de beata Maria Virgine, Praenotando, 34-36; eveneens biedt ook Liturgia Horarum voor de zaterdagen in de tijd 'door het jaar' een officie va de heilige Maria op zaterdag[[4105]] Deze gedachtenis gaat zeker terug tot de Karolingische tijd (negende eeuw), maar er zijn geen redenen bekend die ertoe geleid hebben de zaterdag te kiezen als de dag van de heilige Maria. Vervolgens zijn er talrijke verklaringen van gegeven, die echter de beoefenaars van de geschiedenis van de godsvrucht niet volledig bevredigen. Tegenwoordig legt men, afgezien van de duistere historische oorsprong ervan, terecht de nadruk op enkele waarden van de gedachtenis waarvoor 'de huidige spiritualiteit gevoeliger is: dat wil zeggen het is een herinnering aan de houding van de 'heilige Maagd' als moeder en leerlinge die 'op stille zaterdag', toen Christus in het graf lag, op unieke wijze sterk in geloof en hoop, alleen onder alle leerlingen, waakzaam wachtte op de verrijzenis van de Heer'; het is een voorspel van en inleiding op de viering van de zondag, het allereerste feest, de wekelijkse gedachtenis van de verrijzenis van Christus; met haar wekelijkse ritme is het een teken dat de 'Maagd voortdurend tegenwoordig en werkzaam is in het leven van de Kerk'. Orientamenti e proposte per la celebrazione dell'Anno mariano, (5)[[7084|(5)]] Ook de volksvroomheid is gevoelig voor het gebruik van de zaterdag als de dag van de heilige Maria. Niet zelden komt het voor dat religieuze gemeenschappen en verenigingen van gelovigen statuten hebben die voorschrijven iedere zaterdag de Moeder van de Heer eer te betuigen, soms met oefeningen van godsvrucht die juist voor die dag gemaakt zijn. Dit is het geval met de...Dit is het geval met de succesvolle Felicitacíon sabatina a María Immaculada, gemaakt door de priester Manuel García Navarro, volgens kartuizermonnik geworden (+1903).
Referenties naar alinea 188: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
189
Juist omdat het een hoogtepunt is, wordt het feest gewoonlijk voorafgegaan en voorbereid door een triduüm, een zevendaagse gebedsperiode of een noveem. Deze 'tijden en modellen van volksvroomheid' dienen plaats te vinden in overeenstemming met de 'tijden en modellen van de liturgie'. Triduüm, zevendaagse gebedsperiode en novenen kunnen een gunstige gelegenheid zijn om niet alleen oefeningen van godsvrucht ter ere van de heilige Maagd in het leven te roepen, maar ook om de gelovigen een juist zich te geven op de plaats zie zij inneemt in het mysterie van Christus en de Kerk en de functie die zij daarin vervult.
De oefeningen van godsvrucht kunnen zich immers afzijdig houden van de toenemende verworvenheden in het Bijbels en theologisch onderzoek betreffende de Moeder van de Verlosser. Wat meer is, zij moeten catechetisch middel worden voor het getuigenis en de verbreiding ervan, zonder dat het karakter ervan veranderd wordt.
Triduüms, zevendaagse gebedsperioden en novenen zullen pas echt een voorbereiding op de viering van het feest zijn, als de gelovigen gestimuleerd worden om te naderen tot het boetesacrament en het sacrament van de Eucharistie en om hun duidelijke inzet te hernieuwen naar het beeld van Maria, de eerste en volmaakte leerlinge van Christus.
In sommige streken ontmoeten op de dertiende dag van elke maand de gelovigen elkaar voor ogenblikken van gebed tot Maria ter gedachtenis aan de Maagd in Fatima.
De oefeningen van godsvrucht kunnen zich immers afzijdig houden van de toenemende verworvenheden in het Bijbels en theologisch onderzoek betreffende de Moeder van de Verlosser. Wat meer is, zij moeten catechetisch middel worden voor het getuigenis en de verbreiding ervan, zonder dat het karakter ervan veranderd wordt.
Triduüms, zevendaagse gebedsperioden en novenen zullen pas echt een voorbereiding op de viering van het feest zijn, als de gelovigen gestimuleerd worden om te naderen tot het boetesacrament en het sacrament van de Eucharistie en om hun duidelijke inzet te hernieuwen naar het beeld van Maria, de eerste en volmaakte leerlinge van Christus.
In sommige streken ontmoeten op de dertiende dag van elke maand de gelovigen elkaar voor ogenblikken van gebed tot Maria ter gedachtenis aan de Maagd in Fatima.
Referenties naar alinea 189: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
190
Met betrekking tot de praktijk van een 'Mariamaand', die in verschillende Kerken, hetzij in het oosten, hetzij in het westen verspreid is, In de byzantijnse ritus is de...In de byzantijnse ritus is de maand augustus, waarvan de liturgie gericht is op het hoogfeest van de 'dormitio' van Maria (15 augustus), vanaf de dertiende eeuw een ware 'Mariamaand'; in de koptische ritus valt de 'Mariamaand' in wezen samen met de maand kiakh (december-januari) en is hij liturgisch gestructureerd rond Kerstmis. In het Westen heeft men de eerste getuigenissen van de meimaand die toegewijd is aan de Maagd, tegen het einde van de zestiende eeuw. In de achttiende eeuw komt de Mariamaand veel voor in de moderne betekenis van het woord; het betreft echter een tijd waarin de herders hun apostolische handelen - behalve wat de boetedoening en het eucharistisch offer betreft - niet zozeer op de liturgie richten, als wel op de oefeningen van godsvrucht en bij voorkeur de gelovigen in die richting sturen kan men op enkele wezenlijke richtlijnen wijzen. vgl: Orientamenti e proposte per la celebrazione dell'Anno mariano, (64-65)[[[7084|(64-65)]]] In het westen hebben zich parallel aan de liturgische eredienst de aan de Maagd Maria toegewijde maanden ontwikkeld die opgekomen zijn in een tijd waarin men zelden verwees naar de liturgie als naar een normatieve vorm van de christelijke eredienst. Dat heeft geleid en leidt nog steeds tot enkele problemen van liturgisch-pastorale aard die een nauwkeurige beoordeling verdienen.
Referenties naar alinea 190: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
191
Binnen de grenzen van de gewoonte in het westen om een 'Mariamaand' te vieren in mei (november in sommige landen op het zuidelijk halfrond) zal het nuttig zijn rekening te houden met de eisen van de liturgie, de verwachtingen van de gelovigen, hun rijping in het geloof en de problematiek te bestuderen waarvoor men zich door de 'Mariamaanden' in het kader van de algehele pastoraal van de lokale Kerk gesteld ziet. Men moet situaties van pastorale tegenstelling vermijden die de gelovigen desoriënteren, zoals dat bijvoorbeeld het geval zou zijn, als men zou stimuleren de 'meimaand' af te schaffen. In veel gevallen zal de beste oplossing zijn de inhoud van de 'Mariamaand' in overeenstemming te brengen met de daaraan parallel lopende tijd van het liturgisch jaar. Zo zullen bijvoorbeeld gedurende de maand mei, die grotendeels samenvalt met de vijftig dagen van Pasen, de oefeningen van godsvrucht de deelname moeten belichten van de Maagd aan het Paasmysterie (Joh. 19, 25-27)[[b:Joh. 19, 25-27]] en aan het Pinkstergebeuren (Hand. 1, 14)[[b:Hand. 1, 14]], waarmee de tocht van de Kerk begint: een tocht die zij, deelgenote geworden aan de nieuwheid van de Verrezene, aflegt onder de leiding van de Geest. En omdat de 'vijftig dagen' de tijd vormen die geschikt is voor de viering van de mystagogie van de christelijke initiatiesacramenten, zullen de oefeningen van godsvrucht van de maand mei op nuttige wijze de functie kunnen beklemtonen die de Maagd, verheerlijkt in de hemel, op aarde vervult, 'hier en nu', bij de viering van de sacramenten van het doopsel, het vormsel en de Eucharistie. Voor enkele aanwijzingen over Maria en de christelijke initiatiesacramenten[[al:23-31]]
In elk geval zal nauwkeurig de richtlijn van de constitutie Sacrosanctum Concilium[570] gevolgd moeten worden over de noodzaak dat 'de aandacht van de gelovigen vooral gevestigd moet worden op de feesten van de Heer waarop gedurende het jaar de heilsmysteries worden gevierd waarmee de heilige Maagd Maria verbonden is'. Sacrosanctum Concilium, 108[[570|108]]
Een juiste catechese zal gelovigen ervan overtuigen dat de zondag, de wekelijkse gedachtenis van Pasen, 'de dag van het allereerste feest' is. Tenslotte voor ogen houdend dat in de Romeinse liturgie de vier adventsweken een mariale tijd vormen die op harmonische wijze in het liturgische jaar ingepast is, zal men de gelovigen moeten helpen om de talrijke verwijzingen naar de Moeder van de Heer die deze hele periode biedt, op gepaste wijze te benutten.
In elk geval zal nauwkeurig de richtlijn van de constitutie Sacrosanctum Concilium[570] gevolgd moeten worden over de noodzaak dat 'de aandacht van de gelovigen vooral gevestigd moet worden op de feesten van de Heer waarop gedurende het jaar de heilsmysteries worden gevierd waarmee de heilige Maagd Maria verbonden is'. Sacrosanctum Concilium, 108[[570|108]]
Een juiste catechese zal gelovigen ervan overtuigen dat de zondag, de wekelijkse gedachtenis van Pasen, 'de dag van het allereerste feest' is. Tenslotte voor ogen houdend dat in de Romeinse liturgie de vier adventsweken een mariale tijd vormen die op harmonische wijze in het liturgische jaar ingepast is, zal men de gelovigen moeten helpen om de talrijke verwijzingen naar de Moeder van de Heer die deze hele periode biedt, op gepaste wijze te benutten.
Referenties naar alinea 191: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Enkele door het leergezag aanbevolen oefeningen van godsvrucht
192
Het is niet noodzakelijk hier een lijst te geven van alle oefeningen van godsvrucht ter ere van Maria die door het leergezag worden aanbevolen. Er worden hier echter enkele genoegd die bijzondere aandacht verdienen, om aanwijzingen te geven betreffende hun verloop en eventueel verbeteringen voor te stellen.
Referenties naar alinea 192: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het biddend luisteren naar Gods Woord
193
De aanwijzing van het Concilie om de 'heilige viering van Gods woord' te bevorderen op enkele belangrijke ogenblikken van het liturgisch jaar vgl: 4[[[570|35]]] kan ook een goede toepassing vinden in de cultische uitingen ter ere van de Moeder van het mens geworden Woord. Dat beantwoordt volkomen aan een algemene gerichtheid van de christelijke godsvrucht vgl: Marialis Cultus, 30[[[598|30]]] en weerspiegelt de overtuiging dat het reeds een uitstekend eerbetoon aan de Maagd is om ten opzichte van het Woord van God (Lc. 2, 19.51)[[b:Lc. 2, 19.51]] te handelen zoals zij. Zoals bij de liturgievieringen moeten de gelovigen ook bij de oefeningen van de godsvrucht met geloof naar het Woord luisteren, het met liefde opnemen en in hun hart bewaren, het in de geest overwegen en het met de lippen verbreiden, het trouw in praktijk brengen en het hele leven hiernaar voegen. vgl: Marialis Cultus, 17[[[598|17]]] vgl: Praenotanda ad lectionarium, 10[[[7719]]]
Referenties naar alinea 193: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
194
’De vieringen van het Woord bieden door de thematische en structurele mogelijkheden die zij toestaan, vele elementen voor cultische ontmoetingen die tegelijkertijd een uiting dienen te zijn van echte godsvrucht en een geschikt ogenblik om een systematische catechese over de Maagd te ontwikkelen. De ervaring leert echter dat de vieringen van het Woord niet een overwegend intellectueel of uitsluitend didactisch karakter moeten hebben; zij moeten daarentegen – in liederen, gebedsteksten, wijzen van deelname van de gelovigen – ruimte laten voor de eenvoudige en vertrouwde uitdrukkingsvormen van de volksvroomheid, die onmiddellijk tot het hart van de mens spreken’.Over de oudste suffragaan volgens het nieuwe canon 1687 §3 (Mitis Iudex), (60)[[7094|(60)]]
Referenties naar alinea 194: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De 'Engels des Heren'
195
De Engel des Heren is het traditionele gebed waarmee de gelovigen driemaal per dag, dat wil zeggen bij de dageraad, om twaalf uur ‘s middags en bij zonsondergang, de aankondiging ban de engel Gabriël aan Maria gedenken. De Engel des Heren is dus een herinnering aan het heilsgebeuren waardoor volgens het plan van de Vader het Woord door toedoen van de Heilige Geest mens geworden is in de schoot van de Maagd Maria.
Het bidden van de Engel des Heren heeft diepe wortels in de godsvrucht van het Christenvolk en wordt gesteund door het voorbeeld van de pausen van Rome. In sommige kringen bevorderen de veranderde tijdsomstandigheden het bidden van de Engel des Heren niet, maar in vele andere zijn de belemmeringen minder en daarbij moet men niets onbeproefd laten, opdat de godsvruchtige gewoonte levend blijft en verbreid wordt. Daarbij doet men de suggestie aan de hand minstens driemaal een eenvoudig Weesgegroet te bidden. Immers, door ’de eenvoudige structuur, het Bijbels karakter (...), het liturgisch ritme dat verschillende ogenblikken van de dag heiligt, en de opening naar het Paasmysterie toe (...) is de waarde van het gebed van de Engel des Heren na verloop van eeuwen onveranderd en de frisheid ervan onaangetast gebleven’. Marialis Cultus, 41[[598|41]]
’Wat meer is, het is te wensen dat bij sommige gelegenheden vooral in religieuze gemeenschappen, in heiligdommen die aan de heilige Maagd gewijd zijn, gedurende het houden van sommige bijeenkomsten de Engel des Heren (...) plechtig gevierd word bijvoorbeeld met het zingen van het Weesgegroet, met het voorlezen van het evangelie van de aankondiging aan Maria’ Over de oudste suffragaan volgens het nieuwe canon 1687 §3 (Mitis Iudex), (61)[[7094|(61)]] en het luiden van de klokken.
Het bidden van de Engel des Heren heeft diepe wortels in de godsvrucht van het Christenvolk en wordt gesteund door het voorbeeld van de pausen van Rome. In sommige kringen bevorderen de veranderde tijdsomstandigheden het bidden van de Engel des Heren niet, maar in vele andere zijn de belemmeringen minder en daarbij moet men niets onbeproefd laten, opdat de godsvruchtige gewoonte levend blijft en verbreid wordt. Daarbij doet men de suggestie aan de hand minstens driemaal een eenvoudig Weesgegroet te bidden. Immers, door ’de eenvoudige structuur, het Bijbels karakter (...), het liturgisch ritme dat verschillende ogenblikken van de dag heiligt, en de opening naar het Paasmysterie toe (...) is de waarde van het gebed van de Engel des Heren na verloop van eeuwen onveranderd en de frisheid ervan onaangetast gebleven’. Marialis Cultus, 41[[598|41]]
’Wat meer is, het is te wensen dat bij sommige gelegenheden vooral in religieuze gemeenschappen, in heiligdommen die aan de heilige Maagd gewijd zijn, gedurende het houden van sommige bijeenkomsten de Engel des Heren (...) plechtig gevierd word bijvoorbeeld met het zingen van het Weesgegroet, met het voorlezen van het evangelie van de aankondiging aan Maria’ Over de oudste suffragaan volgens het nieuwe canon 1687 §3 (Mitis Iudex), (61)[[7094|(61)]] en het luiden van de klokken.
Referenties naar alinea 195: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het 'Regina Caeli'
196
In de Paastijd wordt door een beschikking van Benedictus XIV (28 april 1742) in de plaats van de Engel des Heren de bekende antifoon Regina caeli gebeden. Zij gaat waarschijnlijk terug tot de tiende of elfde eeuw De antifoon komt voor in het...De antifoon komt voor in het antofonarium (twaalfde eeuw) van de abdij van San Lupo in Benevento en brengt op gelukkig wijze het mysterie van de menswording van het Woord (Hij die gij waardig geweest zijt te dragen) in verband met het Paasgebeuren (verrezen is, zoals Hij gezegt heeft), terwijl de ’uitnodiging tot vreugde (Verheug u) die de kerkgemeenschap richt tot de Moeder om de verrijzenis van haar Zoon, aansluit bij en afhankelijk is van de ’uitnodiging tot vreugde’ ((Lc. 1, 28; Verheug U, Begenadigde’))[b:Lc. 1, 28] die Gabriël richtte tot de nederige dienstmaagd van de Heer, die geroepen was om de moeder van de verlossende Messias te zijn.
Op de wijze van wat voor de Engel des Heren voorgesteld is, zal het soms gepast zijn het Regina caeli, behalve met het zingen van de antifoon, plechtig te vieren met het voorlezen van het Evangelie van de verrijzenis.
Op de wijze van wat voor de Engel des Heren voorgesteld is, zal het soms gepast zijn het Regina caeli, behalve met het zingen van de antifoon, plechtig te vieren met het voorlezen van het Evangelie van de verrijzenis.
Referenties naar alinea 196: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De rozenkrans
197
De rozenkrans of het psalterium van de Maagd is een van de uitmuntendste gebeden tot de Moeder van de Heer. Enchiridion Indulgentiarum - tertia editur, (17)[[6314|(17)]] vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk, 2676-2677[[[1|2676-2677]]] Daarom 'hebben de pausen de gelovigen herhaaldelijk aangespoord tot een veelvuldig bidden van de heilige rozenkrans, een gebed met een Bijbelse stempel, gebaseerd op de overweging van de heilsgebeurtenissen in het leven van Christus, waarmee de Moeder en Maagd nauw verbonden werd. En talrijk zijn ook de getuigenissen van herders en mensen met een heilig leven over de waarde en de doeltreffendheid van dit gebed'. Orientamenti e proposte per la celebrazione dell'Anno mariano, (62)[[7084|(62)]] De rozenkrans is een in wezen beschouwelijk gebed, waarvan het bidden 'een rustig ritme en een bijna in gedachten verzonken talmen vereist die het overwegen van de mysteries van het leven van de Heer bij de biddende persoon bevorderen'. Marialis Cultus, 47[[598|47]] Hij wordt uitdrukkelijk aanbevolen voor de vorming en het geestelijk leven van clerici en religieuzen. vgl: CIC can. 246 § 3[[[30|+2209]]] vgl: CIC can. 276 § 2 n. 5[[[30|+2231]]] vgl: CIC can. 663 § 4[[[30|+2546]]] vgl: Directorium over de dienst en het leven van priesters, (39)[[[4182|(39)]]]
Referenties naar alinea 197: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
198
De Kerk toont haar achting voor het gebed van de heilige rozenkrans door een rite voor te stellen voor het zegenen van de rozenkrans. De benedictionibus, (1183-1207)[[1827|(1183-1207)]] Een dergelijke rite doet het gemeenschapskarakter van het rozenkransgebed uitkomen. Bij deze rite gaat de zegening van de rozenkrans gespaard met de zegening van hen die de mysteries van het leven, de dood en de verrijzenis van de Heer overwegen, opdat 'zij een volmaakte overeenstemming tussen gebed en leven tot stand kunnen brengen'. De benedictionibus, (1183-1207)[[1827|(1183-1207)]] Daarom zou het zegenen van rozenkrans op prijzenswaardige wijze verricht kunnen worden, zoals het Benedictionale voorstelt, 'met de deelname van het volk' ter gelegenheid van bedevaarten naar Mariaheiligdommen, de viering van de feesten van de heilige Maagd, in het bijzonder dat van de rozenkrans, en de sluiting van de oktobermaand. De benedictionibus, (1183-1184)[[1827|(1183-1184)]]
Referenties naar alinea 198: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
199
Hier worden enkele suggesties gedaan die het bidden van de rozenkrans doeltreffender kunnen maken met behoud van de eigen aard ervan. Bij sommige gelegenheden zal het bidden van de rozenkrans de toon van een viering kunnen aannemen: 'door middel van het voorlezen van de Bijbelpassages die op elk mysterie betrekking hebben, het zingen van sommige gedeelten, een verstandige verdeling van de verschillende rollen, de plechtige viering van de ogenblikken van opening en sluiting van het gebed'. a[[7084|(62)]]
Referenties naar alinea 199: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
200
Voor hen die een rozenhoedje bidden, kent de gewoonte aan bepaalde dagen van de week de verschillende geheimen toe: de vreugdevolle (maandag en donderdag), de droevige (dinsdag en vrijdag) en de glorievolle (woensdag, zaterdag, zondag). Inmiddels zij deze "Geheimen van het licht" door Paus Johannes Paulus II toegevoegd[[79|21]].
Deze verdeling kan, als zij strikt gevolgd wordt, soms leiden tot een tegenstelling tussen de inhoud van de mysteries en de inhoud van de liturgie van de dag. Men denke aan het bidden van de droevige geheimen, wanneer Kerstmis op een vrijdag valt. In deze gevallen moet men ervan uitgaan dat ’het kenmerk van de liturgie van een bepaalde dag boven de plaats ervan in de week gaat, evenals het niet vreemd is aan het karakter van de rozenkrans op bepaalde dagen van het liturgisch jaar gepaste vervangingen van mysteries aan te brengen die het mogelijk maken de oefening van godsvrucht nog meer in overeenstemming te brengen met het liturgisch ogenblik’. b[[7084|(62)]] Zo handelen bijvoorbeeld de gelovigen correct die op 6 januari, het hoogfeest van de Openbaring van de Heer, de vreugdevolle geheimen bidden en als ’vijfde geheim de aanbidding door de wijzen overwegen in plats van het terugvinden van de twaalfjarige Jezus in de tempel van Jeruzalem. Het is duidelijk dat deze vervangingen met overleg, in overeenstemming met de Heilige Schrift en op een liturgisch juist wijze tot stand dienen te komen.
Deze verdeling kan, als zij strikt gevolgd wordt, soms leiden tot een tegenstelling tussen de inhoud van de mysteries en de inhoud van de liturgie van de dag. Men denke aan het bidden van de droevige geheimen, wanneer Kerstmis op een vrijdag valt. In deze gevallen moet men ervan uitgaan dat ’het kenmerk van de liturgie van een bepaalde dag boven de plaats ervan in de week gaat, evenals het niet vreemd is aan het karakter van de rozenkrans op bepaalde dagen van het liturgisch jaar gepaste vervangingen van mysteries aan te brengen die het mogelijk maken de oefening van godsvrucht nog meer in overeenstemming te brengen met het liturgisch ogenblik’. b[[7084|(62)]] Zo handelen bijvoorbeeld de gelovigen correct die op 6 januari, het hoogfeest van de Openbaring van de Heer, de vreugdevolle geheimen bidden en als ’vijfde geheim de aanbidding door de wijzen overwegen in plats van het terugvinden van de twaalfjarige Jezus in de tempel van Jeruzalem. Het is duidelijk dat deze vervangingen met overleg, in overeenstemming met de Heilige Schrift en op een liturgisch juist wijze tot stand dienen te komen.
Referenties naar alinea 200: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
201
Om de contemplatie te bevorderen en ervoor te zorgen dat het hart in overeenstemming is met de stem, vgl: Sacrosanctum Concilium, 90[[[570|90]]] is door herders en geleerden meerdere malen voorgesteld om het gebruik te herstellen van de clausule, een oude rozenkransstructuur die overigens nooit geheel verdwenen is. De clausule, die goed past bij het herhalend en beschouwelijk karakter van de rozenkrans, bestaat uit een betrekkelijke zin die volgt op de naam Jezus en het geformuleerde mysterie citeert. Een clausule die correct is, voor ieder tientje vaststaat, kort van formulering is en aansluit bij de Schrift en de liturgie, kan een goede hulp zijn voor een meditatief bidden van de heilige rozenkrans.
Referenties naar alinea 201: 1
Rosarium Virginis Mariae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
202
'Wanneer men de gelovigen de waarde en de schoonheid van de rozenkrans illustreert, dan dient men uitdrukkingen te vermijden die andere uitmuntende vormen van gebed in de schaduw stellen of geen voldoende rekening houden met het bestaan van andere, ook door de Kerk goedgekeurde mariale kransen', c[[7084|(62)]] of die een gevoel van schuld kunnen opwekken in wie deze doorgaans bidt: 'De rozenkrans is ongetwijfeld een verheven soort van bidden, ten opzichte waarvan de Christengelovige zich evenwel rustig en vrij moet gedragen'. Marialis Cultus, 55[[598|55]]
Referenties naar alinea 202: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De litanie van de Maagd
203
Een van de vormen van gebed tot de Maagd die door het leergezag worden aanbevolen, is de litanie. Zij bestaat in wezen uit een verlengde reeks aanroepingen die tot de Maagd gericht zijn en die, doordat zij elkaar met een gelijkmatig ritme opvolgen, een gebedsstroom tot stand brengen die gekenmerkt wordt door een aanhoudende lofprijzen en smeekbede. De aanroepingen zijn immers over het algemeen zeer kort. Zij bestaan uit twee gedeelten: het eerste bevat een lofprijzing (’Virgo Clemens’), het tweede bevat een smeekbede (‘ora pro nobis’).
Twee litanieformulieren zijn in de liturgische boeken van de Romeinse rite opgenomen: de litanie van Loreto, waarvoor de pausen van Rome hun achting herhaaldelijk tot uitdrukking gebracht hebben, De litanie van Loreto werd...De litanie van Loreto werd voor het eerst opgenomen in het Rituale Romanum als appendix in de editio typica van 1874. vgl: Enchiridion Indulgentiarum - tertia editur, (21)[[[6314|(21)]]] en de litanie voor de ritus van de kroning van beeltenis van de heilige Maagd Maria, vgl: Ordo coronandi imagginem beatae Mariae Virginis, (41)[[[7716|(41)]]] die bij sommige gelegenheden een doeltreffend alternatief kan zijn voor het formulier van Loreto. vgl: c[[[7084|(63)]]]
Een woekering van litanieformulieren zou, van pastoraal standpunt uit bezien, niet nuttig zijn, In de zestiende eeuw vermenigvuldigen zich de litanieformulieren, die niet zelden van een slechte smaak getuigden of de vrucht waren van een weinig verlichte vroomheid. Om de overdreven en ongecontroleerde productie van litanieën in te dammen liet Clemens VIII op 6 september 1601 door het Heilig Officie het strenge document Quoniam Multi publiceren. Volgens dit document mochten alleen de oude litanieën die stonden in het brevier, de missalen, de pontificalia en de ritualen, evenals de litanie van Loreto, beschouwd worden als goedgekeurd.[[7717]] evenals anderzijds een rigoureuze beperking zou tonen dat men niet voldoende rekening houdt met de rijkdom van sommige lokale Kerken of religieuze families. Daarom heeft de Congregatie voor de goddelijke Eredienst[d:108] ertoe aangespoord ’enkele oude of nieuwe formulieren die in gebruik zijn bij lokale Kerken of religieuze instellingen en opmerkelijk zijn vanwege hun structurele nauwgezetheid en de schoonheid van de aanroepingen’ Orientamenti e proposte per la celebrazione dell'Anno mariano, (63)[[7084|(63)]] in overweging te nemen. Een aansporing die duidelijk vooral op zeer bepaalde lokale kringen of gemeenschappen betrekking heeft.
Ten gevolge van het voorschrift van paus Leo XIII in de oktobermaand het bidden van de rozenkrans af te sluiten met het zingen van de litanie van Loreto ontstond er bij veel gelovigen de verkeerde overtuiging dat de litanie een soort aanhangsel was van de rozenkrans. In werkelijkheid is de litanie een op zich staande cultische handeling. Zij kan het dragende element van eerbetoon aan de Maagd vormen, een processiezang zijn, deel uitmaken van een viering van Gods woord of van andere cultische structuren.
Twee litanieformulieren zijn in de liturgische boeken van de Romeinse rite opgenomen: de litanie van Loreto, waarvoor de pausen van Rome hun achting herhaaldelijk tot uitdrukking gebracht hebben, De litanie van Loreto werd...De litanie van Loreto werd voor het eerst opgenomen in het Rituale Romanum als appendix in de editio typica van 1874. vgl: Enchiridion Indulgentiarum - tertia editur, (21)[[[6314|(21)]]] en de litanie voor de ritus van de kroning van beeltenis van de heilige Maagd Maria, vgl: Ordo coronandi imagginem beatae Mariae Virginis, (41)[[[7716|(41)]]] die bij sommige gelegenheden een doeltreffend alternatief kan zijn voor het formulier van Loreto. vgl: c[[[7084|(63)]]]
Een woekering van litanieformulieren zou, van pastoraal standpunt uit bezien, niet nuttig zijn, In de zestiende eeuw vermenigvuldigen zich de litanieformulieren, die niet zelden van een slechte smaak getuigden of de vrucht waren van een weinig verlichte vroomheid. Om de overdreven en ongecontroleerde productie van litanieën in te dammen liet Clemens VIII op 6 september 1601 door het Heilig Officie het strenge document Quoniam Multi publiceren. Volgens dit document mochten alleen de oude litanieën die stonden in het brevier, de missalen, de pontificalia en de ritualen, evenals de litanie van Loreto, beschouwd worden als goedgekeurd.[[7717]] evenals anderzijds een rigoureuze beperking zou tonen dat men niet voldoende rekening houdt met de rijkdom van sommige lokale Kerken of religieuze families. Daarom heeft de Congregatie voor de goddelijke Eredienst[d:108] ertoe aangespoord ’enkele oude of nieuwe formulieren die in gebruik zijn bij lokale Kerken of religieuze instellingen en opmerkelijk zijn vanwege hun structurele nauwgezetheid en de schoonheid van de aanroepingen’ Orientamenti e proposte per la celebrazione dell'Anno mariano, (63)[[7084|(63)]] in overweging te nemen. Een aansporing die duidelijk vooral op zeer bepaalde lokale kringen of gemeenschappen betrekking heeft.
Ten gevolge van het voorschrift van paus Leo XIII in de oktobermaand het bidden van de rozenkrans af te sluiten met het zingen van de litanie van Loreto ontstond er bij veel gelovigen de verkeerde overtuiging dat de litanie een soort aanhangsel was van de rozenkrans. In werkelijkheid is de litanie een op zich staande cultische handeling. Zij kan het dragende element van eerbetoon aan de Maagd vormen, een processiezang zijn, deel uitmaken van een viering van Gods woord of van andere cultische structuren.
Referenties naar alinea 203: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De toewijding - het toevertrouwen aan Maria
204
Wanneer men de geschiedenis van de vroomheid doorloopt, dan ontmoet men verschillende, persoonlijke en gemeenschappelijke ervaringen van ’toewijding – aanbieden – toevertrouwen aan de Maagd’ (oblatio, servitus, commendatio, dedicatio). Zij worden weerspiegeld in de gebedenboeken en de statuten van de Mariagemeenschappen waarin wij formules van ’toewijding’ en gebeden vinden met het oog hierop of ter herinnering hieraan. De uitingen van de waardering van de pausen van Rome betreffende de vrome praktijk van de ’toewijding aan Maria’ zijn zeer talrijk en de gebeden die zij hierbij in het openbaar gebruikten, zijn bekend. vgl: Atto di affidamento alla Beata Vergine Maria[[[2163]]]
Een zeer bekend meester in de spiritualiteit die aan deze praktijk ten grondslag ligt, is de heilige Louis Marie Grignion de Montfort, ’die aan de Christenen de toewijding aan Christus door Maria voorhield als doeltreffend middel om te leven in trouw aan de verplichtingen van het doopsel’. Redemptoris Mater, 48[[713|48]] In het licht van het testament van Christus (Joh. 19, 25-27)[[b:Joh. 19, 25-27]] is de act van ’toewijding’ immers een bewuste erkenning van de bijzondere plaats die Maria van Nazareth inneemt in het mysterie van Christus en de Kerk, - van de voorbeeldige en universele waarde van haar evangelische getuigenis, - van het vertrouwen in haar voorspraak en in de doeltreffendheid van haar bescherming, - van de veelvoudige moederrol die zij speelt, zoals de ware moeder in de orde van genade, vgl: Lumen Gentium, 61[[[617|61]]] vgl: Redemptoris Mater, 40-44[[[713|40-44]]] ten gunste van al haar kinderen en van ieder afzonderlijk.
Men merkt echter op dat het woord ’toewijding’ met een zekere betekenisverruiming en enigszins onjuist gebruikt wordt. ’Men zegt bijvoorbeeld ‘kinderen aan Onze Lieve Vrouw toewijden’ terwijl in werkelijkheid men alleen maar bedoelt de kleintjes onder de bescherming van de Maagd te stellen en voor hen haar moederlijke zegen te vragen’. Orientamenti e proposte per la celebrazione dell'Anno mariano, (86)[[7084|(86)]] Men begrijpt dan ook het voorstel, dat van meerdere kanten komt, om in de plaats van ’toewijding’ andere termen te gebruiken, zoals ’het toevertrouwen’ of ’onder bescherming stellen’. Immers, in onze tijd wordt door de vooruitgang die door te theologie van de liturgie gemaakt is, en door de daaruit volgende eis van een strikt gebruikt van de terminologie voorgesteld om de uitdrukking toewijding te reserveren voor een aanbieden van zichzelf dat als einddoel god heeft, gekenmerkt door totaliteit en duurzaamheid, gegarandeerd door de tussenkomst van de Kerk en gefundeerd op de sacramenten van doopsel en vormsel.
Het is met betrekking tot een dergelijke praktijk in ieder geval noodzakelijk de gelovigen te instrueren over de aard ervan. Ook al vertoont deze praktijk de kenmerken van een algehele en duurzame gave, zij is slechts analoog ten opzichte van de ’toewijding aan God’. Zij moet de vrucht zijn niet van een voorbijgaande emotie, maar van een persoonlijke vrije beslissing, die gerijpt is in het kader van een juist op de dynamiek van de genade; zij moet op de juiste wijze tot uitdrukking worden gebracht, volgens een, om zo te zeggen, liturgische lijn: aan de Vader door Christus in de Heilige Geest; daarbij word de glorierijke voorspraak van Maria ingeroepen, aan wie men zich geheel toevertrouwt om trouw de plichten van het doopsel na te komen en ten opzichte van haar te leven met een houding zoals een kind betaamt. Zij moet plaatsvinden buiten de viering van het eucharistisch offer, omdat het een gebaar van devotie betreft dat niet te vergelijken is met de liturgie: het toevertrouwen aan Maria onderscheidt zich immers wezenlijk van andere vormen van liturgische toewijding.
Een zeer bekend meester in de spiritualiteit die aan deze praktijk ten grondslag ligt, is de heilige Louis Marie Grignion de Montfort, ’die aan de Christenen de toewijding aan Christus door Maria voorhield als doeltreffend middel om te leven in trouw aan de verplichtingen van het doopsel’. Redemptoris Mater, 48[[713|48]] In het licht van het testament van Christus (Joh. 19, 25-27)[[b:Joh. 19, 25-27]] is de act van ’toewijding’ immers een bewuste erkenning van de bijzondere plaats die Maria van Nazareth inneemt in het mysterie van Christus en de Kerk, - van de voorbeeldige en universele waarde van haar evangelische getuigenis, - van het vertrouwen in haar voorspraak en in de doeltreffendheid van haar bescherming, - van de veelvoudige moederrol die zij speelt, zoals de ware moeder in de orde van genade, vgl: Lumen Gentium, 61[[[617|61]]] vgl: Redemptoris Mater, 40-44[[[713|40-44]]] ten gunste van al haar kinderen en van ieder afzonderlijk.
Men merkt echter op dat het woord ’toewijding’ met een zekere betekenisverruiming en enigszins onjuist gebruikt wordt. ’Men zegt bijvoorbeeld ‘kinderen aan Onze Lieve Vrouw toewijden’ terwijl in werkelijkheid men alleen maar bedoelt de kleintjes onder de bescherming van de Maagd te stellen en voor hen haar moederlijke zegen te vragen’. Orientamenti e proposte per la celebrazione dell'Anno mariano, (86)[[7084|(86)]] Men begrijpt dan ook het voorstel, dat van meerdere kanten komt, om in de plaats van ’toewijding’ andere termen te gebruiken, zoals ’het toevertrouwen’ of ’onder bescherming stellen’. Immers, in onze tijd wordt door de vooruitgang die door te theologie van de liturgie gemaakt is, en door de daaruit volgende eis van een strikt gebruikt van de terminologie voorgesteld om de uitdrukking toewijding te reserveren voor een aanbieden van zichzelf dat als einddoel god heeft, gekenmerkt door totaliteit en duurzaamheid, gegarandeerd door de tussenkomst van de Kerk en gefundeerd op de sacramenten van doopsel en vormsel.
Het is met betrekking tot een dergelijke praktijk in ieder geval noodzakelijk de gelovigen te instrueren over de aard ervan. Ook al vertoont deze praktijk de kenmerken van een algehele en duurzame gave, zij is slechts analoog ten opzichte van de ’toewijding aan God’. Zij moet de vrucht zijn niet van een voorbijgaande emotie, maar van een persoonlijke vrije beslissing, die gerijpt is in het kader van een juist op de dynamiek van de genade; zij moet op de juiste wijze tot uitdrukking worden gebracht, volgens een, om zo te zeggen, liturgische lijn: aan de Vader door Christus in de Heilige Geest; daarbij word de glorierijke voorspraak van Maria ingeroepen, aan wie men zich geheel toevertrouwt om trouw de plichten van het doopsel na te komen en ten opzichte van haar te leven met een houding zoals een kind betaamt. Zij moet plaatsvinden buiten de viering van het eucharistisch offer, omdat het een gebaar van devotie betreft dat niet te vergelijken is met de liturgie: het toevertrouwen aan Maria onderscheidt zich immers wezenlijk van andere vormen van liturgische toewijding.
Referenties naar alinea 204: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het scapulier van de Karmel en andere scapulieren
205
In de geschiedenis van de mariale vroomheid ontmoet men de ’devotie’ tot verschillende scapulieren, waaronder dat van de heilige Maagd van de berg Karmel een bijzondere plaats inneemt. De verbreiding ervan is waarlijk universeel en ook hierop zijn ongetwijfeld de woorden van het Concilie van toepassing betreffende de praktijken in de oefeningen van godsvrucht ’die in de loop van de eeuwen door het leergezag aanbevolen zijn’.Lumen Gentium, 67[[617|67]] vgl: Aan Silva Kardinaal Henríquez, pauselijk gezant bij het mariologisch congres van Santo Domingo[[[7909]]]
Het scapulier van de Karmel is een gereduceerde vorm van het habijt van de orde van de broeders van de heilige Maagd van de berg Karmel: tot een zeer verbreide devotie geworden, bewaart het scapulier – ook een buiten het verband met het leven en de spiritualiteit van de Karmelitaanse familie – hiermee een soort overeenstemming.
Het scapulier is een uiterlijk teken van een bijzondere vertrouwvolle verhouding als tussen een kind en zijn ouders. Deze verhouding ontstaat tussen de Maagd, Moeder en Koningin van de Karmel, en de godvruchtigen die zich in totale overgave aan haar toevertrouwen en vol vertrouwen hun toevlucht nemen tot haar moederlijke voorspraak. Het herinnert aan de voorrang van het geestelijk leven en aan de noodzaak van het gebed.
Het scapulier wordt met een bijzondere ceremonie van de Kerk opgelegd. Daarbij verklaart men dat de ’doopbelofte vraagt ons met Christus te bekleden met de hulp van de Moeder Maagd, die bekommerd is om onze gelijkvormigheid met het mens geworden Woord, tot lof van de Drie-eenheid, opdat wij het bruidskleed dragend het hemels vaderland bereiken’. vgl: De Benedcitionibus. Ordo benedictionis et impositionis scapularis, cit. 1213[[[2884]]] Het overhandigen van het scapulier van de Karmel, evenals dat van andere, ’dient herleid te worden tot het oorspronkelijk serieus karakter ervan: het mag niet een min of meer geïmproviseerde handeling zijn, maar het afsluitend ogenblik van een zorgvuldige voorbereiding, waarbij de gelovige bewust gemaakt is van de aard en de doeleinden van het genootschap waarvan hij lid wordt, en de levensverplichtingen die hij op zich neemt’. Orientamenti e proposte per la celebrazione dell'Anno mariano, (88)[[7084|(88)]]
Het scapulier van de Karmel is een gereduceerde vorm van het habijt van de orde van de broeders van de heilige Maagd van de berg Karmel: tot een zeer verbreide devotie geworden, bewaart het scapulier – ook een buiten het verband met het leven en de spiritualiteit van de Karmelitaanse familie – hiermee een soort overeenstemming.
Het scapulier is een uiterlijk teken van een bijzondere vertrouwvolle verhouding als tussen een kind en zijn ouders. Deze verhouding ontstaat tussen de Maagd, Moeder en Koningin van de Karmel, en de godvruchtigen die zich in totale overgave aan haar toevertrouwen en vol vertrouwen hun toevlucht nemen tot haar moederlijke voorspraak. Het herinnert aan de voorrang van het geestelijk leven en aan de noodzaak van het gebed.
Het scapulier wordt met een bijzondere ceremonie van de Kerk opgelegd. Daarbij verklaart men dat de ’doopbelofte vraagt ons met Christus te bekleden met de hulp van de Moeder Maagd, die bekommerd is om onze gelijkvormigheid met het mens geworden Woord, tot lof van de Drie-eenheid, opdat wij het bruidskleed dragend het hemels vaderland bereiken’. vgl: De Benedcitionibus. Ordo benedictionis et impositionis scapularis, cit. 1213[[[2884]]] Het overhandigen van het scapulier van de Karmel, evenals dat van andere, ’dient herleid te worden tot het oorspronkelijk serieus karakter ervan: het mag niet een min of meer geïmproviseerde handeling zijn, maar het afsluitend ogenblik van een zorgvuldige voorbereiding, waarbij de gelovige bewust gemaakt is van de aard en de doeleinden van het genootschap waarvan hij lid wordt, en de levensverplichtingen die hij op zich neemt’. Orientamenti e proposte per la celebrazione dell'Anno mariano, (88)[[7084|(88)]]
Referenties naar alinea 205: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De Mariamedailles
206
De gelovigen dragen ook graag – bijna altijd om de hals – medailles met een beeltenis van de Maagd Maria. Het is een geloofsgetuigenis, een teken van verering voor de heilige Moeder van de Heer, een uiting van vertrouwen in haar moederlijke bescherming.
De Kerk zegent deze voorwerpen van mariale godsvrucht, waarbij zij eraan herinnert dat deze ’ertoe dienen aan Gods liefde te herinneren en het vertrouwen in de heilige Maagd te doen toenemen’, De Benedcitionibus. Ordo benedictionis rerum quae ad pietatem et devotionem exercendam destinar, cit. 1168[[2884]] maar zij waarschuwt de gelovigen om niet te vergeten dat de devotie tot de Moeder van Jezus vooral ‘een consequent getuigenis van leven’ De Benedcitionibus. Ordo benedictionis rerum quae ad pietatem et devotionem exercendam destinar, cit. 1168[[2884]] vereist.
Door haar bijzondere verbreiding neemt onder de Mariamedailles de zogenaamde ’wonderdadige medaille’ een bijzondere plaats in. Deze vindt haar oorsprong in de verschijningen van de Maagd Maria in 1830 aan een nederige novice van de Zusters van Liefde, de toekomstige heilige Cathérine Labouré. De medaille is geslagen overeenkomstig de aanwijzingen die door de Maagd aan de heilige werden gegeven, en is om zijn rijke symboliek ’een mariale microkosmos’ genoemd: zij herinnert immers aan het mysterie van de verlossing, aan de liefde van het Hart van Christus en van het bedroefde Hart van Maria, aan de functie van de Maagd als middelares, aan het mysterie van de Kerk en aan de relatie tussen hemel en aarde en tussen eeuwig leven en tijdelijk leven.
Een nieuw impuls tot de verbreiding van ’de wonderdadige medaille’ werd gegeven door de heilige Maximiliaan Kolbe (+ 1941) en door de bewegingen die door hem ontstaan zijn of zich door hem laten inspireren. In 1917 adopteerde hij immers de ’wonderdadige medaille’ als insigne van de ’pia unio’ van de Ridderschap van de Onbevlekte, welke door hem in Rome werd gesticht, toen hij een jonge religieus was van de Minderbroeders Conventuelen.
Evenmin als de andere medailles van de Maagd en andere voorwerpen van verering is de ’wonderdadige medaille’ een talisman en evenmin mag zij leiden tot ijdele lichtgelovigheid. vgl: Lumen Gentium, 67[[[617|67]]] vgl: Marialis Cultus, 38[[[598|38]]] vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk, 2111[[[1|2111]]] De belofte van de Maagd dat ‘de personen die haar zullen dragen, grote genaden zullen ontvangen’, vereist van de gelovigen een nederige en vasthoudende instemming met de christelijke boodschap, een volhardend gebed vol vertrouwen, een consequente levenswandel.
De Kerk zegent deze voorwerpen van mariale godsvrucht, waarbij zij eraan herinnert dat deze ’ertoe dienen aan Gods liefde te herinneren en het vertrouwen in de heilige Maagd te doen toenemen’, De Benedcitionibus. Ordo benedictionis rerum quae ad pietatem et devotionem exercendam destinar, cit. 1168[[2884]] maar zij waarschuwt de gelovigen om niet te vergeten dat de devotie tot de Moeder van Jezus vooral ‘een consequent getuigenis van leven’ De Benedcitionibus. Ordo benedictionis rerum quae ad pietatem et devotionem exercendam destinar, cit. 1168[[2884]] vereist.
Door haar bijzondere verbreiding neemt onder de Mariamedailles de zogenaamde ’wonderdadige medaille’ een bijzondere plaats in. Deze vindt haar oorsprong in de verschijningen van de Maagd Maria in 1830 aan een nederige novice van de Zusters van Liefde, de toekomstige heilige Cathérine Labouré. De medaille is geslagen overeenkomstig de aanwijzingen die door de Maagd aan de heilige werden gegeven, en is om zijn rijke symboliek ’een mariale microkosmos’ genoemd: zij herinnert immers aan het mysterie van de verlossing, aan de liefde van het Hart van Christus en van het bedroefde Hart van Maria, aan de functie van de Maagd als middelares, aan het mysterie van de Kerk en aan de relatie tussen hemel en aarde en tussen eeuwig leven en tijdelijk leven.
Een nieuw impuls tot de verbreiding van ’de wonderdadige medaille’ werd gegeven door de heilige Maximiliaan Kolbe (+ 1941) en door de bewegingen die door hem ontstaan zijn of zich door hem laten inspireren. In 1917 adopteerde hij immers de ’wonderdadige medaille’ als insigne van de ’pia unio’ van de Ridderschap van de Onbevlekte, welke door hem in Rome werd gesticht, toen hij een jonge religieus was van de Minderbroeders Conventuelen.
Evenmin als de andere medailles van de Maagd en andere voorwerpen van verering is de ’wonderdadige medaille’ een talisman en evenmin mag zij leiden tot ijdele lichtgelovigheid. vgl: Lumen Gentium, 67[[[617|67]]] vgl: Marialis Cultus, 38[[[598|38]]] vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk, 2111[[[1|2111]]] De belofte van de Maagd dat ‘de personen die haar zullen dragen, grote genaden zullen ontvangen’, vereist van de gelovigen een nederige en vasthoudende instemming met de christelijke boodschap, een volhardend gebed vol vertrouwen, een consequente levenswandel.
Referenties naar alinea 206: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De 'Akathistos'-hymne
207
Als een eerbiedwaardige hymne tot de Moeder van God, Akathistos genoemd – ofwel staande gezongen – vertegenwoordigt de Akathistoshymne een van de hoogste en beroemdste uitingen van mariale godsvrucht uit de byzantijnse traditie. Het is een meesterwerk van literatuur en theologie en bevat in biddende vorm al wat de Kerk van de eerste eeuwen met universele instemming geloofd heeft over Maria. De inspiratiebronnen van de hymne zijn de heilige Schriften, de leer, vastgesteld op de Oecumenische Concilies van Nicea[d:222] (325), Efese[d:249] (431) en Chalcedon[d:360] (451) en de reflectie van de oosterse Vaders van de vierde en de vijfde eeuw. De Akathistos wordt in het oosterse liturgische jaar op de vijfde zaterdag van de Veertigdagentijd plechtig uitgevoerd en bovendien wordt ze bij vele andere gelegenheden gezongen en in de godsvrucht van clerus, monniken en leken aanbevolen.
In de laatste jaren heeft deze hymne zich ook onder gemeenschap en gelovigen van de Latijnse ritus zeer verbreid. Behalve de Akathistos zijn er...Behalve de Akathistos zijn er andere gebeden die uit verschillende tradities in het oosten waaraan een aflaat verbonden is Tot een grotere bekendheid hiervan hebben enkele plechtige Mariavieringen bijgedragen die in tegenwoordigheid van de Heilige Vader in Rome en met aanzienlijke weerklank binnen de Kerk hebben plaatsgevonden.Kerstboodschap 2000 voorafgaand aan de zegen "Urbi et Orbi"[[55]] Deze zeer oude hymne, De wetenschappelijke kritiek...De wetenschappelijke kritiek van vandaag is geneigd deze anoniem overgeleverde hymne te dateren in de jaren die volgen op het Concilie van Chalcedon; de Latijnse versie die door bisschop Christophorus van Venetië omstreeks 800 geredigeerd werd en zo'n grote invloed uitoefende op de godsvrucht van de Middeleeuwen in het westen, draagt de naam van Germanus van Constantinopel (+733) die een rijpe is van de oudste traditie van de ongedeelde Kerk ter ere van Maria, is een oproep en een smeekbede voor de eenheid onder de Christenen onder leiding van de Moeder van de Heer. ’Deze rijkdom aan lofprijzen die opgestapeld is door de verschillende vormen van de grote traditie van de kerk, zou ons kunnen helpen om de Kerk weer ten volle te laten ademen met haar ’twee longen, het oosten en het westen’. Redemptoris Mater, 34[[713|34]]
In de laatste jaren heeft deze hymne zich ook onder gemeenschap en gelovigen van de Latijnse ritus zeer verbreid. Behalve de Akathistos zijn er...Behalve de Akathistos zijn er andere gebeden die uit verschillende tradities in het oosten waaraan een aflaat verbonden is Tot een grotere bekendheid hiervan hebben enkele plechtige Mariavieringen bijgedragen die in tegenwoordigheid van de Heilige Vader in Rome en met aanzienlijke weerklank binnen de Kerk hebben plaatsgevonden.Kerstboodschap 2000 voorafgaand aan de zegen "Urbi et Orbi"[[55]] Deze zeer oude hymne, De wetenschappelijke kritiek...De wetenschappelijke kritiek van vandaag is geneigd deze anoniem overgeleverde hymne te dateren in de jaren die volgen op het Concilie van Chalcedon; de Latijnse versie die door bisschop Christophorus van Venetië omstreeks 800 geredigeerd werd en zo'n grote invloed uitoefende op de godsvrucht van de Middeleeuwen in het westen, draagt de naam van Germanus van Constantinopel (+733) die een rijpe is van de oudste traditie van de ongedeelde Kerk ter ere van Maria, is een oproep en een smeekbede voor de eenheid onder de Christenen onder leiding van de Moeder van de Heer. ’Deze rijkdom aan lofprijzen die opgestapeld is door de verschillende vormen van de grote traditie van de kerk, zou ons kunnen helpen om de Kerk weer ten volle te laten ademen met haar ’twee longen, het oosten en het westen’. Redemptoris Mater, 34[[713|34]]
Referenties naar alinea 207: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De verering van de heiligen en de zaligen
- Enkele principes
208
Geworteld in de Heilige Schrift (Hand. 7, 54-60; Openb. 6, 9-11; Openb. 7, 9-17)[[b:Hand. 7, 54-60; Openb. 6, 9-11; Openb. 7, 9-17]] en met zekerheid gedocumenteerd vanaf de eerste helft van de tweede eeuw, vgl: V, XV, 42-47: SCh 31, Parijs 1952, pp. 189-190[[[1115]]] is de verering van de heiligen, vooral van de martelaren, een zeer oud kerkelijk feit. De Kerk heeft immers zowel in het oosten als in het westen altijd heiligen vereerd. En wanneer vooral in de tijd dat het protestantisme ontstaan is, bezwaren ingebracht zijn tegen enkele traditionele aspecten van een dergelijk verering, heeft zij deze krachtig verdedigd en de theologische fundamenten toegelicht, evenals het verband ervan met de geloofsleer. Zij heeft de cultische praktijk zowel in de liturgische als in de volkse uitingen geregeld en de exemplarische waarde onderstreept van het getuigenis van deze vermaarde mannelijke en vrouwelijke leerlingen van de Heer, waar het een echt christelijk leven betreft.
Referenties naar alinea 208: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
209
De constitutie Sacrosanctum Concilium[570] illustreert in het hoofdstuk dat gewijd is aan het liturgische jaar, op de doeltreffende wijze het kerkelijk feit en de betekenis van de verering van heiligen en zaligen: 'In de jaarkring heeft de Kerk verder ingevoegd de gedachtenisviering van martelaren en andere heiligen, die door de rijk geschakeerde genade van God tot volmaaktheid zijn gebracht, het eeuwig heil reeds hebben bereikt en nu in de hemel God een volmaakt loflied toezingen en voor ons ten beste spreken. Bij de vieringen van de geboorte van de heiligen voor de hemel verkondigt zijn immers het Paasmysterie in de heiligen, die met Christus hebben geleden en met Hem zijn verheerlijkt. Zij houdt aan de gelovigen hun voorbeelden voor ogen waardoor allen door Christus tot de Vader geleid worden, en zij verkrijgt door hun verdiensten de weldaden van God'. Sacrosanctum Concilium, 104[[570|104]]
Referenties naar alinea 209: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
210
Een juist begrip van de leer van de Kerk over de heiligen is alleen maar mogelijk binnen het ruimere kader van de betreffende geloofsartikelen:
- - de ’ene, heilige, katholieke en apostolische Kerk’, Credo van Nicea - Constantinopel[[66]] dat wil zeggen heilig door de tegenwoordigheid van ’Jezus Christus, die met de Vader en de Heilige Geest ‘de enige heilige’ genoemd wordt, Divinus Perfectionis Magister[[2179]] door het onophoudelijk werken van de Geest van heiligheid, vgl: Lumen Gentium, 4[[[617|4]]] omdat zij begiftigd is met middelen van heiliging. De Kerk is dus, ook al bevat zij in haar schoot zondaars, ‘reeds op aarde getooid met ware heiligheid, ook al is deze onvolmaakt’; vgl: Lumen Gentium, 48[[[617|48]]] zij is het ‘heilig volk van God’, vgl: Lumen Gentium, 48[[[617|48]]] waarvan de leden naar het getuigenis van de Schriften ‘heilig’ genoemd worden. (Hand. 9, 13; 1 Kor. 6, 1; 1 Kor. 16, 1)[[b:Hand. 9, 13; 1 Kor. 6, 1; 1 Kor. 16, 1]]
- - de ’gemeenschap van de heiligen’, Credo[[7918]] waardoor zowel de hemelse Kerk als de Kerk die wacht op de uiteindelijke loutering ‘in de toestand die vagevuur genoemd wordt’, Catechismus van de Katholieke Kerk, 1472[[1|1472]] als ook de Kerk die op aarde op pelgrimstocht is, ‘in de gemeenschap van dezelfde liefde tot God en de naaste’ Lumen Gentium, 49[[617|49]] met elkaar in verbinding staan; immers, allen die van Christus zijn, vormen één enige Kerk en zijn in Hem verenigd, omdat zij zijn Geest hebben.
- - de leer van de ene middelaarschap van Christus (1 Tim. 2, 5)[[b:1 Tim. 2, 5]], die echter andere onderschikte vormen van middelaarschap niet uitsluit welke uitgeoefend worden binnen het allesomvattende middelaarschap van Christus. Lumen Gentium, 49[[617|49]]
Referenties naar alinea 210: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
211
De leer van de Kerk en haar liturgie houden de heiligen en zaligen, die reeds ’de ene en drie-ene God aanschouwen’, DH 1305[[895|6]] voor als:
- historische getuigen van de universele roeping tot heiligheid; als een voortreffelijke vrucht van de verlossing van Christus, zijn zij er een blijk en een bewijs van dat God in alle tijden en bij alle volken in de meest uiteenlopende sociaal-culturele omstandigheden en in verschillende levensstaten zijn kinderen roept om te komen tot de volmaaktheid van Christus (Ef. 4, 13; Kol. 1, 28)[[b:Ef. 4, 13; Kol. 1, 28]];
- uitmuntende leerlingen van de Heer en derhalve voorbeelden van evangelisch leven; Die I nov.Omnium Sancrorum sollemnitas, Praefatio - Prefatie van Allerheiligen[[4105]] in de heilig – en zaligverklaringsprocessen erkent de Kerk de heldhaftigheid van hun deugden en houdt ons hen derhalve ter navolging voor;
- burgers van het hemels Jeruzalem, die zonder einde Gods heerlijkheid en barmhartigheid bezingen; in hen is immers reeds de overgang van Pasen uit deze wereld naar de Vader tot stand gekomen;
- voorsprekers en vrienden van de gelovigen, die op aarde nog op pelgrimstocht zijn, omdat de heiligen, ook al zijn zij ondergedompeld in Gods zaligheid, de noden van hun broeders en zusters kennen en hun toch met gebed en bescherming begeleiden;
- schutspatronen van de lokale Kerken, waarvan zij vaak de stichters waren (vgl. de heilige Eusebius van Vercelli) of vermaarde herders (de heilige Ambrosius van Milaan); schutspatronen van naties: apostelen van de bekering ervan tot het christelijk geloof ( de heilige Thomas en Bartholomeüs voor India) of uitdrukking van de nationale identiteit ervan (de heilige Patrick van Ierland); patronen van corporaties en beroepen (de heilige Homobonus voor de kleermakers); patronen in bijzondere omstandigheden
- in het uur van de bevalling (de heilige Anna, de heilige Raymundus Nonatus), van de dood (de heilige Jozef) En om een bijzondere genade te verkrijgen (de heilige Lucia voor het behoud van het gezichtsvermogen) enz.
Referenties naar alinea 211: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
212
Tenslotte moet er opnieuw op gewezen worden dat het uiteindelijk doel van de verering van de heiligen de verheerlijking van God is en de heiliging van de mens door een leven dat volledig overeenkomt met de goddelijke wil, alsook het navolgen van de deugden van hen die uitmuntende leerlingen van de Heer zijn geweest.
Daarom zal men bij de catechese en bij andere ogenblikken van het overdragen van de leer de gelovigen moeten leren dat onze relatie met de heiligen gezien moet worden in het licht van het geloof, en dat zij ’de latreutische eredienst die wij door Christus in de Geest aan de Vader brengen’, niet mag verduisteren, ‘maar deze integendeel aanzienlijk verrijkt’, dat ’de echte heiligenverering niet zozeer gelegen is in de vermenigvuldiging van de uitwendige praktijken, als wel veeleer in de meer werkzame toeleg van onze liefde’, die vertaald wordt in een inzet van christelijk leven’. Lumen Gentium, 51[[617|51]]
Daarom zal men bij de catechese en bij andere ogenblikken van het overdragen van de leer de gelovigen moeten leren dat onze relatie met de heiligen gezien moet worden in het licht van het geloof, en dat zij ’de latreutische eredienst die wij door Christus in de Geest aan de Vader brengen’, niet mag verduisteren, ‘maar deze integendeel aanzienlijk verrijkt’, dat ’de echte heiligenverering niet zozeer gelegen is in de vermenigvuldiging van de uitwendige praktijken, als wel veeleer in de meer werkzame toeleg van onze liefde’, die vertaald wordt in een inzet van christelijk leven’. Lumen Gentium, 51[[617|51]]
Referenties naar alinea 212: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De heilige engelen
213
Met de heldere en sobere taal van de catechese leert de Kerk: ’Het bestaan van geestelijke, niet lichamelijke wezens die de Schrift gewoonlijk engelen noemt, is een geloofswaarheid. Het getuigenis van de Schrift is even duidelijk als de eenstemmigheid in de Overlevering dit is’. Catechismus van de Katholieke Kerk, 328[[1|328]]
Volgens de Schrift zijn de engelen boodschappers van God, ’machtige uitvoerders van zijn bevel … trouwe knechten die doen wat Hij wil’ (Ps. 103, 20)[b:Ps. 103, 20], in dienst van zijn heilsplan, ‘uitgezonden ten behoeve van hen voor wie het heil is weggelegd’ (Heb. 1, 14)[b:Heb. 1, 14].
Volgens de Schrift zijn de engelen boodschappers van God, ’machtige uitvoerders van zijn bevel … trouwe knechten die doen wat Hij wil’ (Ps. 103, 20)[b:Ps. 103, 20], in dienst van zijn heilsplan, ‘uitgezonden ten behoeve van hen voor wie het heil is weggelegd’ (Heb. 1, 14)[b:Heb. 1, 14].
Referenties naar alinea 213: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
214
De gelovigen kennen heel goed de talrijke episoden uit het Oude en het Nieuwe Testament waarin de heilige engelen ingrijpen. Zij weten dat de engelen de poorten van de aards paradijs sluiten (Gen. 3, 24)[[b:Gen. 3, 24]], Hagar en haar kind Ismaël redden (Gen. 21, 17)[[b:Gen. 21, 17]], de hand tegen houden van Abraham die op het punt staat Isaak te offeren (Gen. 22, 11)[[b:Gen. 22, 11]], wonderbare geboortes aankondigen (Recht. 13, 3-7)[[b:Recht. 13, 3-7]], de schreden van de rechtvaardige bewaken (Ps. 91, 11)[[b:Ps. 91, 11]], onophoudelijk de Heer prijzen (Jes. 6, 1-4)[[b:Jes. 6, 1-4]] en de gebeden van de heiligen voor God brengen. (Openb.. 8, 3-4)[[b:Openb.. 8, 3-4]] Zij herinneren zich ook het ingrijpen van een engel ten gunste van de profeet Elia, op de vlucht en uitgeput (1 Kon. 19, 4-8)[[b:1 Kon. 19, 4-8]] ten gunste van Azarja en zijn gezellen die in de oven zijn geworpen (Dan. 3, 49-50)[[b:Dan. 3, 49-50]], van Daniël die in de leeuwenkuil is opgesloten (Dan. 6, 23)[[b:Dan. 6, 23]]; zij zijn bekend met de geschiedenis van Tobias waarin Rafaël, ’een van de zeven heilige engelen die de gebeden van de heiligen opdragen en toegang hebben tot voor de heerlijke troon van de Heilige’ (Tob. 12, 15)[b:Tob. 12, 15], veel diensten verricht ten gunste van Tobit, zijn zoon Tobias en zijn vrouw Sara.
De gelovigen weten ook dat het aantal episoden in het leven van Jezus niet gering is waarin de engelen een bijzondere rol spelen: de engel Gabriël kondigt Maria aan dat zij zwanger zal worden en de Zoon van de Allerhoogste zal baren (Lc. 1, 26-38)[[b:Lc. 1, 26-38]], en eveneens een engel onthult aan Jozef de bovennatuurlijke oorsprong van het moederschap van de Maagd. (Mt. 1, 18-25)[[b:Mt. 1, 18-25]] De engelen brengen de herders van Bethlehem de blijde boodschap van de geboorte van de Heiland. (Lc. 2, 8-14)[[b:Lc. 2, 8-14]] De ’engel van de Heer’ beschermt het leven van het kind Jezus dat door Herodes bedreigd wordt. (Mt. 2, 13-20)[[b:Mt. 2, 13-20]] De engelen staan de Heer bij in de woestijn (Mt. 4, 11)[[b:Mt. 4, 11]] en sterken Hem in zijn doodsstrijd. (Lc. 22, 43)[[b:Lc. 22, 43]] Zij verkondigen aan de vrouwen die naar Jezus’ graf gegaan zijn, dat Hij ’verrezen is’ (Mc. 16, 1-8)[[b:Mc. 16, 1-8]] en zij treden ook op bij de hemelvaart om de betekenis ervan aan de leerlingen te openbaren en te verkondigen dat ’Jezus … op dezelfde wijze zal wederkeren als gij Hem naar de hemel hebt zien gaan’ (Hand. 1, 11)[b:Hand. 1, 11].
De gelovigen ontgaat de betekenis niet van de aansporing van Jezus om niet één van de kleinen te minachten die in Hem geloven, ’want zij hebben engelen in de hemel en dezen aanschouwen voortdurend het aangezicht van mijn Vader die in de hemel is’ (Mt. 18, 10)[b:Mt. 18, 10]. En van het troostend woord dat ‘er vreugde is bij de engelen van God over één zondaar die zich bekeert’ (Lc. 15, 10)[b:Lc. 15, 10]. Zij weten tenslotte dat ’de Mensenzoon komt in zijn heerlijkheid en vergezeld van alle engelen’ (Mt. 25, 31)[b:Mt. 25, 31] om levenden en doden te oordelen en de geschiedenis te voltooien.
De gelovigen weten ook dat het aantal episoden in het leven van Jezus niet gering is waarin de engelen een bijzondere rol spelen: de engel Gabriël kondigt Maria aan dat zij zwanger zal worden en de Zoon van de Allerhoogste zal baren (Lc. 1, 26-38)[[b:Lc. 1, 26-38]], en eveneens een engel onthult aan Jozef de bovennatuurlijke oorsprong van het moederschap van de Maagd. (Mt. 1, 18-25)[[b:Mt. 1, 18-25]] De engelen brengen de herders van Bethlehem de blijde boodschap van de geboorte van de Heiland. (Lc. 2, 8-14)[[b:Lc. 2, 8-14]] De ’engel van de Heer’ beschermt het leven van het kind Jezus dat door Herodes bedreigd wordt. (Mt. 2, 13-20)[[b:Mt. 2, 13-20]] De engelen staan de Heer bij in de woestijn (Mt. 4, 11)[[b:Mt. 4, 11]] en sterken Hem in zijn doodsstrijd. (Lc. 22, 43)[[b:Lc. 22, 43]] Zij verkondigen aan de vrouwen die naar Jezus’ graf gegaan zijn, dat Hij ’verrezen is’ (Mc. 16, 1-8)[[b:Mc. 16, 1-8]] en zij treden ook op bij de hemelvaart om de betekenis ervan aan de leerlingen te openbaren en te verkondigen dat ’Jezus … op dezelfde wijze zal wederkeren als gij Hem naar de hemel hebt zien gaan’ (Hand. 1, 11)[b:Hand. 1, 11].
De gelovigen ontgaat de betekenis niet van de aansporing van Jezus om niet één van de kleinen te minachten die in Hem geloven, ’want zij hebben engelen in de hemel en dezen aanschouwen voortdurend het aangezicht van mijn Vader die in de hemel is’ (Mt. 18, 10)[b:Mt. 18, 10]. En van het troostend woord dat ‘er vreugde is bij de engelen van God over één zondaar die zich bekeert’ (Lc. 15, 10)[b:Lc. 15, 10]. Zij weten tenslotte dat ’de Mensenzoon komt in zijn heerlijkheid en vergezeld van alle engelen’ (Mt. 25, 31)[b:Mt. 25, 31] om levenden en doden te oordelen en de geschiedenis te voltooien.
Referenties naar alinea 214: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
215
De Kerk, die bij het begin bewaakt en verdedigd werd door het dienstwerk van de engelen (Hand. 5, 17-20; Hand. 12, 6-11)[[b:Hand. 5, 17-20; Hand. 12, 6-11]] en die voortdurend hun mysterieuze en machtige hulp ondervindt’, Catechismus van de Katholieke Kerk, 334[[1|334]] vereert deze hemelse geesten en vol vertrouwen en vraagt zij om hun voorspraak.
In de loop van het liturgisch jaar herdenkt de Kerk de deelname van de engelen aan de heilsgebeurtenissen, Zo bijvoorbeeld met het...Zo bijvoorbeeld met het grootste hoogfeest, Pasen, en het hoogfeest van de Aankondiging (25 maart), Kerstmis (25 december), Hemelvaart, Onbevlekte Ontvangenis (8 december), de h. Jozef (19 maart), de heilige Petrus en Paulus (29 juni), Maria Tenhemelopneming (15 augustus) en Allerheiligen (1 november). en viert hun gedachtenis op enkele bijzondere dagen. Op 29 september die van de aartsengelen Michaël, Gabriël en Rafaël, op 2 oktober die van de engelbewaarders; aan hen wijdt zij een votiefmis, waarvan de prefatie verkondigt dat ’Gods heerlijkheid straalt in de engelen’, Praefatio de Angelis - Prefatie van de Engelen[[4105]] in de viering van de goddelijke mysteries voegt zij zich bij het gezang van de engelen om de heerlijkheid van de driewerf heilige God te verkondigen (Jes. 6, 3)[[b:Jes. 6, 3]] Prex Eucaharistica, Sanctus[[4105]] en roept zij hun hulp in om de gaven van de Eucharistie ’te dragen tot op uw altaar in den hoge, voor (...) uw goddelijke majesteit’. Prex Eucaharistica I, Supplices te rogamus[[4105]] In hun tegenwoordigheid viert men de dienst van lofprijzing. (Ps. 137, 1)[[b:Ps. 137, 1]] vgl: 19, 5: CSEL 75, Vindonbonae 1960, p. 75[[[934|+404]]] Aan het dienstwerk van de engelen vertrouwt zij de gebeden van de gelovigen toe (Openb. 5, 8; Openb. 8, 3)[[b:Openb. 5, 8; Openb. 8, 3]], de smart van de boetelingen, vgl: Ordo Paenitentiae[[[3173]]] de verdediging van de onschuldigen tegen de aanvallen van de Boze. vgl: Die 2 octobris, Ss. Angelorum Custodum memoria, Ad Vesperas, Hymnus: "Custodes hominum psallimus angelos"[[[3721]]] Zij smeekt God op het einde van de dag zijn engelen te zenden om degenen die bidden, in vrede te bewaren. vgl: Die 2 octobris, Ss. Angelorum Custodum memoria, Ad Completorium post II Vesperas Dominicae et Sollemnitatem, Oratio "Visita quaesumus"[[[3721]]] Zij bidt dat de hemelse geesten hen die gaan sterven, te hulp komen vgl: cit., 147[[[4167]]] en bij de begrafenisritus smeekt zij dat de engelen de ziel van de overledene naar het paradijs begeleiden vgl: p. 50[[[4887]]] en over zijn graf waken.
In de loop van het liturgisch jaar herdenkt de Kerk de deelname van de engelen aan de heilsgebeurtenissen, Zo bijvoorbeeld met het...Zo bijvoorbeeld met het grootste hoogfeest, Pasen, en het hoogfeest van de Aankondiging (25 maart), Kerstmis (25 december), Hemelvaart, Onbevlekte Ontvangenis (8 december), de h. Jozef (19 maart), de heilige Petrus en Paulus (29 juni), Maria Tenhemelopneming (15 augustus) en Allerheiligen (1 november). en viert hun gedachtenis op enkele bijzondere dagen. Op 29 september die van de aartsengelen Michaël, Gabriël en Rafaël, op 2 oktober die van de engelbewaarders; aan hen wijdt zij een votiefmis, waarvan de prefatie verkondigt dat ’Gods heerlijkheid straalt in de engelen’, Praefatio de Angelis - Prefatie van de Engelen[[4105]] in de viering van de goddelijke mysteries voegt zij zich bij het gezang van de engelen om de heerlijkheid van de driewerf heilige God te verkondigen (Jes. 6, 3)[[b:Jes. 6, 3]] Prex Eucaharistica, Sanctus[[4105]] en roept zij hun hulp in om de gaven van de Eucharistie ’te dragen tot op uw altaar in den hoge, voor (...) uw goddelijke majesteit’. Prex Eucaharistica I, Supplices te rogamus[[4105]] In hun tegenwoordigheid viert men de dienst van lofprijzing. (Ps. 137, 1)[[b:Ps. 137, 1]] vgl: 19, 5: CSEL 75, Vindonbonae 1960, p. 75[[[934|+404]]] Aan het dienstwerk van de engelen vertrouwt zij de gebeden van de gelovigen toe (Openb. 5, 8; Openb. 8, 3)[[b:Openb. 5, 8; Openb. 8, 3]], de smart van de boetelingen, vgl: Ordo Paenitentiae[[[3173]]] de verdediging van de onschuldigen tegen de aanvallen van de Boze. vgl: Die 2 octobris, Ss. Angelorum Custodum memoria, Ad Vesperas, Hymnus: "Custodes hominum psallimus angelos"[[[3721]]] Zij smeekt God op het einde van de dag zijn engelen te zenden om degenen die bidden, in vrede te bewaren. vgl: Die 2 octobris, Ss. Angelorum Custodum memoria, Ad Completorium post II Vesperas Dominicae et Sollemnitatem, Oratio "Visita quaesumus"[[[3721]]] Zij bidt dat de hemelse geesten hen die gaan sterven, te hulp komen vgl: cit., 147[[[4167]]] en bij de begrafenisritus smeekt zij dat de engelen de ziel van de overledene naar het paradijs begeleiden vgl: p. 50[[[4887]]] en over zijn graf waken.
Referenties naar alinea 215: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
216
Eeuwenlang hebben de gelovigen hun geloofsovertuiging met betrekking tot het dienstwerk van de engelen vertaald in uitingen van godsvrucht. Zij hebben hen aangenomen als schutspatronen van steden en beschermers van gilden. Ter ere van hen hebben zij bekende heiligdommen opgericht zoals Mont-Saint Michel in Normandië, San Michele della Chiusa in Piemonte en San Michele al Gargano in Apulië en feestdagen vastgesteld. Zij hebben hymnen gecomponeerd en oefeningen van godsvrucht samengesteld.
In het bijzonder heeft de volksvroomheid de devotie tot de engelbewaarder ontwikkeld. Reeds de heilige Basilius de Grote (+ 379) leerde dat ’iedere gelovige een engelbewaarder en herder naast zich heeft om hem naar het leven te geleiden’. III, 1: PG 29, 656[[8211]] Deze oude leer werd steeds hechter in haar Bijbelse en patristieke fundamenten en deed verschillende uitingen van godsvrucht ontstaan, totdat zij in de heilige Bernardus van Clairveaux (+ 1153) een grote meester en vermaarde apostel vond van de devotie tot de engelbewaarders. Voor hem zijn zij een bewijs ’dat de hemel niets nalaat dat ons kan helpen’, waardoor hij ons ’die hemelse geesten ter zijde’ stelt ’om ons te beschermen, te onderrichten en te geleiden’. XII in Psalmum 'Qui habitat', 3: Sancti Bernardi Opera, IV, Editiones Cistercienses, Romae 1966, p. 459[[6842]]
De devotie tot de engelbewaarder maakt ook een levensstijl mogelijk die gekenmerkt wordt door:
In het bijzonder heeft de volksvroomheid de devotie tot de engelbewaarder ontwikkeld. Reeds de heilige Basilius de Grote (+ 379) leerde dat ’iedere gelovige een engelbewaarder en herder naast zich heeft om hem naar het leven te geleiden’. III, 1: PG 29, 656[[8211]] Deze oude leer werd steeds hechter in haar Bijbelse en patristieke fundamenten en deed verschillende uitingen van godsvrucht ontstaan, totdat zij in de heilige Bernardus van Clairveaux (+ 1153) een grote meester en vermaarde apostel vond van de devotie tot de engelbewaarders. Voor hem zijn zij een bewijs ’dat de hemel niets nalaat dat ons kan helpen’, waardoor hij ons ’die hemelse geesten ter zijde’ stelt ’om ons te beschermen, te onderrichten en te geleiden’. XII in Psalmum 'Qui habitat', 3: Sancti Bernardi Opera, IV, Editiones Cistercienses, Romae 1966, p. 459[[6842]]
De devotie tot de engelbewaarder maakt ook een levensstijl mogelijk die gekenmerkt wordt door:
- een godsvruchtige dankbaarheid jegens God, die geesten van een zo grote heiligheid en waardigheid ten dienste van de mensen heeft gesteld;
- een houding van waardigheid en godsvrucht, opgewekt door het bewustzijn in de tegenwoordigheid van de heilige engelen te zijn;
- een sereen vertrouwen bij het trotseren van ook moeilijke situaties, omdat de Heer de gelovigen eveneens door het dienstwerk van de engelen geleidt en bijstaat op de weg van de gerechtigheid. Onder de gebeden tot de engelbewaarder is bijzonder verbreid het gebed ’Engel van God’, 18, p. 65[[6314]] dat bij vele gezinnen deel uitmaakt van het morgen- en avondeten en dat op veel plaatsen ook het bidden van de Engel des Heren begeleidt.
Referenties naar alinea 216: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
217
De gewettigde en heilzame volksvroomheid met betrekking tot de engelen kan echter ook aanleiding geven tot afwijkingen, bijvoorbeeld:
- wanneer, zoals soms gebeurt, in de geest van de gelovigen een verkeerde opvatting postvast waardoor zij menen dat de wereld en het leven onderworpen zijn aan demuirische spanningen, aan de onophoudelijke strijd tussen goede en kwade geesten, tussen engelen en demonen, waarbij de mens overweldigd wordt door machten die boven hem staan en waartegen hij niets kan uitrichten. Omdat deze opvatting de gelovige zijn verantwoordelijkheid ontneemt, beantwoordt zij niet aan de echte evangelische visie op de strijd tegen de Boze: die strijd vraagt van de leerling van Christus morele inzet, keuze voor evangelie, nederigheid en gebed;
- wanneer de dagelijkse voorvallen van het leven op een schematische en simplistische, bijna infantiele wijze opgevat worden doordat men aan de Boze ook de geringste tegenspoed toeschrijft en daarentegen aan de engelbewaarder ieder succes en iedere verwezenlijking van ambities, die weinig of niets te maken hebben met de voortgang van de mens op zijn tocht naar het bereiken van volwassenheid in Christus. Af te keuren is ook het gebruik de engelen een bijzondere naam te geven, behalve die van Michaël, Gabriël en Rafaël, die in de Schrift voorkomen.
Referenties naar alinea 217: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De heilige Jozef
218
Om het heilsplan te verwezenlijken vertrouwde God aan Jozef van Nazareth, ’een rechtschapen man’ (Mt. 1, 19)[[b:Mt. 1, 19]], de verloofde van de Maagd Maria (Mt. 1, 19; Lc. 1, 27)[[b:Mt. 1, 19; Lc. 1, 27]] een zending toe van bijzonder belang: Jezus op wettige wijze te laten opnemen in het geslacht van David - waaruit volgens de belofte (2 Sam. 7, 5-16; 1 Kron. 17, 11-14)[[b:2 Sam. 7, 5-16; 1 Kron. 17, 11-14]] de Messias, de Heiland, geboren moest worden – en voor Hem als vader en bewaker te functioneren.
Krachtens deze zending vervulde Jozef een actieve rol in mysteries van de jeugd van de Heiland. Hij kreeg van God de openbaring van de goddelijke oorsprong van het moederschap van Maria (Mt. 1, 20-21)[[b:Mt. 1, 20-21]] en was bevoorrechte getuige van Jezus’ geboorte in Bethlehem (Lc. 2, 6-7)[[b:Lc. 2, 6-7]], van de aanbidding van de herders (Lc. 2, 15-16)[[b:Lc. 2, 15-16]] en van het eerbetoon van de wijzen die uit het oosten kwamen. (Mt. 2, 11)[[b:Mt. 2, 11]] Hij vervulde zijn religieuze plicht ten opzichte van het Kind door het met de besnijdenis in het verbond van Abraham te laten opnemen (Lc. 2, 21)[[b:Lc. 2, 21]] en de naam Jezus te geven. (Mt. 1, 21)[[b:Mt. 1, 21]]. Overeenkomstig de voorschriften van de wet droeg hij het Kind op in de tempel, kocht hij het los met het offer van de armen (Lc. 2, 22-24; Ex. 13, 2. 12-13)[[b:Lc. 2, 22-24; Ex. 13, 2. 12-13]] en luisterde hij stomverbaasd naar het profetisch gezang van Simeon (Lc. 2, 25-33)[[b:Lc. 2, 25-33]]. Hij beschermde Moeder en Kind tegen de vervolging van Herodes door toevlucht te zoeken in Egypte (Mt. 2, 13-23)[[b:Mt. 2, 13-23]]. Hij ging elk jaar met Moeder en Kind naar Jeruzalem voor het Paasfeest en was verbijsterd aanwezig bij de gebeurtenis van het zoekraken van Jezus op twaalfjarige leeftijd in de tempel (Lc. 2, 43-50)[[b:Lc. 2, 43-50]]. Hij leefde in het huis van Nazareth, terwijl hij zijn vaderlijk gezag uitoefende ten opzichte van Jezus – die aan hem onderdanig was (Lc. 2, 51)[[b:Lc. 2, 51]] – en terwijl hij Hem onderrichtte in de wet en het beoefenen van het beroep van timmerman.
Krachtens deze zending vervulde Jozef een actieve rol in mysteries van de jeugd van de Heiland. Hij kreeg van God de openbaring van de goddelijke oorsprong van het moederschap van Maria (Mt. 1, 20-21)[[b:Mt. 1, 20-21]] en was bevoorrechte getuige van Jezus’ geboorte in Bethlehem (Lc. 2, 6-7)[[b:Lc. 2, 6-7]], van de aanbidding van de herders (Lc. 2, 15-16)[[b:Lc. 2, 15-16]] en van het eerbetoon van de wijzen die uit het oosten kwamen. (Mt. 2, 11)[[b:Mt. 2, 11]] Hij vervulde zijn religieuze plicht ten opzichte van het Kind door het met de besnijdenis in het verbond van Abraham te laten opnemen (Lc. 2, 21)[[b:Lc. 2, 21]] en de naam Jezus te geven. (Mt. 1, 21)[[b:Mt. 1, 21]]. Overeenkomstig de voorschriften van de wet droeg hij het Kind op in de tempel, kocht hij het los met het offer van de armen (Lc. 2, 22-24; Ex. 13, 2. 12-13)[[b:Lc. 2, 22-24; Ex. 13, 2. 12-13]] en luisterde hij stomverbaasd naar het profetisch gezang van Simeon (Lc. 2, 25-33)[[b:Lc. 2, 25-33]]. Hij beschermde Moeder en Kind tegen de vervolging van Herodes door toevlucht te zoeken in Egypte (Mt. 2, 13-23)[[b:Mt. 2, 13-23]]. Hij ging elk jaar met Moeder en Kind naar Jeruzalem voor het Paasfeest en was verbijsterd aanwezig bij de gebeurtenis van het zoekraken van Jezus op twaalfjarige leeftijd in de tempel (Lc. 2, 43-50)[[b:Lc. 2, 43-50]]. Hij leefde in het huis van Nazareth, terwijl hij zijn vaderlijk gezag uitoefende ten opzichte van Jezus – die aan hem onderdanig was (Lc. 2, 51)[[b:Lc. 2, 51]] – en terwijl hij Hem onderrichtte in de wet en het beoefenen van het beroep van timmerman.
Referenties naar alinea 218: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
219
Gedurende vooral de laatste eeuwen heeft de overweging van de Kerk de deugden van de heilige Jozef belicht, waaronder schitteren: een geloof dat zich bij hem vertaalde in een volledige en moedige instemming met Gods heilsplan, een zorgzame en zwijgende gehoorzaamheid aan de uitingen van zijn wil, een liefde voor en trouwe naleving van de wet, een oprechte vroomheid, kracht in beproevingen, een maagdelijke liefde tot Maria, een gepast uitoefenen van het vaderschap en een arbeidzaam verborgen leven.
Referenties naar alinea 219: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
220
De volksvroomheid onderkent de kracht en de universaliteit van de bescherming van de heilige Jozef, 'aan wiens zorgzame hoede God het begin van onze verlossing' Die 19 martii, Sollemnitas s. Joseph sponsi beatae Mariae Virginis, Collecta (Altaarmissal, H. Jozef, bruiegom van de heilige maagd Maria, Gebed)[[4105]] en 'zijn kostbaarste schatten' Quemadmodum Deus[[1726]] vgl: Redemptoris Custos, 1[[[6|1]]] heeft willen toevertrouwen. Aan de bescherming van de heilige Jozef worden toevertrouwd: - de gehele Kerk, die de zalige Pius IX geplaatst wilde zien onder de bijzondere bescherming van de heilige aartsvader, De verklaring over het beschermheerschap van de H. Jozef over de universele Kerk had plaats 8 december 1870 met het decreet Quemadmodum Deus[[1726]] - hen die zich aan God toewijden door voor het celibaat te kiezen omwille van het rijk der hemelen (Mt. 19, 12)[[b:Mt. 19, 12]]: zij 'hebben in de heilige Jozef (...) een model en een verdediger van de maagdelijke integriteit', Quamquam Pluries, 20[[1217|20]] - arbeiders en handwerkslieden, voor wie de nederige timmerman van Nazareth als een bijzonder voorbeeld geldt, vgl: waarbij Paus Pius XII de instelling van het feest van de heilige Jozef arbeider, vastgesteld op 1 mei, afkondigde[[[2645]]] - de stervenden, omdat overeenkomstig vroom geloof de heilige Jozef in het uur van zijn overlijden door Jezus en Maria werd bijgestaan. art. II, cap. III: in S. Bernardini opera omnia, t. VII, Typis Collegii sancti Bonaventurae, Ad Claras Aquas 1955, p. 28[[7567]]
Referenties naar alinea 220: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
221
De liturgie gedenkt bij de viering van de mysteries van het leven van de Heiland - en dan vooral die van zijn geboorte en jeugd - dikwijls de figuur en de rol van de heilige Jozef: in de adventstijd, Vooral op de dagen dat het...Vooral op de dagen dat het centrale thema de genealogie van de Verlosser is (Mt. 1, 1-17: 17 december) of de aankondiging van de engel aan Jozef (Mt. 1, 18-24: 18 december; vierde zondag adv. A); beide perikopen willen onderstrepen dat Jezus de Messias is, 'zoon van David' (Mt. 1, 1) door Jozef, die nu juist uit het geslacht van Davi was (vgl. Mt. 1, 20; Lc. 1, 27.30) in de kersttijd, in het bijzonder op het feest van de Heilige Familie, op het hoogfeest van 19 maart en bij de gedachtenis op 1 mei. De naam van de heilige Jozef komt terug in het Communicantes van de Romeinse canon en in de litanieën van de heiligen. vgl: Litaniae Sanctorum, cit. 1969, pp. 33-39[[[2722]]] in de aanbeveling van de stervenden wordt het aanroepen van de aartsvader aanbevolen, vgl: Ordo unctionis infirmorum eorumque pastoralis curae, (143)[[[4167|(143)]]] en bij dezelfde gelegenheid bidt de gemeenschap dat de ziel van de stervende, wanneer zij van deze wereld is heengegaan, verblijf vindt 'in de vrede van het heilige Jeruzalem met de Maagd Maria, de Moeder van God, met de heilige Jozef, met alle engelen en heiligen'. vgl: Ordo unctionis infirmorum eorumque pastoralis curae, (146)[[[4167|(146)]]]
Referenties naar alinea 221: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
222
Ook in de volksvroomheid neemt de verering van de heilige Jozef een grote plaats in: bij talrijke uitingen van echte folklore, bij de gewoonte - die minstens vanaf de twaalfde eeuw ingang heeft gevonden - om de woensdag aan de viering van de heilige Jozef te wijden - een gewoonte waarop zich enkele oefeningen van godsvrucht, zoals de zeven woensdagen ter ere van hem, beroepen - bij de vrome aanroepingen die de gelovigen over de lippen komen, Piae invocationes, p. 83[[6314]] bij gebedsformules - zoals die welke door paus Leo XIII gemaakt is, Ad te, beate Joseph, die niet weinig gelovigen dagelijks bidden -, Aliae concessiones 19, p. 66[[6314]], bij de litanie van de heilige Jozef - goedgekeurd door de heilige Pius X Aliae concessiones 22, p. 68[[6314]], bij de oefening van godsvrucht van de rozenkrans van de Zeven angsten en de zeven vreugden van de heilige Jozef.
Referenties naar alinea 222: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
223
Het feit dat het hoogfeest van de heilige Jozef (19 maart) valt in de Vastentijd, waarin de Kerk geheel gericht is op de voorbereiding op het doopsel en de gedachtenis van het lijden van de Heer, leidt tot enkele moeilijkheden betreffende het met elkaar in overeenstemming brengen van liturgie en volksvroomheid. Daarom dienen de traditionele praktijken van de 'maand van de heilige Jozef' afgestemd te worden op de gelovigen het bewustzijn verdiept van de betekenis van de Veertigdagentijd. Overigens dient de devotie tot de heilige Jozef na het aanbrengen van de vereiste aanpassingen in de uitingen van volksvroomheid bevorderd en verbreid te worden, waarbij men voortdurend zijn 'uitmuntende voorbeeld' voor ogen houdt, ... dat de afzonderlijke levensstaten overstijgt en voorgehouden wordt aan heel de Christengemeenschap, welke ook de conditie en de taken van iedere gelovige daarin zijn'. Redemptoris Custos, 1[[6|1]]
Referenties naar alinea 223: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De heilige Johannes de Doper
224
Op de grens tussen Oude en Nieuwe Testament tekent zich de figuur van Johannes af, - de zoon van Zacharias en Elisabeth, beiden 'rechtvaardig in Gods ogen' (Lc. 1, 6)[b:Lc. 1, 6], - een van de grootste persoonlijkheden uit de heilsgeschiedenis. Nog in de moederschoot, herkende Johannes de Heiland, die ook nog verborgen was in de schoot van de Maagd Maria. (Lc. 1, 39-45)[[b:Lc. 1, 39-45]] Zijn geboorte werd gekenmerkt door grote wondertekenen. (Lc. 1, 57-66)[[b:Lc. 1, 57-66]] Hij groeide op in de woestijn, een sober en boetvaardig leven leidend. (Lc. 1, 80; Mt. 3, 4)[[b:Lc. 1, 80; Mt. 3, 4]] Het woord van God kwam over hem (Lc. 3, 2)[[b:Lc. 3, 2]] als 'profeet van de Allerhoogste' (Lc. 1, 76)[b:Lc. 1, 76]. 'Hij begon in heel de streek rond de Jordaan op te treden en een doopsel van bekering te preken tot vergeving van de zonden' (Lc. 3, 3)[b:Lc. 3, 3]. Als een nieuwe Elia, nederig en sterk, vormde hij voor de Heer een welbereid volk. (Lc. 1, 17)[[b:Lc. 1, 17]] Volgens Gods plan doopte hij in het water van de Jordaan de Heiland zelf van de wereld. (Mt. 3, 13-16)[[b:Mt. 3, 13-16]] Zijn leerlingen wees hij Jezus aan als het 'Lam Gods' (Joh. 1, 29)[b:Joh. 1, 29], als de 'Zoon van God' (Joh. 1, 34)[b:Joh. 1, 34], als de bruidegom van de getuigenis voor de waarheid (Joh. 5, 33)[[b:Joh. 5, 33]] werd hij door Herodes gevangengezet en liet deze hem onthoofden (Mc. 6, 14-29)[[b:Mc. 6, 14-29]] en zo werd hij de voorloper van de Heer in zijn gewelddadige dood, zoals hij dat geweest was in zijn wonderbaarlijke geboorte en zijn profetische verkondiging. De grootste lof op hem zong de Heer, toen hij Verkondigde: 'onder wie uit vrouwen geboren zijn, is niemand groter dan Johannes' (Lc. 7, 28)[b:Lc. 7, 28]
Referenties naar alinea 224: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
225
Vanaf de oudheid bestaat verering van de heilige Johannes in de christelijke wereld, waar zij snel ook de volkse connotaties heeft gekregen. Behalve de viering op de sterfdag (29 augustus), zoals gewoon is voor alle heiligen, viert men alleen van de heilige Johannes de Doper plechtig de geboorte (24 juni), zoals dat ook het geval is bij Christus en de heilige Maagd. Voor het aandeel dat Johannes gehad heeft in het doopsel van Jezus, zijn aan hem veel doopkapellen toegewijd en staat een beeld van hem als Doper bij veel doopvonten. Vanwege zijn zware gevangenschap en gewelddadige dood of tot een zware straf veroordeeld zijn om het geloof. Naar alle waarschijnlijkheid werd de geboortedatum van de heilige Johannes (24 juni) vastgesteld afhankelijk van de datum van de conceptie van Christus (25 maart) en zijn geboorte (25 december). Volgens het teken dat door de engel Gabriël gegeven werd, toen Maria de verlosser ontving, was de moeder van de Voorloper reeds in de zesde maand van de zwangerschap. (Lc. 1, 26.36)[[b:Lc. 1, 26.36]] In ieder geval staat het hoogfeest van 24 juni in verband met de cyclus van de maan op het noordelijk halfrond. Het wordt immers gevierd, wanneer de zon, draaiend naar het zuiden van de dierenriem, begint onder te gaan: een feit dat het symbool wordt van de persoon van Johannes die met verwijzing naar Christus verklaarde: 'hij moet groter worden, maar ik kleiner' (Joh. 3, 30)[b:Joh. 3, 30].
De zending van Johannes, die gekomen was om te getuigen van het licht (Joh. 1, 7)[[b:Joh. 1, 7]], heeft de vuren doen ontstaan die in de nacht van 23 juni aangestoken worden, of daaraan en christelijke betekenis gegeven. De Kerk zegent deze met de bede dat de gelovigen na door de duisternis van de wereld gegaan te zijn tot God komen, 'het onvergankelijk licht'. Tit. IX, cap. III, 13: Benedictio rogi in Vigilia Nativitatis S. Iohannis Baptistae[[7081]]
De zending van Johannes, die gekomen was om te getuigen van het licht (Joh. 1, 7)[[b:Joh. 1, 7]], heeft de vuren doen ontstaan die in de nacht van 23 juni aangestoken worden, of daaraan en christelijke betekenis gegeven. De Kerk zegent deze met de bede dat de gelovigen na door de duisternis van de wereld gegaan te zijn tot God komen, 'het onvergankelijk licht'. Tit. IX, cap. III, 13: Benedictio rogi in Vigilia Nativitatis S. Iohannis Baptistae[[7081]]
Referenties naar alinea 225: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De verering die aan heiligen en zaligen betoond wordt
226
De wederzijdse beïnvloeding van liturgie en volksvroomheid wordt aanzienlijk en bijzonder sterk bij de manifestaties van de verering, die betoond wordt aan heiligen en zaligen. Daarom lijkt het gepast samenvattend de belangrijkste vormen van verering te vermelden die de Kerk in de liturgie aan de heiligen bewijst: zij moeten immers de uitingen van volksvroomheid verlichten en geleiden.
Referenties naar alinea 226: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
227
De viering van een feest ter ere van een heilige - wat betrekking heeft op de heiligen, is ook van toepassing, met het nodige voorbehouden, op de zaligen - is ongetwijfeld een eminente uiting van de verering die de kerkgemeenschap voor hen heeft: in veel gevallen sluit dit de viering zelf van de Eucharistie in. Het vaststellen van de 'feestdag' is een belangrijk, soms complex feit, omdat hier historische, liturgische en cultische factoren samenkomen die niet gemakkelijk op elkaar af te stemmen zijn. In de Kerk van Rome en andere lokale Kerken leidde de viering van de gedachtenis van de martelaren op de verjaardag van de dag van hun lijden - d.w.z. de dag van hun hoogste vorm van gelijkvormigheid aan Christus en van hun geboorte in de hemel, De traditie noemt de dag van...De traditie noemt de dag van de dood van de martelaren 'dies natalis'. Het gebruik gaat minstens terug tot de vijfde eeuw. vgl: 310: PL 38, 1412-1413[[[880]]] - en vervolgens de viering van de conditor Ecclesiae (= stichter van de Kerk) - de bisschoppen van deze Kerk hadden opgericht - en andere uitmuntende geloofsbelijders, evenals van de jaarlijkse terugkeer van de wijding van de kathedrale kerk, geleidelijk tot de vorming van lokale kalenders, waarop de plaats en de datum vermeld werden van de dood va de individuele heiligen of groepen van de heiligen.
Uit de bijzondere kalenders kwamen al spoedig de algemene martyrologia Martyrologium Hieronymianum (zesde eeuw), dat van de heilige Beda (achtste eeuw), van Lyon (tiende eeuw), Huswardus (negende eeuw) en Ado (negende eeuw).
Op 14 januari 1584 promulgeerde Gregorius XIII[2584] de editio typica van het Martyrologium Romanum, bestemd voor liturgisch gebruik. Johannes Paulus II heeft de eerste editio typica ervan na het Tweede Vaticaans Concilie gepromulgeerd, Martyrologium Romanum ex decreto Sacrosancti Oecumenici Concilii Vaticani II[[3886]] die met een beroep op de romeinse traditie door de gegevens van de verschillende historische martyrologia over te nemen de namen van veel heiligen en zaligen bevat en een getuigenis vormt dat uitzonderlijk rijk is aan de veelzijdige heiligheid die de Geest van de Heer in de Kerk opwekt van alle tijden en alle plaatsen.
Uit de bijzondere kalenders kwamen al spoedig de algemene martyrologia Martyrologium Hieronymianum (zesde eeuw), dat van de heilige Beda (achtste eeuw), van Lyon (tiende eeuw), Huswardus (negende eeuw) en Ado (negende eeuw).
Op 14 januari 1584 promulgeerde Gregorius XIII[2584] de editio typica van het Martyrologium Romanum, bestemd voor liturgisch gebruik. Johannes Paulus II heeft de eerste editio typica ervan na het Tweede Vaticaans Concilie gepromulgeerd, Martyrologium Romanum ex decreto Sacrosancti Oecumenici Concilii Vaticani II[[3886]] die met een beroep op de romeinse traditie door de gegevens van de verschillende historische martyrologia over te nemen de namen van veel heiligen en zaligen bevat en een getuigenis vormt dat uitzonderlijk rijk is aan de veelzijdige heiligheid die de Geest van de Heer in de Kerk opwekt van alle tijden en alle plaatsen.
Referenties naar alinea 227: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De herdenking van de heiligen
228
Nauw verbonden met de geschiedenis van martyrologium is die van de romeinse kalender, die de dag en de rang van de vieringen ter ere van de heiligen aangeeft.
Tegenwoordig vermeldt de Algemene Romeinse kalender Oecumenische gedachtenis van de getuigen van het geloof in de twintigste eeuw[[48]] overeenkomstig de door het Tweede Vaticaans Concilie gestelde norm alleen de gedachtenissen van ’heiligen van waarlijk algemene betekenis’Drievuldigheidszondag tijdens Internationaal Eucharistisch Congres - Rome 2000[[49]] en wordt aan de bijzondere kalenders – of ze nu nationaal, regionaal, diocesaan of van religieuze families zijn – de vermelding van de gedachtenis van andere heiligen overgelaten.
Hier dient men de reden te vermelden van de reductie van het aantal heiligenfeesten en hiermee de nodige rekening te houden in de pastorale praktijk: deze reductie is tot stand gebracht, omdat ’de feesten van de heiligen niet de feesten gaan overheersen die aan de heilsmysteries zelf zijn gewijd’.Vespers bij de Opening 47e Internationale Eucharistisch Congres, Rome[[50]] Immers, ’het is een feit dat in de loop der eeuwen, als gevolg van het toenemen van de vigilies, religieuze feesten en hun octaven en ook door geleidelijk opgetreden toevoegingen in de verschillende delen van het liturgisch jaar de gelovigen niet zelden zozeer devotionele praktijken erop na hielden, dat hun aandacht tot op zekere hoogte afgeleid scheen te worden van de voornaamste mysteries van Gods verlossing’.Afsluiting Internationaal Eucharistisch Congres, Rome[[51]]
Tegenwoordig vermeldt de Algemene Romeinse kalender Oecumenische gedachtenis van de getuigen van het geloof in de twintigste eeuw[[48]] overeenkomstig de door het Tweede Vaticaans Concilie gestelde norm alleen de gedachtenissen van ’heiligen van waarlijk algemene betekenis’Drievuldigheidszondag tijdens Internationaal Eucharistisch Congres - Rome 2000[[49]] en wordt aan de bijzondere kalenders – of ze nu nationaal, regionaal, diocesaan of van religieuze families zijn – de vermelding van de gedachtenis van andere heiligen overgelaten.
Hier dient men de reden te vermelden van de reductie van het aantal heiligenfeesten en hiermee de nodige rekening te houden in de pastorale praktijk: deze reductie is tot stand gebracht, omdat ’de feesten van de heiligen niet de feesten gaan overheersen die aan de heilsmysteries zelf zijn gewijd’.Vespers bij de Opening 47e Internationale Eucharistisch Congres, Rome[[50]] Immers, ’het is een feit dat in de loop der eeuwen, als gevolg van het toenemen van de vigilies, religieuze feesten en hun octaven en ook door geleidelijk opgetreden toevoegingen in de verschillende delen van het liturgisch jaar de gelovigen niet zelden zozeer devotionele praktijken erop na hielden, dat hun aandacht tot op zekere hoogte afgeleid scheen te worden van de voornaamste mysteries van Gods verlossing’.Afsluiting Internationaal Eucharistisch Congres, Rome[[51]]
Referenties naar alinea 228: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
229
Uit beschouwing over de feiten die de oorsprong, de ontwikkeling en de verschillende herzieningen van de Algemene Romeinse Kalender bepaald hebben, vloeien enkele suggesties voort die pastoraal zeker van nut kunnen zijn:
- Het is noodzakelijk de gelovigen te instrueren over de band die er bestaat tussen de heiligenfeesten en het mysterie van Christus. De heiligenfeesten belichten immers, wanneer zij tot hun diepste reden van bestaan teruggebracht worden, een concrete verwezenlijking van God heilsplan en ’verkondigen de wonderbare werken van Christus in zijn dienaren’ Sacrosanctum Concilium, 111[[570|111]]; de feesten van de ledematen, de heiligen, zijn tenslotte feesten van het Hoofd, Christus.
- Het is passend de gelovigen eraan te wennen om de waarde en de heiligen die speciale zending in de heilsgeschiedenis en een bijzondere band met de Heer Jezus gehad hebben, zoals de heilige Johannes de Doper (24 juni), de heilige Jozef (19 maart), de heilige Petrus en Paulus (29 juni), de andere opstellen en de heilige evangelisten, de heilige Maria Magdalena (22 juli) en Marta van Bethanië (29 juli), de heilige Stefanus (26 december).
- Tenslotte is het nuttig dat de gelovigen op gepaste wijze het criterium wordt duidelijk gemaakt van ’universaliteit’ bij de heiligen die opgenomen zijn in de Algemene Kalender, evenals de rang van hun liturgisch feest: hoogfeest, feest en gedachtenis (verplicht en vrij).
Referenties naar alinea 229: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De feestdag
230
De feestdag van de heilige heeft een grote betekenis zowel vanuit het standpunt van de liturgie als vanuit het standpunt van de volksvroomheid bezien. In eenzelfde korte tijd dragen talrijke cultische uitingen, zowel liturgisch als volkse, niet zonder het gevaar van het conflictsituatie ertoe bij om aan de ’de dag van de heilige’ gestalte te geven.
Eventuele conflicten moeten opgelost worden in het licht van de normen van het romeins Missaal en de Algemene Romeinse Kalender betreffende de rang van het feest van de heilige of de zalige, die vastgesteld is overeenkomstig zijn relatie met de christelijke gemeenschap (belangrijkste beschermheilige van de plaats, titel van de kerk, stichter van een religieuze familie of haar belangrijkste beschermheilige), betreffende de voorwaarden die in acht genomen moeten worden met betrekking tot een eventuele verplaatsing van het feest naar de zondag en betreffende de viering van de heiligenfeesten in enkele bijzondere tijden van het liturgisch jaar. vgl: Normae universalis de Anno liturgico et de Calendarium Romanum, (58-59)[[[2722|(58-59)]]] vgl: De Calendaria Particularia atque Officiorum et Missarum Propriis recognoscendis, 8-12[[[3894|8-12]]]
Dergelijke normen dienen niet alleen in acht genomen te worden als een vorm van gehoorzaamheid aan het liturgisch gezag van de Apostolische Stoel, maar vooral als een uitdrukking van respect voor het mysterie van Christus en van overeenstemming m de geest van de liturgie.
Het is in het bijzonder noodzakelijk te vermijden dat de redenen die de heiligen of zaligen, bijvoorbeeld van de Veertigdagentijd naar de tijd door het jaar – in de pastorale praktijk tenietgaan worden: wanneer men het feest van een heilige in liturgisch kader op een nieuwe datum viert en dit in het kader van de volksvroomheid blijft vieren op de oude datum, dan is dit niet alleen een zware inbreuk op de overeenstemming tussen liturgie en volksvroomheid, maar veroorzaakt dit ook verwarring en desoriëntatie, omdat er aanleiding gegeven wordt voor een verdubbeling.
Eventuele conflicten moeten opgelost worden in het licht van de normen van het romeins Missaal en de Algemene Romeinse Kalender betreffende de rang van het feest van de heilige of de zalige, die vastgesteld is overeenkomstig zijn relatie met de christelijke gemeenschap (belangrijkste beschermheilige van de plaats, titel van de kerk, stichter van een religieuze familie of haar belangrijkste beschermheilige), betreffende de voorwaarden die in acht genomen moeten worden met betrekking tot een eventuele verplaatsing van het feest naar de zondag en betreffende de viering van de heiligenfeesten in enkele bijzondere tijden van het liturgisch jaar. vgl: Normae universalis de Anno liturgico et de Calendarium Romanum, (58-59)[[[2722|(58-59)]]] vgl: De Calendaria Particularia atque Officiorum et Missarum Propriis recognoscendis, 8-12[[[3894|8-12]]]
Dergelijke normen dienen niet alleen in acht genomen te worden als een vorm van gehoorzaamheid aan het liturgisch gezag van de Apostolische Stoel, maar vooral als een uitdrukking van respect voor het mysterie van Christus en van overeenstemming m de geest van de liturgie.
Het is in het bijzonder noodzakelijk te vermijden dat de redenen die de heiligen of zaligen, bijvoorbeeld van de Veertigdagentijd naar de tijd door het jaar – in de pastorale praktijk tenietgaan worden: wanneer men het feest van een heilige in liturgisch kader op een nieuwe datum viert en dit in het kader van de volksvroomheid blijft vieren op de oude datum, dan is dit niet alleen een zware inbreuk op de overeenstemming tussen liturgie en volksvroomheid, maar veroorzaakt dit ook verwarring en desoriëntatie, omdat er aanleiding gegeven wordt voor een verdubbeling.
Referenties naar alinea 230: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
231
Het is noodzakelijk dat het feest van een heilige nauwgezet wordt voorbereid en vanuit liturgisch en pastoraal standpunt gevierd wordt.
Dat houd vooral een juiste presentatie in van de pastorale doelstelling van de viering van de heiligen, dat wil zeggen de verheerlijking van God, ’wonderbaar in zijn heiligen’, Commune Sanctorum virorum. Ad Invitatorium - Getijdenboek, Gemeenschappelijke teksten voor heilige mannen. Uitnodiging[[3721]] en de inzet om een leven te leiden dat zich richt naar het onderricht en het voorbeeld van Christus, van wiens mystiek Lichaam de heiligen uitmuntende ledematen zijn.
En dit vraagt eveneens om een juiste presentatie van de persoon van de heilige. Overeenkomstig een verstandige lijn die in onze tijd gevolgd wordt, zal een dergelijke presentatie niet zozeer blijven stilstaan bij de legendarische elementen die soms het leven van een heilige omgeven, noch bij zijn thaumaturgisch vermogen, alswel bij de grootheid van zijn heiligheid en de doeltreffendheid van zijn evangelisch getuigenis, zijn persoonlijk charisma, waarmee hij het leven van de Kerk verrijkte.
Dat houd vooral een juiste presentatie in van de pastorale doelstelling van de viering van de heiligen, dat wil zeggen de verheerlijking van God, ’wonderbaar in zijn heiligen’, Commune Sanctorum virorum. Ad Invitatorium - Getijdenboek, Gemeenschappelijke teksten voor heilige mannen. Uitnodiging[[3721]] en de inzet om een leven te leiden dat zich richt naar het onderricht en het voorbeeld van Christus, van wiens mystiek Lichaam de heiligen uitmuntende ledematen zijn.
En dit vraagt eveneens om een juiste presentatie van de persoon van de heilige. Overeenkomstig een verstandige lijn die in onze tijd gevolgd wordt, zal een dergelijke presentatie niet zozeer blijven stilstaan bij de legendarische elementen die soms het leven van een heilige omgeven, noch bij zijn thaumaturgisch vermogen, alswel bij de grootheid van zijn heiligheid en de doeltreffendheid van zijn evangelisch getuigenis, zijn persoonlijk charisma, waarmee hij het leven van de Kerk verrijkte.
Referenties naar alinea 231: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
232
187
187
De 'dag van de heilige' heeft een grote antropologische betekenis: het is een feestdag. En een feest - dat bekend - beantwoordt aan een vitale behoefte van de mens, het wortelt in het streven naar transcendentie. Door blijken van vreugde en vrolijkheid is een feest een bevestiging van het leven en de schepping. Als onderbreking van de monotonie van alledag, van conventionele vormen, van onderworpen zijn aan de noodzaak van gewin is een feest de uiting van echte vrijheid, van een streven naar het volle geluk, van vieren dat puur om niet gegeven wordt. Als cultureel getuigenis belicht het de bijzondere aard van een volk, zijn karakteristieke waarden, de meest pure uitingen van zijn folklore. Als ogenblik van socialisering is een feest voor het beginnen van nieuwe relaties in de gemeenschap.
Referenties naar alinea 232: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
233
Niet weinig elementen bedreigen echter de echtheid van het ’feest van de heilige’, zowel vanuit religieus als vanuit antropologisch standpunt bezien.
Vanuit religieus standpunt bezien, blijkt het ’feest van de heilige’ of het ’patroonsfeest’ van de parochie – daar waar het ontdaan is van de specifiek christelijke en oorspronkelijke inhoud, nl. de eer die aan Christus in een van zijn ledematen gebracht wordt -, veranderd te zijn in een zuiver sociale en folkloristische manifestatie en in het beste geval een gunstige gelegenheid voor een ontmoeting en een dialoog tussen de leden van eenzelfde gemeenschap.
Vanuit antropologisch standpunt bezien, merke men dat op het niet zelden voorkomt dat groepen of individuen, in de veronderstelling ’feest te vieren’, in werkelijkheid door het gedrag dat zij aannemen, zich verwijderen van de echte betekenis ervan. Een feest is immers een deelname van de mens aan Gods heerschappij en zijn actieve ’rust’ en niet een onvruchtbaar niets doen. Het is een blijk van eenvoudige en meedeelbare vreugde en geen mateloze dorst naar egoïstisch genoegen. Het is een uiting van ware vrijheid en geen zoeken naar vormen van dubbelzinnig vermaak, die nieuwe en subtiele vormen van slavernij doen ontstaan. Men kan gerust stellen: het overtreden van ethische norm is niet alleen in strijd met de wet van de Heer, maar slaat een diepe wonde in het antropologisch geheel van het feest.
Vanuit religieus standpunt bezien, blijkt het ’feest van de heilige’ of het ’patroonsfeest’ van de parochie – daar waar het ontdaan is van de specifiek christelijke en oorspronkelijke inhoud, nl. de eer die aan Christus in een van zijn ledematen gebracht wordt -, veranderd te zijn in een zuiver sociale en folkloristische manifestatie en in het beste geval een gunstige gelegenheid voor een ontmoeting en een dialoog tussen de leden van eenzelfde gemeenschap.
Vanuit antropologisch standpunt bezien, merke men dat op het niet zelden voorkomt dat groepen of individuen, in de veronderstelling ’feest te vieren’, in werkelijkheid door het gedrag dat zij aannemen, zich verwijderen van de echte betekenis ervan. Een feest is immers een deelname van de mens aan Gods heerschappij en zijn actieve ’rust’ en niet een onvruchtbaar niets doen. Het is een blijk van eenvoudige en meedeelbare vreugde en geen mateloze dorst naar egoïstisch genoegen. Het is een uiting van ware vrijheid en geen zoeken naar vormen van dubbelzinnig vermaak, die nieuwe en subtiele vormen van slavernij doen ontstaan. Men kan gerust stellen: het overtreden van ethische norm is niet alleen in strijd met de wet van de Heer, maar slaat een diepe wonde in het antropologisch geheel van het feest.
Referenties naar alinea 233: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De viering van de eucharistie
234
De feestdag van een heilige of zalige is echter niet de enige vorm waarin zij op de liturgische kalender aanwezig zijn. De viering van de Eucharistie vormt een bijzonder ogenblik van gemeenschap met de heiligen in de hemel.
In de dienst van het Woord laten de lezingen uit het Oude Testament ons vaak de personen zien van de grote aartsvader, de profeten en andere personen die uitmunten door hun deugden en hun liefde voor de wet van de Heer. Vervolgens hebben de lezingen uit het Nieuwe Testament vaak als hoofdrolspelers de apostelen en andere mannelijke en vrouwelijk heiligen die de vertrouwheid en vriendschap van de Heer genoten. Bovendien weerspiegelt het leven van sommige heiligen zozeer enkele bladzijden uit het evangelie dat alleen al het voorlezen hiervan aan hun persoon herinnert.
De voortdurende relatie tussen Heilige Schrift en christelijke hagiografie heeft in het kader zelf van de Eucharistieviering geleid tot de vorming van een geheel van gemeenschappelijke vieringen waarin op organische wijze de bladzijden in de Bijbel die het leven van de heiligen belichten, voorgehouden worden. Met betrekking tot deze nauwe relatie is opgemerkt dat de Heilige Schrift de heiligen de weg wijst naar de volheid van de liefde en deze kenmerkt dat dezen op hun beurt de levende uitleg van het Woord zijn.
In de liturgie van de Eucharistie worden heiligen op verschillende ogenblikken vermeld. Bij het aanbieden van de offergaven worden vermeld ’de gaven van Abel de Rechtvaardige, het offer van onze stamvader Abraham en het heilig offer, de offergave zonder vlek, van Mechisedek’. Kerstboodschap 2000 voorafgaand aan de zegen "Urbi et Orbi"[[55]] En hetzelfde eucharistisch gebed wordt een gelegenheid en een ruimte om onze gemeenschap met de heiligen tot uitdrukking te brengen en om hun gedachtenis te eren, om, omdat ’wij verbonden in Maria, altijd Maagd, Moeder van onze God en Heer Jezus Christus, en mede van de heilige Jozef, haar bruidegom, en van uw heilige Apostelen en Martelaren Petrus en Paulus, Andreas … en van al uw heiligen; omwille van hun verdiensten en voorbede help ns in alle omstandigheden door uw kracht en uw bescherming’. Prex Eucharistica, Super quae propitio - Eucharistisch gebed 'Gewaardig uU op deze offeranden ...'[[4105]]
In de dienst van het Woord laten de lezingen uit het Oude Testament ons vaak de personen zien van de grote aartsvader, de profeten en andere personen die uitmunten door hun deugden en hun liefde voor de wet van de Heer. Vervolgens hebben de lezingen uit het Nieuwe Testament vaak als hoofdrolspelers de apostelen en andere mannelijke en vrouwelijk heiligen die de vertrouwheid en vriendschap van de Heer genoten. Bovendien weerspiegelt het leven van sommige heiligen zozeer enkele bladzijden uit het evangelie dat alleen al het voorlezen hiervan aan hun persoon herinnert.
De voortdurende relatie tussen Heilige Schrift en christelijke hagiografie heeft in het kader zelf van de Eucharistieviering geleid tot de vorming van een geheel van gemeenschappelijke vieringen waarin op organische wijze de bladzijden in de Bijbel die het leven van de heiligen belichten, voorgehouden worden. Met betrekking tot deze nauwe relatie is opgemerkt dat de Heilige Schrift de heiligen de weg wijst naar de volheid van de liefde en deze kenmerkt dat dezen op hun beurt de levende uitleg van het Woord zijn.
In de liturgie van de Eucharistie worden heiligen op verschillende ogenblikken vermeld. Bij het aanbieden van de offergaven worden vermeld ’de gaven van Abel de Rechtvaardige, het offer van onze stamvader Abraham en het heilig offer, de offergave zonder vlek, van Mechisedek’. Kerstboodschap 2000 voorafgaand aan de zegen "Urbi et Orbi"[[55]] En hetzelfde eucharistisch gebed wordt een gelegenheid en een ruimte om onze gemeenschap met de heiligen tot uitdrukking te brengen en om hun gedachtenis te eren, om, omdat ’wij verbonden in Maria, altijd Maagd, Moeder van onze God en Heer Jezus Christus, en mede van de heilige Jozef, haar bruidegom, en van uw heilige Apostelen en Martelaren Petrus en Paulus, Andreas … en van al uw heiligen; omwille van hun verdiensten en voorbede help ns in alle omstandigheden door uw kracht en uw bescherming’. Prex Eucharistica, Super quae propitio - Eucharistisch gebed 'Gewaardig uU op deze offeranden ...'[[4105]]
Referenties naar alinea 234: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De litanie van de heiligen
235
Met het zingen van de litanie van de heiligen – die een beweeglijke, eenvoudige, volkse, liturgische structuur heeft en die reeds voorkomt vanaf het begin van de zevende eeuw in Rome Prex Eucharistica, Communicantes (Eucharistisch gebed, 'Verbonden in eenzelfde gemeenschap..'). In een plaats om de heilige van de ag of de patroon te gedenken is voorzien in Prex eucharistica III (Eucharistisch Gebed III)[[4105]] – roept de Kerk de heiligen aan bij sommige sacramentele vieringen en op andere momenten waarbij haar smeekbede vuriger wordt: bij de Paaswake alvorens de doopvont te zegenen, bij de viering van het doopsel, bij het toedienen van de heilige wijding tot bisschop, priester en diaken bij de plechtigheid van de maagdenwijding en de religieuze professie, bij de wijding van een Kerk en een altaar, op de kruisdagen, bij missen op statieplaatsen en boeteprocessies, wanneer zij bij exorcismen de Boze wil uitdrijven en wanneer zij de stervenden toevertrouwt aan de barmhartigheid van God.
De litanie van de heiligen, waarin elementen verschijnen die samen met andere van volkse oorsprong afkomstig zijn uit de liturgische traditie, is een uiting van het vertrouwen van de Kerk in de voorspraak van de heiligen en van de ervaring die zij heeft in de gemeenschap van leven tussen de Kerk van het hemels Jeruzalem en de Kerk die nog op pelgrimstocht is in de aardse stad. De namen van de gelukzaligen die opgenomen zijn in de liturgische kalenders van bisdommen en religieuze instituten kunnen bij de litanie van de heiligen aangeroepen worden. Ordo Romanus, XXI,58, in A....Ordo Romanus, XXI,58, in A. Andrieu (red.), Les 'Ordines Romani' du Haut Moyen-Age, III, Spicilegium Sacrum Lovaniense, Louvain 1951, p. 249. vgl: Aliae concessiones, 22.[[[6314]]] Vanzelfsprekend mogen geen namen van personen van wie de verering niet erkend is, in de litanie opgenomen worden.
De litanie van de heiligen, waarin elementen verschijnen die samen met andere van volkse oorsprong afkomstig zijn uit de liturgische traditie, is een uiting van het vertrouwen van de Kerk in de voorspraak van de heiligen en van de ervaring die zij heeft in de gemeenschap van leven tussen de Kerk van het hemels Jeruzalem en de Kerk die nog op pelgrimstocht is in de aardse stad. De namen van de gelukzaligen die opgenomen zijn in de liturgische kalenders van bisdommen en religieuze instituten kunnen bij de litanie van de heiligen aangeroepen worden. Ordo Romanus, XXI,58, in A....Ordo Romanus, XXI,58, in A. Andrieu (red.), Les 'Ordines Romani' du Haut Moyen-Age, III, Spicilegium Sacrum Lovaniense, Louvain 1951, p. 249. vgl: Aliae concessiones, 22.[[[6314]]] Vanzelfsprekend mogen geen namen van personen van wie de verering niet erkend is, in de litanie opgenomen worden.
Referenties naar alinea 235: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De relikwieën van de heiligen
236
Het Tweede Vaticaans Concilie herinnert eraan dat 'de heiligen in overeenstemming met de traditie in de Kerk vereerd en hun echte relikwieën en hun beeltenissen in ere gehouden worden'. Sacrosanctum Concilium, 111[[570|111]] vgl: Sessio XXV - De invocatione, veneratione et reliquiis Sanctorum et sacris imaginibus, 2[[[736|+3]]] De uitdrukking 'relikwieën van de heiligen' wijst vooral op het lichaam - of aanzienlijke delen hiervan - van alle die, terwijl ze nu in het hemels vaderland leven, eens op deze aarde om hun heldhaftige heiligheid van leven uitmuntende ledematen waren van het mystiek Lichaam van Christus en een levende tempel van de Heilige Geest. (1 Kor. 3, 16; 1 Kor. 6, 19; 2 Kor. 6, 16)[[b:1 Kor. 3, 16; 1 Kor. 6, 19; 2 Kor. 6, 16]] vgl: Sacrosanctum Concilium, 111[[[570|111]]] Vervolgens wijst de uitdrukking op voorwerpen die de heiligen toebehoorden - zoals huisraad, kleding en manuscripten - en voorwerpen die in contact zijn gebracht met hun lichaam of hun graf - zoals oliën, stukjes linnen (brandia) - en ook met beeltenissen die vereerd worden.
Referenties naar alinea 236: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
237
Het vernieuwde Romeins Missaal herhaalt opnieuw de doeltreffendheid van het 'gebruik om onder het te wijden altaar de relikwieën van de heiligen, ook van niet martelaren, te plaatsen'. Institutio Generalis Missalis Romani, 302[[1798|302]] Onder het altaar gelegd, geven de relikwieën aan dat het offer van de ledematen ontstaan is uit en zijn betekenis ontleent aan het offer van het Hoofd, Cf. PONTIFICALE ROMANUM, Ordo...Cf. PONTIFICALE ROMANUM, Ordo dedicationis ecclesiae et altaris, Editio Typica, Typis Polyglotis Vaticanis 1977, cap. IV, Praenotanda, 5. en zij zijn de symbolische uiting van de gemeenschap in het ene offer van Christus van heel de Kerk, die geroepen is ook met bloed te getuigen van de trouw aan haar bruidegom en Heer. Bij deze in hoge mate liturgische cultische uiting voegen zich vele andere van volkse aard. De gelovigen houden immers van relikwieën. Een verlichte pastoraal met betrekking tot de daaraan verschuldigde verering zal niet nalaten:
- zich van hun echtheid te vergewissen; daar waar deze twijfelachtige is, zullen de relikwieën met gepaste behoedzaamheid aan de verering van de gelovigen onttrokken moeten worden; Cf. PONTIFICALE ROMANUM, Ordo...Cf. PONTIFICALE ROMANUM, Ordo dedicationis ecclesiae et altaris, Editio Typica, Typis Polyglotis Vaticanis 1977, cap. II, Praenotanda, 5. - een buitensporige versplintering te verhinderen van relikwieën, die niet in overeenstemming is met de waardigheid van het menselijk lichaam; de liturgische normen waarschuwen immers dat relikwieën 'een dergelijk grootte' moeten hebben 'dat zij te verstaan geven dat het delen van een menselijk lichaam betreft'; Cf. PONTIFICALE ROMANUM, Ordo...Cf. PONTIFICALE ROMANUM, Ordo dedicationis ecclesiae et altaris, Editio Typica, Typis Polyglotis Vaticanis 1977, cap. II, Praenotanda, 5. - de gelovigen te vermanen zich niet te laten meeslepen door die manie relikwieën te verzamelen; dat heeft in het verleden soms afkeurenswaardige consequenties gehad; - ervoor te waken dat ieder bedrog, iedere vorm van handel Codex Iuris Canonici, 1190[[30|1190]] en iedere bijgelovige ontaarding vermeden wordt. De verschillende vormen van volksdevotie voor de relikwieën, het versieren met lichtjes en bloemen, de zegen die hiermee gegeven wordt, het dragen hiervan in processies, de gewoonte deze naar zieken te brengen om hen te troosten en hun vraag om genezing kracht bij te zetten niet uitgezonderd - moeten met grote waardigheid en een echt aandrang van geloof in praktijk gebracht worden. In ieder geval zal men moeten vermijden de relikwieën van heiligen op de altaartafel uit te stellen: zij is gereserveerd voor het lichaam en Bloed van de Koning van martelaren. Cf. St. AMBROSE, Epistula...Cf. St. AMBROSE, Epistula LXXVII (MAUR. 22), 13: CSEL 82/3, Vindobonae 1982, pp. 134-135; PONTIFICALE ROMANUM, Ordo dedicationis ecclesiae et altaris, cit., cap. IV, Praenotanda, 10.
- zich van hun echtheid te vergewissen; daar waar deze twijfelachtige is, zullen de relikwieën met gepaste behoedzaamheid aan de verering van de gelovigen onttrokken moeten worden; Cf. PONTIFICALE ROMANUM, Ordo...Cf. PONTIFICALE ROMANUM, Ordo dedicationis ecclesiae et altaris, Editio Typica, Typis Polyglotis Vaticanis 1977, cap. II, Praenotanda, 5. - een buitensporige versplintering te verhinderen van relikwieën, die niet in overeenstemming is met de waardigheid van het menselijk lichaam; de liturgische normen waarschuwen immers dat relikwieën 'een dergelijk grootte' moeten hebben 'dat zij te verstaan geven dat het delen van een menselijk lichaam betreft'; Cf. PONTIFICALE ROMANUM, Ordo...Cf. PONTIFICALE ROMANUM, Ordo dedicationis ecclesiae et altaris, Editio Typica, Typis Polyglotis Vaticanis 1977, cap. II, Praenotanda, 5. - de gelovigen te vermanen zich niet te laten meeslepen door die manie relikwieën te verzamelen; dat heeft in het verleden soms afkeurenswaardige consequenties gehad; - ervoor te waken dat ieder bedrog, iedere vorm van handel Codex Iuris Canonici, 1190[[30|1190]] en iedere bijgelovige ontaarding vermeden wordt. De verschillende vormen van volksdevotie voor de relikwieën, het versieren met lichtjes en bloemen, de zegen die hiermee gegeven wordt, het dragen hiervan in processies, de gewoonte deze naar zieken te brengen om hen te troosten en hun vraag om genezing kracht bij te zetten niet uitgezonderd - moeten met grote waardigheid en een echt aandrang van geloof in praktijk gebracht worden. In ieder geval zal men moeten vermijden de relikwieën van heiligen op de altaartafel uit te stellen: zij is gereserveerd voor het lichaam en Bloed van de Koning van martelaren. Cf. St. AMBROSE, Epistula...Cf. St. AMBROSE, Epistula LXXVII (MAUR. 22), 13: CSEL 82/3, Vindobonae 1982, pp. 134-135; PONTIFICALE ROMANUM, Ordo dedicationis ecclesiae et altaris, cit., cap. IV, Praenotanda, 10.
Referenties naar alinea 237: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De heilige beeltenissen
238
Het was in het bijzonder het Tweede Concilie van Nicea dat met kracht de verering van heilige beeltenissen verdedigde: 'Volgens de goddelijk geïnspireerde leer van onze heilige vaderen en de overlevering van de katholieke Kerk (...) bepalen wij in alle zekerheid en nauwkeurigheid dat, juist zoals de afbeelding van het kostbaar en leven schenkend kruis, ook de vererenswaardige en heilige beeltenissen, of ze geschilderd zijn of in mozaïeken of op welke passende wijze ook vervaardigd, in de heilige kerken van God aangebracht moeten worden, op muren en schilderijen, in de huizen kerken van God aangebracht moeten worden, op de heilige vaten of gewaden, op muren en schilderijen, in de huizen en langs de wegen; zowel het beeld van onze Heer, God en Verlosser, Jezus Christus, als van onze ongerepte en heilige Moeders Gods, van de eerbiedwaardige engelen en van alle heiligen en rechtvaardigen' Sessio VII - Definitio de sacris imaginibus, 0[[965|+2]] De Heilige Vaders zagen in het mysterie van Christus - het mensgeworden Woord, 'beeld van de onzichtbare God' (Kol. 1, 15)[b:Kol. 1, 15] - het fundament van de verering voor heilige beeltenissen: 'de menswording van de Zoon van God heeft nieuwe 'economie' van beeltenissen ingeluid'. CIC can. 1161[[30|+1334+2836+2837]]
Referenties naar alinea 238: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
239
De verering van beeltenissen, of ze nu geschilderd zijn, of standbeelden, bas-reliëfs of andere voorstellingen zijn, is behalve een veelbetekenend liturgisch feit een belangrijk element van de volksvroomheid: de gelovigen bidden hiervoor, zowel in kerken als in hun eigen woning. Zij versieren ze met bloemen, lichtjes, edelstenen; zij groeten ze met verschillende vormen van religieuze verering, ze dragen ze in processie mee, zij hangen er ex-voto's aan als teken van dankbaarheid; zij plaatsen ze in nissen of kapelletjes, opgericht in het veld of langs de weg. De verering van beeltenissen kan echter, als zij niet gesteund wordt door een verlichte theologische opvatting, aanleiding geven tot afwijkingen. Het is daarom noodzakelijk dat aan de gelovigen de leer van de Kerk duidelijk gemaakt wordt over de verering van heilige beeltenissen, zoals deze in de Oecumenische Concilies vgl: Sessio VII - Definitio de sacris imaginibus[[[965]]] vgl: Sessio XXV - De invocatione, veneratione et reliquiis Sanctorum et sacris imaginibus[[[736]]] vgl: Sacrosanctum Concilium, 111[[[570|111]]] en de Catechismus van de Katholieke Kerk Catechismus van de Katholieke Kerk, 1159-1162[[1|1159-1162]] is bepaald.
Referenties naar alinea 239: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
240
Volgens het onderricht van de Kerk zijn heilige beeltenissen:
- een iconografische transscriptie van de evangelische boodschap waarbij een beeld en overgeleverd woord een toelichting op elkaar zijn; de traditie van de Kerk eist immers dat het beeld ’overeenkomt met de letter van de evangelische boodschap’; COUNCIL OF NICEA II,...COUNCIL OF NICEA II, Definitio de sacris imaginibus, in Conciliorum Oecumeniorum Decreta, cit., p. 135 (not contained in DS)
- heilige tekens die, evenals liturgisch tekens, uiteindelijk naar Christus verwijzen; immers, de beeltenissen van heiligen ’duiden Christus aan die in hen verheerlijkt is’; CIC can. 1161[[30|+1334+2836]]
- een herinnering aan de heilige broeders en zusters ’die blijven meewerken aan het heil van de wereld en met wie wij verenigd zijn, vooral in de sacramentele viering’; CIC can. 1161[[30|+1334+2836]]
- een hulp bij het gebed: het aanschouwen van heilige beeltenissen vergemakkelijkt immers het gebed en spoort ertoe aan God te verheerlijken om de wonderen van genade die in zijn heiligen bewerkstelligd zijn;
- een stimulans tot navolging, omdat ’hoe vaker het oog rust op die beeltenissen, de herinnering aan en het verlangen naar hen die afgebeeld zijn, des te meer opleeft en groeit’, Sessio VII - Definitio de sacris imaginibus, 1[[965|1]] de gelovige heeft de neiging datgene wat hij met de ogen aanschouwt, in het hart te prenten: een ’ware beeltenis van de nieuwe mens’, veranderd in Christus door de werking van de Geest en door de trouw aan de eigen roeping;
- een vorm van catechese, omdat ’door de geschiedenis van de mysteries van onze verlossing, die door schilderingen of op andere wijzen uitgebeeld wordt, het volk onderricht en gesterkt wordt in het geloof, daar het zo de middelen aangereikt krijgt om zich de geloofsartikelen te herinneren en ze regelmatig te overwegen’. Sessio XXV - De invocatione, veneratione et reliquiis Sanctorum et sacris imaginibus, 4[[736|+5]]
Referenties naar alinea 240: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
241
Het is vooral noodzakelijk dat de gelovigen betrekkelijkheid zien van de christelijke verering van beeltenissen. De beeltenis wordt immers niet op zichzelf vereerd, maar om wie erop is afgebeeld. Daarom 'moet men' aan beeltenissen 'de vereiste eer en eerbied bewijzen, zeker niet omdat men gelooft dat daarin een of andere godheid of macht is die deze eredienst rechtvaardigt of omdat men aan deze beeltenissen iets moet vragen of vertrouwen daarin moet stellen, zoals eens de heidenen deden, die hun hoop stelden op afgoden, maar omdat de hun bewezen eer verwijst naar de prototypes die ze vertegenwoordigen'. Sessio XXV - De invocatione, veneratione et reliquiis Sanctorum et sacris imaginibus, 3[[736|+4]]
Referenties naar alinea 241: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
242
In het licht van deze lessen zullen de gelovigen het vermijden te vervallen in een fout die men soms tegenkomt: heilige beeltenissen met elkaar te vergelijken. Het feit dat sommige beeltenissen onderwerp zijn van een bijzondere verering en zelfs tot een culturele identiteit van een volk, een stad of groep worden, moet verklaard worden in het licht van het genadegebeuren dat de verering hiervoor heeft doen ontstaan, en van de historische-sociale factoren die ertoe hebben bijgedragen om deze in te stellen. Begrijperlijkerwijze gedenkt het volk dat gebeuren veelvuldig en dankbaar; het versterkt derhalve zijn geloof, verheerlijkt God, behoedt de eigen culturele identiteit, doet met vertrouwen onophoudelijk smeekbeden opstijgen die de Heer overeenkomstig zijn woord (Mt. 7, 7; Lc. 11, 9; Mc. 11, 24)[[b:Mt. 7, 7; Lc. 11, 9; Mc. 11, 24]] bereid is te verhoren. Zo neemt de liefde toe, verruimt zich de hoop en groeit het geestelijk leven van het Christenvolk.
Referenties naar alinea 242: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
243
De heilige beeltenissen behoren van nature hetzij tot de sfeer van de heilige tekens, hetzij tot de sfeer van de kunst. ’Niet zelden meesterwerken van kunst waarover een intense religiositeit gespreid ligt, lijken zij de weerspiegeling van de schoonheid die van God komt en naar God leidt’. RITUALE ROMANUM, De...RITUALE ROMANUM, De Benedictionibus, Ordo as benedicendas imagines quae fidelium venerationi publicae exhibentur, cit., 985. Toch is de functie van de heilige beeltenis niet op de eerste plaats esthetisch aspect de overhand, zodat de beeltenis meer een artistiek ’thema’ wordt dan dat zij een geestelijke boodschap brengt.
In het Westen is de iconografische productie, die zeer gevarieerd is in typologie, niet, zoals in het Oosten gereguleerd door heilige canones, die al eeuwen van kracht zijn, dit betekent niet dat de Latijnse Kerk nagelaten heeft te waken oer de iconografische productie. Zij heeft meerdere malen verboden om in de kerken beeltenissen ten toon te stellen die tegen het geloof ingaan, onbetamelijk zijn of zodanig zijn dat zij de gelovigen misleiden, of een uiting zijn van een abstracte kunst die van lichamelijke trekken verstoken is. Bepaalde beeltenissen zijn immers meer voorbeelden van een antropocentrisch humanisme dan van een authentieke spiritualiteit. Ook moet men de tendens afkeuren beeltenissen te verwijderen uit heilige plaatsen, hetgeen aan de godsvrucht van de gelovigen zware schade toebrengt.
De volksvroomheid houdt van beeltenissen die de sporen dragen van de eigen cultuur: realistische voorstellingen, gemakkelijk te herkennen personen, voorstellingen waarin men ogenblikken uit het leven van de mens herkent zoals de geboorte, lijden, huwelijk, werk, dood. Men moet echter vermijden dat de religieuze volkskunst vervalt tot pure kitsch. Er is een onderlinge samenhang tussen iconografie, kunst voor de liturgie en christelijke kunst overeenkomstig de culturele tijdvakken.
In het Westen is de iconografische productie, die zeer gevarieerd is in typologie, niet, zoals in het Oosten gereguleerd door heilige canones, die al eeuwen van kracht zijn, dit betekent niet dat de Latijnse Kerk nagelaten heeft te waken oer de iconografische productie. Zij heeft meerdere malen verboden om in de kerken beeltenissen ten toon te stellen die tegen het geloof ingaan, onbetamelijk zijn of zodanig zijn dat zij de gelovigen misleiden, of een uiting zijn van een abstracte kunst die van lichamelijke trekken verstoken is. Bepaalde beeltenissen zijn immers meer voorbeelden van een antropocentrisch humanisme dan van een authentieke spiritualiteit. Ook moet men de tendens afkeuren beeltenissen te verwijderen uit heilige plaatsen, hetgeen aan de godsvrucht van de gelovigen zware schade toebrengt.
De volksvroomheid houdt van beeltenissen die de sporen dragen van de eigen cultuur: realistische voorstellingen, gemakkelijk te herkennen personen, voorstellingen waarin men ogenblikken uit het leven van de mens herkent zoals de geboorte, lijden, huwelijk, werk, dood. Men moet echter vermijden dat de religieuze volkskunst vervalt tot pure kitsch. Er is een onderlinge samenhang tussen iconografie, kunst voor de liturgie en christelijke kunst overeenkomstig de culturele tijdvakken.
Referenties naar alinea 243: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
244
Om hun cultische betekenis zegent de Kerk de beeltenissen van heiligen, vooral die welke bestemd zijn voor publieke verering, Cf. RITUALE ROMANUM, De...Cf. RITUALE ROMANUM, De Benedictionibus, Ordo benedictionis imaginis Sanctorum, cit., 1018-1031 en zij vraagt dat 'wij', verlicht door het voorbeeld van de heiligen, 'voortgaan in het voetspoor van de Heer, totdat in ons de volmaakte mens vorm krijgt in de volle mate van de gestalte van Christus'. Cf. RITUALE ROMANUM, De...Cf. RITUALE ROMANUM, De Benedictionibus, Ordo benedictionis imaginis Sanctorum, cit., 1027 Zo heeft de Kerk over het plaatsen van beeltenissen in gewijde gebouwen en ruimten ook enkele normen uitgevaardigd die nauwkeurig nageleefd moeten worden. vgl: Codex Iuris Canonici, 1188[[[30|1188]]] vgl: Institutio Generalis Missalis Romani, 318[[[1798|318]]] Op het altaar mogen geen standbeelden of beeltenissen geplaatst worden, evenmin mag men relikwieën, uitgesteld om door de gelovigen vereerd te worden, op de altaartafel neerleggen. Cf. PONTIFICALE ROMANUM, Ordo...Cf. PONTIFICALE ROMANUM, Ordo dedicationis ecclesiae et altaris, cit., cap. IV, Praenotanda, 10. Het is de taak van de ordinaris ervoor te waken geen beeltenissen voor verering uit te stellen die onwaardig zijn of misleiden of tot bijgelovige praktijken leiden.
Referenties naar alinea 244: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De processies
245
In de processie, een cultische uiting met een universeel karakter en veelzijdige religieuze en sociale betekenis, krijgt de relatie tussen liturgie en volksvroomheid een bijzonder reliëf. De Kerk heeft enkele liturgische processies ingesteld die een rijkgeschakeerde typologie hebben en hierbij liet zij zich inspireren door Bijbelse modellen (Ex. 14, 8-31; 2 Sam. 6, 12-19; 1 Kor. 15, 25; 1 Kor. 16, 3)[[b:Ex. 14, 8-31; 2 Sam. 6, 12-19; 1 Kor. 15, 25; 1 Kor. 16, 3]]:
- - sommige zijn een evocatie van heilsgebeurtenissen die op Christus zelf betrekking hebben, bijv. de processie op 2 februari, die de opdracht van de Heer in de tempel gedenkt (Lc. 2, 22-38)[[b:Lc. 2, 22-38]], op Palmzondag, die de messiaanse intocht van Jezus in Jeruzalem oproept (Mt. 21, 1-10; Mc. 11, 1-11; Lc. 19, 28-38; Joh. 12, 12-16)[[b:Mt. 21, 1-10; Mc. 11, 1-11; Lc. 19, 28-38; Joh. 12, 12-16]], bij de Paaswake, een liturgisch herdenken van de ’overgang’ van Christus van de duisternis van het graf naar de heerlijkheid van de verrijzenis, de synthese en het overtreffen van alle uittochten die door het oude Israël volbracht zijn, en een noodzakelijke voorwaarde voor de sacramentele ’overgangen’ die een leerling van Christus volbrengt, vooral bij de viering van het doopsel en de viering van de uitvaart;
- - andere hebben een votief karakter, zoals de eucharistische processie het hoogfeest van Sacramentsdag – het Allerheiligste Sacrament wekt bij het trekken door de stad in de gelovigen uitingen op van dankbare liefde, eist van hen geloof-aanbidding en is een bron van zegening en genade (Hand. 10, 38)[[b:Hand. 10, 38]] De sacra communione et cultu mysterii eucharistici extra Missam, (101)[[2884|(101)]];
- de processie op de kruisdagen, waarvan de data voor ieder land tegenwoordig vastgesteld worden door de betreffende bisschoppenconferentie – het betreft een publieke smeekbede om Gods zegen over de velden en het werk van de mens en zij hebben ook een boetekarakter; de processie naar het kerkhof op 2 november – het herdenken van de overleden gelovigen;
- - weer andere processies worden vereist door het verwezenlijken zelf van sommige liturgische handelingen, bijv. de processies ter gelegenheid van de vastenstaties, waarbij de cultische gemeenschap zich van een vastgestelde plaats voor de collecta begeeft naar de Kerk van de statio;
- de processie om in de parochiekerk het chrisma te ontvangen en de heilige zegende oliën die op Witte Donderdag in de Chrismamis gezegend zijn, de processie voor de kruisverering bij de liturgische dienst van Goede Vrijdag;
- de processie bij de doopselvespers op Paasdag, waarbij ’men tijdens het zingen van de psalmen een processie naar de doopvont houd’, Institutio Generalis de Liturgia Horarum, (213)[[1865|(213)]]
- de ’processies’ die in de viering van de liturgie enkele ogenblikken ervan begeleiden, zoals de intrede van celebrant en dienaren, verkondigen van het evangelie, het aanbieden van de gaven, het communiceren onder de gedaanten van het Lichaam en Bloed van de Heer;
- de processie om het viaticum naar de zieken te brengen;
- op plaatsen waar deze nog van kracht is, de begrafenisstoet, die het lichaam van de overledene van het huis naar de Kerk en vandaar naar het kerkhof begeleidt;
- de processie van de overbrenging van relikwieën.
Referenties naar alinea 245: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
246
De volksvroomheid heeft vooral vanaf de Middeleeuwen veel plaats ingeruimd voor votiefprocessies die in de barok hun hoogtepunt bereikt hebben. Om de beschermheiligen van een stad of een landstreek of een gilde te eren worden de relikwieën of een standeeld of een beeltenis in processie door de straten van de stad gedragen.
In hun pure vorm zijn processies een manifestatie van geloof van het volk en deze manifestatie heeft vaak een culturele connotatie die in staat is het religieus gevoel van de gelovigen op te wekken. Vanuit het christelijk geloof bezien, zijn ’votiefprocessies van heiligen’, evenals andere oefeningen van godsvrucht, echter blootgesteld aan enkele risico’s en gevaren: devoties gaan de savramenten overheersen, die naar een tweede plaats verbannen worde, en uiterlijke manifestaties een innerlijke gesteldheid. De processies wordt als het hoogtepunt van het feest beschouwd. In de ogen van niet voldoende onderrichte gelovigen krijgt het Christendom alleen maar gestalte als een ’godsdienst van heiligen; . Door de ontaarding van de processie zelf wordt zij van een geloofsgetuigenis tot een puur schouwspel of een puur folkloristische parade.
In hun pure vorm zijn processies een manifestatie van geloof van het volk en deze manifestatie heeft vaak een culturele connotatie die in staat is het religieus gevoel van de gelovigen op te wekken. Vanuit het christelijk geloof bezien, zijn ’votiefprocessies van heiligen’, evenals andere oefeningen van godsvrucht, echter blootgesteld aan enkele risico’s en gevaren: devoties gaan de savramenten overheersen, die naar een tweede plaats verbannen worde, en uiterlijke manifestaties een innerlijke gesteldheid. De processies wordt als het hoogtepunt van het feest beschouwd. In de ogen van niet voldoende onderrichte gelovigen krijgt het Christendom alleen maar gestalte als een ’godsdienst van heiligen; . Door de ontaarding van de processie zelf wordt zij van een geloofsgetuigenis tot een puur schouwspel of een puur folkloristische parade.
Referenties naar alinea 246: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
247
Wil de processie in ieder geval haar karakter van geloofsmanifestatie behouden, dan is het noodzakelijk dat de gelovigen, vanuit theologisch, liturgisch en antropologisch standpunt bezien, onderricht worden over haar wezen. Vanuit theologisch standpunt bezien, zal men duidelijk moeten maken dat een processie een teken is van de plaats van de Kerk, het volk Gods op weg, dat met Christus en achter Christus, zich ervan bewust in de wereld geen vast verblijf te hebben (Heb. 13, 14)[[b:Heb. 13, 14]], loopt door de straten van de aardse stad naar het hemels Jeruzalem. Men zal moeten verduidelijken dat de processie daarom ook een teken is van het geloofsgetuigenis dat de Christengemeenschap haar Heer moet brengen in de structuren van de burgermaatschappij en dat ze tenslotte een teken is van de missionaire taak van de Kerk, die vanaf het begin overeenkomstig het gebod van de Heer (vgl. Mat. 28, 19-20) zich op weg begeven heeft om langs de wegen van de wereld het evangelie van het heil te verkondigen. Van liturgisch standpunt uit bezien, zal men processies, ook die met een dient te gebeuren door de gang van Kerk naar Kerk voor te stellen als een tocht van de in de wereld levende gemeenschappen naar de gemeenschap die in de hemel verblijft, door ervoor te zorgen dat zij onder leiding van de Kerk plaatsvind om zo manifestaties van gebrek aan eerbied en ontaarding te vermijden, door een ogenblik in te stellen van gebed aan het begin, waarbij het verkondigen van het Woord van God niet mg ontbreken, door gebruik te maken van zang, bij voorkeur psalmen, en de inbreng van muziekinstrumenten, door te suggereren gedurende het traject kaarsen of aangestoken toortsen in de hand te dragen, door te voorzien in pauzes, die door hun afwisseling met de tijd dat men trekt, het beeld zelf laten zen van de levensweg en door de processie af te sluiten met een doxologisch gebed tot God, bron van alle heiligheid, en met de zegen door bisschop, priester of diaken.
Tenslotte zal men, vanuit antropologisch standpunt bezien de aandacht moeten vestigen op de betekenis van de processie als een 'tocht die samen afgelegd wordt': betrokken bij hetzelfde klimaat van gebed, verenigd in het gezang en gericht op het ene doel, ontdekken de gelovigen dat zij met elkaar solidair zijn, bestemd om op de levensweg de christelijke taken te concretiseren die gerijpt zijn tijdens het traject van de processie.
Tenslotte zal men, vanuit antropologisch standpunt bezien de aandacht moeten vestigen op de betekenis van de processie als een 'tocht die samen afgelegd wordt': betrokken bij hetzelfde klimaat van gebed, verenigd in het gezang en gericht op het ene doel, ontdekken de gelovigen dat zij met elkaar solidair zijn, bestemd om op de levensweg de christelijke taken te concretiseren die gerijpt zijn tijdens het traject van de processie.
Referenties naar alinea 247: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De gebeden en de werken ten behoeve van de overledenen
- Het geloof in de verrijzenis van de doden
248
’In het licht van de dood krijgt het raadsel van het menselijk bestaan zijn grootste dimensie’. Gaudium et Spes, 18[[575|18]] Het geloof in Christus verandert echter het raadsel in de zekerheid van een leven zonder einde. Hij heeft immers verklaard door de Vader gezonden te zijn, ’opdat al wie in Hem gelooft, niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben’ (Joh. 3, 16)[b:Joh. 3, 16] en ook: ’Dit is de wil van mijn Vader, dat ieder die de Zoon ziet en in Hem gelooft, eeuwig leven bezit; en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag’ (Joh. 6, 40)[b:Joh. 6, 40]. Daarom belijdt de Kerk in de geloofsbelijdenis van Nicea – Constantinopel haar geloof in het eeuwig leven: ”Ik verwacht de opstanding van de doden en het leven van het komend Rijk’. DH 150[[66]]
Zich baserend op het Woord van God, gelooft en hoopt de Kerk vast dat, ’zoals Chistus waarlijk verrezen is uit de doden en voor altijd leeft, ook de rechtvaardigen na hun dood voor altijd met de verrezen Christus zullen leven’. Catechismus van de Katholieke Kerk, 989[[1|989]]
Zich baserend op het Woord van God, gelooft en hoopt de Kerk vast dat, ’zoals Chistus waarlijk verrezen is uit de doden en voor altijd leeft, ook de rechtvaardigen na hun dood voor altijd met de verrezen Christus zullen leven’. Catechismus van de Katholieke Kerk, 989[[1|989]]
Referenties naar alinea 248: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
249
Het geloof in de verrijzenis van de doden, een wezenlijk element van de christelijke openbaring, impliceert een bijzondere visie op het onontkoombare en mysterieuze gebeuren van de dood.
De doos is het einde van de aardse fase van het leven, maar ’niet van ons bestaan’, I, 70: CSEL 73, Vindobonae 1995, p. 245[[2133]] omdat de ziel onsterfelijk is. ’Ons leven wordt gemeten naar de tijd, in de loop waarvan wij veranderen, verouderen en, zoals bij alle levende wezens op aarde, de dood verschijnt als het normale einde van het leven’; Catechismus van de Katholieke Kerk, 1007[[1|1007]] van het geloof uit bezien is de dood ook ’het einde van de pelgrimstocht van de mens op aarde, van de tijd van genade en barmhartigheid die God hem schenkt om zijn aardse leven te verwezenlijken overeenkomstig het goddelijk heilsplan en om over zijn uiteindelijke bestemming te beslissen’. Catechismus van de Katholieke Kerk, 1013[[1|1013]]
Terwijl enerzijds de lichamelijke dood natuurlijk is, verschijnt hij anderzijds als ’loon van de zonde’ (Rom. 6, 23)[b:Rom. 6, 23]. Het leergezag van de Kerk ’leert’ immers – en daarmee interpreteert het op authentieke wijze de uitsprake van de Heilige Schrift (Gen. 2, 17; Gen. 3, 3; Gen. 3, 19; Wijsh. 1, 13; Rom. 5, 12; Rom. 6, 23)[[b:Gen. 2, 17; Gen. 3, 3; Gen. 3, 19; Wijsh. 1, 13; Rom. 5, 12; Rom. 6, 23]] - ’dat de dood in de wereld is gekomen door de zonde van de mens’. Catechismus van de Katholieke Kerk, 1008[[1|1008]] vgl: Sessio V - Decretum super peccato originali, 1[[[667|1]]]
Ook Jezus, Gods Zoon, ’geboren uit een vrouw, geboren onder de wet’ (Gal. 4, 4)[b:Gal. 4, 4], heeft de dood ondergaan die eigen is aan het menselijk bestaan; en ondanks zijn angst hiervoor (Mc. 14, 33-34; Heb. 5, 7-8)[[b:Mc. 14, 33-34; Heb. 5, 7-8]] ’aanvaardde Hij die in een daad van totale en vrijwillige onderwerping aan de wil van zijn Vader. De gehoorzaamheid van Jezus heeft de vloek van de dood in een zegen veranderd’. Catechismus van de Katholieke Kerk, 1009[[1|1009]]
De dood is een overgang naar de volheid van het ware leven en daarom noemt de Kerk met omverwerping van de logica en de perspectieven van deze wereld de dag va de dood van een Christen en de perspectieven van deze wereld de dag van de dood van een Christen dies natalis, de dag van zijn geboorte in de hemel, waar ’de dood niet meer zal zijn; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij’ (Openb. 21, 4)[b:Openb. 21, 4]; het is derhalve op een nieuwe wijze de verlenging van het gebeuren van het leven, want zo zegt de liturgie: ’Gij neemt het leven, God, niet van ons af, Gij maakt het nieuw, dat geloven wij op uw woord; en als ons aardse huis, ons lichaam, afgebroken wordt, heeft Jezus al een plaats voor ons bereid in uw huis, om daar voorgoed te wonen.’ Praefatio Defunctorum I[[4105]]
Tenslotte is de dood van een Christen een gebeuren van genade, omdat hij in Christus en door Christus een positieve waarde en betekenis heeft. Deze is gebaseerd op het onderricht van de Schriften: ‘Voor mij is leven Christus en sterven winst’ (Fil. 1, 21)[b:Fil. 1, 21]; ’Hoe waar is dit woord: ‘Als wij met Hem gestorven zijn, zullen wij met Hem leven’’ (2 Tim. 2, 11)[b:2 Tim. 2, 11].
De doos is het einde van de aardse fase van het leven, maar ’niet van ons bestaan’, I, 70: CSEL 73, Vindobonae 1995, p. 245[[2133]] omdat de ziel onsterfelijk is. ’Ons leven wordt gemeten naar de tijd, in de loop waarvan wij veranderen, verouderen en, zoals bij alle levende wezens op aarde, de dood verschijnt als het normale einde van het leven’; Catechismus van de Katholieke Kerk, 1007[[1|1007]] van het geloof uit bezien is de dood ook ’het einde van de pelgrimstocht van de mens op aarde, van de tijd van genade en barmhartigheid die God hem schenkt om zijn aardse leven te verwezenlijken overeenkomstig het goddelijk heilsplan en om over zijn uiteindelijke bestemming te beslissen’. Catechismus van de Katholieke Kerk, 1013[[1|1013]]
Terwijl enerzijds de lichamelijke dood natuurlijk is, verschijnt hij anderzijds als ’loon van de zonde’ (Rom. 6, 23)[b:Rom. 6, 23]. Het leergezag van de Kerk ’leert’ immers – en daarmee interpreteert het op authentieke wijze de uitsprake van de Heilige Schrift (Gen. 2, 17; Gen. 3, 3; Gen. 3, 19; Wijsh. 1, 13; Rom. 5, 12; Rom. 6, 23)[[b:Gen. 2, 17; Gen. 3, 3; Gen. 3, 19; Wijsh. 1, 13; Rom. 5, 12; Rom. 6, 23]] - ’dat de dood in de wereld is gekomen door de zonde van de mens’. Catechismus van de Katholieke Kerk, 1008[[1|1008]] vgl: Sessio V - Decretum super peccato originali, 1[[[667|1]]]
Ook Jezus, Gods Zoon, ’geboren uit een vrouw, geboren onder de wet’ (Gal. 4, 4)[b:Gal. 4, 4], heeft de dood ondergaan die eigen is aan het menselijk bestaan; en ondanks zijn angst hiervoor (Mc. 14, 33-34; Heb. 5, 7-8)[[b:Mc. 14, 33-34; Heb. 5, 7-8]] ’aanvaardde Hij die in een daad van totale en vrijwillige onderwerping aan de wil van zijn Vader. De gehoorzaamheid van Jezus heeft de vloek van de dood in een zegen veranderd’. Catechismus van de Katholieke Kerk, 1009[[1|1009]]
De dood is een overgang naar de volheid van het ware leven en daarom noemt de Kerk met omverwerping van de logica en de perspectieven van deze wereld de dag va de dood van een Christen en de perspectieven van deze wereld de dag van de dood van een Christen dies natalis, de dag van zijn geboorte in de hemel, waar ’de dood niet meer zal zijn; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij’ (Openb. 21, 4)[b:Openb. 21, 4]; het is derhalve op een nieuwe wijze de verlenging van het gebeuren van het leven, want zo zegt de liturgie: ’Gij neemt het leven, God, niet van ons af, Gij maakt het nieuw, dat geloven wij op uw woord; en als ons aardse huis, ons lichaam, afgebroken wordt, heeft Jezus al een plaats voor ons bereid in uw huis, om daar voorgoed te wonen.’ Praefatio Defunctorum I[[4105]]
Tenslotte is de dood van een Christen een gebeuren van genade, omdat hij in Christus en door Christus een positieve waarde en betekenis heeft. Deze is gebaseerd op het onderricht van de Schriften: ‘Voor mij is leven Christus en sterven winst’ (Fil. 1, 21)[b:Fil. 1, 21]; ’Hoe waar is dit woord: ‘Als wij met Hem gestorven zijn, zullen wij met Hem leven’’ (2 Tim. 2, 11)[b:2 Tim. 2, 11].
Referenties naar alinea 249: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
250
Volgens het geloof van de Kerk is het 'sterven met Christus' reeds begonnen bij het doopsel. Daarbij is de leerling van de heer reeds sacramenteel 'gestorven met Christus' om een nieuw leven te leven. En als de leerling sterft in de genade van Christus, bezegelt de fysieke dood het 'sterven met Christus' en laat hem dit volbrengen door hem in te lijven, volledig en voor altijd, bij Christus de Verlosser. De Kerk smeekt daarom in haar voorbede voor de zielen van de overledenen om het eeuwig leven niet alleen voor de leerlingen van Christus die in zijn vrede gestorven zijn, maar ook voor alle overledenen, van wie de gelovige gezindheid alleen door God gekend was.
Referenties naar alinea 250: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De betekenis van de gebeden en werken ten behoeve van de overledenen
251
De rechtvaardige ontmoet in de dood God, die hem tot zich roept om hem deelgenoot te maken van het goddelijk leven. Niemand kan echter opgenomen worden in de vriendschap en intimiteit van God, als hij tevoren niet door Hem gereinigd is van de persoonlijke consequenties van al zijn zonden. ’De Kerk noemt deze laatste loutering van de uitverkorenen die geheel verschillend is van de straf van de verdoemden, vagevuur. De Kerk heeft het geloofsleer met betrekking tot het vagevuur vooral op de Concilies van Florence en Trente geformuleerd’. Catechismus van de Katholieke Kerk, 1031[[1|1031]] vgl: Sessio VI - Laetentur caeli - Decretum pro Graecis, 4[[[895|+6]]] vgl: Sessio XXV - Decretum de purgatorio, 0[[[732|+2]]]vgl: Sessio VI - Decretum de iustificatione, 60[[[668|+80]]]
Vandaar de oefening van godsvrucht van de gebeden en werken ten behoeve van de zielen in het vagevuur, welke dringende smeekbede zijn tot God, opdat Gij de overleden gelovigen genadig is, hen reinigt met het vuur van zijn liefde en hen binnenleidt in zijn rijk van licht en leven. De gebeden en werken ten behoeve van de overledenen zijn een cultische uiting van het geloof in de gemeenschap van de heiligen. Immers, ’in het volle bewustzijn van deze gemeenschap binnen het mystieke Lichaam van Jezus Christus heeft de pelgrimerende Kerk, vanaf de eerste tijden van het Christendom, de gedachtenis van de overledenen met diepe vroomheid gevierd’ en ’daar het heilige en vrome gedachte is voor de doden te bidden, opdat zij van hun zonde verlost zouden worden’ (2 Makk. 12, 46)[b:2 Makk. 12, 46], heeft zij ook zoenoffers voor hen opgedragen’. Lumen Gentium, 50[[617|50]] Het zijn op de eerste plaats de viering van het offer van Eucharistie, vgl: Sessio IV - Professio fidei Michaelis Palaeologi, 6[[[783|+9]]] vgl: I, 2: CSEL 3/2, Vindobonae 1871, pp. 466-467[[[1048]]] vgl: IX, 12, 32: CSEL 33/1, Vindobonae 1896, pp. 221-222.[[[850]]] vervolgens andere uitingen van godsvrucht, zoals gebeden, aalmoezen werken van barmhartigheid vgl: 6: CSEL 41, Vindobonae 1900, pp. 629-631[[[2590]]] vgl: 41, 5: PG 61, 494-495[[[1661]]] vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk, 1032[[[1|1032]]] en het verkrijgen van een aflaat ten gunste van de zielen van de overledenen. vgl: Normae de Indulgentiis, 3, p. 21; Aliae concessiones, 29, pp. 74-75[[[2720]]]
Vandaar de oefening van godsvrucht van de gebeden en werken ten behoeve van de zielen in het vagevuur, welke dringende smeekbede zijn tot God, opdat Gij de overleden gelovigen genadig is, hen reinigt met het vuur van zijn liefde en hen binnenleidt in zijn rijk van licht en leven. De gebeden en werken ten behoeve van de overledenen zijn een cultische uiting van het geloof in de gemeenschap van de heiligen. Immers, ’in het volle bewustzijn van deze gemeenschap binnen het mystieke Lichaam van Jezus Christus heeft de pelgrimerende Kerk, vanaf de eerste tijden van het Christendom, de gedachtenis van de overledenen met diepe vroomheid gevierd’ en ’daar het heilige en vrome gedachte is voor de doden te bidden, opdat zij van hun zonde verlost zouden worden’ (2 Makk. 12, 46)[b:2 Makk. 12, 46], heeft zij ook zoenoffers voor hen opgedragen’. Lumen Gentium, 50[[617|50]] Het zijn op de eerste plaats de viering van het offer van Eucharistie, vgl: Sessio IV - Professio fidei Michaelis Palaeologi, 6[[[783|+9]]] vgl: I, 2: CSEL 3/2, Vindobonae 1871, pp. 466-467[[[1048]]] vgl: IX, 12, 32: CSEL 33/1, Vindobonae 1896, pp. 221-222.[[[850]]] vervolgens andere uitingen van godsvrucht, zoals gebeden, aalmoezen werken van barmhartigheid vgl: 6: CSEL 41, Vindobonae 1900, pp. 629-631[[[2590]]] vgl: 41, 5: PG 61, 494-495[[[1661]]] vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk, 1032[[[1|1032]]] en het verkrijgen van een aflaat ten gunste van de zielen van de overledenen. vgl: Normae de Indulgentiis, 3, p. 21; Aliae concessiones, 29, pp. 74-75[[[2720]]]
Referenties naar alinea 251: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De christelijke uitvaart
252
In de Romeinse liturgie, evenals in de andere Latijnse en de oosterse litugieën, zijn de gebeden en werken ten behoeve van de overledenen talrijk en verschillend.
De christelijke uitvaart bevat al naargelang de traditie drie momenten, ook al worden deze door de diepgaand veranderde levensomstandigheden in de grote stedelijke gebieden teruggebracht tot twee of slechts één: Cf. RITUALE ROMANUM, Ordo...Cf. RITUALE ROMANUM, Ordo exsequiarum, cit., Praenotanda, 4
De christelijke uitvaart bevat al naargelang de traditie drie momenten, ook al worden deze door de diepgaand veranderde levensomstandigheden in de grote stedelijke gebieden teruggebracht tot twee of slechts één: Cf. RITUALE ROMANUM, Ordo...Cf. RITUALE ROMANUM, Ordo exsequiarum, cit., Praenotanda, 4
- de gebedswake, al naargelang de omstandigheden, in het huis van de overledene, of op een andere geschikte plaats, waar verwanten, vrienden, gelovigen zich verenigen om tot God een gebed van bijstand te doen opstijgen, om te luisteren naar ’de woorden van eeuwig leven’ en in het licht hiervan boven de perspectieven van de wereld uit te stijgen en de geest te richten op de authentieke perspectieven van het geloof, in de verrezen Christus, om de verwanten van de overledenen troost te verschaffen en om christelijke solidariteit tot uitdrukking te brengen overeenkomstig het woord van de apostel: ’weent om hen die wenen’ (Rom. 12, 15)[b:Rom. 12, 15]. Deze 'wake', ook al is ieder...Deze 'wake', ook al is ieder begrip van haar historische-theologische betkenis verloren gegaan, is een act van geloof in de verrijzenis van de doden in navolging van de 'mirre dragende'vrouwen uit het Evangelie die welriekende kruiden naar het graf brachten om het Lichaam van de Heer te zalven en zo de eerste getuigen van de verrijzenis werden.
- De viering van de Eucharistie, die, indien mogelijk, zeer wenselijk is. Hierin luistert de kerkgemeenschap naar ’het Woord van God .... Daarin wordt immers het Paasmysterie verkondigd en de hoop geschonken dat wij met elkaar herenigd zullen zijn in het koninkrijk van God; deze lezingen leren ons de overledenen liefdevol te gedenken en sporen ons terloops aan tot de getuigenis van een christelijk leven’ RITUALE ROMANUM, Ordo...RITUALE ROMANUM, Ordo exsequiarum, cit.,Praenotanda, 11.. Daarna verklaart degene die voorgaat, het verkondigde Woord overeenkomstig de kenmerken van een homilie, ’waarbij hij echter de vorm en de stijl van een lofrede vermijdt’. RITUALE ROMANUM, Ordo...RITUALE ROMANUM, Ordo exsequiarum, cit.,Praenotanda, 41. In de Eucharistie ’drukt de Kerk haar feitelijke gemeenschap met de overledene uit: wanneer zij in de heilige Geest het offer van de dood en de verrijzenis van Christus aan de Vader aanbiedt, vraagt zij dat haar kind gereinigd mag worden van zijn zonden en de gevolgen ervan, en dat hij deel mag hebben aan de volheid van het Paasgebeuren door aan te zitten aan de tafel van het Koninkrijk’. Catechismus van de Katholieke Kerk, 1689[[1|1689]] Een diepgaande lectuur van de uitvaartmis maakt het mogelijk te zien hoe de liturgie van de Eucharistie, het eschatologisch feestmaal, het ware christelijke refrigerium van de overledene heeft gemaakt.
- De ritus van het afscheid, de begrafenisstoet en de begrafenis: het afscheid is het adieu (ad Deum), gericht tot de overledene, de ’aanbeveling aan God’ door de Kerk, ’een laatste vaarwel, door de Christengemeenschap aan de overledene, voordat diens lichaam wordt uitgedragen en begraven’. RITUALE ROMANUM, Ordo...RITUALE ROMANUM, Ordo exsequiarum, cit., Praenotanda, 10 In de begrafenisstoet begeleidt onze Moeder de Kerk, die in haar schoot de Christen sacramenteel gedragen heeft gedurende zijn pelgrimstocht op aarde, het lichaam van de overledene naar zijn rustplaats in afwachting van de dag van de verrijzenis. (1 Kor. 15, 42-44)[[b:1 Kor. 15, 42-44]]
Referenties naar alinea 252: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
253
Ieder ogenblik van een christelijke begrafenis moet met grote waardigheid en religieus gevoel gerealiseerd worden. Zo is het noodzakelijk dat het lichaam van de overledene, dat een tempel van de Heilige Geest geweest is, met groot respect behandeld wordt, de inrichting van de begrafenis passend is, zonder vertoon en praal en dat de liturgische tekens, zoals kruis, Paaskaars, wijwater en wierook, zeer correct gebruikt worden.
Referenties naar alinea 253: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
254
De christelijke vroomheid heeft als begrafenismodel voor de gelovigen de teraardebestelling genomen, daarbij afstand nemend van de betekenis van mummificeren, balseming of crematie, waaronder soms de opvatting schuilgaat dat de dood de totale vernietiging van de mens betekent. De teraardebestelling herinnert enerzijds aan de aarde waaruit de mens is genomen (vgl. Gen. 2,6) en waarnaar hij wederkeert (Gen. 3, 19; Sir. 17, 1)[[b:Gen. 3, 19; Sir. 17, 1]]; anderzijds roept zij het beeld van de begrafenis van Jezus op, de graankorrel die, gevallen in de aarde, veel vruchten voortbrengt. (Joh. 12, 14)[[b:Joh. 12, 14]] In onze tijd komt echter ook door de veranderde omstandigheden van milieu en leven de praktijk van de crematie van het lichaam van de overledene voor. Wat dit betreft, verordent de kerkelijke wetgeving het volgende: 'Aan degenen die om crematie van hun lichaam gevraagd hebben moet de kerkelijke uitvaartplechtigheid toegestaan worden, tenzij vaststaat dat zij crematie hebben verlangd op grond van beginselen die in strijd zijn met de christelijke levensopvatting'. RITUALE ROMANUM, Ordo...RITUALE ROMANUM, Ordo exsequiarum, cit., Praenotanda, 15 Piam et Constantem, 2-3[[4933|2-3]] § 1, 20[[30|+1363]] met betrekking tot een dergelijke keuze dient men de gelovigen aan te sporen dat zij de as van verwanten niet in huis bewaren, maar daaraan de gebruikelijke begrafenis geven, totdat God hen uit de aarde zal doen verrijzen die er tussen, en de zee haar doden teruggeeft. (Openb. 20, 13)[[b:Openb. 20, 13]]
Referenties naar alinea 254: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Andere vormen van gebed en werken ten behoeve van de overledenen
255
De Kerk biedt het Eucharistisch offer aan voor de overledenen niet alleen bij gelegenheid van de viering van een uitvaart, maar ook op de derde, zevende en dertigste dag, evenals op de verjaardag van de dood: de viering van de Mis voor de zielen van de eigen overledenen is de christelijke manier om de gemeenschap in de Heer te gedenken en te verlengen met al wie de drempel van de dood hebben overschreden. Op 2 november biedt de Kerk vervolgens bij herhaling het heilig offer aan voor alle overledene gelovigen, voor wie ook het getijdengebed een vering heeft. Geen dag laat de Kerk bij de viering van zowel de Eucharistie als van de vespers na haar smeekbede te doen opstijgen, opdat de Heer 'de dienaars en dienaressen die vóór ons zijn heengegaan, gemerkt met het teken van het geloof en ... allen die in Christus zijn ontslapen ... de vreugde, het licht en de vrede' MISSALE ROMANUM, Prex...MISSALE ROMANUM, Prex eucharistica I, Commemoratio pro defunctis. geeft.
Het is derhalve belangrijk het aanvoelen van de gelovigen op te voeden in het licht van de Eucharistieviering, waarbij de Kerk bidt dat alle overleden gelovigen, uit welke tijd en van welke plaats dan ook, opgenomen worden in de heerlijkheid van de Heer. Zij vermijdt zo het gevaar van een bezitterige en particularistische visie op de Mis voor de 'eigen overledene'. vgl: Over de Mis voor de overledenen[[[1798|355]]] De viering van de Mis voor de overledenen is bovendien een gelegenheid voor een catechese over de laatste dingen.
Het is derhalve belangrijk het aanvoelen van de gelovigen op te voeden in het licht van de Eucharistieviering, waarbij de Kerk bidt dat alle overleden gelovigen, uit welke tijd en van welke plaats dan ook, opgenomen worden in de heerlijkheid van de Heer. Zij vermijdt zo het gevaar van een bezitterige en particularistische visie op de Mis voor de 'eigen overledene'. vgl: Over de Mis voor de overledenen[[[1798|355]]] De viering van de Mis voor de overledenen is bovendien een gelegenheid voor een catechese over de laatste dingen.
Referenties naar alinea 255: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
256
Evenals de liturgie heeft ook de volksvroomheid veel aandacht voor het herdenken van de overledenen en spoort zij ertoe aan voor hen te bidden. In de 'dodenherdenking' dient de kwestie van de relatie tussen liturgie en volksvroomheid zeer voorzichtig en met pastorale tact benaderd te worden, zowel wat de leerstellige aspecten, als wat de harmonisatie van de liturgische handelingen en oefeningen van godsvrucht betreft.
Referenties naar alinea 256: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
257
Het is vóór alles noodzakelijk dat de volksvroomheid verlicht wordt door de beginselen van het christelijk geloof, zoals de Paasbetekenis van de dood van hen die door het doopsel opgenomen zijn in het mysterie van de dood en de verrijzenis van Christus (Rom. 6, 3-10)[[b:Rom. 6, 3-10]], de onsterfelijkheid van de ziel (Lc. 23, 43)[[b:Lc. 23, 43]], de gemeenschap van de heiligen, waardoor ’de gemeenschap van hen die hier op aarde op pelgrimstocht zijn, ... met de broeders die in de vrede van Christus ontslapen zijn, geenszins wordt onderbroken, maar veeleer, volgens het bestendig geloof van de Kerk, door de uitwisseling van geestelijke goederen wordt verstevigd’: Lumen Gentium, 49[[617|49]] ’ons gebed voor hen kan niet alleen hen helpen, maar ook hun voorspraak voor ons doeltreffend maken’; Catechismus van de Katholieke Kerk, 958[[1|958]] de verrijzenis van het lichaam, de verschijning in heerlijkheid van de Heer, ’die zal komen oordelen de levenden en de doden’, Credo van Nicea - Constantinopel[[66]] MISSALE ROMANUM, Ordo Missae,...MISSALE ROMANUM, Ordo Missae, Symbolum Nicaeno-Constantinopolitanum. de beloning overeenkomstig de werken van ieder; en het eeuwig leven.
in de gebruiken en tradities van sommige volken met betrekking tot de ’dodencultus’ komen elementen naar voren die diep geworteld zijn in de cultuur en in bijzondere antropologische opvattingen die vaak uitdrukking geven aan het verlangen de familiaire en sociale banden met de overledenen te verlengen. Bij het onderzoeken en beoordelen van dergelijke gebruiken zal men behoedzaam te werk moeten gaan. Men zal daarbij vermijden ze haastig af te doen als resten van heidendom, tenzij ze in aperte tegenstelling zijn met het Evangelie.
in de gebruiken en tradities van sommige volken met betrekking tot de ’dodencultus’ komen elementen naar voren die diep geworteld zijn in de cultuur en in bijzondere antropologische opvattingen die vaak uitdrukking geven aan het verlangen de familiaire en sociale banden met de overledenen te verlengen. Bij het onderzoeken en beoordelen van dergelijke gebruiken zal men behoedzaam te werk moeten gaan. Men zal daarbij vermijden ze haastig af te doen als resten van heidendom, tenzij ze in aperte tegenstelling zijn met het Evangelie.
Referenties naar alinea 257: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De dodenherdenking in de volksvroomheid
258
Wat de leerstellige aspecten betreft, dienen vermeden te worden:
- het gevaar dat in de volksvroomheid jegens de overledenen onaanvaardbare elementen of aspecten van de heidense cultus van de voorouders blijven voortleven;
- het aanroepen van de doden voor praktijken waardoor men de toekomst wil doorvorsen;
- het toekennen aan dromen die gaan over overleden personen, van denkbeeldige betekenissen en effecten die dikwijls het handelen van de gelovigen beïnvloed door angst die men hiervoor heeft;
- het risico dat er vormen van geloof in reïncarnatie binnensluipt;
- het gevaar dat de onsterfelijkheid van de ziel ontkend en het ogenblik van de dood losgekoppeld wordt van het perspectief van de verrijzenis. Zodat de christelijke godsdienst, om zo te zeggen, een godsdienst van doden te zijn;
- het toepassen van de categorieën ruimte en tijd op de toestand van de overledenen.
Referenties naar alinea 258: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
259
De leerstellige en pastorale fout van het ’verbergen van de dood en zijn tekenen’ is zeer verspreid in de moderne samenleving en is dikwijls een oorzaak van schadelijke gevolgen.
Artsen, verplegers en verpleegsters en verwanten beschouwen het vaak als een plicht om voor de zieke, die door de ontwikkeling van de hospitalisering bijna altijd buitenhuis sterft, het aanstaande zijn van de dood te verbergen.
Er is meermalen op gewezen dat in de grote steden van de levenden geen plaats is voor de doden: in de kleine behuizingen van de flatgebouwen in de steden is het niet mogelijk te beschikken over een ’kamer voor een dodenwake’. Op straat is een langzame begrafenisstoet, die een verkeersopstopping veroorzaakt, niet toegestaan vanwege het gestremde verkeer. Het Kerkhof, dat eens, tenminste in de dorpen, dikwijls rond of bij de Kerk lag – dus werkelijk een kerkhof was en een teken van de gemeenschap in Christus tussen levenden en doden – ontstaat in het stedelijke gebied aan de rand, steeds verder weg van de stad, opdat het met de stedelijke ontwikkeling niet opnieuw hierin opgaat.
De moderne beschaving wijst de ’zichtbaarheid van de dood’ af en daarom spant zij zich in om de tekenen ervan te verwijderen. Hieruit komt de praktijk die in een bepaald aantal landen verbreid is, voort om bij de dood zijn toevlucht te nemen tot een chemisch procedé dat de natuurlijke huidskleur van de overledene conserveert: de dode mag niet dood lijken, maar moet de uiterlijke kenmerken van het leven bewaren.
Voor de Christen dient de gedachte aan de dood vertrouwd en helder te zijn. Hij moet zich innerlijk noch aansluiten bij het verschijnsel van ’de onverdraagzaamheid jegens de doden’, welke de overledenen berooft van iedere ruimte in het leven van de stad, noch bij het afwijzen van de ’zichtbaarheid van de dood’, wanneer onverdraagzaamheid en afwijzing ingegeven worden door een onverantwoordelijke vlucht uit de realiteit of een materialistische visie die zonder hoop is en vreemd aan het geloof in de gestorven en verrezen Christus.
Zo moet de Christen zich ook resoluut verzetten tegen de talrijke vormen van ’handel in de dood’, die door de gevoelens van gelovigen uit te buiten op zoek gaat naar mateloos schandalig gewin.
Artsen, verplegers en verpleegsters en verwanten beschouwen het vaak als een plicht om voor de zieke, die door de ontwikkeling van de hospitalisering bijna altijd buitenhuis sterft, het aanstaande zijn van de dood te verbergen.
Er is meermalen op gewezen dat in de grote steden van de levenden geen plaats is voor de doden: in de kleine behuizingen van de flatgebouwen in de steden is het niet mogelijk te beschikken over een ’kamer voor een dodenwake’. Op straat is een langzame begrafenisstoet, die een verkeersopstopping veroorzaakt, niet toegestaan vanwege het gestremde verkeer. Het Kerkhof, dat eens, tenminste in de dorpen, dikwijls rond of bij de Kerk lag – dus werkelijk een kerkhof was en een teken van de gemeenschap in Christus tussen levenden en doden – ontstaat in het stedelijke gebied aan de rand, steeds verder weg van de stad, opdat het met de stedelijke ontwikkeling niet opnieuw hierin opgaat.
De moderne beschaving wijst de ’zichtbaarheid van de dood’ af en daarom spant zij zich in om de tekenen ervan te verwijderen. Hieruit komt de praktijk die in een bepaald aantal landen verbreid is, voort om bij de dood zijn toevlucht te nemen tot een chemisch procedé dat de natuurlijke huidskleur van de overledene conserveert: de dode mag niet dood lijken, maar moet de uiterlijke kenmerken van het leven bewaren.
Voor de Christen dient de gedachte aan de dood vertrouwd en helder te zijn. Hij moet zich innerlijk noch aansluiten bij het verschijnsel van ’de onverdraagzaamheid jegens de doden’, welke de overledenen berooft van iedere ruimte in het leven van de stad, noch bij het afwijzen van de ’zichtbaarheid van de dood’, wanneer onverdraagzaamheid en afwijzing ingegeven worden door een onverantwoordelijke vlucht uit de realiteit of een materialistische visie die zonder hoop is en vreemd aan het geloof in de gestorven en verrezen Christus.
Zo moet de Christen zich ook resoluut verzetten tegen de talrijke vormen van ’handel in de dood’, die door de gevoelens van gelovigen uit te buiten op zoek gaat naar mateloos schandalig gewin.
Referenties naar alinea 259: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
260
De volksvroomheid jegens de overledenen komt in vele vormen tot uitdrukking, al naargelang de plaats en de traditie:
- de noveen voor de overledenen als voorbereiding op en het octaaf als verlenging van de dodenherdenking op 2 november. Beide dienen gevierd te worden met respect voor de liturgische orde;
- het bezoek aan het kerkhof. In sommige omstandigheden geschiedt dit gemeenschappelijk, zoals bij de herdenking van alle overleden gelovigen, aan het einde van volksmissies, bij de gelegenheid van de inbezitneming van de parochie door een nieuw pastoor. In andere omstandigheden gebeurt dit privé, wanneer de gelovigen naar het graf van de eigen geliefden gaan om het, versierd met bloemen en lichtjes, banden die bestaan tussen de dode en zijn verwachten en niet de uitdrukking zijn van een verplichting waarin men als het ware op bijgelovige manier vreest tekort te schieten;
- het zich aansluiten bij broederschappen en andere godsvruchtige verenigingen die ten doel hebben om de ’doden te begraven’ overeenkomstig een christelijke opvatting over het gebeuren van de dood en om diensten aan te bieden ten behoeve van de overledenen, alsook om daadwerkelijk solidair te zijn met de verwanten van de gestorvene;
- De veelvuldige werken ten behoeve van de overledenen - waarover reeds gesproken is, door middel van aalmoezen en andere werken van barmhartigheid, vasten, het verkrijgen van aflaten en vooral gebeden, zoals het bidden van de psalm De profundis, van de korte formule Requiem aeternam (Heer, geef hun de eeuwige rust) - die vaak het bidden van de Engel des Heren begeleidt - van de rozenkrans en het zegenen van de tafel van het huisgezin.
Referenties naar alinea 260: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Heiligdommen en bedevaarten
261
Het heiligdom - of het nu gewijd is aan de heilige Drie-eenheid, aan Christus de Heer, aan de heilige Maagd, aan engelen, heiligen of zaligen - is misschien wel de plaats waar de banden tussen liturgie en volksvroomheid het meest frequent in het duidelijkst zichtbaar worden. ’In de heiligdommen dienen de heilsmiddelen rijkelijk ter beschikking van de gelovigen gesteld te worden, door het woord Gods met zorg te verkondigen, het liturgisch leven naar behoren te verzorgen, vooral door de vering van de Eucharistie en van de boete, alsook door goedgekeurde vormen van volksvroomheid te cultiveren’. canon 1234 § 1[[30|+1422]]
In nauw verband met het heiligdom staat de bedevaart, ook een wijdverbreide en karakteristieke uiting van de volksvroomheid.
In onze tijd is de belangstelling voor heiligdommen en de deelname aan bedevaarten zeker niet minder geworden ten gevolge van het verschijnsel van de secularisatie. Zij staan bij de gelovigen zeer in de gunst.
Daarom lijkt het gepast in overeenstemming met de doelstellingen van dit document enkele aanwijzingen te geven, opdat er bij de pastorale activiteit van de heiligdommen en bij het houden van bedevaarten een juiste verhouding tussen liturgische handelingen en oefeningen van godsvrucht tot stand komt en bevorderd wordt.
In nauw verband met het heiligdom staat de bedevaart, ook een wijdverbreide en karakteristieke uiting van de volksvroomheid.
In onze tijd is de belangstelling voor heiligdommen en de deelname aan bedevaarten zeker niet minder geworden ten gevolge van het verschijnsel van de secularisatie. Zij staan bij de gelovigen zeer in de gunst.
Daarom lijkt het gepast in overeenstemming met de doelstellingen van dit document enkele aanwijzingen te geven, opdat er bij de pastorale activiteit van de heiligdommen en bij het houden van bedevaarten een juiste verhouding tussen liturgische handelingen en oefeningen van godsvrucht tot stand komt en bevorderd wordt.
Referenties naar alinea 261: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het heiligdom
- Enkele principes
262
Volgens de christelijke overlevering is het hoogste en uiteindelijke heiligdom de verrezen Christus (Joh. 2, 18-21; Apok. 21, 22)[[b:Joh. 2, 18-21; Apok. 21, 22]], rondom Wie de gemeenschap van de leerlingen, die op haar beurt het nieuwe huis van de Heer is, verzamelt en organiseert. (1 Pt. 2, 5; Ef. 2, 19-22)[[b:1 Pt. 2, 5; Ef. 2, 19-22]]
Vanuit theologisch standpunt bezien, is het heiligdom, dat niet zelden ontstaan is uit een opwelling van volksvroomheid, een teken van de actieve, heilzame tegenwoordigheid van de Heer in de geschiedenis en een halteplaats waar het volk van God op pelgrimstocht langs de weg van de wereld naar de stad van de toekomst (Heb. 13, 14)[[b:Heb. 13, 14]] weer kracht opdoet om op de tocht verder te gaan. vgl: Il Santuario, Memoria, presenza e profezia del Dio vivente[[[8683]]]
Vanuit theologisch standpunt bezien, is het heiligdom, dat niet zelden ontstaan is uit een opwelling van volksvroomheid, een teken van de actieve, heilzame tegenwoordigheid van de Heer in de geschiedenis en een halteplaats waar het volk van God op pelgrimstocht langs de weg van de wereld naar de stad van de toekomst (Heb. 13, 14)[[b:Heb. 13, 14]] weer kracht opdoet om op de tocht verder te gaan. vgl: Il Santuario, Memoria, presenza e profezia del Dio vivente[[[8683]]]
Referenties naar alinea 262: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
263
Het heiligdom heeft, evenals een kerk, immers een grote symbolische betekenis: het is het beeld van ’Gods woning onder de mensen’ (Openb. 21, 3)[b:Openb. 21, 3] en verwijst naar het ’mysterie van de tempel’ dat tot stand is gekomen in het Lichaam van Christus (Joh. 1, 14; Joh. 2, 21)[[b:Joh. 1, 14; Joh. 2, 21]], in de kerkgemeenschap (1 Pt. 2, 5)[[b:1 Pt. 2, 5]] en in de individuele gelovigen. (1 Kor. 3, 16-17; 1 Kor. 6, 19; 2 Kor. 6, 16)[[b:1 Kor. 3, 16-17; 1 Kor. 6, 19; 2 Kor. 6, 16]]
In de ogen van de gelovigen is een heiligdom:
In de ogen van de gelovigen is een heiligdom:
- vanwege zijn oorsprong soms een herinnering aan een gebeurtenis die voor bijzonder wordt gehouden en die het ontstaan bepaald heeft van blijken van voortdurende devotie of van getuigenis van godsvrucht en erkentelijkheid van een volk voor ontvangen weldaden;
- een bevoorrechte plaats van goddelijke bijstand en voorspraak van de heilige Maagd, van heiligen of van zaligen op grond van veelvuldige tekenen van barmhartigheid die daar zichtbaar worden;
- Door zijn vaak verheven en eenzame ligging en de nu eens strenge, dan weer lieflijke schoonheid van de plaats waar zij verrijzen, een teken van de harmonie van de kosmos en een weerspiegeling van de goddelijke schoonheid;
- een doeltreffende oproep tot bekering, een uitnodiging om in liefde te leven en om de werken van barmhartigheid te vermeerderen en een aansporing een leven te leiden dat een uitdrukking is van het volgen van Christus op grond van de prediking die er klinkt;
- een plaats van bevestiging in het geloof en groei in de genade, van toevlucht en van hoop in smart op grond van het sacramentele leven dat er zich afspeelt;
- een bijzondere interpretatie en als het ware een verlenging van het Woord op grond van het aspect van de evangelische boodschap die het tot uitdrukking brengt;
- een vermaning om het gevoel voor transcendentie te ontwikkelen en om door de wegen van het tijdelijke leven de schreden te richten naar het heiligdom van de hemel (Heb. 9, 11; Openb. 21, 3)[[b:Heb. 9, 11; Openb. 21, 3]] op grond van zijn eschatologisch gerichtheid.
Referenties naar alinea 263: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Canonieke erkenning
264
’Onder heiligdom wordt verstaan een Kerk of andere gewijde plaats waarheen veel gelovigen, onder goedkeuring van de plaatselijk Ordinaris, om een bijzondere reden van vroomheid op bedevaart gaan’. Codex Iuris Canonici, 1230[[30|1230]] vgl: 33, § 1, 4°, p. 77[[[6314]]]
Wil een gewijde plaats canoniek beschouwd worden als een diocesaan, nationaal of internationaal heiligdom, dan is een eerste voorwaarde de goedkeuring van respectievelijk de diocesane bisschop, de bisschoppenconferentie en de Heilige Stoel. De canonieke goedkeuring vormt een officiële erkenning van de gewijde plaats en van zijn specifieke doel: het ontvangen van de pelgrims van Gods volk dat ernaar optrekt om de Vader te eren, om het geloof te belijden, om zich met God, de Kerk en de broeders en zusters te verzoenen en om de voorspraak af te smeken van de Moeder van de Heer of van een heilige.
Men mag echter niet vergeten dat veel andere, vaak bescheiden cultusplaatsen – kerkjes in de steden of op het platteland – in een lokaal kader een functie uitoefenen die gelijk is aan die van een heiligdom, hoewel zonder canonieke erkenning. Ook zij maken deel uit van de ”geografie” van het geloof en de godsvrucht van het volk van God, vgl: Redemptoris Mater, 28[[[713|28]]] van een gemeenschap die in een bepaald gebied woont en die in geloof op weg is naar het hemels Jeruzalem. (Openb. 21)[[b:Openb. 21]]
Wil een gewijde plaats canoniek beschouwd worden als een diocesaan, nationaal of internationaal heiligdom, dan is een eerste voorwaarde de goedkeuring van respectievelijk de diocesane bisschop, de bisschoppenconferentie en de Heilige Stoel. De canonieke goedkeuring vormt een officiële erkenning van de gewijde plaats en van zijn specifieke doel: het ontvangen van de pelgrims van Gods volk dat ernaar optrekt om de Vader te eren, om het geloof te belijden, om zich met God, de Kerk en de broeders en zusters te verzoenen en om de voorspraak af te smeken van de Moeder van de Heer of van een heilige.
Men mag echter niet vergeten dat veel andere, vaak bescheiden cultusplaatsen – kerkjes in de steden of op het platteland – in een lokaal kader een functie uitoefenen die gelijk is aan die van een heiligdom, hoewel zonder canonieke erkenning. Ook zij maken deel uit van de ”geografie” van het geloof en de godsvrucht van het volk van God, vgl: Redemptoris Mater, 28[[[713|28]]] van een gemeenschap die in een bepaald gebied woont en die in geloof op weg is naar het hemels Jeruzalem. (Openb. 21)[[b:Openb. 21]]
Referenties naar alinea 264: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het heiligdom als plaats van cultische vieringen
265
287
287
Een heiligdom heeft een cultische functie bij uitstek. De gelovigen gaan er vooral heen om deel te nemen aan de liturgische vieringen en de oefeningen van godsvrucht die daar plaatsvinden. Deze erkende cultische functie van een heiligdom mag echter in het bewustzijn van de gelovigen niet het evangelisch onderricht verduisteren dat de plaats niet bepalend is voor de echte verering van de Vader. (Joh. 4, 20-24)[[b:Joh. 4, 20-24]]
Referenties naar alinea 265: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Een voorbeeldfunctie
266
287
287
De verantwoordelijke voor een heiligdom dient ervoor te zorgen dat de liturgie die er plaatsvindt, voorbeeldig is door de kwaliteit van de vieringen. ’Een van de ook door het Wetboek van Canoniek Recht[30] erkende functies van een heiligdom is de bevordering van de liturgie. Dit dient echter niet verstaan te worden als een numerieke toename van de vieringen, maar als een verbetering van de kwaliteit ervan. De rector van een heiligdom is zich wel bewust van zijn verantwoordelijkheid met een betrekking tot het bereiken van dit doel. Hij begrijpt immers dat de gelovigen die naar het heiligdom komen uit de meest uiteenlopende plaatsen, weer terug moeten keren, gesterkt in de geest en gesticht door de liturgische vieringen die daar plaatsvinden: door hun vermogen de verlossende boodschap mede te delen, door de edele eenvoud van de rituele uitingen, door een trouw nakomen van de liturgische normen. Hij weet bovendien dat de effecten van een voorbeeldig liturgisch handelen zie niet beperken tot een viering die in het heiligdom plaatsvindt: priesters en gelovigen op bedevaart worden immers ertoe aangezet naar de plaats van herkomst de waardevolle cultische ervaringen die men in een heiligdom gehad heeft, over te brengen’. Angelus, 24 settembre 2006, (75)[[8384|(75)]]
Referenties naar alinea 266: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De viering van Boete en Verzoening
267
286
287
286
287
Voor veel gelovigen is het bezoeken van een heiligdom een gunstige, vaak gezochte gelegenheid om te naderen tot het boetesacrament. Daarom is het noodzakelijk dat er voor de verschillende elementen die bijdragen tot de vering van het sacrament, zorg gedragen wordt:
- de plaats van de viering: behalve de traditionele biechtstoelen in de Kerk is het in het geval van een druk bezocht heiligdom wenselijk dat er een plaats gereserveerd is voor de viering van het boetesacrament, die zich leent voor ogenblikken van gemeenschappelijke voorbereiding en voor boetevieringen en die met respect voor de canonieke normen en de door de biecht vereiste discretie de gelegenheid biedt voor een gesprek met een biechtvader.
- De voorbereiding op het sacrament: in niet weinig gevallen hebben de gelovigen behoefte aan hulp bij het verrichten van de handelingen die deel uitmaken van het sacrament, vooral bij het richten van de handelingen die deel uitmaken van het sacrament, vooral bij het richten van het hart op God in een oprechte bekering, ’daar hiervan de waarachtigheid van de boetedoening afhangt’. Rituale Romanum, Ordo...Rituale Romanum, Ordo Paenitentiae, Editio Typica, Typis Polyglottis Vaticanis 1974, 6 a. Men dient daarom te voorzien in ontmoetingen ter voorbereiding erop, zoals voorgesteld in de Ordo paenitentiae (Orde van dienst voor boete en verzoening), Rituale Romanum, Ordo...Rituale Romanum, Ordo Paenitentiae, Editio Typica, Typis Polyglottis Vaticanis 1974, Appendix II, Specimina celebrationum paenitentialium, 1-73 waarbij door het luisteren naar en het overwegen van Gods Woord de gelovigen geholpen worden met vrucht het sacrament te vieren, of waarbij tenminste geschikte middelen ter beschikking van de gelovigen gesteld worden die hen niet alleen begeleiden in de voorbereiding op het belijden van de zonden, maar vooral in het krijgen van een oprechte berouw.
- De keuze van het rituele handelen dat de gelovige ertoe brengt het kerkelijk karakter van de boetedoening te ontdekken; in dit licht zou het vieren van de orde van dienst voor de verzoening van meerdere boetelingen met individuele biecht en absolutie (de tweede vorm), indien op de juiste wijze ingericht en voorbereid, niet een uitzondering dienen te vormen, maar een normaal gebeuren, vooral voorzien voor sommige tijden en herdenkingen in het liturgisch jaar. Immers, ’de gemeenschappelijke viering laat duidelijker het kerkelijk karakter van de boetedoening zien’. Rituale Romanum, Ordo...Rituale Romanum, Ordo Paenitentiae, Editio Typica, Typis Polyglottis Vaticanis 1974, Praenotanda, 22 De verzoening zonder volledige uitzonderlijke en buitengewone vorm, die niet verwisselbaar is met de twee gewone vormen en niet te rechtvaardigen is met alleen maar als reden een grote toeloop van boetelingen, zoals gebeurt bij feesten en bedevaarten. vgl: canon 961 § 2[[[30|+2727]]]
Referenties naar alinea 267: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De viering van de Eucharistie
268
287
287
'De viering van de Eucharistie is het hoogtepunt en als het ware de spil van heel het pastoraal handelen van een heiligdom'. Collectio missarum de Beata ...Collectio missarum de Beata Maria Virgine, Praenotanda, 30 Daarom dient men de grootste aandacht eraan te besteden dat zij voorbeeldig is in het ritueel verloop en de gelovige brengt tot een diepgaande ontmoeting met Christus. Het gebeurt vaak dat meerdere groepen de Eucharistie op hetzelfde tijdstip, maar gescheiden willen vieren. Dat komt niet overeen met de kerkelijke dimensie van het eucharistisch mysterie vanaf het ogenblik dat de viering van de Eucharistie aldus in plaats van een ogenblik van eenheid en broederschap te zijn een uitdrukking wordt van een particularisme dat niet de betekenis van gemeenschap en universiteit van de Kerk weerspiegelt.
Een eenvoudige bezinning op de aard van een Eucharistieviering, 'sacrament van vroomheid, teken van eenheid, band van liefde', Sacrosanctum Concilium, 47[[570|47]] zou de priesters die een bedevaart leiden, ervan moeten overtuigen dat zij het samenkomen bevorderen van de verschillende groepen in eenzelfde gemeenschappelijke viering die naar behoren is ingedeeld en die, indien noodzakelijk aandacht heeft voor het verschil in taal. Bij gelegenheid van een bijeenkomst van gelovigen van verschillende nationaliteit is het nuttig dat minstens de vaste onderdelen van de mis in het Latijn gezongen worden, vooral de geloofsbelijdenis en het Onze Vader. vgl: Institutio Generalis Missalis Romani, 41[[[1798|41]]] Een dergelijke viering zou een zuiver beeld geven van de natuur van de Kerk en de Eucharistie en zou voor de bedevaartgangers een gelegenheid zijn voor onderling onthaal en wederzijdse verrijking.
Een eenvoudige bezinning op de aard van een Eucharistieviering, 'sacrament van vroomheid, teken van eenheid, band van liefde', Sacrosanctum Concilium, 47[[570|47]] zou de priesters die een bedevaart leiden, ervan moeten overtuigen dat zij het samenkomen bevorderen van de verschillende groepen in eenzelfde gemeenschappelijke viering die naar behoren is ingedeeld en die, indien noodzakelijk aandacht heeft voor het verschil in taal. Bij gelegenheid van een bijeenkomst van gelovigen van verschillende nationaliteit is het nuttig dat minstens de vaste onderdelen van de mis in het Latijn gezongen worden, vooral de geloofsbelijdenis en het Onze Vader. vgl: Institutio Generalis Missalis Romani, 41[[[1798|41]]] Een dergelijke viering zou een zuiver beeld geven van de natuur van de Kerk en de Eucharistie en zou voor de bedevaartgangers een gelegenheid zijn voor onderling onthaal en wederzijdse verrijking.
Referenties naar alinea 268: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De viering van de Ziekenzalving
269
287
287
De Ordo unctionis infirmorum eorumque pastoralis curae[4167] (De pastorale zorg rond de zieken en de ziekenzalving) voorziet in een gemeenschappelijke viering van het sacrament van de ziekenzalving in een heiligdom. Vooral bij gelegenheid van een bedevaart van zieken. Ordo unctionis infirmorum eorumque pastoralis curae, (83)[[4167|(83)]] Dit is volledig in overeenstemming met de aard van het sacrament en met de functie van een heiligdom. Het is juist dat daar waar het aanroepen van de barmhartigheid van de Heer het meest intens is, het moederlijk handelen van de Kerk het zorgzaamst is ten gunste van haar kinderen die door ziekte of ouderdom in levensgevaar geraken. vgl: Codex Iuris Canonici, 1004[[[30|+1154]]] De vering zal plaats dienen te vinden overeenkomstig de aanwijzingen van De pastorale zorg rond de zieken en de ziekenzalving: 'Wanneer er meer priesters aanwezig zijn, legt ieder van hen een aantal zieken de handen op en dient deze de zalving toe onder het uitspreken van het formule. De gebeden worden door de hoofdcelebrant gezegd'.Ordo unctionis infirmorum eorumque pastoralis curae, (90)[[4167|(90)]]
Referenties naar alinea 269: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De viering van de andere Sacramenten
270
287
287
In een heiligdom worden behalve Eucharistie, boete en gemeenschappelijke ziekenzalving ook min of meer frequent andere sacramenten gevierd. Dit vereist dat de verantwoordelijke voor een heiligdom, behalve dat hij de door de diocesane bisschop uitgevaardigde beschikkingen in acht neemt:
- zoekt naar een oprechte en vruchtbare samenwerking tussen heiligdom en parochiegemeenschap;
- nauwkeurig rekening houdt met de aard van ieder sacrament. De christelijke initiatiesacramenten bijvoorbeeld die een verlengde voorbereiding vereisen en die het wortelen van de gedoopten in de kerkgemeenschap bewerkstelligen, zouden als norm in de parochie gevierd moeten worden;
- zich ervan vergewist dat de viering van ieder sacrament voorafgaan wordt door een adequate voorbereiding. De verantwoordelijke voor een heiligdom mag niet overgaan tot een viering van het sacrament van het huwelijk, als niet blijkt dat daarvoor toestemming gegeven is door de ordinaris of de pastoor, vgl: Codex Iuris Canonici, 1115[[[30|1115]]]
- in alle rust de vele, onvoorziene situaties beoordeelt waarvoor het niet mogelijk is a priori strikte normen te stellen.
Referenties naar alinea 270: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De viering van het Getijdengebed
271
287
287
Het verblijf in een heiligdom als een tijd en een plaats die gunstig zijn voor het persoonlijk en gemeenschappelijk gebed - vormt een bevoorrechte gelegenheid om de gelovigen te helpen de schoonheid van het getijdengebed te waarderen en om zich aan te sluiten bij de dagelijkse lof die de Kerk in de loop van haar aardse pelgrimstocht doet opstijgen naar de Vader door Christus in de Heilige Geest. vgl: Institutio Generalis Liturgiae Horarum, (27)[[[3720|(27)]]] Een rector van een heiligdom dient daarom op gepaste wijze waardige en feestelijke vieringen van het getijdengebed, vooral de lauden en de vespers, op te nemen in voor pelgrims aangegeven programma's door soms ook een met het heiligdom verbonden votiefofficie in zijn geheel of gedeeltelijk voor te stellen. vgl: Institutio Generalis Liturgiae Horarum, (245)[[[3720|(245)]]] Tijdens de bedevaart en de verschillende fases hiervan dienen bij het naderen van het einddoel de priesters die de gelovigen begeleiden, ervoor te zorgen dat aan de bedevaartgangers voorgesteld wordt tenminste enkele gedeelten van het getijdengebed te bidden.
Referenties naar alinea 271: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
272
287
287
Vanaf de oudheid bestaat er in de Kerk het gebruik om personen, plaatsen, spijzen en voorwerpen te zegenen. In onze tijd laat echter de praktijk van het zegenen delicate aspecten zien op grond van onuitroeibare gewoonten en bij sommige categorieën gelovigen diep gewortelde opvatting. Dit vormt echter een nogal uitgesproken pastoraal probleem in een heiligdom, waar de gelovigen die toegesneld zijn om de genade en de hulp van de Heer, de voorspraak van de Moeder van barmhartigheid of van de heiligen in te roepen, de priesters dikwijls vragen om de meest uiteenlopende zegeningen. Voor een juist verloop van de zegeningen zal een rector van een heiligdom:
- met geduld moeten overgaan tot het geleidelijk toepassen van de door het Rituale Romanum vastgestelde principes, Cf.RITUALE ROMANUM, De...Cf.RITUALE ROMANUM, De Benedictionibus, cit., Praenotanda, 1-34 die fundamenteel het doel nastreven dat een zegening een zuivere uiting vormt van het geloof in God, de Gever van alle goeds;
- voor zover mogelijk het juiste belang moeten hechten aan de twee elementen die de ’typische structuur’ vormen van iedere zegeningen: de verkondiging van het Woord van God, die betekenis geeft aan het heilig teken, en het gebed waarmee de Kerk God prijst en zijn weldaden afsmeekt, Cf.RITUALE ROMANUM, De...Cf.RITUALE ROMANUM, De Benedictionibus, cit., Praenotanda, 22-24 zoals daaraan ook herinnerd wordt door het kruisteken dat de gewijde bedienaar maakt;
- aan de gemeenschapsviering de voorkeur moeten geven boven de individuele of privé – viering en de gelovigen moeten aanzetten tot een actieve en bewuste deelname. Cf.RITUALE ROMANUM, De...Cf.RITUALE ROMANUM, De Benedictionibus, cit., Praenotanda, 24a
Referenties naar alinea 272: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
273
287
287
Daarom is het wenselijk dat in de perioden van de grootste toeloop van bedevaartgangers de rector van een heiligdom op bijzondere ogenblikken gedurende de dag zorgt voor de viering van de zegeningen. Cf.RITUALE ROMANUM, De...Cf.RITUALE ROMANUM, De Benedictionibus, cit., Praenotanda, 30 Daarbij zullen de gelovigen door middel van een ritueel handelen dat door waarheid en waardigheid gekenmerkt wordt, de echte betekenis van de zegening begrijpen en de verplichting om Gods geboden te onderhouden, die de 'vraag om een zegening' met zich meebrengt. Cf.RITUALE ROMANUM, De...Cf.RITUALE ROMANUM, De Benedictionibus, cit., Praenotanda, 15
Referenties naar alinea 273: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het heiligdom als plaats van evangelisatie
274
Talloze centra voor maatschappelijke comminucatie verspreiden dagelijks allerlei soorten berichten en boodschappen. Een heiligdom is daarentegen de plaats waar voortdurend een boodschap van leven wordt verkondigd: 'God Blijde Boodschap' (Mc. 1, 14; Rom. 1, 1)[b:Mc. 1, 14; Rom. 1, 1] of de 'Blijde Boodschap van Jezus Christus' (Mc. 1, 1)[b:Mc. 1, 1], dat wil zeggen de blijde boodschap die van God komt en als onderwerp Christus Jezus heeft: Hij is de verlosser van alle volken en in zijn dood en verrijzenis hebben hemel en aarde zich voor altijd verzoend. Aan de gelovige die naar een heiligdom gaat, moeten direct of indirect de fundamentele punten worden voorgehouden van de evangelische boodschap: de programmatische Bergrede, de vreugdevolle verkondiging van Gods goedheid en vaderschap, evenals zijn liefdevolle voorzienigheid, het gebod van de liefde, de heilsbetekenis, van het kruis en de transcendente bestemming van het menselijk leven.
Veel heiligdommen zijn inderdaad plaatsen waar het evangelie verspreid wordt. In de meest uiteenlopende vormen wordt Christus' boodschap aan de gelovigen doorgegeven als een aansporing tot bekering, een uitnodiging tot navolging, een aansporing tot volharding, een herinnering aan de eisen van gerechtigheid en een woord van troost en vrede.
Niet vergeten mag worden de medewerking die veel heiligdommen aan het werk van evangelisatie van de Kerk verlenen door op verschillende wijzen de zendingen 'ad gentes' te ondersteunen.
Veel heiligdommen zijn inderdaad plaatsen waar het evangelie verspreid wordt. In de meest uiteenlopende vormen wordt Christus' boodschap aan de gelovigen doorgegeven als een aansporing tot bekering, een uitnodiging tot navolging, een aansporing tot volharding, een herinnering aan de eisen van gerechtigheid en een woord van troost en vrede.
Niet vergeten mag worden de medewerking die veel heiligdommen aan het werk van evangelisatie van de Kerk verlenen door op verschillende wijzen de zendingen 'ad gentes' te ondersteunen.
Referenties naar alinea 274: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het heiligdom als plaats van naastenliefde
275
De voorbeeldfunctie van een heiligdom komt ook tot uitdrukking in het beoefenen van de liefde. Omdat het de barmhartige tegenwoordigheid van de Heer, de voorbeeldigheid en de voorspraak van de Maagd en de heiligen viert, is ieder heiligdom immers ’op zich een haard die het licht en de warmte van de liefde uitstraalt’. COMITATO CENTRALE PER...COMITATO CENTRALE PER L’ANNO MARIANO, I Santuari mariani, 4 (Lettera circolare del 7.10.1987). In de gewone betekenis en de taal van de nederigen `is naatenliefde de naastenliefde die in de naam van God tot uitdrukking gebracht wordt’.COMITATO CENTRALE PER...COMITATO CENTRALE PER L’ANNO MARIANO, I Santuari mariani, 4 (Lettera circolare del 7.10.1987). Zij vindt haar concrete uitdrukking in onthaal en barmhartigheid, solidariteit en samen delen, hulp en gave.
Door de edelmoedigheid van de gelovigen en de ijver van de verantwoordelijken zijn veel heiligdommen een plaats van bemiddeling tussen Gods liefde en de naastenliefde tussen broeders en zusters enerzijds en de behoeften van de mens anderzijds. Hierin bloeit Christus’ liefde en schijnen de moederlijke zorg van de Maagd en de solidaire nabijheid van de heiligen voort te duren; deze komen bijvoorbeeld tot uitdrukking:
Door de edelmoedigheid van de gelovigen en de ijver van de verantwoordelijken zijn veel heiligdommen een plaats van bemiddeling tussen Gods liefde en de naastenliefde tussen broeders en zusters enerzijds en de behoeften van de mens anderzijds. Hierin bloeit Christus’ liefde en schijnen de moederlijke zorg van de Maagd en de solidaire nabijheid van de heiligen voort te duren; deze komen bijvoorbeeld tot uitdrukking:
- in het stichten en voortdurend ondersteunen van centra van maatschappelijke hulp, zoals ziekenhuizen, instituten voor de opvoeding van behoeftige kinderen en bejaardentehuizen;
- in het onthaal van en de gastvrijheid jegens vooral de armste bedevaartgangers, aan wie naar de mate van het mogelijke, ruimte en structuren geboden worden om een ogenblik weer op krachten te komen;
- in de zorg en de aandacht voor de oudere bedegevaartgangers, zieken, gehandicapten, voor wie de fijngevoeligste attenties en de beste plaatsen in een heiligdom weggelegd zijn. Voor hen worden op de geschikte tijden vieringen georganiseerd die zonder hen af te zonderen van de andere gelovigen rekening houden met hun bijzondere toestand. Voor hen brengt men een daadwerkelijke samenwerking tot stand met de vereniging die edelmoedig voor transport zorgen;
- in de beschikbaarheid en de dienst die aan al degenen geboden wordt die het heiligdom betreden: ontwikkelde en niet ontwikkelde gelovigen, armen en rijken, landgenoten en vreemdelingen’. Orientamenti e proposte per la celebrazione dell'Anno mariano, (76)[[7084|(76)]]
Referenties naar alinea 275: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het heiligdom als plaats van cultuur
276
Dikwijls is een heiligdom op zich al ’cultuurgoed’. Hierin ontmoeten elkaar immers – als het ware in een synthese – talrijke uitingen van de cultuur van de omwonende bevolking: historische en artistieke getuigenissen, karakteristieke linguïtische en literaire modellen, typische muzikale uitingen.
Vanuit dit standpunt bezien, vormt een heiligdom niet zelden een waardevol referentiepunt om de culturele identiteit van een volk te bepalen. En aangezien in een heiligdom een harmonieuze synthese tot stand komt tussen natuur en genade, vroomheid en kunst, kan dit zich opwerpen als een uiting van de via pulchritudinis op grond van het beschouwen van Gods schoonheid, van het mystierie van de Tota pulchra en van het wonderbare gebeuren van de heiligen.
Bovendien verbreidt zich steeds meer de tendens om van een heiligdom een specifiek ’centrum van cultuur te maken, een plaats waar men cursussen en lezingen organiseert, waar interessante initiatieven op het gebied van publicaties genomen worden en waar religieuze drama’s, concerten, tentoonstellingen en andere artistieke en literaire manifestaties gestimuleerd worden.
De culturele activiteit van een heiligdom krijgt gestalte als een initiatief in de zijlijn voor menselijk promotie. Zij ondersteunt op nuttige wijze de primaire functie ervan als plaats voor de goddelijke eredienst, voor het werk van de evangelisatie en voor het beoefenen van de liefde. In die zin zal de verantwoordelijke voor een heiligdom ervoor moeten waken dat de culturele dimensie niet de overhand krijgt boven de cultische.
Vanuit dit standpunt bezien, vormt een heiligdom niet zelden een waardevol referentiepunt om de culturele identiteit van een volk te bepalen. En aangezien in een heiligdom een harmonieuze synthese tot stand komt tussen natuur en genade, vroomheid en kunst, kan dit zich opwerpen als een uiting van de via pulchritudinis op grond van het beschouwen van Gods schoonheid, van het mystierie van de Tota pulchra en van het wonderbare gebeuren van de heiligen.
Bovendien verbreidt zich steeds meer de tendens om van een heiligdom een specifiek ’centrum van cultuur te maken, een plaats waar men cursussen en lezingen organiseert, waar interessante initiatieven op het gebied van publicaties genomen worden en waar religieuze drama’s, concerten, tentoonstellingen en andere artistieke en literaire manifestaties gestimuleerd worden.
De culturele activiteit van een heiligdom krijgt gestalte als een initiatief in de zijlijn voor menselijk promotie. Zij ondersteunt op nuttige wijze de primaire functie ervan als plaats voor de goddelijke eredienst, voor het werk van de evangelisatie en voor het beoefenen van de liefde. In die zin zal de verantwoordelijke voor een heiligdom ervoor moeten waken dat de culturele dimensie niet de overhand krijgt boven de cultische.
Referenties naar alinea 276: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het heiligdom als plaats van oecumenische inzet
277
Als plaats van verkondiging van het Woord, van uitnodiging tot bekering, voorspraak, intens liturgisch leven, beoefening van de liefde is een heiligdom een ’geestelijk goed’ dat in zekere mate en volgens de aanwijzigingen van het Oecumenisch DirectoriumVoor niets hebben jullie gekregen, voor niets moet je geven[[28]] gedeeld kan worden met de broeders en de zusters die niet in volledige gemeenschap met de katholieke Kerk leven.
In dit licht moet een heiligdom een plaats zijn oecumenisch inzet, die gevoelig is voor het ernstige en dringende probleem van de eenheid van allen die geloven in Christus, de ene Heer en Verlosser.
Daarom dient de rector van een heiligdom de bedevaartgangers te helpen zich bewust te worden van de ’geestelijke oecumenische beweging’, waarover het Conciliedecreet Unitatis Redintegratio[618] Unitatis Redintegratio, 8[[618|8]] en het Oecumenisch Directorium[1089] Oecumenisch Directorium, (25)[[1089|(25)]] spreken en volgens welke de Christenen altijd het doel voor Eucharistie en van het dagelijks leven. Oecumenisch Directorium, (27)[[1089|(27)]] Daarom zou in een heiligdom het gebed tot dat doel geïntensiveerd moeten worden in sommige bijzondere perioden, zoals de gebedsweek voor de eenheid van de Christenen en op de dag tussen Hemelvaart en Pinksteren, wanneer men de gemeenscha van Jeruzalem herdenkt die verenigd is in en wacht op de komst van de Heilige Geest, die haar zal versterken in de eenheid en haar universele zending. Oecumenisch Directorium, (110)[[1089|(110)]]
Bovendien dient de rector van een heiligdom, telkens als de gelegenheid zich voordoet, ontmoetingen van gebed te bevorderen tussen de Christenen van de verschillende belijdenissen. Bij dergelijke ontmoetingen, die zorgvuldig en in samenwerking voorbereid zijn, zal het Woord van God de eerste plaats moeten innemen en zullen de uitingen en gebed die eigen zijn aan de verschillende christelijke confessies, tot hun recht moeten komen.
Overeenkomstig de omstandigheden zal het soms nuttig zijn bij uitzondering de aandacht ook uit te breiden tot de leden van andere godsdiensten: er zijn immers heiligdommen die bezocht worden door niet-Christenen die erheen komen, aangetrokken door de waarden die eigen zijn aan het Christendom. Alle handelingen van eredienst die plaatsvinden in een heiligdom, moeten duidelijk overeenkomen met de katholieke identiteit zonder ooit te verbergen wat hoort tot het geloof van de Kerk.
In dit licht moet een heiligdom een plaats zijn oecumenisch inzet, die gevoelig is voor het ernstige en dringende probleem van de eenheid van allen die geloven in Christus, de ene Heer en Verlosser.
Daarom dient de rector van een heiligdom de bedevaartgangers te helpen zich bewust te worden van de ’geestelijke oecumenische beweging’, waarover het Conciliedecreet Unitatis Redintegratio[618] Unitatis Redintegratio, 8[[618|8]] en het Oecumenisch Directorium[1089] Oecumenisch Directorium, (25)[[1089|(25)]] spreken en volgens welke de Christenen altijd het doel voor Eucharistie en van het dagelijks leven. Oecumenisch Directorium, (27)[[1089|(27)]] Daarom zou in een heiligdom het gebed tot dat doel geïntensiveerd moeten worden in sommige bijzondere perioden, zoals de gebedsweek voor de eenheid van de Christenen en op de dag tussen Hemelvaart en Pinksteren, wanneer men de gemeenscha van Jeruzalem herdenkt die verenigd is in en wacht op de komst van de Heilige Geest, die haar zal versterken in de eenheid en haar universele zending. Oecumenisch Directorium, (110)[[1089|(110)]]
Bovendien dient de rector van een heiligdom, telkens als de gelegenheid zich voordoet, ontmoetingen van gebed te bevorderen tussen de Christenen van de verschillende belijdenissen. Bij dergelijke ontmoetingen, die zorgvuldig en in samenwerking voorbereid zijn, zal het Woord van God de eerste plaats moeten innemen en zullen de uitingen en gebed die eigen zijn aan de verschillende christelijke confessies, tot hun recht moeten komen.
Overeenkomstig de omstandigheden zal het soms nuttig zijn bij uitzondering de aandacht ook uit te breiden tot de leden van andere godsdiensten: er zijn immers heiligdommen die bezocht worden door niet-Christenen die erheen komen, aangetrokken door de waarden die eigen zijn aan het Christendom. Alle handelingen van eredienst die plaatsvinden in een heiligdom, moeten duidelijk overeenkomen met de katholieke identiteit zonder ooit te verbergen wat hoort tot het geloof van de Kerk.
Referenties naar alinea 277: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
278
Een Oecumenische inzet krijgt bijzondere aspecten, wanneer het een heiligdom betreft dat aan de heilige Maagd gewijd is. Op bovennatuurlijk vlak vervult immers de heilige Maria, die de Heiland van alle volken ter wereld heeft gebracht en zij eerste en volmaakte leerlinge is geweest, een zending van eendracht en eenheid ten opzichte van de leerlingen van haar Zoon. Daarom groet de katholieke Kerk haar als Mater unitatis. Cf. Collectio missarum de...Cf. Collectio missarum de beata Maria Virgine, Form. 38: 'Sancta Maria, mater unitatis' Op het feest van de Opdracht van de Heer in de Tempel[[8685]] Acte van toewijding aan Maria[[8686]] Maria heeft de titel "Moeder van de Vertroosting"[[8687]] Op historisch vlak is daarentegen de figuur van Maria op grond van de verschillende interpretaties van haar rol in de heilsgeschiedenis dikwijls een reden geweest van onenigheid en verdeeldheid onder de Christenen. Men moet echter erkennen dat op mariaal niveau de oecumenische dialoog tegenwoordig zijn vruchten aan het afwerpen is.
Referenties naar alinea 278: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De bedevaart
279
De bedevaart is, als een universele religieuze ervaring, vgl: De bedevaart bij gelegenheid van het Grote Jubileum[[[8688]]] een typische uiting van volksvroomheid, nauw verbonden met een heiligdom. In het leven ervan is zij een onmisbare component. Volgens het Wetboek van Canoniek Recht maakt het bezoek van bedevaartgangers een noodzakelijk deel uit van het begrip heiligdom: "Onder heiligdom wordt verstaan een kerk of andere gewijde plaats waarheen veel gelovigen, onder goedkeuring van de plaatselijke Ordinaris, om een bijzondere reden van vroomheid op bedevaart gaan."[[30|1230]] De bedevaartganger heeft het heiligdom nodig en het heiligdom de bedevaartganger.
Referenties naar alinea 279: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Bijbelse bedevaartgangers
280
In de Bijbel onderscheiden zich op grond van hun godsdienstige symboliek de bedevaarten van de aartsvader Abraham, Isaak en Jakob naar Sichem (Gen. 12, 6-7; Gen. 33, 18-20)[[b:Gen. 12, 6-7; Gen. 33, 18-20]] Bethel (Gen. 28, 10-22; Gen. 35, 1-15)[[b:Gen. 28, 10-22; Gen. 35, 1-15]] en Mamre (Gen. 13, 18; Gen. 18, 1-15)[b:Gen. 13, 18; Gen. 18, 1-15], waar God aan hen verscheen en zich verplichte het 'beloofde land' te geven. Voor de stammen die uit Egypte vertrokken, werd de Sinaï - de berg van de verschijningen van God aan Mozes (Ex. 19-20)[[b:Ex. 19-20]] - een heilige plaats en de hele tocht door de woestijn van de Sinaï had voor hen de betekenis van een lange reis naar het heilige land van de belofte: een reis, gezegend door God, die in de ark (Num. 10, 33-36)[[b:Num. 10, 33-36]] en de tent (2 Sam. 7, 6)[[b:2 Sam. 7, 6]], symbolen van zijn tegenwoordigheid, met zijn volk meetrekt, het leidt en beschermt door middel van de wolk. (Num. 9, 15-23)[[b:Num. 9, 15-23]] Toen Jeruzalem de plaats van de tempel en de ark was geworden, werd het de heiligdomstad van de joden, het doel bij uitstek van de begeerde 'bedevaart' (Ps. 84, 6)[b:Ps. 84, 6], waarbij de bedevaartganger vooraan loopt 'in deze feeststoet, terwijl rondom lof en jubel klinken' (Ps. 42, 5)[b:Ps. 42, 5], naar 'Gods verblijf' om voor Hem te verschijnen. (Ps. 84, 6-8)[[b:Ps. 84, 6-8]] Een veelbetekend getuigenis...Een veelbetekend getuigenis van de bedevaart naar Jeruzalem is de verzameling "gezangen van de opgang", de Psalmen 110-134, bestemd om gebruikt te worden door wie zich naar de Heilige Stad begeeft. In de christelijke interpretatie bezingen zij de vreugde van de Kerk, op pelgrimstocht op aarde, op weg naar het hemels Jeruzalem
Driemaal per jaar moesten de mannen van Israël 'verschijnen bij de Heer (Ex. 23, 17)[[b:Ex. 23, 17]], dat wil zeggen zich naar de tempel van Jeruzalem begeven. Dat gaf aanleiding tot drie bedevaarten bij gelegenheid van het feest der ongezuurde broden (Pasen), het Wekenfeest (Pinksteren) en het Loofhuttenfeest. Ieder Israëlitisch gezin begaf zich, zoals de familie van Jezus (Lc. 2, 41)[[b:Lc. 2, 41]], naar de heilige stad voor de jaarlijkse viering van Pasen. Gedurende zijn openbare leven begeeft ook Jezus zich gewoontegetrouw als bedevaartganger naar Jeruzalem. (Joh. 11, 55-56)[[b:Joh. 11, 55-56]] Het is overigens bekend dat de evangelist Lucas Jezus' verlossende werkzaamheid voorstelt als een mysterieuze bedevaart (Lc. 9, 51- 19, 45)[[b:Lc. 9, 51- 19, 45]], waarvan het hoogste doel is de Messiaanse stad, de plaats van zijn Paasoffer en van zijn uittocht naar de Vader: 'Ik ben van de Vader uitgegaan en in de wereld gekomen; nu verlaat Ik de wereld en ga naar de Vader (Joh. 16, 28)[b:Joh. 16, 28].
En juist gedurende de bijeenkomsten van de bedevaartgangers in Jeruzalem, van 'Joden, vrome mannen, die afkomstig waren uit alle volkeren onder de hemel' (Hand. 2, 5)[b:Hand. 2, 5] om Pinksteren te vieren, begint de Kerk haar zendingstocht.
Driemaal per jaar moesten de mannen van Israël 'verschijnen bij de Heer (Ex. 23, 17)[[b:Ex. 23, 17]], dat wil zeggen zich naar de tempel van Jeruzalem begeven. Dat gaf aanleiding tot drie bedevaarten bij gelegenheid van het feest der ongezuurde broden (Pasen), het Wekenfeest (Pinksteren) en het Loofhuttenfeest. Ieder Israëlitisch gezin begaf zich, zoals de familie van Jezus (Lc. 2, 41)[[b:Lc. 2, 41]], naar de heilige stad voor de jaarlijkse viering van Pasen. Gedurende zijn openbare leven begeeft ook Jezus zich gewoontegetrouw als bedevaartganger naar Jeruzalem. (Joh. 11, 55-56)[[b:Joh. 11, 55-56]] Het is overigens bekend dat de evangelist Lucas Jezus' verlossende werkzaamheid voorstelt als een mysterieuze bedevaart (Lc. 9, 51- 19, 45)[[b:Lc. 9, 51- 19, 45]], waarvan het hoogste doel is de Messiaanse stad, de plaats van zijn Paasoffer en van zijn uittocht naar de Vader: 'Ik ben van de Vader uitgegaan en in de wereld gekomen; nu verlaat Ik de wereld en ga naar de Vader (Joh. 16, 28)[b:Joh. 16, 28].
En juist gedurende de bijeenkomsten van de bedevaartgangers in Jeruzalem, van 'Joden, vrome mannen, die afkomstig waren uit alle volkeren onder de hemel' (Hand. 2, 5)[b:Hand. 2, 5] om Pinksteren te vieren, begint de Kerk haar zendingstocht.
Referenties naar alinea 280: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De christelijke bedevaart
281
Sinds Jezus in Zichzelf het mysterie van de tempel heeft vervuld (Joh. 2, 22-23)[[b:Joh. 2, 22-23]] en uit deze wereld naar de Vader is gegaan (Joh. 13, 1)[[b:Joh. 13, 1]] en zo in zijn persoon de definitieve uittocht tot stand gebracht heeft, bestaat er voor zijn leerlingen geen enkele verplichte bedevaart meer: heel hun leven is een tocht naar het hemels heiligdom en de Kerk zelf weet dat zij 'onderweg hier op aarde' is. Prex eucharistica III, Intercessiones - Voorbeden.[[4105]] Toch heeft de Kerk door de overeenkomst die bestaat tussen Christus' leer en de geestelijke waarden van een bedevaart, niet alleen deze vormt van godsvrucht voor gewettigd gehouden, maar haar eeuwenlang aangemoedigd.
Referenties naar alinea 281: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
282
In de eerste drie eeuwen maakt een bedevaart, enkele uitzonderingen daargelaten, geen deel uit van de cultische uitingen in het Christendom: de Kerk vreesde voor vermenging met religieuze praktijken uit het jodendom en het heidendom, waarin de praktijk van de bedevaart hoog in aanzien stond. In deze eeuwen wordt echter de basis gelegd voor een hervatting van de praktijk van de bedevaart met christelijk stempel: de verering van de martelaren, naar de graven van wie de gelovigen gingen om de stoffelijke resten te vereren van deze uitmuntende getuigen van Christus, zal geleidelijk aan en logischerwijs de overgang bepalen van 'vroom bezoek' naar 'votiefbedevaart'.
Referenties naar alinea 282: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
283
Na de vrede van Constantijn kent de christelijke bedevaart ten gevolge van de identificeren van de plaatsen en het vinden van de relikwieën van het lijden van de Heer een keerpunt: het is vooral het bezoek aan Palestina dat op grond van zijn 'heilige plaatsen' in zijn geheel tot Heilig Land wordt, te beginnen bij Jeruzalem. De verslagen van de beroemde pelgrims, zoals het Itinerarium Burdigalense en het Itinerarium Egeriae beide uit de vierde eeuw, leggen hiervan getuigenis af. Op 'de heilige plaatsen' bouwt men basilieken, zoals de anastasis, die gebouwd is op het Heilige Graf, en het Martyrium op de Calvarieberg. Ze oefenen een grote aantrekkingskracht uit op de pelgrims. Ook de plaatsen waar de jeugd van de Heiland en zijn openbaar leven zich afspeelden, worden het doel van pelgrimstochten die zich ook uitstrekken tot de plaatsen van het Oude Testament, zoals de berg Sinaï.
Referenties naar alinea 283: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
284
De Middeleeuwen zijn een gouden tijd geweest voor bedevaarten; zij hebben, behalve een vooraanstaande religieuze functie, ook een buitengewone invloed gehad met betrekking tot het opbouwen van het westerse Christendom, de vermenging van de verschillende volken en de onderlinge uitwisseling van de waarden van de verschillende Europese beschavingen. De bedevaartscentra zijn talrijk. Vóór alles Jeruzalem, dat ondanks de islamitische bezetting een plaats met een geestelijke aantrekkingskracht blijft, en wat meer is, het ligt ten grondslag aan het verschijnselen van de kruistochten, waarvan het inspirerende motief juist erin bestond dat het de gelovigen mogelijk gemaakt werd om het graf van Christus te bezoeken. Ook relikwieën van het lijden van de Heer, zoals de lijfrok, het heilig gelaat, de heilige trap en de lijkwade, trekken talloze gelovigen en bedevaartgangers. Naar Rome begeven zich de 'Romegangers' om de gedenktekeken van de apostelen Petrus en Paulus te vereren (ad limina Apostolorum), om de catacomben en basilieken te bezoeken en om het dienstwerk van de opvolger van Petrus ten gunste van de universele Kerk te erkennen (ad Petri sedem). Zeer druk bezocht wordt van de negende tot de zestiende eeuw, evenals vandaag, Santiago de Compostella, waar uit verschillende landen verschillende 'tochten' samenkomen die ontstaan zijn ten gevolge van een op haar beurt religieuze sociale en caritatieve visie op de bedevaart. Men kan onder andere noemen Tours, waar het graf van de heilige Martinus is, de vereerde stichter van de Kerk aldaar; Canterbury, waar de heilige Thomas Becket zijn marteldood stierf, die in Europa veel opzien baarde; de Monte Gargano in Apulië; S. Michele della Chuisa in Piemonte; de Mont-Saint-Michel in Normandië - die toegewijd zijn aan de aartsengel Michaël -; Walsingham, Rocamadour en Loreto - vestigingen van Mariaheiligdommen.
Referenties naar alinea 284: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
285
In de moderne tijd laat de bedevaart door het veranderde culturele klimaat, door de omstandigheden die veroorzaakt zijn door de bewegingen van het protestantisme en door de invloed van de Verlichting een achteruitgang ziende 'reis naar een ver land' wordt een 'geestelijke bedevaart', een 'innerlijke tocht' of een 'symbolische processie' die uit een kort traject bestaat, zoals in het geval van de kruisweg. Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw is men getuige van een hervatting van de bedevaart, maar het karakter ervan verandert gedeeltelijk. Zij heeft als doel een heiligdom dat een bijzondere uiting is van de identiteit van het geloof en de cultuur van een natie. Dit is bijvoorbeeld het geval met de heiligdommen van Altötting, Antipolo, Aparecido, Assisi, Caacupï, Chartres, Coromoto, Czestochowa, Ernakulam- Angamaly, Fatima, Guadeloupe, Kevelaer, Knock, La Vang, Loreto, Lourdes, Mariazell, Marienburg, Montevergine, Montserrat, Nagasaki, Namugongo, Padua, Pompei, San Giovanni Rotondo, Washington, Yanoussoukro enz.
Referenties naar alinea 285: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De spiritualiteit van de bedevaart
286
Ondanks de in de loop van de eeuwen ondergane veranderingen behoudt de bedevaart ook in onze tijd de wezenlijke trekken die de spiritualiteit ervan bepaalden.
De eschatologisch dimensie. Deze is wezenlijk en oorspronkelijk: de bedevaart als een ’tocht naar een heiligdom’, is een moment uit en een parabel van de toch naar het Koninkrijk. Een bedevaart helpt immers zich bewust te worden van het echatologische perspectief waarbinnen de Christen, de homo viator, zich beweegt: tussen het duister van het geloof en de dorst om te zien, tussen de beperkte tijd en het streven naar het leven zonder einde, tussen de inspanning van de tocht en de verwachting van rust, tussen het geween van de ballingschap en het verlangen naar de vreugde van het vaderland tussen de vermoeienis van het werk en het verlangen naar rustige beschouwing. 5: CCL 36, Turnholti 1954, p. 685[[859]]
De gebeurtenis van de uittocht, de tocht van Israël naar het beloofde land, weerspiegelt zich ook in de spiritualiteit van een bedevaart. Een bedevaartganger weet dat ’wij geen blijvende stad hebben’ (Heb. 13, 14)[b:Heb. 13, 14] en daarom vervolgt hij verder dan het onmiddellijke doel van het heiligdom zijn weg door de woestijn van het leven naar de hemel, het ware Beloofde Land.
De dimensie van de boete. Een bedevaart krijgt gestalte als een ’tocht van bekering’. Wanneer een bedevaartganger naar een heiligdom trekt, dan legt hij een traject af dat gaat van het zich bewust worden van de eigen zonde en de boeien die hem kluisteren aan vluchtige en nutteloze zaken, tot het bereiken van de innerlijke wijsheid en het begrip van de diepe betekenis van het leven
Zoals gezegd, vormt het bezoek aan een heiligdom voor veel gelovigen een gunstige, dikwijls gezochte gelegenheid om te naderen tot het boetesacrament Zie hierboven bij nummer 267[[al:267]] en is de bedevaart zelf in het verleden, maar ook in onze tijd – opgevat en voorgesteld als een werk van boetedoening.
Overigens, wanneer een bedevaart op een authentieke wijze gehouden wordt, keert de gelovige van het heiligdom terug met het voornemen ’zijn leven te veranderen’, het vastberadener te richten op God en er een duidelijker transcendent perspectief aan te geven. De feestelijke dimensie. Bij een bedevaart bestaat de dimensie van boete naast die van feest: ook deze staat in het middelpunt van een bedevaart, waarbij men niet weinig antropologische motieven van een feest tegenkomt
De vreugde van een christelijke bedevaart ligt in het verlengde van de vreugde van de vrome bedevaartgangers van Israël: ’Hoe blij was ik, toen men mij riep: Wij trekken naar Gods huis’ (Ps. 122, 1)[b:Ps. 122, 1]. Het is een opluchting om te breken met de dagelijkse sleur in het perspectief van een ander moment. Het is een verlichting van de druk van het leven, dat voor velen, vooral de armen, een zware last is. Het is een gelegenheid om de christelijke broederlijkheid tot uitdrukking te brengen, om ruimte te bieden aan ogenblikken van samenzijn en vriendschap, om vaak onderdrukte blijken van spontaneïteit de vrije loop te laten.
De cultische dimensie, Een bedevaart is in wezen een daad van eredienst: de bedevaartganger trekt naar een heiligdom om God tegemoet te gaan en om in zijn tegenwoordigheid te verblijven, waarbij hij Hem het respect van zijn verering betoont en zijn hart voor Hem opent.
In een heiligdom stelt een bedevaartganger talrijke daden van verering die tot de sfeer van hetzij de liturgie, hetzij de volksvroomheid behoren. Zijn gebed neemt verschillende vormen aan: van lofprijzing en aanbidding van de Heer om zijn goedheid en heiligheid, van dankzegging voor de ontvangen gaven, van het inlossen van een gelofte waartoe e bedevaartganger zich ten opzichte van de Heer verplicht had, van het afsmeken van genaden die noodzakelijk zijn voor het leven en van het vragen om vergiffenis voor begane zonden.
Zeer vaak wordt het gebed van een bedevaartganger gericht tot de heilige Maagd, de engelen en de heiligen, die als waardevolle voorsprekers bij de allerhoogste erkend worden. De afbeeldingen die in een heiligdom worden vereerd, zijn overigens een teken van de tegenwoordigheid van de Moeder Gods en de heiligen naast de glorievolle Heer, ’die altijd leeft om te pleiten’ (Heb. 7, 25)[b:Heb. 7, 25] voor de mensen en altijd tegenwoordig is in de gemeenschap, die in zijn naam verenigd is. (Mt. 18, 20; Mt. 28, 20)[[b:Mt. 18, 20; Mt. 28, 20]] De heilige beeltenis van een heiligdom – of dat nu die Christus, de Maagd, de engelen of heiligen is – is een heilsteken van de goddelijke tegenwoordigheid en de voorzienige liefde van God. Het is een getuige van het gebed dat van generatie op generatie hiervoor is opgestegen als een smekende stem van de behoeftige, een zucht van de bedroefde en een erkentelijke vreugde van wie genade en barmhartigheid ontvangen heeft. De apostolische dimensie. Het onderweg zijn van een bedevaartganger stelt in zekere zin dat Jezus en zijn apostelen opnieuw voor ogen, die langs Palestina’s wegen trekken om het evangelie van hel te verkondigen. Van hieruit bezien, is een bedevaart een geloofsverkondiging en worden bedevaartgangers ”reizende verkondigers van Christus”, Apostolicam Actuositatem, 14[[653|14]]
De gemeenschapdimensie. Een bedevaartganger begeeft zich naar een metgezellen met wie hij de ’bedevaart’
(Ps. 84, 6)[[b:Ps. 84, 6]] houdt, maar ook met de Heer zelf, die met hem meetrekt, zoals Hij samen met de leerlingen van Emmaus meeging (Lc. 24, 13-35)[[b:Lc. 24, 13-35]], met de gemeenschap waar hij vandaan komt, en daardoor met de Kerk die in de hemel is en met de Kerk op pelgrimstocht hier op aarde, met de gelovigen die al eeuwenlang in dat heiligdom gebeden hebben, met de natuur die dat heiligdom omgeeft, waarvan hij de schoonheid bewondert en die bij hem gevoelens van respect oproept, alsook met de mensheid waarvan lijden en hoop op verschillende wijzen in dat heiligdom zichtbaar worden en waarvan het vernuft en de kunstzinnigheid daar veel sporen hebben achtergelaten.
De eschatologisch dimensie. Deze is wezenlijk en oorspronkelijk: de bedevaart als een ’tocht naar een heiligdom’, is een moment uit en een parabel van de toch naar het Koninkrijk. Een bedevaart helpt immers zich bewust te worden van het echatologische perspectief waarbinnen de Christen, de homo viator, zich beweegt: tussen het duister van het geloof en de dorst om te zien, tussen de beperkte tijd en het streven naar het leven zonder einde, tussen de inspanning van de tocht en de verwachting van rust, tussen het geween van de ballingschap en het verlangen naar de vreugde van het vaderland tussen de vermoeienis van het werk en het verlangen naar rustige beschouwing. 5: CCL 36, Turnholti 1954, p. 685[[859]]
De gebeurtenis van de uittocht, de tocht van Israël naar het beloofde land, weerspiegelt zich ook in de spiritualiteit van een bedevaart. Een bedevaartganger weet dat ’wij geen blijvende stad hebben’ (Heb. 13, 14)[b:Heb. 13, 14] en daarom vervolgt hij verder dan het onmiddellijke doel van het heiligdom zijn weg door de woestijn van het leven naar de hemel, het ware Beloofde Land.
De dimensie van de boete. Een bedevaart krijgt gestalte als een ’tocht van bekering’. Wanneer een bedevaartganger naar een heiligdom trekt, dan legt hij een traject af dat gaat van het zich bewust worden van de eigen zonde en de boeien die hem kluisteren aan vluchtige en nutteloze zaken, tot het bereiken van de innerlijke wijsheid en het begrip van de diepe betekenis van het leven
Zoals gezegd, vormt het bezoek aan een heiligdom voor veel gelovigen een gunstige, dikwijls gezochte gelegenheid om te naderen tot het boetesacrament Zie hierboven bij nummer 267[[al:267]] en is de bedevaart zelf in het verleden, maar ook in onze tijd – opgevat en voorgesteld als een werk van boetedoening.
Overigens, wanneer een bedevaart op een authentieke wijze gehouden wordt, keert de gelovige van het heiligdom terug met het voornemen ’zijn leven te veranderen’, het vastberadener te richten op God en er een duidelijker transcendent perspectief aan te geven. De feestelijke dimensie. Bij een bedevaart bestaat de dimensie van boete naast die van feest: ook deze staat in het middelpunt van een bedevaart, waarbij men niet weinig antropologische motieven van een feest tegenkomt
De vreugde van een christelijke bedevaart ligt in het verlengde van de vreugde van de vrome bedevaartgangers van Israël: ’Hoe blij was ik, toen men mij riep: Wij trekken naar Gods huis’ (Ps. 122, 1)[b:Ps. 122, 1]. Het is een opluchting om te breken met de dagelijkse sleur in het perspectief van een ander moment. Het is een verlichting van de druk van het leven, dat voor velen, vooral de armen, een zware last is. Het is een gelegenheid om de christelijke broederlijkheid tot uitdrukking te brengen, om ruimte te bieden aan ogenblikken van samenzijn en vriendschap, om vaak onderdrukte blijken van spontaneïteit de vrije loop te laten.
De cultische dimensie, Een bedevaart is in wezen een daad van eredienst: de bedevaartganger trekt naar een heiligdom om God tegemoet te gaan en om in zijn tegenwoordigheid te verblijven, waarbij hij Hem het respect van zijn verering betoont en zijn hart voor Hem opent.
In een heiligdom stelt een bedevaartganger talrijke daden van verering die tot de sfeer van hetzij de liturgie, hetzij de volksvroomheid behoren. Zijn gebed neemt verschillende vormen aan: van lofprijzing en aanbidding van de Heer om zijn goedheid en heiligheid, van dankzegging voor de ontvangen gaven, van het inlossen van een gelofte waartoe e bedevaartganger zich ten opzichte van de Heer verplicht had, van het afsmeken van genaden die noodzakelijk zijn voor het leven en van het vragen om vergiffenis voor begane zonden.
Zeer vaak wordt het gebed van een bedevaartganger gericht tot de heilige Maagd, de engelen en de heiligen, die als waardevolle voorsprekers bij de allerhoogste erkend worden. De afbeeldingen die in een heiligdom worden vereerd, zijn overigens een teken van de tegenwoordigheid van de Moeder Gods en de heiligen naast de glorievolle Heer, ’die altijd leeft om te pleiten’ (Heb. 7, 25)[b:Heb. 7, 25] voor de mensen en altijd tegenwoordig is in de gemeenschap, die in zijn naam verenigd is. (Mt. 18, 20; Mt. 28, 20)[[b:Mt. 18, 20; Mt. 28, 20]] De heilige beeltenis van een heiligdom – of dat nu die Christus, de Maagd, de engelen of heiligen is – is een heilsteken van de goddelijke tegenwoordigheid en de voorzienige liefde van God. Het is een getuige van het gebed dat van generatie op generatie hiervoor is opgestegen als een smekende stem van de behoeftige, een zucht van de bedroefde en een erkentelijke vreugde van wie genade en barmhartigheid ontvangen heeft. De apostolische dimensie. Het onderweg zijn van een bedevaartganger stelt in zekere zin dat Jezus en zijn apostelen opnieuw voor ogen, die langs Palestina’s wegen trekken om het evangelie van hel te verkondigen. Van hieruit bezien, is een bedevaart een geloofsverkondiging en worden bedevaartgangers ”reizende verkondigers van Christus”, Apostolicam Actuositatem, 14[[653|14]]
De gemeenschapdimensie. Een bedevaartganger begeeft zich naar een metgezellen met wie hij de ’bedevaart’
(Ps. 84, 6)[[b:Ps. 84, 6]] houdt, maar ook met de Heer zelf, die met hem meetrekt, zoals Hij samen met de leerlingen van Emmaus meeging (Lc. 24, 13-35)[[b:Lc. 24, 13-35]], met de gemeenschap waar hij vandaan komt, en daardoor met de Kerk die in de hemel is en met de Kerk op pelgrimstocht hier op aarde, met de gelovigen die al eeuwenlang in dat heiligdom gebeden hebben, met de natuur die dat heiligdom omgeeft, waarvan hij de schoonheid bewondert en die bij hem gevoelens van respect oproept, alsook met de mensheid waarvan lijden en hoop op verschillende wijzen in dat heiligdom zichtbaar worden en waarvan het vernuft en de kunstzinnigheid daar veel sporen hebben achtergelaten.
Referenties naar alinea 286: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het houden van een bedevaart
287
Zoals een heiligdom een plaats is van gebed, zo is een bedevaart een tocht van gebed. Bij iedere etappe ervan zal het gebed een bedevaart moeten bezielen en het Woord van God zal er het licht en de gids, het voedsel en de steun van moeten zijn.
Een goede afloop van een bedevaart als cultische uiting, en de vruchten zelf die men ervan verwacht, zijn verzekerd door een ordelijk verloop van de vieringen en een passende onderstreping van de verschillende fasen ervan.
Het vertrek van een bedevaart zal op passende wijze gekenmerkt moeten zijn door een ogenblik van gebed in de parochiekerk of op een andere geschikte plaats en bestaan uit de viering van de Eucharistie of een gedeelde van het getijdengebed Cf. RITUALE ROMANUM, De...Cf. RITUALE ROMANUM, De Benedictionibus, Ordo ad benedicendos peregrinos, cit., 407. of een bijzondere zegening van de bedevaartgangers. Cf. RITUALE ROMANUM, De...Cf. RITUALE ROMANUM, De Benedictionibus, Ordo ad benedicendos peregrinos, cit., 404-419
Het laatste gedeelte van de tocht zal bezield moeten zijn door een intenser gebed; het is raadzaam dat dit laatste gedeelte, wanneer het heiligdom al in zich is, te voet afgelegd wordt, in processievorm, biddend, zingend, stilhoudend bij de kapelletjes die eventueel langs het traject staan.
Het onthaal van de bedevaartgangers zal gelegenheid kunnen bieden voor een soort ’drempelliturgie’ die de ontmoeting van de bedevaartgangers en bewaarders van het heiligdom op typisch geloofsniveau brengt. Waar het mogelijk is, zullen deze laatsten de bedevaartgangers tegemoet dienen te gaan om met hun het laatste gedeelte van de tocht af te leggen.
Het verblijf in een heiligdom zal uiteraard het meest intense moment van een bedevaart dienen te zijn en zal gekenmerkt moeten worden door een inzet voor de bekering, die op passende wijze bekrachtigd wordt door het sacrament van boete en verzoening, door bijzondere uitingen van gebed – zoals het dankgebed, het smeekgebed of het vragen om voorspraak in verband met de karakteristieken van het heiligdom en de doeleinden van de bedevaart – en door de viering van de Eucharistie, het hoogtepunt van de bedevaart zelf. Zie de nummers 265-273 hierboven[[al:265-273]]
Het einde van een bedevaart zal passende wijze gekenmerkt dienen te worden door een ogenblik van gebed, in hetzelfde heiligdom of in de Kerk vanwaaruit zij vertrokken is. Cf. RITUALE ROMANUM, De...Cf. RITUALE ROMANUM, De Benedictionibus, Ordo benedictionis peregrinorum ante vel post reditum, cit., 420-430. De gelovigen zullen God dan danken voor de gave van de bedevaart en de Heer de nodige hulp vragen om, eenmaal thuis teruggekeerd, met een edelmoedigere inzet hun christelijke roeping te beleven.
Vanaf de oudheid verlangt een bedevaartganger ’herinneringen’ aan het bezochte heiligdom bij zich te dragen. Men zal ervoor dienen te zorgen dat voorwerpen, prentjes en boeken, de authentieke geest van de heilige plaats overbrengen. Men dient er bovendien zorg voor te dragen dat de verkooppunten zich niet binnen het gewijde gebied van het heiligdom bevinden, noch dat ze er als een markt uitzien.
Een goede afloop van een bedevaart als cultische uiting, en de vruchten zelf die men ervan verwacht, zijn verzekerd door een ordelijk verloop van de vieringen en een passende onderstreping van de verschillende fasen ervan.
Het vertrek van een bedevaart zal op passende wijze gekenmerkt moeten zijn door een ogenblik van gebed in de parochiekerk of op een andere geschikte plaats en bestaan uit de viering van de Eucharistie of een gedeelde van het getijdengebed Cf. RITUALE ROMANUM, De...Cf. RITUALE ROMANUM, De Benedictionibus, Ordo ad benedicendos peregrinos, cit., 407. of een bijzondere zegening van de bedevaartgangers. Cf. RITUALE ROMANUM, De...Cf. RITUALE ROMANUM, De Benedictionibus, Ordo ad benedicendos peregrinos, cit., 404-419
Het laatste gedeelte van de tocht zal bezield moeten zijn door een intenser gebed; het is raadzaam dat dit laatste gedeelte, wanneer het heiligdom al in zich is, te voet afgelegd wordt, in processievorm, biddend, zingend, stilhoudend bij de kapelletjes die eventueel langs het traject staan.
Het onthaal van de bedevaartgangers zal gelegenheid kunnen bieden voor een soort ’drempelliturgie’ die de ontmoeting van de bedevaartgangers en bewaarders van het heiligdom op typisch geloofsniveau brengt. Waar het mogelijk is, zullen deze laatsten de bedevaartgangers tegemoet dienen te gaan om met hun het laatste gedeelte van de tocht af te leggen.
Het verblijf in een heiligdom zal uiteraard het meest intense moment van een bedevaart dienen te zijn en zal gekenmerkt moeten worden door een inzet voor de bekering, die op passende wijze bekrachtigd wordt door het sacrament van boete en verzoening, door bijzondere uitingen van gebed – zoals het dankgebed, het smeekgebed of het vragen om voorspraak in verband met de karakteristieken van het heiligdom en de doeleinden van de bedevaart – en door de viering van de Eucharistie, het hoogtepunt van de bedevaart zelf. Zie de nummers 265-273 hierboven[[al:265-273]]
Het einde van een bedevaart zal passende wijze gekenmerkt dienen te worden door een ogenblik van gebed, in hetzelfde heiligdom of in de Kerk vanwaaruit zij vertrokken is. Cf. RITUALE ROMANUM, De...Cf. RITUALE ROMANUM, De Benedictionibus, Ordo benedictionis peregrinorum ante vel post reditum, cit., 420-430. De gelovigen zullen God dan danken voor de gave van de bedevaart en de Heer de nodige hulp vragen om, eenmaal thuis teruggekeerd, met een edelmoedigere inzet hun christelijke roeping te beleven.
Vanaf de oudheid verlangt een bedevaartganger ’herinneringen’ aan het bezochte heiligdom bij zich te dragen. Men zal ervoor dienen te zorgen dat voorwerpen, prentjes en boeken, de authentieke geest van de heilige plaats overbrengen. Men dient er bovendien zorg voor te dragen dat de verkooppunten zich niet binnen het gewijde gebied van het heiligdom bevinden, noch dat ze er als een markt uitzien.
Referenties naar alinea 287: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 3 Slot
288
Dit Directortium geeft in de twee delen waaruit het bestaat, veel aanwijzingen, voorstellen en richtlijnen om de veelkleurige werkelijkheid van de volksvroomheid en volksreligiositeit te bevorderen en te belichten in overeenstemming met de liturgie. Door te verwijzen naar verschillende tradities en omstandigheden, evenals naar oefeningen van godsvrucht en devoties van verschillende aard en met een uiteenlopend karakter wil het Directorium wezenlijke uitgangspunten verschaffen, directieven in herinnering brengen en suggesties doen met het oog op een vruchtbaar pastoraal handelen. Het is de taak van de bisschoppen met de hulp van hun directe medewerkers, in het bijzonder de rectoren van de heiligdommen, normen vast te stellen en praktische richtlijnen te geven, daarbij rekening houdend met de lokale tradities en bijzondere uitingen van volksreligiositeit en volksvroomheid.
Referenties naar alinea 288: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 8
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.be/toondocument/1096-directorium-over-volksvroomheid-en-liturgie-principes-en-richtlijnen-nl