Net als de Openbaring des Heren (Driekoningen, 6 januari), de Doop van de Heer in de Jordaan (de zondag na 6 januari) en de bruiloft te Kana (2e zondag door het Jaar) viert het feest van de Openbaring van de Heer op 2 februari (op de 40e dag na Kerstmis) een aspect van de veelvormige openbaring des Heren: bij Zijn opdracht wordt het kind van Maria door Simeon in de tempel erkend als ‘het Heil dat God heeft bereid voor de volkeren en als een Licht dat voor de heidenen straalt’. In de Apostolische Exhortatie Marialis Cultus nr 7 van Paus Paulus VI wordt dit feest verder geduid.
Zie ook Directorium over de volksvroomheid en liturgie, nrs. 120-123.
Op 2 februari wordt ook de "dag van het Godgewijde leven" gevierd, dat de H. Paus Johannes Paulus II heeft ingesteld in 1997.
Paus Franciscus:
- 02-02-2019 – Homilie Godgewijd leven: gehoorzaamheid aan de Wet en openheid voor de Geest
- 02-02-2017 – Homilie op Maria Lichtmis Godgewijd leven: geen professionals in het sacrale maar vaders en moeders
- 01-02-2016 – Audiëntie bij de afsluiting Godgewijde Leven: profetie, nabijheid, hoop
Kaarsenwijding
Op 2 februari verricht de Kerk de plechtige kaarsenwijding, die tot de drie voornaamste wijdingen behoort uit de gehele jaarkring. De twee andere zijn de aswijding en de palmwijding.
De zin van de kaarsenwijding houdt verband met de dag van de Zuivering van de heilige Maagd, dat het geheim is van de veertigste en laatste dag van de Kersttijd. Het Kindje Jezus wordt op die dag in de tempel opgedragen en vrijgekocht, doch slechts bij gelegenheid van Maria’s zuivering, waaruit deze opdracht en vrijkoop voortvloeien.
Sinds de zevende eeuw hebben liturgisten veelvuldig het geheim van de kaarsenwijding verklaard. De kaarsenwas, uit het sap van bloemen, bereid door de bij, die in de oudheid gold als beeld van de maagdelijkheid, betekent volgens Ivo van Chartres in een van zijn preken over dit feest, het maagdelijke Vlees van het goddelijk Kind, dat noch door Zijn ontvangenis, noch door Zijn geboorte Maria’s maagdelijkheid heeft gedeerd. In de kaars moeten wij, aldus de heilige bisschop, het symbool zien van Christus, Die onze duisternis is komen verlichten.
Volgens de heilige Anselmus kunnen wij in de kaars drie dingen beschouwen: de was, de pit en de vlam. De was, bereid door de maagdelijke bij, is het Vlees van Christus; de pit daarin is Zijn Ziel; de vlam die straalt aan de top is Zijn Godheid.
De Kerk nodigt de gelovigen uit om op deze dag kaarsen mee te brengen. Die kunnen ook in de plechtige ceremonie gewijd worden. De met Maria Lichtmis gewijde kaarsen worden niet alleen in de processie gedragen, maar zij moeten met eerbied thuis bewaard worden, om ze te land en te water, zoals de Kerk zegt, met zich mee te nemen en zodoende bijzondere zegen van de hemel af te smeken. Men moet deze kaarsen ook ontsteken bij de stervenden, ter herinnering aan de onsterfelijkheid die Christus voor ons heeft verdiend en als teken van bescherming door Maria.