Marialis Cultus
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Marialis Cultus
Over de vernieuwing van de Maria-verering in liturgie en persoonlijke beleving
Paus Paulus VI
2 februari 1974
Pauselijke geschriften - Apostolische Exhortaties
1976, R.K. Initiatief-Comité Amsterdam
1976
R.K. Initiatief-Comité
1 maart 2023
598
nl
Referenties naar dit document: 8
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- === Aanleiding en doel
Sinds Wij op de zetel van Petrus werden verheven, hebben Wij Ons zonder ophouden beijverd om de verering van Maria te bevorderen. Het was namelijk niet slechts Onze bedoeling zowel het gevoelen van de Kerk op dit gebied als Onze persoonlijke aandrang hiertoe tot uitdrukking te brengen, maar ook werden Wij daartoe gebracht, omdat deze vorm van vroomheid, zoals bekend is, een vooraanstaande plaats inneemt in die heilige eredienst, waarin het toppunt van de wijsheid en het hoogtepunt van de godsdienst als het ware tot één geheel samenvloeien vgl: IV; 3,6-10: CSEL 19, blz. 279[[[1274]]], zodat daarin de voornaamste taak van het Godsvolk gelegen is.
Juist met het oog op deze taak zijn Wij steeds een begunstiger en bevorderaar geweest van de grote liturgische hervorming, die door het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie werd ondernomen. Het is dan ook zonder twijfel aan de bijzondere leiding van de goddelijke Voorzienigheid te danken, dat de eerste akte van deze algemene Synode, die Wij, samen met de eerbiedwaardige Vaders, hebben goedgekeurd en "in de Heilige Geest" ondertekend, de Constitutie was, die begint met de woorden "Sacrosanctum Concilium[570]" en tot doel had de Liturgie te herstellen en tot nieuwe bloei te brengen, alsook de deelneming van de gelovigen aan de goddelijke geheimen vruchtbaarder te maken vgl: Sacrosanctum Concilium, 1-3,11,21,48[[[570|1-3.11.21.48]]].
Sinds die tijd hebben tal van akten van Ons Pontificaat zich ten doel gesteld de aan God verschuldigde eredienst op passender wijze te ordenen, zoals bevestigd wordt door de uitvaardiging, gedurende de laatste jaren, van talrijke boeken van de Romeinse ritus, die vernieuwd werden overeenkomstig de beginselen en richtlijnen van genoemd Concilie.
Hiervoor betuigen Wij de Heer, de schenker van alle goede gaven, van harte Onze dank. Ook bedanken Wij zowel de Bisschoppenconferenties als de afzonderlijke Bisschoppen, die Ons bij het voorbereiden van deze boeken op velerlei wijzen behulpzaam zijn geweest.
Met een verheugd en dankbaar gemoed overzien Wij zowel het reeds voltooide werk als de eerste positieve resultaten van de liturgische vernieuwing beter begrepen zal worden wat betreft haar primaire of fundamentele motiveringen en zij op de juiste wijze zal worden toegepast. Maar tegelijkertijd achten Wij het Onze taak om met nauwlettende zorg alle initiatieven te steunen, die gericht zijn op het bevorderen van die eredienst, waardoor de Kerk zowel de Vader, de Zoon en de Heilige Geest "in geest en waarheid" aanbidt (Joh. 4, 24)[[b:Joh. 4, 24]], alsook de heilige Moeder Gods Maria met bijzondere liefde vereert Sacrosanctum Concilium, 103[[570|103]], zoals zij ook met religieuze eerbied de gedachtenis van de Martelaren en de ander Heiligen viert.
De ontplooiing van de godsvrucht tot de Maagd Maria, die Wij vurig verlangen, en die (zoals Wij boven reeds te kennen hebben gegeven) als het ware is opgenomen in de bedding van de ene eredienst, die met recht en reden "christelijk" wordt genoemd – doordat hij aan Christus zijn oorsprong en doeltreffendheid ontleent, in Christus zijn algehele en volstrekte uitdrukking vindt en door Christus in de Geest tot de Vader voert – is een karakteristieke trek van de authentieke vroomheid van de Kerk.
In werkelijkheid openbaart immers de mariale godsvrucht in de praktijk van de eredienst de innerlijke band, die de heilige Maagd heeft met het goddelijk raadsbesluit omtrent de verlossing van het menselijk geslacht, zodat aan Haar krachtens de geheel enige plaats, die Zij in dat raadsbesluit inneemt, naar evenredigheid ook een bijzondere verering wordt bewezen vgl: Lumen Gentium, 66[[[617|66]]]. Evenzo moet op iedere authentieke vooruitgang van de christelijke eredienst noodzakelijk ook een verantwoorde groei van de verering der Moeder Gods volgen.
Trouwens de geschiedenis zelf van de vroomheid laat zien hoe "de verschillende vormen van godsvrucht jegens de Moeder van God, die de Kerk binnen de perken van de gezonde en rechtgelovige leer heeft goedgekeurd" Lumen Gentium, 66[[617|66]], zich ontwikkeld hebben en tot bloei zijn gekomen in harmonische ondergeschiktheid aan de eredienst, die aan Christus gebracht wordt; en hoe zij op Hem zijn gericht als op het middelpunt, waarop zij van nature en noodzakelijk betrekking hebben.
Hetzelfde gebeurt ook in onze tijd. Want nu de Kerk in onze dagen zich opnieuw bezint op het mysterie van Christus en op haar eigen natuur, ontmoet zij bij de oorsprong van de eerste en bij de voltooiing van de tweede dezelfde Vrouw, de Maagd Maria, die immers zowel de Moeder van Christus als de Moeder van de Kerk is. Aldus heeft een verdiepte kennis aangaande de taak, die aan Maria werd toevertrouwd, zich omgevormd tot een vreugdevolle verering jegens Haar en tot een met aanbidding gepaard gaande eerbied jegens het raadsbesluit van God. Deze heeft immers in zijn Gezin – dat de Kerk is --, evenals in iedere huiselijke haard, de figuur van een Vrouw geplaatst, die onopvallend en in de geest van dienstbaarheid over de Kerk waakt "en haar schreden naar het vaderhuis welwillend beschermt, tot aan de glorievolle dag van de komst des Heren" Votiefmis van de Heilige Maagd Maria Moeder van de Kerk, Prefatie[[1209]].
De veranderingen die in onze dagen zijn opgetreden in de maatschappelijke gebruiken, in de gevoeligheid van de volkeren, in de verschillende manieren waarop de literatuur en de kunsten zich uitdrukken, alsook in de vormen van sociale communicatie, hebben ook invloed uitgeoefend op de uitingen van het religieus gevoel. In feite worden sommige gebruiken van de eredienst, die nog niet zo lang geleden geschikt leken om de religieuze gevoelens zowel van de enkelingen als van de christelijke gemeenschappen gestalte te geven, heden ten dage onvoldoende of minder geschikt geacht, omdat zij behoren tot voorbijgestreefde uitingen van sociaal leven en menselijke beschaving. Daarom zoekt men dan ook van verschillende zijden naar nieuwe manieren om de onveranderlijke betrekkingen van de schepselen met hun Schepper, van de kinderen met hun Vader, tot uitdrukking te brengen.
Dit kan ongetwijfeld tot gevolg hebben dat sommigen voor het ogenblik in verwarring raken; doch wie met vertrouwen op God zelf nadenkt over deze verschijnselen, ontdekt dat talrijke tendensen van de hedendaagse vroomheid – zoals bijvoorbeeld de meer op het innerlijke dan op het uiterlijke gerichte religieuze gevoeligheid – kunnen bijdragen tot opbloei van de christelijke vroomheid in het algemeen en van de Maria-verering in het bijzonder.
Zo kan ook onze tijd, mits hij aandachtig luistert naar de stem van de overlevering en aandacht schenkt aan de vooruitgang van de theologie en de andere wetenschappen, zijn eigen bijdrage leveren aan de lofprijzing van Haar, die volgens haar eigen profetische woorden "alle geslachten zalig zullen prijzen" (Lc. 1, 48)[[b:Lc. 1, 48]].
Daarom zijn Wij van oordeel dat het in overeenstemming is met Onze apostolische bediening, als Wij, als het ware in samenspraak met U, Eerbiedwaardige Broeders, enkele onderwerpen ter tafel brengen, die betrekking hebben op de plaats, die de heilige Maagd Maria in de kerkelijke eredienst inneemt. Deze onderwerpen werden ten dele reeds door het Tweede Vaticaans Concilie aangeraakt vgl: Lumen Gentium, 66-67[[[617|66-67]]] vgl: Sacrosanctum Concilium, 103[[[570|103]]] en ook door Onszelf behandeld vgl: Signum Magnum[[[765]]]; doch het is niet overbodig daarop nogmaals terug te komen, om twijfels uit de weg te ruimen en – zelfs op de allereerste plaats – de ware godsvrucht tot de heilige Maagd Maria te bevorderen, welke in de Kerk voortspruit uit het Woord van God als uit haar oorzaak en in de Geest van Christus beoefend wordt.
Bijgevolg willen Wij ons vooreerst bezig houden met enkele vraagstukken, die betrekking hebben op de nauwe band tussen de heilige Liturgie en de verering van de Moeder Gods (Deel 1 (De verering van Maria in de liturgie)[598 |+ 3 ]); vervolgens zullen Wij een aantal overwegingen en richtlijnen naar voren brengen, die geschikt zijn om een rechtmatige vooruitgang van deze verering te bevorderen (Deel 2 (De vernieuwing van de Mariale vroomheid)[598 |+ 34 ]); en tenslotte zullen Wij enkele gedachten daaraan toevoegen, die ten doel hebben dat de Allerheiligste "Rozenkrans" opnieuw ijverig en meer bewust gebeden zal worden. Dit gebruik werd immers door onze Voorgangers dringen aanbevolen en vond sterke verbreiding bij het christenvolk. (Deel 3 (Het "Engel des Heren" en de Rozenkrans)[598 |+ 69 ])
Juist met het oog op deze taak zijn Wij steeds een begunstiger en bevorderaar geweest van de grote liturgische hervorming, die door het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie werd ondernomen. Het is dan ook zonder twijfel aan de bijzondere leiding van de goddelijke Voorzienigheid te danken, dat de eerste akte van deze algemene Synode, die Wij, samen met de eerbiedwaardige Vaders, hebben goedgekeurd en "in de Heilige Geest" ondertekend, de Constitutie was, die begint met de woorden "Sacrosanctum Concilium[570]" en tot doel had de Liturgie te herstellen en tot nieuwe bloei te brengen, alsook de deelneming van de gelovigen aan de goddelijke geheimen vruchtbaarder te maken vgl: Sacrosanctum Concilium, 1-3,11,21,48[[[570|1-3.11.21.48]]].
Sinds die tijd hebben tal van akten van Ons Pontificaat zich ten doel gesteld de aan God verschuldigde eredienst op passender wijze te ordenen, zoals bevestigd wordt door de uitvaardiging, gedurende de laatste jaren, van talrijke boeken van de Romeinse ritus, die vernieuwd werden overeenkomstig de beginselen en richtlijnen van genoemd Concilie.
Hiervoor betuigen Wij de Heer, de schenker van alle goede gaven, van harte Onze dank. Ook bedanken Wij zowel de Bisschoppenconferenties als de afzonderlijke Bisschoppen, die Ons bij het voorbereiden van deze boeken op velerlei wijzen behulpzaam zijn geweest.
Met een verheugd en dankbaar gemoed overzien Wij zowel het reeds voltooide werk als de eerste positieve resultaten van de liturgische vernieuwing beter begrepen zal worden wat betreft haar primaire of fundamentele motiveringen en zij op de juiste wijze zal worden toegepast. Maar tegelijkertijd achten Wij het Onze taak om met nauwlettende zorg alle initiatieven te steunen, die gericht zijn op het bevorderen van die eredienst, waardoor de Kerk zowel de Vader, de Zoon en de Heilige Geest "in geest en waarheid" aanbidt (Joh. 4, 24)[[b:Joh. 4, 24]], alsook de heilige Moeder Gods Maria met bijzondere liefde vereert Sacrosanctum Concilium, 103[[570|103]], zoals zij ook met religieuze eerbied de gedachtenis van de Martelaren en de ander Heiligen viert.
De ontplooiing van de godsvrucht tot de Maagd Maria, die Wij vurig verlangen, en die (zoals Wij boven reeds te kennen hebben gegeven) als het ware is opgenomen in de bedding van de ene eredienst, die met recht en reden "christelijk" wordt genoemd – doordat hij aan Christus zijn oorsprong en doeltreffendheid ontleent, in Christus zijn algehele en volstrekte uitdrukking vindt en door Christus in de Geest tot de Vader voert – is een karakteristieke trek van de authentieke vroomheid van de Kerk.
In werkelijkheid openbaart immers de mariale godsvrucht in de praktijk van de eredienst de innerlijke band, die de heilige Maagd heeft met het goddelijk raadsbesluit omtrent de verlossing van het menselijk geslacht, zodat aan Haar krachtens de geheel enige plaats, die Zij in dat raadsbesluit inneemt, naar evenredigheid ook een bijzondere verering wordt bewezen vgl: Lumen Gentium, 66[[[617|66]]]. Evenzo moet op iedere authentieke vooruitgang van de christelijke eredienst noodzakelijk ook een verantwoorde groei van de verering der Moeder Gods volgen.
Trouwens de geschiedenis zelf van de vroomheid laat zien hoe "de verschillende vormen van godsvrucht jegens de Moeder van God, die de Kerk binnen de perken van de gezonde en rechtgelovige leer heeft goedgekeurd" Lumen Gentium, 66[[617|66]], zich ontwikkeld hebben en tot bloei zijn gekomen in harmonische ondergeschiktheid aan de eredienst, die aan Christus gebracht wordt; en hoe zij op Hem zijn gericht als op het middelpunt, waarop zij van nature en noodzakelijk betrekking hebben.
Hetzelfde gebeurt ook in onze tijd. Want nu de Kerk in onze dagen zich opnieuw bezint op het mysterie van Christus en op haar eigen natuur, ontmoet zij bij de oorsprong van de eerste en bij de voltooiing van de tweede dezelfde Vrouw, de Maagd Maria, die immers zowel de Moeder van Christus als de Moeder van de Kerk is. Aldus heeft een verdiepte kennis aangaande de taak, die aan Maria werd toevertrouwd, zich omgevormd tot een vreugdevolle verering jegens Haar en tot een met aanbidding gepaard gaande eerbied jegens het raadsbesluit van God. Deze heeft immers in zijn Gezin – dat de Kerk is --, evenals in iedere huiselijke haard, de figuur van een Vrouw geplaatst, die onopvallend en in de geest van dienstbaarheid over de Kerk waakt "en haar schreden naar het vaderhuis welwillend beschermt, tot aan de glorievolle dag van de komst des Heren" Votiefmis van de Heilige Maagd Maria Moeder van de Kerk, Prefatie[[1209]].
De veranderingen die in onze dagen zijn opgetreden in de maatschappelijke gebruiken, in de gevoeligheid van de volkeren, in de verschillende manieren waarop de literatuur en de kunsten zich uitdrukken, alsook in de vormen van sociale communicatie, hebben ook invloed uitgeoefend op de uitingen van het religieus gevoel. In feite worden sommige gebruiken van de eredienst, die nog niet zo lang geleden geschikt leken om de religieuze gevoelens zowel van de enkelingen als van de christelijke gemeenschappen gestalte te geven, heden ten dage onvoldoende of minder geschikt geacht, omdat zij behoren tot voorbijgestreefde uitingen van sociaal leven en menselijke beschaving. Daarom zoekt men dan ook van verschillende zijden naar nieuwe manieren om de onveranderlijke betrekkingen van de schepselen met hun Schepper, van de kinderen met hun Vader, tot uitdrukking te brengen.
Dit kan ongetwijfeld tot gevolg hebben dat sommigen voor het ogenblik in verwarring raken; doch wie met vertrouwen op God zelf nadenkt over deze verschijnselen, ontdekt dat talrijke tendensen van de hedendaagse vroomheid – zoals bijvoorbeeld de meer op het innerlijke dan op het uiterlijke gerichte religieuze gevoeligheid – kunnen bijdragen tot opbloei van de christelijke vroomheid in het algemeen en van de Maria-verering in het bijzonder.
Zo kan ook onze tijd, mits hij aandachtig luistert naar de stem van de overlevering en aandacht schenkt aan de vooruitgang van de theologie en de andere wetenschappen, zijn eigen bijdrage leveren aan de lofprijzing van Haar, die volgens haar eigen profetische woorden "alle geslachten zalig zullen prijzen" (Lc. 1, 48)[[b:Lc. 1, 48]].
Daarom zijn Wij van oordeel dat het in overeenstemming is met Onze apostolische bediening, als Wij, als het ware in samenspraak met U, Eerbiedwaardige Broeders, enkele onderwerpen ter tafel brengen, die betrekking hebben op de plaats, die de heilige Maagd Maria in de kerkelijke eredienst inneemt. Deze onderwerpen werden ten dele reeds door het Tweede Vaticaans Concilie aangeraakt vgl: Lumen Gentium, 66-67[[[617|66-67]]] vgl: Sacrosanctum Concilium, 103[[[570|103]]] en ook door Onszelf behandeld vgl: Signum Magnum[[[765]]]; doch het is niet overbodig daarop nogmaals terug te komen, om twijfels uit de weg te ruimen en – zelfs op de allereerste plaats – de ware godsvrucht tot de heilige Maagd Maria te bevorderen, welke in de Kerk voortspruit uit het Woord van God als uit haar oorzaak en in de Geest van Christus beoefend wordt.
Bijgevolg willen Wij ons vooreerst bezig houden met enkele vraagstukken, die betrekking hebben op de nauwe band tussen de heilige Liturgie en de verering van de Moeder Gods (Deel 1 (De verering van Maria in de liturgie)[598 |+ 3 ]); vervolgens zullen Wij een aantal overwegingen en richtlijnen naar voren brengen, die geschikt zijn om een rechtmatige vooruitgang van deze verering te bevorderen (Deel 2 (De vernieuwing van de Mariale vroomheid)[598 |+ 34 ]); en tenslotte zullen Wij enkele gedachten daaraan toevoegen, die ten doel hebben dat de Allerheiligste "Rozenkrans" opnieuw ijverig en meer bewust gebeden zal worden. Dit gebruik werd immers door onze Voorgangers dringen aanbevolen en vond sterke verbreiding bij het christenvolk. (Deel 3 (Het "Engel des Heren" en de Rozenkrans)[598 |+ 69 ])
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 1 De verering van Maria in de liturgie
1
10
10
Willen Wij de plaats schetsen, die de heilige Maagd Maria in de christelijke eredienst inneemt, dan moeten Wij allereerst Onze aandacht wijden aan de heilige Liturgie. Deze bezit immers, behalve rijke lering, ook onvergelijkelijke pastorale doeltreffendheid en erkende waarde als voorbeeld voor de overige vormen van eredienst.
Wij zouden weliswaar de verschillende Liturgieën uit de gebieden van Oost en West in ogenschouw willen nemen; doch gezien de doelstelling van deze Apostolische Aansporing, zullen Wij bijna uitsluitend de boeken van de Romeinse ritus onderzoeken. De reden hiervan is dat alleen deze ritus, overeenkomstig de praktische richtlijnen van het Tweede Vaticaans Concilie vgl: Sacrosanctum Concilium, 3[[[570|3]]], op diepgaande wijze werd hervormd, ook wat betreft de teksten die de verering voor de heilige Maagd Maria tot uitdrukking brengen, zodat de genoemde ritus om deze reden onze volle aandacht en waardering verdient.
Wij zouden weliswaar de verschillende Liturgieën uit de gebieden van Oost en West in ogenschouw willen nemen; doch gezien de doelstelling van deze Apostolische Aansporing, zullen Wij bijna uitsluitend de boeken van de Romeinse ritus onderzoeken. De reden hiervan is dat alleen deze ritus, overeenkomstig de praktische richtlijnen van het Tweede Vaticaans Concilie vgl: Sacrosanctum Concilium, 3[[[570|3]]], op diepgaande wijze werd hervormd, ook wat betreft de teksten die de verering voor de heilige Maagd Maria tot uitdrukking brengen, zodat de genoemde ritus om deze reden onze volle aandacht en waardering verdient.
Referenties naar alinea 1: 1
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- SECTIE 1 De H. Maagd in de Romeinse liturgie
2
Aan de vernieuwing van de Romeinse Liturgie moest eerst een nauwkeurige herziening van haar "algemene Kalender" voorafgaan. Deze laatste werd immers opgesteld om de viering van het heilswerk op bepaalde dagen in het juiste milieu en in eigen licht te plaatsen, door heel het mysterie van Christus, vanaf zijn Menswording tot aan de verwachting van zijn glorievolle terugkeer vgl: Sacrosanctum Concilium, 102[[[570|102]]], over de kringloop van het jaar te verdelen; en dit heeft tot gevolg gehad, dat de gedachtenis van de Moeder des Heren op meer organische wijze en in nauwer verband met de geheimen van haar Zoon in de jaarcyclus kon worden ingevlochten.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 1 Maria in de Advent en de Kersttijd
3
In de Adventstijd viert de heilige Liturgie dan ook dikwijls de gedachtenis van de heilige Maagd. Vooreerst valt in die tijd het hoogfeest van de 8ste december, waarop terzelfder tijd worden herdacht: de onbevlekte Ontvangenis van de heilige Maagd en Moeder van God, de grondige voorbereiding op de komst van de Zaligmaker (Jes. 11, 1.10)[[b:Jes. 11, 1.10]] en de gelukkige aanvang van de Kerk, Christus’ bruid zonder vlek of rimpel (Ef. 5, 27)[[b:Ef. 5, 27]] vgl: die 8 Decembris, Praefatio[[[1209]]].
Doch Maria wordt vooral herdacht op de gewone dagen van de 17de tot de 24ste december; en heel bijzonder op de zondag die aan de Geboorte des Heren voorafgaat. Dan weerklinken de oude voorspellingen van de profeten over de Moedermaagd en de Messias Ordo Lectionum Missae, ed. typica, MCMLXIX, blz. 8: Lecto I (Anno A: Is. 7,10-14 "Ecce Virgo concipiet"; Anno B: 2 Sam. 7,1-5.8b-11.16: "Regnum David erit usque in aeternum ante faciem Domini"; Anno C: "Mich. 5,2-5a (Hebr. 1-4a): "Ex te egredietur dominator in Israël")[[1209]] en laat de Liturgie de verhalen horen uit het Evangelie over de aanstaande geboorte van Christus en van zijn Voorloper Ordo Lectionum Missae, ed. typica, MCMLXIX, blz. 8: Evangelium (Anno A: Mt. 1,18-24: "Iesus nascetur de Maria, desponsata Ioseph, filio David"; Anno B: Lc. 1,26-38: "Ecce concipies in utero et paries filium"; Anno C: Lc. 1,39-45: "Unde hoc mihi ut veniat mater Domini mei ad me?")[[1209]].
Doch Maria wordt vooral herdacht op de gewone dagen van de 17de tot de 24ste december; en heel bijzonder op de zondag die aan de Geboorte des Heren voorafgaat. Dan weerklinken de oude voorspellingen van de profeten over de Moedermaagd en de Messias Ordo Lectionum Missae, ed. typica, MCMLXIX, blz. 8: Lecto I (Anno A: Is. 7,10-14 "Ecce Virgo concipiet"; Anno B: 2 Sam. 7,1-5.8b-11.16: "Regnum David erit usque in aeternum ante faciem Domini"; Anno C: "Mich. 5,2-5a (Hebr. 1-4a): "Ex te egredietur dominator in Israël")[[1209]] en laat de Liturgie de verhalen horen uit het Evangelie over de aanstaande geboorte van Christus en van zijn Voorloper Ordo Lectionum Missae, ed. typica, MCMLXIX, blz. 8: Evangelium (Anno A: Mt. 1,18-24: "Iesus nascetur de Maria, desponsata Ioseph, filio David"; Anno B: Lc. 1,26-38: "Ecce concipies in utero et paries filium"; Anno C: Lc. 1,39-45: "Unde hoc mihi ut veniat mater Domini mei ad me?")[[1209]].
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Op deze wijze worden de gelovigen, die de geest van de Advent uit de Liturgie op hun leven toepassen, bij het beschouwen van de onuitsprekelijke liefde, waarmee de Moedermaagd haar Zoon verwachtte vgl: Praefatio de Adventu, II[[[1209]]], uitgenodigd om Haar tot voorbeeld te nemen en zich voor te bereiden om de komende Zaligmaker tegemoet te gaan, "wakend in gebed en . . . zijn lof verkondigend" Praefatio de Adventu, II[[1209]].
Wij willen ook onder uw aandacht brengen, dat de Liturgie van de Advent de verwachting van de Messias en die van de glorievolle terugkeer van Christus nauw verbindt met de van bewondering vervulde gedachtenis van zijn Moeder. Hierdoor geeft de Liturgie ons een treffend voorbeeld van evenwichtigheid in de Maria-verering, een voorbeeld dat als leidraad kan gelden, om zodoende de pas af te snijden aan iedere neiging om – zoals in sommige vormen van volksdevotie gebeurt – een scheiding aan te brengen tussen de godsvrucht tot de Moeder Gods Maria en de centrale figuur, op wie die verering noodzakelijk betrokken moet zijn, namelijk Chirstus.
Om deze reden dient de Advent – zoals de liturgisten reeds hebben opgemerkt – beschouwd te worden als een tijd die bijzonder geschikt is om de verering van de Moeder Gods in praktijk te brengen. Deze noodzaak tot oriëntering op Christus en deze raad van de deskundigen onderstrepen Wij ten volle en hopen dat deze beide punten overal aanvaard en beleefd zullen worden.
Wij willen ook onder uw aandacht brengen, dat de Liturgie van de Advent de verwachting van de Messias en die van de glorievolle terugkeer van Christus nauw verbindt met de van bewondering vervulde gedachtenis van zijn Moeder. Hierdoor geeft de Liturgie ons een treffend voorbeeld van evenwichtigheid in de Maria-verering, een voorbeeld dat als leidraad kan gelden, om zodoende de pas af te snijden aan iedere neiging om – zoals in sommige vormen van volksdevotie gebeurt – een scheiding aan te brengen tussen de godsvrucht tot de Moeder Gods Maria en de centrale figuur, op wie die verering noodzakelijk betrokken moet zijn, namelijk Chirstus.
Om deze reden dient de Advent – zoals de liturgisten reeds hebben opgemerkt – beschouwd te worden als een tijd die bijzonder geschikt is om de verering van de Moeder Gods in praktijk te brengen. Deze noodzaak tot oriëntering op Christus en deze raad van de deskundigen onderstrepen Wij ten volle en hopen dat deze beide punten overal aanvaard en beleefd zullen worden.
Referenties naar alinea 4: 1
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
De tijd van de Geboorte des Heren is als het ware een voortgezette gedachtenis van het goddelijk, maagdelijk en heilbrengend moederschap van Haar, wier "ongeschonden maagdelijkheid de Zaligmaker voor deze wereld heeft gebaard" Prex Eucharistica I, Communicantes in Nativitate Domini et per octavam[[1209]]. En inderdaad, als de Kerk op het hoogdeest van ’s Heren Geboorte de Zaligmaker aanbidt, vereert zij ook zijn glorievolle Moeder.
Viert de Kerk vervolgens op de geestdag van de Openbaring des Heren de algemene roeping van de mensheid tot het heil, dan beschouwt zij ook de heilige Maagd, de ware Zetel van de Wijsheid en de ware Moeder van de Koning, die de Verlosser van alle volkeren de Wijzen ter aanbidding aanbiedt (Mt. 2, 11)[[b:Mt. 2, 11]].
Evenzo overweegt de Kerk ook op het Feest van de Heilige Familie Jezus, Maria en Jozef (op de zondag onder het octaaf van de Geboorte des Heren) vol eerbied het heilig leven, dat Jezus, de Zoon van God en de Mensenzoon, zijn Moeder en Jozef, de rechtschapen man (Mt. 1, 19)[[b:Mt. 1, 19]], in het huis van Nazareth hebben geleid.
In de herordening van de Kersttijd dient, naar het Ons toeschijnt, de aandacht van allen zich te richten op het opnieuw ingevoerde hoogfeest van de heilige Maria, Moeder van God. Dit feest, dat overeenkomstig een oude aanduiding van de Liturgie der Stad Rome, op de eerste dag van januari werd geplaatst, is er op gericht om op geestelijke wijze de taak de herdenken, die Maria heeft vervuld in dit heilsmysterie en om de geheel énige waardigheid te loven, die daaruit voortvloeide voor "de heilige Moeder, . . . door wie wij verdiend hebben . . . de Stichter van het leven te ontvangen" die 1 Ianuarii, Ant. ad introitum en Collecta[[1209]].
Dit hoogfeest schept bovendien een uitstekende gelegenheid om de aanbidding te vernieuwen, die wij verschuldigd zijn aan de pasgeboren Vredevorst, om opnieuw de blijde boodschap (van vrede) uit het Evangelie (Lc. 2, 14)[[b:Lc. 2, 14]] te aanhoren, doch ook om van God, op voorspraak der Koningin van de Vrede, de bij uitstek edele gave van de vrede af te smeken.
Door deze motieven geleid, hebben Wij de eerste kanuari, waarop het Kerstoctaaf zo gelukkig samenvalt met nieuwjaarsdag, aangewezen voor de viering van de Vredesdag in heel de wereld. Het is een feestdag, die steeds meer instemming vindt en in de harten van vele mensen reeds rijpe vruchten van vrede voortbrengt.
Viert de Kerk vervolgens op de geestdag van de Openbaring des Heren de algemene roeping van de mensheid tot het heil, dan beschouwt zij ook de heilige Maagd, de ware Zetel van de Wijsheid en de ware Moeder van de Koning, die de Verlosser van alle volkeren de Wijzen ter aanbidding aanbiedt (Mt. 2, 11)[[b:Mt. 2, 11]].
Evenzo overweegt de Kerk ook op het Feest van de Heilige Familie Jezus, Maria en Jozef (op de zondag onder het octaaf van de Geboorte des Heren) vol eerbied het heilig leven, dat Jezus, de Zoon van God en de Mensenzoon, zijn Moeder en Jozef, de rechtschapen man (Mt. 1, 19)[[b:Mt. 1, 19]], in het huis van Nazareth hebben geleid.
In de herordening van de Kersttijd dient, naar het Ons toeschijnt, de aandacht van allen zich te richten op het opnieuw ingevoerde hoogfeest van de heilige Maria, Moeder van God. Dit feest, dat overeenkomstig een oude aanduiding van de Liturgie der Stad Rome, op de eerste dag van januari werd geplaatst, is er op gericht om op geestelijke wijze de taak de herdenken, die Maria heeft vervuld in dit heilsmysterie en om de geheel énige waardigheid te loven, die daaruit voortvloeide voor "de heilige Moeder, . . . door wie wij verdiend hebben . . . de Stichter van het leven te ontvangen" die 1 Ianuarii, Ant. ad introitum en Collecta[[1209]].
Dit hoogfeest schept bovendien een uitstekende gelegenheid om de aanbidding te vernieuwen, die wij verschuldigd zijn aan de pasgeboren Vredevorst, om opnieuw de blijde boodschap (van vrede) uit het Evangelie (Lc. 2, 14)[[b:Lc. 2, 14]] te aanhoren, doch ook om van God, op voorspraak der Koningin van de Vrede, de bij uitstek edele gave van de vrede af te smeken.
Door deze motieven geleid, hebben Wij de eerste kanuari, waarop het Kerstoctaaf zo gelukkig samenvalt met nieuwjaarsdag, aangewezen voor de viering van de Vredesdag in heel de wereld. Het is een feestdag, die steeds meer instemming vindt en in de harten van vele mensen reeds rijpe vruchten van vrede voortbrengt.
Referenties naar alinea 5: 1
Eerste Vespers (op de vooravond) van het Hoogfeest van de Moeder Gods ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 De overige feesten van de H. Maagd
6
Aan de beide genoemde hoogfeesten, dat van de onbevlekte Ontvangenis en dat van het goddelijk Moederschap, zijn nog twee oude feestvieringen toe te voegen, die op de 25ste maart en op de 15de augustus vallen.
Voor het plechtig gebeuren van de Menswording van het Woord werd in de Romeinse Kalender met opgaaf van redenen de oude benaming "Bij de Aankondiging des Heren" in ere hersteld, doch de viering zelf betreft feitelijk Christus en de heilige Maagd te samen, dat wil zggen zowel het Woord, dat de "zoon van Maria" wordt (Mc. 6, 3)[b:Mc. 6, 3], als de heilige Maagd, die de Moeder van God wordt.
Met het oog op Christus vieren Oost en West, in hun onuitputtelijk rijke Liturgieën, dit hoogtepunt als een gedachtenis van dat heilbrengend "fiat", dat uitgesproken werd door het Mensgeworden Woord, dat deze wereld binnentredend, sprak: "Hier ben Ik, o God, om uw wil te volbrengen" (Hebr. 10, 7; Ps. 39, 8-9)[b:Hebr. 10, 7; Ps. 39, 8-9]. Het feest wordt dus gevierd als aandenken aan het begin van de verlossing, doch ook als onverbreekbare en bruidelijke eenheid tussen de goddelijke en de menselijke natuur, welke eenheid bestaat in de enige Persoon van het Woord.
Wat verder Maria betreft, vieren genoemde Liturgieën deze heilige gebeurtenissen als het feest van de nieuwe Eva, van de gehoorzame en getrouwe Maagd, die na het uitspreken van haar edelmoedig "fiat" (Lc. 1, 38)[[b:Lc. 1, 38]], door de werking van de Heilige Geest de Moeder van God is geworden. Doch Zij is toen ook de ware Moeder van de levenden geworden en, door de éne Middelaar (1 Tim. 2, 5)[[b:1 Tim. 2, 5]] in haar lichaam op te nemen, de ware Ark van het Verbond en de waarachtige tempel van God.
Dit feest wordt dus gevierd als het aandenken aan dat ogenblik in de tijdstroom, dat het hoogtepunt was in een soort van tweespraak, die God met de mens heeft gehouden over het heil van deze laatste; doch ook als herinnering aan de vrije toestemming van de heilige Maagd en aan haar medewerking bij het ten uitvoer leggen van het goddelijk raadsbesluit omtrent de verlossing van de mensheid.
De Liturgie viert verder op het hoogfeest van de 15de augustus de glorievolle Tenhemelopneming van Maria. Deze feestdag herdenkt de voltooiing en de zaligheid, waartoe de heilige Maagd bestemd was, de verheerlijking van haar smetteloze ziel en haar maagdelijk lichaam, doch ook haar volmaakte gelijkvormigheid met Christus, uit de doden opgestaan.
Aldus houdt dit feest aan de Kerk en de mensengemeenschap het beeld en het troostvol bewijs voor ogen, waarui wij leren hoe onze uiteindelijke hoop in vervulling gaat. Immers, de verheerlijking naar ziel en lichaam, die zich eenmaal zal voltrekken, is het gelukkig lot van al degenen, die Christus tot zijn broeders heeft gemaakt doordat Hij hun deelgenoot is geworden in hetzelfde "vlees en bloed" (Hebr. 2, 4)[b:Hebr. 2, 4] (Gal. 4, 4)[[b:Gal. 4, 4]].
Vervolgens heeft het hoogfeest van Tenhemelopneming op zijn octaafdag een feestelijk verlengstuk in de gedachtenis van de heilige Maagd Maria Koningin. Op deze feestdag beschouwt de Liturgie Haar, die naast de Koning der eeuwen gezeteld, als Koningin schittert en als Moeder bemiddelt vgl: die 22 Augusti, Collecta[[[1209]]].
De Romeinse Liturgie kent dus vier plechtigheden, die de voornaamste waarheden omtrent de nederige Dienstmaagd des Heren in het licht stellen en aan alle vier werd de hoogste graad van liturgische viering toegekend.
Voor het plechtig gebeuren van de Menswording van het Woord werd in de Romeinse Kalender met opgaaf van redenen de oude benaming "Bij de Aankondiging des Heren" in ere hersteld, doch de viering zelf betreft feitelijk Christus en de heilige Maagd te samen, dat wil zggen zowel het Woord, dat de "zoon van Maria" wordt (Mc. 6, 3)[b:Mc. 6, 3], als de heilige Maagd, die de Moeder van God wordt.
Met het oog op Christus vieren Oost en West, in hun onuitputtelijk rijke Liturgieën, dit hoogtepunt als een gedachtenis van dat heilbrengend "fiat", dat uitgesproken werd door het Mensgeworden Woord, dat deze wereld binnentredend, sprak: "Hier ben Ik, o God, om uw wil te volbrengen" (Hebr. 10, 7; Ps. 39, 8-9)[b:Hebr. 10, 7; Ps. 39, 8-9]. Het feest wordt dus gevierd als aandenken aan het begin van de verlossing, doch ook als onverbreekbare en bruidelijke eenheid tussen de goddelijke en de menselijke natuur, welke eenheid bestaat in de enige Persoon van het Woord.
Wat verder Maria betreft, vieren genoemde Liturgieën deze heilige gebeurtenissen als het feest van de nieuwe Eva, van de gehoorzame en getrouwe Maagd, die na het uitspreken van haar edelmoedig "fiat" (Lc. 1, 38)[[b:Lc. 1, 38]], door de werking van de Heilige Geest de Moeder van God is geworden. Doch Zij is toen ook de ware Moeder van de levenden geworden en, door de éne Middelaar (1 Tim. 2, 5)[[b:1 Tim. 2, 5]] in haar lichaam op te nemen, de ware Ark van het Verbond en de waarachtige tempel van God.
Dit feest wordt dus gevierd als het aandenken aan dat ogenblik in de tijdstroom, dat het hoogtepunt was in een soort van tweespraak, die God met de mens heeft gehouden over het heil van deze laatste; doch ook als herinnering aan de vrije toestemming van de heilige Maagd en aan haar medewerking bij het ten uitvoer leggen van het goddelijk raadsbesluit omtrent de verlossing van de mensheid.
De Liturgie viert verder op het hoogfeest van de 15de augustus de glorievolle Tenhemelopneming van Maria. Deze feestdag herdenkt de voltooiing en de zaligheid, waartoe de heilige Maagd bestemd was, de verheerlijking van haar smetteloze ziel en haar maagdelijk lichaam, doch ook haar volmaakte gelijkvormigheid met Christus, uit de doden opgestaan.
Aldus houdt dit feest aan de Kerk en de mensengemeenschap het beeld en het troostvol bewijs voor ogen, waarui wij leren hoe onze uiteindelijke hoop in vervulling gaat. Immers, de verheerlijking naar ziel en lichaam, die zich eenmaal zal voltrekken, is het gelukkig lot van al degenen, die Christus tot zijn broeders heeft gemaakt doordat Hij hun deelgenoot is geworden in hetzelfde "vlees en bloed" (Hebr. 2, 4)[b:Hebr. 2, 4] (Gal. 4, 4)[[b:Gal. 4, 4]].
Vervolgens heeft het hoogfeest van Tenhemelopneming op zijn octaafdag een feestelijk verlengstuk in de gedachtenis van de heilige Maagd Maria Koningin. Op deze feestdag beschouwt de Liturgie Haar, die naast de Koning der eeuwen gezeteld, als Koningin schittert en als Moeder bemiddelt vgl: die 22 Augusti, Collecta[[[1209]]].
De Romeinse Liturgie kent dus vier plechtigheden, die de voornaamste waarheden omtrent de nederige Dienstmaagd des Heren in het licht stellen en aan alle vier werd de hoogste graad van liturgische viering toegekend.
Referenties naar alinea 6: 1
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Nu Wij deze hoogfeesten nader beschouwd hebben, dienen Wij op de eerste plaats Onze aandacht te besteden aan de vieringen van die heilsgeheimen, waarin de heilige Maagd Maria ten nauwste met haar Zoon is verbonden. Tot dit soort behoort vooreerst het feest van de Geboorte der heilige Maagd Maria, op de 8ste september. Het is een geboorte "die voor heel de wereld een reden tot hoop en de dageraad van het heil was" die 8 Septembris, Post Communionem[[1209]].
Dan volgt in deze klasse op de 31ste mei het feest van Maria Visitatie. Op deze dag vereert de Liturgie de heilige Maagd Maria zoals Zij, haar Zoon in de schoot dragend vgl: die 31 Maii, Collecta[[[1209]]], zich naar Elisabeth begeeft, om deze liefdevol te helpen en de barmhartigheid van Gods reddende hand te bezingen vgl: die 31 Maii, Collecta en Super oblata[[[1209]]].
De gedachtenis van Maria Moeder van Smarten, op de 15de september, geeft een goede gelegenheid om ons het verhevenste en als het ware beslissende ogenblik van de heilsgeschiedenis levendig voor de geest te roepen; doch ook om "de Moeder te vereren, die medeleed met haar Zoon", terwijl Zij stond onder het kruis, waaraan Jezus omhooggeheven was vgl: die 15 Septembris, Collecta[[[1209]]].
Ook het feest van de 2de februari, dat opnieuw de naam "Bij de Opdracht des Heren" heeft gekregen, verdient onze volle aandacht, opdat wij de opvallend rijke inhoud ervan goed in ons zouden kunnen opnemen. Het is een gedachtenis van de Zoon en van de Moeder te samen. Want op die dag vieren wij het mysterie van het door Christus bewerkte heil; doch hiermee is de heilige Maagd ten nauwste verbonden geweest: als Moeder van de door smarten getroffen Dienaar van de Heer, als uitvoerster van de taak, die aan het oude Israël was toevertrouwd en als grondmodel van het nieuwe Gods volk, dat omwille van zijn geloof en zijn hoop zonder ophouden door martelingen en vervolgingen gekweld wordt (Lc. 2, 22-35)[[b:Lc. 2, 22-35]].
Dan volgt in deze klasse op de 31ste mei het feest van Maria Visitatie. Op deze dag vereert de Liturgie de heilige Maagd Maria zoals Zij, haar Zoon in de schoot dragend vgl: die 31 Maii, Collecta[[[1209]]], zich naar Elisabeth begeeft, om deze liefdevol te helpen en de barmhartigheid van Gods reddende hand te bezingen vgl: die 31 Maii, Collecta en Super oblata[[[1209]]].
De gedachtenis van Maria Moeder van Smarten, op de 15de september, geeft een goede gelegenheid om ons het verhevenste en als het ware beslissende ogenblik van de heilsgeschiedenis levendig voor de geest te roepen; doch ook om "de Moeder te vereren, die medeleed met haar Zoon", terwijl Zij stond onder het kruis, waaraan Jezus omhooggeheven was vgl: die 15 Septembris, Collecta[[[1209]]].
Ook het feest van de 2de februari, dat opnieuw de naam "Bij de Opdracht des Heren" heeft gekregen, verdient onze volle aandacht, opdat wij de opvallend rijke inhoud ervan goed in ons zouden kunnen opnemen. Het is een gedachtenis van de Zoon en van de Moeder te samen. Want op die dag vieren wij het mysterie van het door Christus bewerkte heil; doch hiermee is de heilige Maagd ten nauwste verbonden geweest: als Moeder van de door smarten getroffen Dienaar van de Heer, als uitvoerster van de taak, die aan het oude Israël was toevertrouwd en als grondmodel van het nieuwe Gods volk, dat omwille van zijn geloof en zijn hoop zonder ophouden door martelingen en vervolgingen gekweld wordt (Lc. 2, 22-35)[[b:Lc. 2, 22-35]].
Referenties naar alinea 7: 1
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Al stelt de vernieuwde "Romeinse Kalender" vooral de genoemde festiviteiten in het licht, toch bevalt hij ook liturgische gedachtenisvieringen van een andere soort. Dit zijn namelijk die feesten, welke op redenen van plaatselijke verering steunen, doch later een ruimere verbreiding hebben gevonden en de belangstelling van bredere kringen gaande hebben gemaakt. Tot dit soort behoren het feest van O.L. Vrouw van Lourdes (op de 11de februari) en de verjaardag van de kerkwijding der basiliek van Maria de Meerdere (op de 5de augustus).
Tot deze categorie behoren ook zulke feesten, die aanvankelijk door bepaalde religieuze families werden gevierd, doch thans vanwege hun verspreiding in bredere kringen terecht feesten van de hele Kerk genoemd kunnen worden. Dit is het geval met het feest van O.L. Vrouw van de Berg Karmel (op de 16de jullie) en met dat van O.L. Vrouw van de Rozenkrans (op de 7de oktober).
Tenslotte dienen nog enkele feesten genoemd te worden die, afgezien van het apocriefe element (d.w.z. van hun historisch niet na te speuren oorsprong), waarheden bevatten, welke grote waarde hebben als voorbeeld, en ook eerbiedwaardige overleveringen voortzetten, die vooral het gemoed van de Oosterlingen aanspreken. Aldus op de 21ste november het feest van de Opdracht der heilige Maagd Maria in de tempel.
Andere feesten getuigen van neigingen, die hun wortels hebben in de vroomheid van ons tijdsgewricht; aldus het feest van het Onbevlekte Hart van de heilige Maagd Maria (op zaterdag na de tweede zondag na Pinksteren).
Tot deze categorie behoren ook zulke feesten, die aanvankelijk door bepaalde religieuze families werden gevierd, doch thans vanwege hun verspreiding in bredere kringen terecht feesten van de hele Kerk genoemd kunnen worden. Dit is het geval met het feest van O.L. Vrouw van de Berg Karmel (op de 16de jullie) en met dat van O.L. Vrouw van de Rozenkrans (op de 7de oktober).
Tenslotte dienen nog enkele feesten genoemd te worden die, afgezien van het apocriefe element (d.w.z. van hun historisch niet na te speuren oorsprong), waarheden bevatten, welke grote waarde hebben als voorbeeld, en ook eerbiedwaardige overleveringen voortzetten, die vooral het gemoed van de Oosterlingen aanspreken. Aldus op de 21ste november het feest van de Opdracht der heilige Maagd Maria in de tempel.
Andere feesten getuigen van neigingen, die hun wortels hebben in de vroomheid van ons tijdsgewricht; aldus het feest van het Onbevlekte Hart van de heilige Maagd Maria (op zaterdag na de tweede zondag na Pinksteren).
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Ook mogen wij niet vergeten dat de "Romeinse Kalender" niet alle feesten van Maria vermeldt, aangezien de mariale vieringen van de plaatselijke kerken in bijzondere Kalenders opgenomen kunnen worden, mits de liturgische richtlijnen nauwgezet in acht worden genomen en de gelovigen daarmee met vrome zin en gaarne instemmen.
Tenslotte rest Ons nog melding te maken van de mogelijkheid om veelvuldig gebruik te maken van de liturgische herdenking van de heilige Maagd met behulp van de "Gedachtenis van Maria op Zaterdag". Deze gedachtenis is eeuwen oud en vertoont om zo te zeggen een bescheiden karakter. Ook moet zij vanwege de soepele aard van de thans geldende Kalender en het grote aantal voorbeelden hiervan, die in het Missaal voorhanden zijn, uiterst gemakkelijk en gevarieerd heten.
Tenslotte rest Ons nog melding te maken van de mogelijkheid om veelvuldig gebruik te maken van de liturgische herdenking van de heilige Maagd met behulp van de "Gedachtenis van Maria op Zaterdag". Deze gedachtenis is eeuwen oud en vertoont om zo te zeggen een bescheiden karakter. Ook moet zij vanwege de soepele aard van de thans geldende Kalender en het grote aantal voorbeelden hiervan, die in het Missaal voorhanden zijn, uiterst gemakkelijk en gevarieerd heten.
Referenties naar alinea 9: 1
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 De H. Maagd in de eucharistische gebeden of canons
10
Het is niet Onze bedoeling om in deze Apostolische Aansporing alles toe te lichten wat het nieuwe Romeinse Missaal op dit gebied bevat; maar omdat Wij besloten hebben de hervormde boeken van de Romeinse ritus nader in ogenschouw te nemen vgl. n. 1 hierboven[[al:1]], willen wij gaarne nog enkele aspecten en thema’s daaruit nader verklaren.
Vooreerst willen Wij er op wijzen, dat er in de Eucharische gebeden van het Missaal – in treffende overeenkomst met de oosterse Liturgieën Van de talrijke "anaphorae"...Van de talrijke "anaphorae" (d.w.z. centrale gedeelten van de H. Mis), die in het Oosten bijzonder in ere zijn, mogen hier genoemd worden: Anaphora Marci Evangelistae, Prex Eucharistica, uitg. A. Hänggi-I. Pahl, Fribourg, Editions Universitaires, 1968, blz. 107; Anaphora Iacobi frantris Domini graeca, aldaar, blz. 257; Anaphora Ioannis Cheysostomi, aldaar, blz. 229 – een gedachtenis van de heilige Maagd Maria voorkomt, die van hoge religieuze waarde is. Wij lezen in haar in de oude Romeinse Canon, waarin de Moeder van God herdacht wordt met deze woorden, die rijk zijn aan lering en liturgische goed: "In gemeenschap met heel de Kerk gedenken en vereren wij allereerst de glorierijke Maria, altijd Maagd, de Moeder van onze God en Heer Jezus Christus".
Evenzo komt er in het derde Eucharistisch Gebed, dat onlangs werd ingevoerd, een dringende bede voor, waarin de gelovigen smeken dat zij eenmaal samen met hun Moeder aandeel mogen hebben aan het erfdeel van de kinderen. Zij luidt aldus: "Moge Christus ons vervolmaken tot een eeuwige gave voor U, (o Vader), opdat wij met uw uitverkorenen het erfdeel mogen verkrijgen, op de eerste plaats met de allerheiligste Maagd en Moeder van God, Maria".
Deze dagelijkse terugkerende gedachtenis, die zelfs in het centrale gedeelte van het goddelijk Offer werd geplaatst, moet bijzonder kenmerkend heten voor de verering, die de Kerk betoont aan Haar, die "begenadigd werd door de Allerhoogste" (Lc. 1, 28)[[b:Lc. 1, 28]].
Vooreerst willen Wij er op wijzen, dat er in de Eucharische gebeden van het Missaal – in treffende overeenkomst met de oosterse Liturgieën Van de talrijke "anaphorae"...Van de talrijke "anaphorae" (d.w.z. centrale gedeelten van de H. Mis), die in het Oosten bijzonder in ere zijn, mogen hier genoemd worden: Anaphora Marci Evangelistae, Prex Eucharistica, uitg. A. Hänggi-I. Pahl, Fribourg, Editions Universitaires, 1968, blz. 107; Anaphora Iacobi frantris Domini graeca, aldaar, blz. 257; Anaphora Ioannis Cheysostomi, aldaar, blz. 229 – een gedachtenis van de heilige Maagd Maria voorkomt, die van hoge religieuze waarde is. Wij lezen in haar in de oude Romeinse Canon, waarin de Moeder van God herdacht wordt met deze woorden, die rijk zijn aan lering en liturgische goed: "In gemeenschap met heel de Kerk gedenken en vereren wij allereerst de glorierijke Maria, altijd Maagd, de Moeder van onze God en Heer Jezus Christus".
Evenzo komt er in het derde Eucharistisch Gebed, dat onlangs werd ingevoerd, een dringende bede voor, waarin de gelovigen smeken dat zij eenmaal samen met hun Moeder aandeel mogen hebben aan het erfdeel van de kinderen. Zij luidt aldus: "Moge Christus ons vervolmaken tot een eeuwige gave voor U, (o Vader), opdat wij met uw uitverkorenen het erfdeel mogen verkrijgen, op de eerste plaats met de allerheiligste Maagd en Moeder van God, Maria".
Deze dagelijkse terugkerende gedachtenis, die zelfs in het centrale gedeelte van het goddelijk Offer werd geplaatst, moet bijzonder kenmerkend heten voor de verering, die de Kerk betoont aan Haar, die "begenadigd werd door de Allerhoogste" (Lc. 1, 28)[[b:Lc. 1, 28]].
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 4 Maria in het Boek van de Schriftlezingen
12
Ordo Lectionum Missae ->=geentekst=
Het “Lezingenboek van de Mis” (‘Ordo Lectionum Middae”) is te beschouwen als een der boeken van de Romeinse ritus, die veel voordeel hebben genoten van de liturgische vernieuwing na het laatste Algemeen Concilie. Dit zowel vanwege het groot aantaal toegevoegde teksten, als vanwege de innerlijke waarde daarvan. Het betreft hier immers vooreerst teksten die het woord Gods bevatten, dat altijd ”levend en krachtig is” (Hebr. 4, 12)[b:Hebr. 4, 12]. Doch bovendien heeft de grote overvloed van gewijde lezingen het mogelijk gemaakt om gedurende de doorlopende driejarige cyclus de hele heilsgeschiedenis te laten horen en aldus het Christusmysterie zelf op volledigere wijze te ontvouwen. En logisch en gunstig gevolg hiervan, is dat het “Lezingenboek” thans ook een ruimere keuze bevat van lezingen, zowel uit het Oude als uit het Nieuwe Testament, die op de heilige Maagd zelf betrekking hebben.
Toch betekent de vermeerdering van het aantal teksten geenszins, dat en minder kritisch te werk is gegaan. Immers, alleen die Schriftlezingen werden uitgekozen, die ofwel vanwege hun in zich duidelijke inhoud, ofwel vanwege de aanwijzingen van een zorgvuldig Schriftverklaring – gesteund door de onderrichtingen van het Leergezag of door een standvastige overlevering – met recht en reden geacht worden een mariale betekenis te hebben, zij het op uiteenlopende wijze en in verschillende graad.
Daarboven dient men er op te letten, dat deze lezingen niet slechts op de feesten van de heilige Maagd voorkomen, doch ook in verschillende andere omstandigheden worden gebeden. Zo op sommige zondagen van het liturgisch jaar Vgl. Ordo Lectionum Missae,...Vgl. Ordo Lectionum Missae, Dom. III Adventus (Anno C: Soph. 3,14-18a); Dom. IV Adventus (zie boven bij noot 12); Dom. infra Oct. Nativitatis (Anno A: Mt. 2,13-15,19-23; Anno B: Lc. 2,22-40; Anno-C:-Lc. 2,41-52); Dom. II post Nativitatem (Joh. 1,1-18); Dom. VII Paschae (Anno A: Act. 1,12-14); Dom. II per annum (Anno C: Joh. 2,1-12); Dom. X per annum (Anno B: Gen. 3,9-15); Dom. XIV per annum (Anno B: Mc. 6,1-6), bij de viering van riten die het sacramentele leven van de christenen en hun belangrijke keuzen (zoals doopsel en huwelijk) meer persoonlijk raken Vgl. Ordo Lectionum Missae,...Vgl. Ordo Lectionum Missae, Pro catechumenatu et baptismo asultorum, Ad trasitionem Orationis Dominiciae (Lectio II,2:Gal. 4,4-7); Ad Initiationem christiam extra Vigiliam paschalem (Evang., 7: Joh. 1,1-5,9-14,16-18); Pro nuptis (Evang., 7: Joh. 2,1-11); Pro consecratione virginum et professione religiosa (Lecto 1,7: Is. 61,9-11; Evang., 6: Mc. 3,31-35; Lc. 1,26-38 (vgl. Ordo censecrationis virginum, n. 130; Ordo professionis religiosae, Pars altera, n. 145)), evenals bij blijde of smartelijke gebeurtenissen, die zij zelf ondervinden Vgl. Ordo Lectionum Missae,...Vgl. Ordo Lectionum Missae, Pro profugis et exsulibus (Evang. 1: Mt. 2,13-15.19-23); Pro gratiarum actione (Lectio 1,4: Soph. 3,14-15)
Toch betekent de vermeerdering van het aantal teksten geenszins, dat en minder kritisch te werk is gegaan. Immers, alleen die Schriftlezingen werden uitgekozen, die ofwel vanwege hun in zich duidelijke inhoud, ofwel vanwege de aanwijzingen van een zorgvuldig Schriftverklaring – gesteund door de onderrichtingen van het Leergezag of door een standvastige overlevering – met recht en reden geacht worden een mariale betekenis te hebben, zij het op uiteenlopende wijze en in verschillende graad.
Daarboven dient men er op te letten, dat deze lezingen niet slechts op de feesten van de heilige Maagd voorkomen, doch ook in verschillende andere omstandigheden worden gebeden. Zo op sommige zondagen van het liturgisch jaar Vgl. Ordo Lectionum Missae,...Vgl. Ordo Lectionum Missae, Dom. III Adventus (Anno C: Soph. 3,14-18a); Dom. IV Adventus (zie boven bij noot 12); Dom. infra Oct. Nativitatis (Anno A: Mt. 2,13-15,19-23; Anno B: Lc. 2,22-40; Anno-C:-Lc. 2,41-52); Dom. II post Nativitatem (Joh. 1,1-18); Dom. VII Paschae (Anno A: Act. 1,12-14); Dom. II per annum (Anno C: Joh. 2,1-12); Dom. X per annum (Anno B: Gen. 3,9-15); Dom. XIV per annum (Anno B: Mc. 6,1-6), bij de viering van riten die het sacramentele leven van de christenen en hun belangrijke keuzen (zoals doopsel en huwelijk) meer persoonlijk raken Vgl. Ordo Lectionum Missae,...Vgl. Ordo Lectionum Missae, Pro catechumenatu et baptismo asultorum, Ad trasitionem Orationis Dominiciae (Lectio II,2:Gal. 4,4-7); Ad Initiationem christiam extra Vigiliam paschalem (Evang., 7: Joh. 1,1-5,9-14,16-18); Pro nuptis (Evang., 7: Joh. 2,1-11); Pro consecratione virginum et professione religiosa (Lecto 1,7: Is. 61,9-11; Evang., 6: Mc. 3,31-35; Lc. 1,26-38 (vgl. Ordo censecrationis virginum, n. 130; Ordo professionis religiosae, Pars altera, n. 145)), evenals bij blijde of smartelijke gebeurtenissen, die zij zelf ondervinden Vgl. Ordo Lectionum Missae,...Vgl. Ordo Lectionum Missae, Pro profugis et exsulibus (Evang. 1: Mt. 2,13-15.19-23); Pro gratiarum actione (Lectio 1,4: Soph. 3,14-15)
Referenties naar alinea 12: 2
Ordo Lectionum Missae ->=geentekst=Ordo Lectionum Missae ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 5 De H. Maagd in het Getijdenboek
13
Ook het vernieuwde Boek van het goddelijk officie, de “Liturgie van de Getijden”, toont eveneens uitnemende bewijzen van vroomheid jegens de Moeder des Heren. Zo vooreerst in de hymnen, waaronder zelfs meesterstukken van letterkunde niet ontbreken, zoals het bekende gebed van Dante Alighieri tot de heilige Maagd vgl: Paradiso XXXIII, 1-9[[[1076]]] vgl. Liturgia Horarum,...vgl. Liturgia Horarum, Memoria Sanctae Mariae in Sabbato, ad Officium lectionis, Hymnus. Vervolgens in de antifonen, die de kringloop van het dagelijks officiegebed besluiten met een meer uitgebreide en vurige smeekbede. Hieraan is thans de alom bekende tussenzang “Onder uwe bescherming” (“Sub tuum praesidium[663|608]”) toegevoegd, die even eerbiedwaardig is vanwege zijn ouderdom, als hij bewonderenswaardig is vanwege zijn gedachteninhoud.
Deze godsvrucht tot Maria blijkt verder ook uit die gebeden bij de Lauden en de Verspers, welke meermalen vol vertrouwen hun toevlucht nemen tot de Moeder van de barmhartigheid. En tenslotte niet minder uit de talrijke en uitgelezen bladzijden van mariale vroomheid, waarvan de schrijvers ten dele tot de eerste eeuwen van het christendom behoord hebben en ten dele in de middeleeuwen en de nieuwere tijd geleefd hebben.
Deze godsvrucht tot Maria blijkt verder ook uit die gebeden bij de Lauden en de Verspers, welke meermalen vol vertrouwen hun toevlucht nemen tot de Moeder van de barmhartigheid. En tenslotte niet minder uit de talrijke en uitgelezen bladzijden van mariale vroomheid, waarvan de schrijvers ten dele tot de eerste eeuwen van het christendom behoord hebben en ten dele in de middeleeuwen en de nieuwere tijd geleefd hebben.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Al vieren het Missaal, het Lezingboek en de Liturgie van de Getijden – die als spillen van heel het Romeins Liturgiegebed zijn te beschouwen – veelvuldig de gedachtenis van de Heilige Maagd, ook de overige liturgische boeken kennen niet weinig teksten, waarin zowel intense liefde als nederige smeekbeden tot de Moeder Gods tot uitdrukking komen. Zo roept de Kerk Maria als Moeder van de genade aan, voordat zij de doopkandidaten in het heilbrengend water van het doopsel onderdompelt Vgl. Ordo Baptismi...Vgl. Ordo Baptismi parvulorum, n. 48; Ordo initiationis christianae adultorum, n. 214. Zij smeekt verder Maria’s voorbede af voor de moeders, die met een dankbaar hart voor de gave van het moederschap vol vreugde naar ’s Heren tempel komen Vgl. Rituale Romanum, Tit....Vgl. Rituale Romanum, Tit. VII, cap. III, De benedictione mulieris post partum.
Ook stelt de Kerk Maria ten voorbeeld aan haar zonen en dochters, die door het religieuze leven te omhelzen de navolging van Christus op zich nemen Vgl. Ordo professionis...Vgl. Ordo professionis religiosae, Pars Prior, nn. 57 en 67, of de maagdenwijding ontvangen Vgl. Ordo consecrationis...Vgl. Ordo consecrationis virginum, n. 16, en zij smeekt voor hen allen Maria’s moederlijke steun af Vgl. Ordo professionis...Vgl. Ordo professionis religiosae, Pars prior, nn. 62 en 142; Pars Altera, nn. 67 en 158; Ordo consecrationis virginum, nn. 18 en 20.
Evenzo bidt de Kerk met aandrang tot de heilige Maagd voor diegenen van haar kinderen, voor wie het uur van sterven is aangebroken Vgl. Ordo unctionis...Vgl. Ordo unctionis infirmorum eorumque pastoralis curae, nn. 143, 146, 147, 150, zoals zij ook vraagt om haar tussenkomst voor hen, die hun ogen hebben gesloten voor het aardse licht en reeds voor het aanschijn van Christus, het eeuwige licht, zijn getreden vgl: Missae defunctorum, Pro defunctis fratribus, propinquis et benefactoribus, Collecta[[[1209]]].
Tenslotte smeekt de Kerk de moederlijke troost van Maria af voor hen die, door zwaar leed getroffen, het heengaan van hun nabestaanden in geloof bewenen Vgl. Ordo exsequiarum, n. 226Vgl. Ordo exsequiarum, n. 226.
Ook stelt de Kerk Maria ten voorbeeld aan haar zonen en dochters, die door het religieuze leven te omhelzen de navolging van Christus op zich nemen Vgl. Ordo professionis...Vgl. Ordo professionis religiosae, Pars Prior, nn. 57 en 67, of de maagdenwijding ontvangen Vgl. Ordo consecrationis...Vgl. Ordo consecrationis virginum, n. 16, en zij smeekt voor hen allen Maria’s moederlijke steun af Vgl. Ordo professionis...Vgl. Ordo professionis religiosae, Pars prior, nn. 62 en 142; Pars Altera, nn. 67 en 158; Ordo consecrationis virginum, nn. 18 en 20.
Evenzo bidt de Kerk met aandrang tot de heilige Maagd voor diegenen van haar kinderen, voor wie het uur van sterven is aangebroken Vgl. Ordo unctionis...Vgl. Ordo unctionis infirmorum eorumque pastoralis curae, nn. 143, 146, 147, 150, zoals zij ook vraagt om haar tussenkomst voor hen, die hun ogen hebben gesloten voor het aardse licht en reeds voor het aanschijn van Christus, het eeuwige licht, zijn getreden vgl: Missae defunctorum, Pro defunctis fratribus, propinquis et benefactoribus, Collecta[[[1209]]].
Tenslotte smeekt de Kerk de moederlijke troost van Maria af voor hen die, door zwaar leed getroffen, het heengaan van hun nabestaanden in geloof bewenen Vgl. Ordo exsequiarum, n. 226Vgl. Ordo exsequiarum, n. 226.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 6 Besluit
15
Dit onderzoek van de onlangs vernieuwde liturgische boeken voert Ons tot deze conclusie, die Wij met vertrouwen durven uitspreken en met vreugde bevestigen: De na het Tweede Vaticaans Concilie ondernomen herlezing op dit gebied – waarnaar de zogenaamde Liturgische Beweging reeds eerder met verlangen uitzag – beschouwt de Maagd Maria, zoals passend is, in het brede perspectief van het gehele Christusmysterie. Ook kent zij, in overeenstemming met de leerstellige opvattingen van de overlevering, Haar die geheel énige plaats toe, welke Haar in de christelijke eredienst toekomt, daar Zij immers de heilige Moeder van God en de goedgunstige gezellin van de Verlosser is. Het kon trouwens niet anders uitvallen. Want wie het wel en wee van de christelijke eredienst nagaat, zal gemakkelijk kunnen vaststellen, dat zowel in het Oosten als in het Westen de meest uitgelezen en indrukwekkende uitingen van godsvrucht tot de heilige Maagd juist binnen het kader van de Liturgie zelf zijn opgebloeid, of later in haar corpus zijn opgenomen.
Tenslotte wensen Wij nog dit te onderstrepen: de verering, die de universele Kerk in onze dagen aan de Allerheiligste Moeder Gods betoont, is de vrucht, de voortzetting en het gevolg van de ononderbroken groei van die godsvrucht, welke de Kerk Haar te allen tijde heeft betoond; en zij liet zich daarbij leiden door een treffende liefde voor de waarheid, terwijl zij ook steeds waakzaam toezag op de waardigheid van de vormen van verering. Want juist uit de onvergankelijke bron van de overlevering, die altijd levenskrachtig blijft, dank zij de ononderbroken aanwezigheid van de Geest en het voortdurend beluisteren van het Woord Gods, put de Kerk van onze tijd de gronden, de leerinhoud en de drijfveren tot voeding van de verering, die zij de heilige Maagd betoont. Van deze levende overlevering nu is de Liturgie, die door het Leergezag goedgekeurd en bekrachtigd wordt, het meest verheven getuigenis en tevens het meest duurzame gedenkteken.
Tenslotte wensen Wij nog dit te onderstrepen: de verering, die de universele Kerk in onze dagen aan de Allerheiligste Moeder Gods betoont, is de vrucht, de voortzetting en het gevolg van de ononderbroken groei van die godsvrucht, welke de Kerk Haar te allen tijde heeft betoond; en zij liet zich daarbij leiden door een treffende liefde voor de waarheid, terwijl zij ook steeds waakzaam toezag op de waardigheid van de vormen van verering. Want juist uit de onvergankelijke bron van de overlevering, die altijd levenskrachtig blijft, dank zij de ononderbroken aanwezigheid van de Geest en het voortdurend beluisteren van het Woord Gods, put de Kerk van onze tijd de gronden, de leerinhoud en de drijfveren tot voeding van de verering, die zij de heilige Maagd betoont. Van deze levende overlevering nu is de Liturgie, die door het Leergezag goedgekeurd en bekrachtigd wordt, het meest verheven getuigenis en tevens het meest duurzame gedenkteken.
Referenties naar alinea 15: 1
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- SECTIE 2 Maria model van de Kerk in haar eredienst
16
Thans willen Wij, in het spoor van de leer van het Concilie over Maria en de Kerk, komen tot verdieping van een bijzonder aspect van de betrekking tussen Maria en de Liturgie. Wij willen namelijk nagaan hoe Maria het grondmodel is van de vrome gezindheid, waarin de Kerk de goddelijke geheimen viert en in haar leven tot uitdrukking brengt. Dat de Maagd Maria als een ideaal voorbeeld mag gelden op dit gebiedt, vloeit voort uit het feit dat de Kerk haar beschouwt als haar verhevenste model en de hoogste verwerkelijking van het geloof, de liefde en de volmaakte vereniging met Christus vgl: Lumen Gentium, 63[[[617|63]]]; en dus juist van die innerlijke gesteldheid, waarin de Kerk, de welbeminde bruid, ten nauwste met haar Heer verenigd, Hem aanroept en door zijn bemiddeling haar eredienst aanbiedt aan de hemelse Vader vgl: Sacrosanctum Concilium, 7[[[570|7]]].
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Het religieuze leven als weg ter heiligheid ->=geentekst=
Zo is Maria vooreerst de “luisterende Maagd”, die het woord van God met geloof in zich opnam. Het was een geloof, dat voor Haar de voorwaarde en de weg was tot het goddelijk moederschap. Want, zoals St. Augustinus fijnzinnig opmerkt: “Door te geloven heeft de heilige Maria Hem (Jezus) ter wereld gebracht, die Zij door te geloven ontvangen heeft” 215,4: PL 38, 1074[[880]]. Toen immers het antwoord van de Engel haar twijfel had weggenomen (Lc. 1, 34-37)[[b:Lc. 1, 34-37]], sprak zij vol geloof – en aldus Christus eerder in haar geest ontvangend dan in haar geest ontvangend dan in haar schoot - : ‘Zie de dienstmaagd des Heren: mij geschiede naar uw woord’“ (Lc. 1, 38)[b:Lc. 1, 38] 215,4: PL 38, 1074[[880]].
Het was een geloof waardoor Maria, hoofdpersoon bij dit wereldgebeuren en uitzonderlijk getuige bij de Menswording van Christus, later in de geest terugkeerde naar de gebeurtenissen van Jezus’kindsheid en deze in haar hart overwoog en onderling vergeleek (Lc. 2, 19.51)[[b:Lc. 2, 19.51]].
Zo handelt ook de Kerk wanneer zij, vooral in de heilige Liturgie, het woord van God met geloof aanhoort, in zich opneemt, het verkondigt en vereert; wanneer zij het aan de gelovigen van Christus schenkt als het brood des levens vgl: Dei Verbum, 21[[[576|21]]]; doch ook wanneer zij in het licht daarvan de tekenen des tijds onderzoekt en de gebeurtenissen van de geschiedenis der mensen vertolkt en beleeft.
Het was een geloof waardoor Maria, hoofdpersoon bij dit wereldgebeuren en uitzonderlijk getuige bij de Menswording van Christus, later in de geest terugkeerde naar de gebeurtenissen van Jezus’kindsheid en deze in haar hart overwoog en onderling vergeleek (Lc. 2, 19.51)[[b:Lc. 2, 19.51]].
Zo handelt ook de Kerk wanneer zij, vooral in de heilige Liturgie, het woord van God met geloof aanhoort, in zich opneemt, het verkondigt en vereert; wanneer zij het aan de gelovigen van Christus schenkt als het brood des levens vgl: Dei Verbum, 21[[[576|21]]]; doch ook wanneer zij in het licht daarvan de tekenen des tijds onderzoekt en de gebeurtenissen van de geschiedenis der mensen vertolkt en beleeft.
Referenties naar alinea 17: 2
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Het religieuze leven als weg ter heiligheid ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Maria is eveneens de "biddende Maagd”. Zo openbaart Zij zich bij het bezoek, dat Zij aan de moeder van de Voorloper brengt. Daarbij stort Zij haar geest uit in gevoelens van lof aan God, van ootmoed, van geloof en van hoop. Want hiervan getuigt haar loflied, het ”Magnificat” (Lc. 1, 46-55)[b:Lc. 1, 46-55]. Het is bij uitstek het gebed van Maria, de karakteristieke lofzang van de messiaanse tijd, waarin de feestelijke vreugde van het oude en het nieuwe Israël samenvloeit. Want, zoals de H. Irenaeus schijnt te kennen te geven, in het loflied van de heilige Maagd Maria trilde de diepe vreugde mee van Abraham, die een voorgevoel had van de Messias (Joh. 8, 56)[[b:Joh. 8, 56]] vgl: IV, 7, 1: PG 7,1, 990-991; S Ch, 100, II, blz. 454-458[[[848]]]; doch evenzo weerklonk daarin, op profetische wijze vervroegd, de stem van de Kerk: “In haar grote vreugde (aldus Irenaeus) riep Maria in naam van de Kerk uit: ‘Mijn ziel prijst hoog de Heer...’ “ III, 10, 2: PG 7,1, 873: S Ch, 34, blz. 164[[848]]. Immers, het loflied van de heilige Maagd Maria heeft zich voortgeplant en is een gebed geworden van heel de Kerk, voor alle tijden. Ook te Kana toont Maria zich de “biddende Maagd”. Hier heeft Zij, de zorgzame, in een delicate bede haar Zoon slechts op een behoefte van tijdelijke aard gewezen; doch Zij verkreeg òòk een gunst in de orde der genade. Door namelijk het eerste van zijn wondertekenen te verrichten, heeft Jezus zijn leerlingen in hun geloof in Hem versterkt (Joh. 2, 1-12)[[b:Joh. 2, 1-12]].
Tenslotte toont Maria zich ook in haar laatste levens jaren de "biddende Maagd” . Want de Apostelen “bleven allen eensgezind volharden in het gebed, samen met enkele vrouwen en met Maria, de Moeder van Jezus, en met zijn broeders” (Hand. 1, 14)[b:Hand. 1, 14].
Inderdaad is Maria de “biddende Maagd” . Dit was Zij evenzeer in de opkomende Kerk als thans en in de Kerk van alle tijden. Want ofschoon ten hemel opgenomen, heeft Zij haar taak om voorspreekster en redster te zijn, niet vaarwel gezegd vgl: Lumen Gentium, 62[[[617|62]]].
“Biddende Maagd” , dat is ook de Kerk, die iedere dag opnieuw de noden van haar kinderen voorlegt aan de Vader; en die “ de Heer zonder onderbreking looft en Hem smeekt voor het heil van heel de wereld” Sacrosanctum Concilium, 83[[570|83]].
Tenslotte toont Maria zich ook in haar laatste levens jaren de "biddende Maagd” . Want de Apostelen “bleven allen eensgezind volharden in het gebed, samen met enkele vrouwen en met Maria, de Moeder van Jezus, en met zijn broeders” (Hand. 1, 14)[b:Hand. 1, 14].
Inderdaad is Maria de “biddende Maagd” . Dit was Zij evenzeer in de opkomende Kerk als thans en in de Kerk van alle tijden. Want ofschoon ten hemel opgenomen, heeft Zij haar taak om voorspreekster en redster te zijn, niet vaarwel gezegd vgl: Lumen Gentium, 62[[[617|62]]].
“Biddende Maagd” , dat is ook de Kerk, die iedere dag opnieuw de noden van haar kinderen voorlegt aan de Vader; en die “ de Heer zonder onderbreking looft en Hem smeekt voor het heil van heel de wereld” Sacrosanctum Concilium, 83[[570|83]].
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
Maria is ook de “barende Maagd” . Zij is het immers, die “in geloof en gehoorzaamheid de eigen Zoon van de Vader hier op aarde gebaard heeft; en wel zonder een man te bekennen, overschaduwd door de Heilige Geest” Lumen Gentium, 63[[617|63]].
Het is waarlijk een énig en wonderbaar moederschap, die door God is gewild als prototype en toonbeeld van de vruchtbaarheid die andere Maagd, de Kerk. want ” ook deze wordt moeder, omdat zij... door de prediking en het doopsel kinderen, die van de Heilige Geest ontvangen en uit God geboren zijn, baart voor een nieuw en onsterflijk leven” Lumen Gentium, 64[[617|64]].
Terecht leerden de Vaders dan ook, dat de Kerk in het sacrament van het doopsel het maagdelijk moederschap van Maria in zekere zin voortzet. Uit hun getuigenissen op dit punt willen Wij alleen wijzen op dat van Onze voortreffelijke Voorganger, de H. Leo de Grote, die in een Kersthomilie verzekert: ”De oorsprong die (Christus) heeft gehad in de schoot van de Maagd, heeft Hij in de doopvont neergelegd: Hij heeft aan het water datgene verleend, wat Hij aan zijn Moeder heeft gegeven; want de kracht van de Allerhoogste en de overschaduwing van de Heilige Geest (Lc. 1, 35)[[b:Lc. 1, 35]], die bewerkt heeft dat Maria de Zaligmaker ter wereld zou brengen, bewerkt ook dat het water de gelovige doet herboren worden” XXV (In Nativitate Domini), 5: CCL 138, blz. 123; S Ch 22bis, blz. 132[[1081]] vgl: XXIX (In Nativitate Domini), 1: CCL aldaar, blz. 147; S Ch aldaar, blz. 178[[[1081]]] vgl: LXIII (De Passione Domini) 6: CCL aldaar, blz. 386; S CH 74, blz. 82[[[1081]]].
Willen wij verder uit de liturgische bronnen putten, dan kunnen wij wijzen op deze prachtige Prefatie-tekst ( “Illatio” ) van de Spaanse (mozarabische) Liturgie: ”Gene (Maria) heeft het leven in haar schoot gedragen, deze (de Kerk) draagt het in het doopvont. In de ledematen van Gene werd Christus gevormd, in de wateren van deze wordt Christus met ledematen bekleed” M. Ferotin, Le “Liber...M. Ferotin, Le “Liber Mozarabicus Sacramentorum” , Kol. 56.
Het is waarlijk een énig en wonderbaar moederschap, die door God is gewild als prototype en toonbeeld van de vruchtbaarheid die andere Maagd, de Kerk. want ” ook deze wordt moeder, omdat zij... door de prediking en het doopsel kinderen, die van de Heilige Geest ontvangen en uit God geboren zijn, baart voor een nieuw en onsterflijk leven” Lumen Gentium, 64[[617|64]].
Terecht leerden de Vaders dan ook, dat de Kerk in het sacrament van het doopsel het maagdelijk moederschap van Maria in zekere zin voortzet. Uit hun getuigenissen op dit punt willen Wij alleen wijzen op dat van Onze voortreffelijke Voorganger, de H. Leo de Grote, die in een Kersthomilie verzekert: ”De oorsprong die (Christus) heeft gehad in de schoot van de Maagd, heeft Hij in de doopvont neergelegd: Hij heeft aan het water datgene verleend, wat Hij aan zijn Moeder heeft gegeven; want de kracht van de Allerhoogste en de overschaduwing van de Heilige Geest (Lc. 1, 35)[[b:Lc. 1, 35]], die bewerkt heeft dat Maria de Zaligmaker ter wereld zou brengen, bewerkt ook dat het water de gelovige doet herboren worden” XXV (In Nativitate Domini), 5: CCL 138, blz. 123; S Ch 22bis, blz. 132[[1081]] vgl: XXIX (In Nativitate Domini), 1: CCL aldaar, blz. 147; S Ch aldaar, blz. 178[[[1081]]] vgl: LXIII (De Passione Domini) 6: CCL aldaar, blz. 386; S CH 74, blz. 82[[[1081]]].
Willen wij verder uit de liturgische bronnen putten, dan kunnen wij wijzen op deze prachtige Prefatie-tekst ( “Illatio” ) van de Spaanse (mozarabische) Liturgie: ”Gene (Maria) heeft het leven in haar schoot gedragen, deze (de Kerk) draagt het in het doopvont. In de ledematen van Gene werd Christus gevormd, in de wateren van deze wordt Christus met ledematen bekleed” M. Ferotin, Le “Liber...M. Ferotin, Le “Liber Mozarabicus Sacramentorum” , Kol. 56.
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
Tenslotte is Maria de “offerende Maagd” . Dit treedt duidelijk aan het licht bij de opdracht van Jezus in de tempel (Lc. 2, 22-35)[[b:Lc. 2, 22-35]]. In deze gebeurtenis heeft de Kerk, geleid door de Heilige Geest, een heilsmysterie bespeurd, dat verder reikte dan de voltooiing en de beëindiging van de wetten omtrent de toewijding van de eerstgeborene aan de Heer (Ex. 13, 11-16)[[b:Ex. 13, 11-16]] en de reiniging van de moeder (Lev. 12, 6-8)[[b:Lev. 12, 6-8]]. Deze gebeurtenis had betrekking op de geschiedenis van het heil zelf.
De Kerk heeft daaruit in feite begrepen, dat die eerste offerande van zichzelf aan de Vader, die het Woord deed toen Het ons vlees aannam en onze wereld binnentrad (Hebr. 10, 5-7)[[b:Hebr. 10, 5-7]], zonder onderbreking heeft voortgeduurd.
Evenzeer heeft de Kerk begrepen, dat hier het heil van alle mensen werd aangekondigd; want toen Simeon het Jezuskind begroette als “ een licht dat voor de heidenen straalt en een glorie voor Israël” (Lc. 2, 32)[b:Lc. 2, 32], erkende hij Het als de Messias en de Zaligmaker van allen.
Tenslotte heeft de Kerk eveneens erkend, dat deze gebeurtenis een profetische verwijzing inhield naar het Lijden van Christus. Want Simeon legde in zijn woorden een onderling verband tussen de profetie omtrent de Zoon als ” een teken van tegenspraak” (Lc. 2, 34)[b:Lc. 2, 34] en omtrent de Moeder, wier ziel door een zwaard doorboord zou worden (Lc. 2, 35)[[b:Lc. 2, 35]]. Hij verenigde beide uitspraken tot één enkele voorspelling, die op de Calvarieberg verwezenlijkt werd.
Wij staan hier dus voor een heilsmysterie met verschillende aspecten, waarvan dit het eigene is, dat de opdracht van Christus in de tempel verwijst naar het heilsgebeuren van het Kruis.
Overigens heeft de Kerk zelf, vooral vanaf de middeleeuwen, in de gesteltenis van de heilige Maagd, die haar Zoon naar Jeruzalem bracht om Hem aan de Heer toe te wijden (Lc. 2, 22)[[b:Lc. 2, 22]], als bij intuïtie een wil tot opdracht of liever (zoals men zegt) een “offerwil” gezien, die uitging boven de gewone betekenis van de ritus. Van deze innerlijke aanschouwing ontmoeten wij een getuigenis in deze liefdevolle aansporing, die St. Bernardus tot Maria richt: ”Offer uw Zoon, o heilige Maagd, en bied de gezegende vrucht van uw schoot aan de Heer aan. Draag het heilige, aan God welgevallige slachtoffers op voor de verzoening van ons allen” III, 2: PL 183, 370; Sancti Bernardi Opera, ed. J. Leclercq-H. Rochais, IV, Romae 1966, blz. 342[[1390]].
Dit verenigd-zijn van Moeder en Zoon in het werk van de Verlossing vgl: Lumen Gentium, 57[[[617|57]]] bereikte zijn hoogtepunt op de Calvarieberg, waar Christus ”zichzelf aan God heeft opgedragen als een smetteloos offer” (Hebr. 9, 14)[b:Hebr. 9, 14] en waar Maria, staande bij het Kruis (Joh. 19, 25)[[b:Joh. 19, 25]], “hevig met haar Eniggeborene heeft mede-geleden en zich met haar Moederhart bij Zijn offer heeft aangesloten, liefdevol instemmend met de slachting van het offerlam, dat uit haar was geboren” Lumen Gentium, 58[[617|58]]; en ook Zijzelf heeft dit offerlam aan de hemelse Vader opgedragen vgl: Mystici Corporis Christi, 111[[[433|111]]].
Om dit Kruisoffer in de loop der eeuwen te bestendigen, heeft de goddelijke Zaligmaker van de mensen het eucharistisch offer ingesteld, het plechtig aandenken aan zijn dood en verrijzenis. Hij heeft dit toevertrouwd aan de Kerk, zijn bruid vgl: Sacrosanctum Concilium, 47[[[570|47]]]; en deze roept de gelovigen, vooral des zondags, samen om het Pasen des Heren te vieren totdat Hij komt vgl: Sacrosanctum Concilium, 102,106[[[570|102.106]]]. Dit nu volbrengt de Kerk in gemeenschap met de heilige Hemelingen, en op de eerste plaats met de heilige Maagd “... meminisse dignare...“... meminisse dignare omnium eorum, qui a saeculo placuerunt tibi, patrum sanctorum, patriarcharum, prophetarum, apostolorum (...) et sanctae et gloriosae genitricis Dei Mariae et omnium sanctorum (...) memenerint miseriae et paupertatis nostrae, et offerant tibi nobiscum sacrificium hoc tremendum et incruentum” : Anaphora Iacobi fratris Domini syriaca: Prex Eucharistca, ed. A. Hänggi-I. Pahl, Fribourg, Editions Universitaires, 1968, blz. 274, wier brandende liefde en ongeschokt geloof zij navolgt.
Tenslotte is Maria de “offerende Maagd” . Dit treedt duidelijk aan het licht bij de opdracht van Jezus in de tempel (Lc. 2, 22-35)[[b:Lc. 2, 22-35]]. In deze gebeurtenis heeft de Kerk, geleid door de Heilige Geest, een heilsmysterie bespeurd, dat verder reikte dan de voltooiing en de beëindiging van de wetten omtrent de toewijding van de eerstgeborene aan de Heer (Ex. 13, 11-16)[[b:Ex. 13, 11-16]] en de reiniging van de moeder (Lev. 12, 6-8)[[b:Lev. 12, 6-8]]. Deze gebeurtenis had betrekking op de geschiedenis van het heil zelf.
De Kerk heeft daaruit in feite begrepen, dat die eerste offerande van zichzelf aan de Vader, die het Woord deed toen Het ons vlees aannam en onze wereld binnentrad (Hebr. 10, 5-7)[[b:Hebr. 10, 5-7]], zonder onderbreking heeft voortgeduurd.
Evenzeer heeft de Kerk begrepen, dat hier het heil van alle mensen werd aangekondigd; want toen Simeon het Jezuskind begroette als “ een licht dat voor de heidenen straalt en een glorie voor Israël” (Lc. 2, 32)[b:Lc. 2, 32], erkende hij Het als de Messias en de Zaligmaker van allen.
Tenslotte heeft de Kerk eveneens erkend, dat deze gebeurtenis een profetische verwijzing inhield naar het Lijden van Christus. Want Simeon legde in zijn woorden een onderling verband tussen de profetie omtrent de Zoon als ” een teken van tegenspraak” (Lc. 2, 34)[b:Lc. 2, 34] en omtrent de Moeder, wier ziel door een zwaard doorboord zou worden (Lc. 2, 35)[[b:Lc. 2, 35]]. Hij verenigde beide uitspraken tot één enkele voorspelling, die op de Calvarieberg verwezenlijkt werd.
Wij staan hier dus voor een heilsmysterie met verschillende aspecten, waarvan dit het eigene is, dat de opdracht van Christus in de tempel verwijst naar het heilsgebeuren van het Kruis.
Overigens heeft de Kerk zelf, vooral vanaf de middeleeuwen, in de gesteltenis van de heilige Maagd, die haar Zoon naar Jeruzalem bracht om Hem aan de Heer toe te wijden (Lc. 2, 22)[[b:Lc. 2, 22]], als bij intuïtie een wil tot opdracht of liever (zoals men zegt) een “offerwil” gezien, die uitging boven de gewone betekenis van de ritus. Van deze innerlijke aanschouwing ontmoeten wij een getuigenis in deze liefdevolle aansporing, die St. Bernardus tot Maria richt: ”Offer uw Zoon, o heilige Maagd, en bied de gezegende vrucht van uw schoot aan de Heer aan. Draag het heilige, aan God welgevallige slachtoffers op voor de verzoening van ons allen” III, 2: PL 183, 370; Sancti Bernardi Opera, ed. J. Leclercq-H. Rochais, IV, Romae 1966, blz. 342[[1390]].
Dit verenigd-zijn van Moeder en Zoon in het werk van de Verlossing vgl: Lumen Gentium, 57[[[617|57]]] bereikte zijn hoogtepunt op de Calvarieberg, waar Christus ”zichzelf aan God heeft opgedragen als een smetteloos offer” (Hebr. 9, 14)[b:Hebr. 9, 14] en waar Maria, staande bij het Kruis (Joh. 19, 25)[[b:Joh. 19, 25]], “hevig met haar Eniggeborene heeft mede-geleden en zich met haar Moederhart bij Zijn offer heeft aangesloten, liefdevol instemmend met de slachting van het offerlam, dat uit haar was geboren” Lumen Gentium, 58[[617|58]]; en ook Zijzelf heeft dit offerlam aan de hemelse Vader opgedragen vgl: Mystici Corporis Christi, 111[[[433|111]]].
Om dit Kruisoffer in de loop der eeuwen te bestendigen, heeft de goddelijke Zaligmaker van de mensen het eucharistisch offer ingesteld, het plechtig aandenken aan zijn dood en verrijzenis. Hij heeft dit toevertrouwd aan de Kerk, zijn bruid vgl: Sacrosanctum Concilium, 47[[[570|47]]]; en deze roept de gelovigen, vooral des zondags, samen om het Pasen des Heren te vieren totdat Hij komt vgl: Sacrosanctum Concilium, 102,106[[[570|102.106]]]. Dit nu volbrengt de Kerk in gemeenschap met de heilige Hemelingen, en op de eerste plaats met de heilige Maagd “... meminisse dignare...“... meminisse dignare omnium eorum, qui a saeculo placuerunt tibi, patrum sanctorum, patriarcharum, prophetarum, apostolorum (...) et sanctae et gloriosae genitricis Dei Mariae et omnium sanctorum (...) memenerint miseriae et paupertatis nostrae, et offerant tibi nobiscum sacrificium hoc tremendum et incruentum” : Anaphora Iacobi fratris Domini syriaca: Prex Eucharistca, ed. A. Hänggi-I. Pahl, Fribourg, Editions Universitaires, 1968, blz. 274, wier brandende liefde en ongeschokt geloof zij navolgt.
Referenties naar alinea 20: 1
Ave, verum, Corpus natum de Maria Virgine! ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
Daar Maria het grondmodel van heel de Kerk is in de eredienst aan God is Zij – zoals zonneklaar blijkt – tevens “leermeesteres in vroomheid” voor iedere christen. Al spoedig begonnen de gelovigen dan ook naar Haar op te zien om, evenals Zij, van hun eigen leven een eredienst aan God te maken, en van die eredienst zelf hun levenstaak.
Reeds in de lang vervlogen vierde eeuw sprak St. Ambrosius, zich tot de gelovigen richtend, de wens uit dat in eenieder van hen de ziel van Maria zou leven om God te verheerlijken. ”In iedere christen, aldus Ambrosius, moge de ziel van Maria leven, om de Heer hoog te prijzen: moge in eenieder haar geest worden, om in God te juichen” II, 26: CSEL 32, IV, blz. 55; S Ch 45, blz. 83-84[[852]].
Maria is echter vooral het toonbeeld van die eredienst, waardoor het leven van eenieder een offerander aan God wordt. Deze aloude en bestendige leer kunnen allen weliswaar van de Kerk vernemen, maar ook door te luisteren naar de heilige Maagd, die de bode van God antwoordde: ”Zie de dienstmaagd des Heren: mij geschiede naar uw woord” (Lc. 1, 38)[b:Lc. 1, 38]. Door deze woorden liep de heilige Maagd in de geest vooruit op de bewonderenswaardige bede van het gebed des Heren: ”Uw wil geschiede” (Mt. 6, 10)[b:Mt. 6, 10].
Dit ja-woord van Maria is dus voor alle Christenen een lering en een voorbeeld om in de volgzaamheid tegenover de wil van de Vader een weg en een steunpunt te vinden bij eigen heiliging.
Reeds in de lang vervlogen vierde eeuw sprak St. Ambrosius, zich tot de gelovigen richtend, de wens uit dat in eenieder van hen de ziel van Maria zou leven om God te verheerlijken. ”In iedere christen, aldus Ambrosius, moge de ziel van Maria leven, om de Heer hoog te prijzen: moge in eenieder haar geest worden, om in God te juichen” II, 26: CSEL 32, IV, blz. 55; S Ch 45, blz. 83-84[[852]].
Maria is echter vooral het toonbeeld van die eredienst, waardoor het leven van eenieder een offerander aan God wordt. Deze aloude en bestendige leer kunnen allen weliswaar van de Kerk vernemen, maar ook door te luisteren naar de heilige Maagd, die de bode van God antwoordde: ”Zie de dienstmaagd des Heren: mij geschiede naar uw woord” (Lc. 1, 38)[b:Lc. 1, 38]. Door deze woorden liep de heilige Maagd in de geest vooruit op de bewonderenswaardige bede van het gebed des Heren: ”Uw wil geschiede” (Mt. 6, 10)[b:Mt. 6, 10].
Dit ja-woord van Maria is dus voor alle Christenen een lering en een voorbeeld om in de volgzaamheid tegenover de wil van de Vader een weg en een steunpunt te vinden bij eigen heiliging.
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
22
Overigens is het van het grootste belang er op te letten hoe de Kerk de veelvuldige betrekkingen, die haar met Maria verbinden, op verschillende wijzen heeft omgezet in werkdadige vormen van eredienst:
- in diepe verering, wanneer zij de uitzonderlijke waardigheid van de heilige Maagd beschouwt, die door de kracht van de Heilige Geest de Moeder van het mensgeworden Woord is geworden;
- in brandende liefde, wanneer zij dieper nadenkt over de geestelijke moederschap van Maria, waardoor Deze alle ledematen van het Mystiek Lichaam liefdevol omarmt;
- in vertrouwvolle aanroepingen, wanneer zij de tussenkomst ervaart van Haar, die onze Voorspreekster en Helpster is; vgl: Lumen Gentium, 62[[[617|62]]]
- in velerlei liefdevol dienstbetoon, wanneer zij in de nederige Dienstmaagd de waardigheid erkent van Koningin van barmhartigheid en van Moeder van de genade;
- in actieve navolging, wanneer zij de heiligheid en de deugden aanschouwt van Haar, die “vol van genade” is (Lc. 1, 28)[b:Lc. 1, 28];
- in verbazing en diepe bewogenheid, wanneer zij Maria “ als in een allerzuiverst beeld met vreugde aanschouwt wat zijzelf verlangt en hoopt te zijn in al haar ledematen” Sacrosanctum Concilium, 103[[570|103]]; in oplettende beschouwing, tenslotte, wanneer zij in de Gezellin van de verlosser, die nu reeds ten volle deelachtig is aan de vruchten van het paasgeheim, de profetische vervulling aanschouwt van haar eigen toekomstig lot, op de dag waarop zij, zonder enige rimpel of vlek (Ef. 5, 27)[[b:Ef. 5, 27]], zal zijn als een bruid, getooid voor haar Bruidegom Jezus Christus. (Openb. 21, 2)[[b:Openb. 21, 2]]
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
23
Als wij dus, Eerbiedwaardige Broeders, de diepe verering voor de heilige Moeder van God beschouwen, waarvan zowel de liturgische overlevering van de universele Kerk, als de vernieuwde Romeinse ritus getuigenis afleggen; als wij vervolgens ons te binnen roepen dat de heilige Liturgie zelf vanwege haar hoge waarde voor de goddelijke eredienst een gulden regel is voor de christelijke vroomheid; en als wij er, tenslotte, op letten hoe de Kerk bij het vieren van de heilige geheimen een houding van geloof en liefde aanneemt, gelijkend op die van de heilige Maagd, - dan begrijpen wij ten volle hoe terecht het Tweede Vaticaans Concilie alle zonen en dochters van de Kerk aanspoort “ om de verering van de heilige Maagd, vooral de liturgische, edelmoedig te beoefenen". Lumen Gentium, 67[[617|67]]
Wij zouden willen dat deze aansporing overal zonder enige reserve aanvaard en ijverig in praktijk gebracht wordt.
Wij zouden willen dat deze aansporing overal zonder enige reserve aanvaard en ijverig in praktijk gebracht wordt.
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 2 De vernieuwing van de Mariale vroomheid
24
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Toch spoort dezelfde Tweede Vaticaans Concilie ons aan om, naast de liturgische eredienst, ook andere vormen van mariale vroomheid te bevorderen, vooral die welke door het Leergezag worden geprezen en aanbevolen. vgl: Lumen Gentium, 67[[[617|67]]]
Doch de verering en hoogachting van de gelovigen van Christus voor de Moeder Gods heeft, zoals allen ongetwijfeld hebben vastgesteld, velerlei vormen aangenomen, maar gelang van de omstandigheden van tijd en plaats, de verschillende religieuze gevoeligheid van de volkeren en hun culturele overlevering.
Hieruit volgt ontegenzeggelijk dat de vormen zelf, waarin deze vroomheid haar uitdrukking vindt, afhankelijk zijn van de tijdsomstandigheden en daarom vernieuwing nodig blijken te hebben. Daardoor kan bereikt worden, dat enerzijds bestendige elementen worden ingevoerd. Ook kan dan terecht een plaats worden ingeruimd voor geloofswaardigheden, die door het theologisch onderzoek verworven en door het Leergezag van de Kerk voorgehouden werden.
Dit bewijst ook dat het noodzakelijk is dat de bisschoppenconferenties, de plaatselijke Kerken, de religieuze Families en de gemeenschappen van gelovigen iedere daadkrachtige activiteit op dit gebied begunstigen en tegelijkertijd overgaan tot een ijverige herziening van de vormen en oefeningen van vroomheid jegens de Maagd Maria. Het is echter onze vurige wens dat bij deze herziening de gezonde overlevering in acht wordt genomen en dat de toegang openstaat voor de rechtmatige verlangens van de mensen van onze tijd.
Intussen komt het Ons passend voor, Eerbiedwaardige Broeders, hier enkele beginselen aan te geven, volgens welke men op dit gebied te werk dient te gaan.
Doch de verering en hoogachting van de gelovigen van Christus voor de Moeder Gods heeft, zoals allen ongetwijfeld hebben vastgesteld, velerlei vormen aangenomen, maar gelang van de omstandigheden van tijd en plaats, de verschillende religieuze gevoeligheid van de volkeren en hun culturele overlevering.
Hieruit volgt ontegenzeggelijk dat de vormen zelf, waarin deze vroomheid haar uitdrukking vindt, afhankelijk zijn van de tijdsomstandigheden en daarom vernieuwing nodig blijken te hebben. Daardoor kan bereikt worden, dat enerzijds bestendige elementen worden ingevoerd. Ook kan dan terecht een plaats worden ingeruimd voor geloofswaardigheden, die door het theologisch onderzoek verworven en door het Leergezag van de Kerk voorgehouden werden.
Dit bewijst ook dat het noodzakelijk is dat de bisschoppenconferenties, de plaatselijke Kerken, de religieuze Families en de gemeenschappen van gelovigen iedere daadkrachtige activiteit op dit gebied begunstigen en tegelijkertijd overgaan tot een ijverige herziening van de vormen en oefeningen van vroomheid jegens de Maagd Maria. Het is echter onze vurige wens dat bij deze herziening de gezonde overlevering in acht wordt genomen en dat de toegang openstaat voor de rechtmatige verlangens van de mensen van onze tijd.
Intussen komt het Ons passend voor, Eerbiedwaardige Broeders, hier enkele beginselen aan te geven, volgens welke men op dit gebied te werk dient te gaan.
Referenties naar alinea 24: 5
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- SECTIE 1 De verhouding van Maria tot de H. Drie-eenheid, Christus en de Kerk
25
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Heilige Maagd Maria, Koningin ->=geentekst=
Het is vooreerst in hoge mate passend, dat de oefeningen van godsvrucht jegens de Maagd Maria op heldere wijze getuigen van hun nauwe banden met de H. Drie-eenheid en met Christus, daar deze banden hun immers van nature eigen zijn en tot hun wezen behoren. Want in werkelijkheid wordt de christelijke eredienst krachtens zijn innerlijke aard gebracht aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, of – zoals de Liturgie zich uitdrukt – aan de Vader door Christus in de Geest.
Van dit perspectief uit gezien, omvat deze eredienst terecht ook – zij het op een ten diepste verschillende manier – in de eerste plaats en op een geheel énige wijze de Moeder van de Zaligmaker, en vervolgens de Heiligen, in wie de Kerk het paasmysterie verkondigt, daar zij immers met Christus geleden hebben en met Hem verheerlijkt zijn. vgl: Sacrosanctum Concilium, 104[[[570|104]]]
Van dit perspectief uit gezien, omvat deze eredienst terecht ook – zij het op een ten diepste verschillende manier – in de eerste plaats en op een geheel énige wijze de Moeder van de Zaligmaker, en vervolgens de Heiligen, in wie de Kerk het paasmysterie verkondigt, daar zij immers met Christus geleden hebben en met Hem verheerlijkt zijn. vgl: Sacrosanctum Concilium, 104[[[570|104]]]
Referenties naar alinea 25: 3
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Heilige Maagd Maria, Koningin ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 Oriëntering op Christus
25a
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Heilige Maagd Maria, Koningin ->=geentekst=
In de Maagd Maria heeft alles betrekking op Christus en is alles van Hem afhankelijk. Omwille van Hem immers koos God de Vader van alle eeuwigheid Maria uit als diens in alle opzichten heilige Moeder en versierde Haar met zulke rijke gaven van de Geest, als aan geen enkel ander schepsel verleend werden.
Zeer zeker heeft de ware christelijke vroomheid nooit nagelaten de nadruk te leggen op de onverbreekbaar band en de noodzakelijke eenheid van de heilige Maagd met Goddelijke Zaligmaker vgl: Lumen Gentium, 66[[[617|66]]]. Maar toch schijnt het Ons heel bijzonder in overeenstemming te zijn met de geestelijke gerichtheid van deze tijd – die immers bijna geheel beheerst wordt en gegrepen is door het ”Christus-vraagstuk” vgl: In het Heiligdom toegewijd aan de H. Maagd Maria, genaamd “Nostra Signora di Bonaria” te Cagliari[[[1391]]] – dat in iedere uiting van verering jegens de heilige Maagd Maria bijzondere nadruk wordt gelegd op het christologisch aspect daarvan.
Dit dient dan zò te gebeuren, dat die uitingen in verband gebracht worden met het raadbesluit zelf van God, waardoor zowel de oorsprong van de heilige Maagd als de Menswording van de goddelijke Wijsheid te voren werden vastgesteld. Ineffabilis Deus[[254]] vgl. ook V. Sardi, La solenne...vgl. ook V. Sardi, La solenne definizione del dogma dell’ Immacolato Concepimento di Maria Santissima, Atti e documenti ..., Roma 1904-1905, Bd. II, blz. 302
Dit zal er zonder enige twijfel toe bijdragen, dat de godsvrucht jegens de Moeder van Jezus een degelijker gestalte te geven en ze tot een krachtig hulpmiddel te maken om te komen tot “ de eenheid in geloof en de kennis van Gods Zoon, tot de volmaakte Man, tot de gehele omvang van de Volheid van Christus” (Ef. 4, 13)[b:Ef. 4, 13].
Anderzijds zal deze oriëntering er ook ten zeerste toe bijdragen om de aan Christus zelf verschuldigde eredienst te doen toenemen. Immers, volgens het bestendig gevoelen van de Kerk – dat in onze dagen opnieuw met gezag werd bevestigd vgl: Lumen Gentium, 66[[[617|66]]] - ”heeft datgene, wat tot de Dienstmaagd is gericht, betrekking op de Heer. Zo weerkaatst op de Zoon, wat aan de Moeder wordt toegekend; en evenzo kaatst de eer, die in ons dienstbetoon aan de Koningin wordt gebracht, terug op de Koning”. cap. XII: PL 96, 108[[5049]]
Zeer zeker heeft de ware christelijke vroomheid nooit nagelaten de nadruk te leggen op de onverbreekbaar band en de noodzakelijke eenheid van de heilige Maagd met Goddelijke Zaligmaker vgl: Lumen Gentium, 66[[[617|66]]]. Maar toch schijnt het Ons heel bijzonder in overeenstemming te zijn met de geestelijke gerichtheid van deze tijd – die immers bijna geheel beheerst wordt en gegrepen is door het ”Christus-vraagstuk” vgl: In het Heiligdom toegewijd aan de H. Maagd Maria, genaamd “Nostra Signora di Bonaria” te Cagliari[[[1391]]] – dat in iedere uiting van verering jegens de heilige Maagd Maria bijzondere nadruk wordt gelegd op het christologisch aspect daarvan.
Dit dient dan zò te gebeuren, dat die uitingen in verband gebracht worden met het raadbesluit zelf van God, waardoor zowel de oorsprong van de heilige Maagd als de Menswording van de goddelijke Wijsheid te voren werden vastgesteld. Ineffabilis Deus[[254]] vgl. ook V. Sardi, La solenne...vgl. ook V. Sardi, La solenne definizione del dogma dell’ Immacolato Concepimento di Maria Santissima, Atti e documenti ..., Roma 1904-1905, Bd. II, blz. 302
Dit zal er zonder enige twijfel toe bijdragen, dat de godsvrucht jegens de Moeder van Jezus een degelijker gestalte te geven en ze tot een krachtig hulpmiddel te maken om te komen tot “ de eenheid in geloof en de kennis van Gods Zoon, tot de volmaakte Man, tot de gehele omvang van de Volheid van Christus” (Ef. 4, 13)[b:Ef. 4, 13].
Anderzijds zal deze oriëntering er ook ten zeerste toe bijdragen om de aan Christus zelf verschuldigde eredienst te doen toenemen. Immers, volgens het bestendig gevoelen van de Kerk – dat in onze dagen opnieuw met gezag werd bevestigd vgl: Lumen Gentium, 66[[[617|66]]] - ”heeft datgene, wat tot de Dienstmaagd is gericht, betrekking op de Heer. Zo weerkaatst op de Zoon, wat aan de Moeder wordt toegekend; en evenzo kaatst de eer, die in ons dienstbetoon aan de Koningin wordt gebracht, terug op de Koning”. cap. XII: PL 96, 108[[5049]]
Referenties naar alinea 25a: 3
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Heilige Maagd Maria, Koningin ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Maria en de H. Geest
26
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Daarbij bezonnen zij zich op teksten van het Evangelie als deze: ”De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen” (Lc. 1, 35)[b:Lc. 1, 35]; “Maria... bleek zwanger te zijn van de Heilige Geest” ; en “het kind, dat zij in haar schoot draagt, is het werk van de Heilige Geest” (Mt. 1, 18.20)[b:Mt. 1, 18.20]. Aldus zagen zij in die tussenkomst van de Geest een daad, die de maagdelijke staat van Maria aan God toewijdde en vruchtbaar maakte vgl: II, 37-38: CSEL 79, blz. 100-101[[[1366]]] vgl: II, cap. 11: CSEL 17, blz. 247-249[[[1393]]] vgl: 1,3: CCL 122, blz. 18 en blz. 20[[[1394]]]; die Maria omvormde in “het Paleis van de Koning” of “de Rustplaats van het Woord” vgl: cap. XII, 79: PL 16 (uitg. 1880), 339[[[1068]]] vgl: 30,3 en Epistula 42,7: aldaar, 1107 en 1175[[[1395]]] vgl: X, 132: S Ch, 52, blz. 200[[[852]]] vgl: I, 1 en Oratio V, 3: PG 65, 681 en 720[[[1396]]] XXXIX, 3: PG 85, 433[[7506]] IV: PG 97, 868[[3591]] III, 15: PG 98, 305[[7507]]; in ”de Tempel” of “ de Tabernakel des Heren” vgl: I, 33: PL 23, 267[[[1397]]] vgl: 63, 33: PL 16 (uitg. 1880), 1249[[[1395]]] vgl: cap. XVII, 105: aldaar, 346[[[1068]]] vgl: III, 79-80: CSEL 79, blz. 182-183[[[1366]]] Sedulius, Hymnus “A solis...Sedulius, Hymnus “A solis ortus cardine” , vv. 13-14: CSEL 10, blz. 164; Hymnus Acathistos, str. 23: uitg. I.B. Pitra, Analecta Sacra, I, blz. 261 I,3: PG 65, 684[[1396]] II, 6: PG 65, 700[[1396]] IV: PG 97, 868[[7506]] IV, 10: PG 96, 677[[7508]]; in ”de Ark van het Verbond” of “ de Ark van de heiliging” vgl: 57: PO 8, blz. 357-358[[[7509]]] vgl: PG 93, 1464[[[1849]]] vgl: 2: PO 19, blz. 338[[[7510]]] vgl: Oratio V: PG 97, 896[[[3591]]] vgl: VI, 6: PG 96, 672[[[7508]]], - titels die duidelijk de geest van de Bijbel ademen.Zich verder verdiepend in het mysterie van de Menswording, zagen de genoemde schrijvers in de geheimnisvolle band tussen de Heilige Geest en Maria een bruidelijk aspect, dat Prudentius op dichterlijke wijze aldus weergeeft ”De Maagd, die niet gehuwd was, huwt de Geest”. vv. 571,572: CCL 126, blz. 97.[[1392]] Ook noemden zij Maria ”het Heiligdom van de Heilige Geest” cap. LXVII, 111: PL 83, 148[[7505]] cap. X: PL 96, 95[[5049]] Sermo IV, 4: PL 183, 428[[1990]] PL 183, 442[[1071]] II, Oratio ad Deum Filium: PL 145, 921[[1053]] Antiphona “Beata Dei...Antiphona “Beata Dei Genitrix Maria” : Corpus antiphonalium officii, uitg. R. J. Hesbert, Roma 1970, Bd IV, n. 6314, blz. 80, een spreekwijze die reliëf geeft aan het gewijde karakter van de heilige Maagd, die een duurzame verblijfplaats van de Geest Gods is geworden.Evenzo dieper doordringend in de leer over de Paracleet, erkenden sommigen van hen dat uit Hem, als uit een bron, de volheid van genade in Maria is voortgevloeid (Lc. 1, 28)[[b:Lc. 1, 28]], evenals de overvloed van gaven, die Haar sierden. Vandaar dat zij dus ook aan de Geest toeschreven: het geloof, de hoop en de liefde, die het hart van de heilige Maagd bezielden; de kracht die haar hielp om zich blijvend met de wil van God te verenigen; de sterkte die haar ondersteunden bij haar lijden onder het Kruis. vgl: I, In Assumptione B. Mariae Virginis: PL 95, 1567[[[7511]]] vgl: toegeschr. aan Paschasius Radbertus, nn. 31, 42, 57, 83: ed. A. Ripberger, in “Spicilegium Friburgense”, n. 9, 1962, blz. 72, 76, 84, 96-97[[[7512]]] vgl: cap. IV-V: PL 159, 562-567[[[1412]]] vgl: Homelia IV, 3: Sancti Bernardi Opera, ed. J. Leclerq-H. Rochais, IV, Romae 1966, blz. 49-50[[[1070]]]Zo wezen zij eveneens met betrekking tot de profetische lofzang van Maria (Lc. 1, 46-55)[[b:Lc. 1, 46-55]] op een bijzondere ingeving van dezelfde Geest, die weleer door de profeten had gesproken. vgl: VII, 3: PG 13, 1817; S Ch, 87, blz. 156[[[1364]]] vgl: cap. XIX: PG 71, 1060[[[1398]]] vgl: IV, 9, 113-114: CSEL 78, blz. 197-198[[[1029]]] vgl: II, 23 en 27-28: CSEL 32, IV, blz. 53-54 en 55-56[[[852]]] VI, 10: PG 56, 497-498[[7513]] 16: PG 85, 1785[[7514]]Waar zij, tenslotte, hun beschouwingen wijdden aan de aanwezigheid van Jezus’ Moeder in de zaal van het Laatste Avondmaal, waarin de Geest is neergedaald over de opkomende Kerk (Hand. 1, 12-14; Hand. 2, 1-4)[[b:Hand. 1, 12-14; Hand. 2, 1-4]], verrijkten zij het aloude thema “Maria-Kerk” met nieuwe gedachten. vgl: cap. VII: PL 159, 571[[[1412]]] vgl: Homilia VII: PL 188, 1337; S Ch, 72, blz. 184[[[7505]]]Doch bovenal namen zij hun toevlucht tot de voorspraak van de heilige Maagd, om van de Geest de kracht te verkrijgen om Christus in hun eigen ziel voort te brengen. Hiervan getuigt de H. Hildefonsus in een bede, die zowel door haar inhoud als door haar innerlijke gebedskracht uitmunt: ”Ik smeek U, ik smeek U, heilige Maagd, dat ik Jezus mag ontvangen van die Geest, door wie U Jezus ter wereld hebt gebracht. Moge mijn ziel Jezus ontvangen... door de werking van die Geest, door wie uw vlees diezelfde Jezus heeft ontvangen... Dat ik Jezus mag beminnen in diezelfde Geest, in wie U hem aanbiedt als uw Heer en aanschouwt als uw Zoon”. cap. XII: PL 96, 106[[1392]]
Referenties naar alinea 26: 2
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
27
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Men beweert soms dat meerdere teksten, die de vroomheid van de nieuwere tijd weerspiegelen, niet voldoende de ganse leer over de Heilige Geest naar voren brengen. Het behoort zeer zeker tot het terrein van de deskundigen, deze bewering na te gaan en de draagwijdte ervan op haar juiste waarde te schatten. Voor Ons is het veeleer van belang allen – en wel voornamelijk de zielzorgers en de theologen – aan te sporen om door dieper nadenken en nauwkeuriger afwegen het werk van de Geest in de heilsgeschiedenis na te gaan. Zo kunnen zij van hun kant bewonderen dat de geschriften en de teksten van christelijke vroomheid de levenwekkende werking van de Heilige Geest helder in het licht stellen.
Een dergelijk onderzoek zal immers in het bijzonder ons inzicht verdiepen in de geheimnisvolle banden tussen de Geest Gods en de Maagd van Nazareth, alsook in beider gemeenschappelijke inwerking op de Kerk; en uit die diepere bezinning op deze geloofsgegevens zal dan een veel intenser beleefde vroomheid kunnen opbloeien.
Een dergelijk onderzoek zal immers in het bijzonder ons inzicht verdiepen in de geheimnisvolle banden tussen de Geest Gods en de Maagd van Nazareth, alsook in beider gemeenschappelijke inwerking op de Kerk; en uit die diepere bezinning op deze geloofsgegevens zal dan een veel intenser beleefde vroomheid kunnen opbloeien.
Referenties naar alinea 27: 2
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Maria en de Kerk
28
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Het is eveneens nodig dat de oefeningen van vroomheid, waardoor de gelovigen van Christus hun hoogachting en verering voor de Moeder des Heren tot uitdrukking brengen, helder en tot in bijzonderheden de plaats belichten, die Zij in de Kerk betreedt: ”na Christus de hoogte en ten opzichte van ons de meest nabije”. Lumen Gentium, 54[[617|54]] vgl: Tempus Iam Advenit[[[326]]]
Die verheven plaats komt duidelijk en als het ware op taste wijze tot uitdrukking in de God-gewijde gebouwen van de Byzantijnse Ritus; en wel in de plaatsing van de architectonische onderdelen en de gewijde afbeeldingen. Zo draagt de middelste deur van de iconostase de voorstelling van Maria Boodschap, de apsis daarentegen de afbeelding van de “Theotokos” zelf in de glorie. Hierdoor komt dus treffend helder tot uitdrukking hoe vanaf het ogenblik van het “fiat” van de Dienstmaagd des Heren het menselijk geslacht zijn terugkeer naar God begint en in de hemelse luister van de “Alheilige” het eindpunt van zijn reis aanschouwt.
Deze symboliek, waardoor het materiële kerkgebouw de plaats van Maria in het mysterie van de Kerk tot uitdrukking brengt, bevat een leerzame onderrichting en schijnt de eis te stellen, dat de overal verschillende vormen van vroomheid jegens de Allerheiligste Maagd zich in kerkelijke zin en in het perspectief van de Kerk dienen te ontwikkelen.
Zeerzeker zal de verwijzing naar de primaire begrippen omtrent de innerlijke aard van de Kerk, waarop het Tweede Vaticaans Concilie de aandacht heeft gevestigd, zoals “de familie van God” , “het Volk van God” , “het rijk van God” , “het Mystieke Lichaam van Christus” vgl: Lumen Gentium, 6-8[[[617|6-8]]] vgl: Lumen Gentium, 9-17[[[617|9-17]]], de gelovigen in staat stellen zending en taak van Maria in het mysterie van de Kerk, evenals haar vooraanstaande plaats in de gemeenschap der Heiligen, gemakkelijker en spoediger te erkennen.
Deze plastische benamingen zullen er in feite voor zorgen, dat zij zich de broederlijke band, die alle gelovigen van Christus verenigt, scherper bewust worden; want enerzijds zijn wij kinderen van de heilige Maagd, zonen en dochters ”tot wier geboorte en geestelijke vorming Zij met moederlijke liefde bijdraagt” Lumen Gentium, 63[[617|63]]; en anderzijds tegelijkertijd kinderen van de Kerk, omdat ”wij als vruchten van haar schoot worden geboren, door haar melk gevoed, door haar Geest bezield”. 5: CSEL 3, blz. 214[[883]] Bieden werken samen om het Mystieke Lichaam van Christus voort te brengen: ”Beiden zijn zij moeder van Christus, doch geen van beiden brengt zonder de ander heel het lichaam voort”. LI, In Assumptione B. Mariae: PL 194, 1863[[1225]]
Tenslotte zullen diezelfde benamingen de gelovigen in staat stellen om de activiteit van de Kerk in de wereld duidelijker te zien als de voortzetting van de zorg en de ijver van Maria. Immers, de werkzame liefde van de heilige Maagd in het huis van Nazareth en bij Elisabeth, evenals te Kana van Galilea en op de Calvariëberg, zijn stuk voor stuk heilsmomenten van vérgaande draagwijdte voor de Kerk. Deze liefde van Maria nu vindt haar voortzetting en doorwerking in de moederlijke zorgen van de Kerk en in haar vurig verlangen dat alle mensen tot de erkenning van de waarheid komen. (1 Tim. 2, 4)[[b:1 Tim. 2, 4]]
Deze ijver toont de Kerk in haar zorg voor de geringen, de behoeftigen en de zieken; in haar voortdurende pogingen tot bevordering van vrede en eendracht in het maatschappelijk leven; in haar volhardende ijver en toewijding om alle mensen deelgenoot te maken van het heil, dat Christus door zijn dood voor hen verdiend heeft.
Juist op deze wijze zal de liefde voor de Kerk zich verwijden in liefde voor Maria, en omgekeerd deze liefde in gene overgaan. Want de ene kan niet blijven bestaan zonder de andere, zoals Chromatius van Aquileja scherpzinnig opgemerkt: ”De Kerk is samengekomen in de bovenzaal (van het Laatste Avondmaal) met Maria, de Moeder van Jezus, en met zijn broeders. Er kan dus geen sprake zijn van de Kerk, tenzij Maria, de Moeder des Heren, daarbij aanwezig is, met zijn broeders”. XXX, I: S Ch, 164, blz. 134[[1399]]
Tot besluit dringen Wij nogmaals aan op de noodzaak om de aangeboren kerkelijke aard van de verering, die de heilige Maagd gebracht wordt, duidelijk naar voren te laten komen. Dit zal tot gevolg hebben, dat men dat besluit zal nemen en zijn krachten zal inzetten om te komen tot een gezonde vernieuwing van de mariale vormen van verering en van de teksten op dit gebied.
Die verheven plaats komt duidelijk en als het ware op taste wijze tot uitdrukking in de God-gewijde gebouwen van de Byzantijnse Ritus; en wel in de plaatsing van de architectonische onderdelen en de gewijde afbeeldingen. Zo draagt de middelste deur van de iconostase de voorstelling van Maria Boodschap, de apsis daarentegen de afbeelding van de “Theotokos” zelf in de glorie. Hierdoor komt dus treffend helder tot uitdrukking hoe vanaf het ogenblik van het “fiat” van de Dienstmaagd des Heren het menselijk geslacht zijn terugkeer naar God begint en in de hemelse luister van de “Alheilige” het eindpunt van zijn reis aanschouwt.
Deze symboliek, waardoor het materiële kerkgebouw de plaats van Maria in het mysterie van de Kerk tot uitdrukking brengt, bevat een leerzame onderrichting en schijnt de eis te stellen, dat de overal verschillende vormen van vroomheid jegens de Allerheiligste Maagd zich in kerkelijke zin en in het perspectief van de Kerk dienen te ontwikkelen.
Zeerzeker zal de verwijzing naar de primaire begrippen omtrent de innerlijke aard van de Kerk, waarop het Tweede Vaticaans Concilie de aandacht heeft gevestigd, zoals “de familie van God” , “het Volk van God” , “het rijk van God” , “het Mystieke Lichaam van Christus” vgl: Lumen Gentium, 6-8[[[617|6-8]]] vgl: Lumen Gentium, 9-17[[[617|9-17]]], de gelovigen in staat stellen zending en taak van Maria in het mysterie van de Kerk, evenals haar vooraanstaande plaats in de gemeenschap der Heiligen, gemakkelijker en spoediger te erkennen.
Deze plastische benamingen zullen er in feite voor zorgen, dat zij zich de broederlijke band, die alle gelovigen van Christus verenigt, scherper bewust worden; want enerzijds zijn wij kinderen van de heilige Maagd, zonen en dochters ”tot wier geboorte en geestelijke vorming Zij met moederlijke liefde bijdraagt” Lumen Gentium, 63[[617|63]]; en anderzijds tegelijkertijd kinderen van de Kerk, omdat ”wij als vruchten van haar schoot worden geboren, door haar melk gevoed, door haar Geest bezield”. 5: CSEL 3, blz. 214[[883]] Bieden werken samen om het Mystieke Lichaam van Christus voort te brengen: ”Beiden zijn zij moeder van Christus, doch geen van beiden brengt zonder de ander heel het lichaam voort”. LI, In Assumptione B. Mariae: PL 194, 1863[[1225]]
Tenslotte zullen diezelfde benamingen de gelovigen in staat stellen om de activiteit van de Kerk in de wereld duidelijker te zien als de voortzetting van de zorg en de ijver van Maria. Immers, de werkzame liefde van de heilige Maagd in het huis van Nazareth en bij Elisabeth, evenals te Kana van Galilea en op de Calvariëberg, zijn stuk voor stuk heilsmomenten van vérgaande draagwijdte voor de Kerk. Deze liefde van Maria nu vindt haar voortzetting en doorwerking in de moederlijke zorgen van de Kerk en in haar vurig verlangen dat alle mensen tot de erkenning van de waarheid komen. (1 Tim. 2, 4)[[b:1 Tim. 2, 4]]
Deze ijver toont de Kerk in haar zorg voor de geringen, de behoeftigen en de zieken; in haar voortdurende pogingen tot bevordering van vrede en eendracht in het maatschappelijk leven; in haar volhardende ijver en toewijding om alle mensen deelgenoot te maken van het heil, dat Christus door zijn dood voor hen verdiend heeft.
Juist op deze wijze zal de liefde voor de Kerk zich verwijden in liefde voor Maria, en omgekeerd deze liefde in gene overgaan. Want de ene kan niet blijven bestaan zonder de andere, zoals Chromatius van Aquileja scherpzinnig opgemerkt: ”De Kerk is samengekomen in de bovenzaal (van het Laatste Avondmaal) met Maria, de Moeder van Jezus, en met zijn broeders. Er kan dus geen sprake zijn van de Kerk, tenzij Maria, de Moeder des Heren, daarbij aanwezig is, met zijn broeders”. XXX, I: S Ch, 164, blz. 134[[1399]]
Tot besluit dringen Wij nogmaals aan op de noodzaak om de aangeboren kerkelijke aard van de verering, die de heilige Maagd gebracht wordt, duidelijk naar voren te laten komen. Dit zal tot gevolg hebben, dat men dat besluit zal nemen en zijn krachten zal inzetten om te komen tot een gezonde vernieuwing van de mariale vormen van verering en van de teksten op dit gebied.
Referenties naar alinea 28: 3
Communionis notio ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- SECTIE 2 Het Bijbels, liturgisch, oecumenisch en menskundig karakter van de Maria-verering
29
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Aan de voorgaande gedachten, die geboren zijn uit de beschouwing van de banden der Maagd Maria met God – Vader, Zoon en Heilige Geest - , evenals met de Kerk, willen Wij, in overeenstemming met de grote lijnen en de geest der Maria-leer van het Concilie vgl: Lumen Gentium, 66-69[[[617|66-69]]], nog enkele richtlijnen toevoegen omtrent het Bijbel, liturgisch, oecumenisch en menskundig karakter van de Maria-verering. Bij het herzien of het in leven roepen van oefeningen of gebruiken van mariale vroomheid, dient men deze punten voor ogen te houden, om ons aldus dieper en levendiger bewust te worden van de nauwe banden, die ons met Christus’ Moeder en onze Moeder in de gemeenschap der Heiligen verenigt.
Referenties naar alinea 29: 2
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 1 Bijbels van inspiratie
30
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Liturgiam Authenticam ->=geentekst=
Heden en dage voelt men het alom reeds als een sterke behoefte van de christelijke vroomheid aan, dat in iedere vorm van eredienst Bijbelse trekken en gedachten worden verwerkt. De resultaten immers van de Bijbelstudies, het veelvuldiger en algemener gebruik van de Heilige Boeken, doch vooral het voorbeeld van de overlevering en de innerlijke stuwing van de Geest, sporen de christenen van onze tijd aan en brengen hen ertoe, de Bijbel steeds meer te benutten als hun voornaamste gebedenboek en daaraan blijvende motieven tot handelen en onovertrefbare voorbeelden te ontlenen.
De eredienst en godsvrucht ten aanzien van de heilige Maagd kan men geenszins onttrekken aan deze algemene tendens van de christelijke vroomheid vgl: Dei Verbum, 25[[[576|25]]]; integendeel, zij moeten vooral hieruit juist nieuwe krachten en soliede steun putten. De Heilige Boeken immers, die ons op bewonderenswaardige wijze het goddelijke plan omtrent het heil van de mensen ontvouwen, zijn geheel en al doordrenkt van het mysterie van de Zaligmaker. Ook bevatten zij, vanaf het Boek van de Schepping tot aan dat van de Openbaring, ondubbelzinnige verwijzingen naar Haar, die de Moeder en de gezellin van de Zaligmaker is geweest.
Toch zouden Wij niet wensen dat deze Bijbelse inspiratie van de Maria-verering zich zou beperken tot het uitsluitend gebruiken van teksten en symbolen, die – zij het ook op oordeelkundige wijze – uit de Heilige Boeken zijn geselecteerd, want zij brengt meer mee. Zij vereist namelijk dat ook de gebedsformules en de composities, die voor de zang bestemd zijn, hun woordenschat en gedachten aan de Bijbel ontlenen. Doch zij vereist vòòr alles, dat de verering van de heilige Maagd doordenkt en vervuld is van de grote thema’s van de christelijke boodschap; want dan zullen de gelovigen van Christus bij hun verering van Haar, die de “Zetel van de wijsheid” is, op hun beurt zelf verlicht worden door het licht van het goddelijk Woord (in de Heilige Schrift) en ertoe gebracht worden om zich overeenkomstig de geboden van de mensgeworden Wijsheid te gedragen.
De eredienst en godsvrucht ten aanzien van de heilige Maagd kan men geenszins onttrekken aan deze algemene tendens van de christelijke vroomheid vgl: Dei Verbum, 25[[[576|25]]]; integendeel, zij moeten vooral hieruit juist nieuwe krachten en soliede steun putten. De Heilige Boeken immers, die ons op bewonderenswaardige wijze het goddelijke plan omtrent het heil van de mensen ontvouwen, zijn geheel en al doordrenkt van het mysterie van de Zaligmaker. Ook bevatten zij, vanaf het Boek van de Schepping tot aan dat van de Openbaring, ondubbelzinnige verwijzingen naar Haar, die de Moeder en de gezellin van de Zaligmaker is geweest.
Toch zouden Wij niet wensen dat deze Bijbelse inspiratie van de Maria-verering zich zou beperken tot het uitsluitend gebruiken van teksten en symbolen, die – zij het ook op oordeelkundige wijze – uit de Heilige Boeken zijn geselecteerd, want zij brengt meer mee. Zij vereist namelijk dat ook de gebedsformules en de composities, die voor de zang bestemd zijn, hun woordenschat en gedachten aan de Bijbel ontlenen. Doch zij vereist vòòr alles, dat de verering van de heilige Maagd doordenkt en vervuld is van de grote thema’s van de christelijke boodschap; want dan zullen de gelovigen van Christus bij hun verering van Haar, die de “Zetel van de wijsheid” is, op hun beurt zelf verlicht worden door het licht van het goddelijk Woord (in de Heilige Schrift) en ertoe gebracht worden om zich overeenkomstig de geboden van de mensgeworden Wijsheid te gedragen.
Referenties naar alinea 30: 4
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Liturgiam Authenticam ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 Liturgisch van inslag
31
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Over de verering, die de Kerk bij de viering van de heilige Liturgie aan de Moeder Gods betoont, hebben wij reeds gesproken (in Deel I[598|+3]).Doch nu er sprake zal zijn van de overige vormen van Maria-verering en van de gronden waarop deze deinen te steunen, kunnen wij niet nalaten te herinneren aan het voorschrift van de Constitutie, die begint met de woorden “Sacrosanctum Concilium[570]”. Deze beveelt namelijk de godsdienstige praktijken van het christenvolk krachtig aan, doch zij voegt eraan toe: “Deze oefeningen dienen rekening te houden met de liturgische tijden en te harmoniëren met de Liturgie, waaraan zij in zekere zin hun opzet en inspiratie ontlenen. Ook moeten zij het christenvolk tot haar voeren, daar zij van nature ver boven deze oefeningen staat”. Sacrosanctum Concilium, 13[[570|13]]
Dit is een verstandige en duidelijke regel, doch de toepassing ervan lijkt niet gemakkelijk, vooral niet waar het de Maria-verering betreft, die zo gevarieerd is in haar uitdrukkingsvormen. Zij vereist immers van de kant der leiders van de plaatselijke gemeenschappen krachtinspanning, pastorale takt en volharding; en van de kant der christengelovigen een wakkere geest en bereidwilligheid om directieven en voorstellen te aanvaarden, die uit de ware aard van de christelijke eredienst voortvloeien en soms veranderingen meebrengen van aloude gewoonten, waarin die ware aard enigszins verduisterd was.
In verband hiermee zij het Ons veroorloofd te wijzen op een tweetal geesteshoudingen, die deze norm van het Tweede Vaticaans Concilie in de praktijk en gewoonte van de zielzorg nutteloos kunnen maken. Vooreerst de handelwijze van sommige in de zielzorg werkzame personen, die de vrome oefeningen bij voorbaat geringschatten, hoewel deze – mits op passende wijze gehouden – door het Leergezag worden aanbevolen. Zij wijzen ze geheel van de hand en scheppen aldus als het ware een leemte, die zij niet in staat zijn aan te vullen. Zulke personen vergeten echter, dat het Concilie niet heeft gevraagd de oefeningen van godsvrucht af te schaffen, maar ze met de Liturgie in harmonie te brengen.
Op de tweede plaats hebben Wij de houding van anderen voor ogen, die, buiten enig gezond liturgisch en pastoraal beginsel om, oefeningen van godsvrucht en liturgische handelingen tot gemengde of bastaardvieringen verenigen. Het gebeurt soms dat bij het opdragen zelf van het eucharistisch Offer elementen worden ingevochten, die ontleend zijn aan novenen of andere vrome oefeningen. Daaruit ontstaat het gevaar dat het Aandenken des Heren niet langer het hoogtepunt vormt van de samenkomst der christelijke gemeenschap, maar als het ware een gelegenheid wordt om een oefening van volksdevotie te houden.
Aan hen die zo handelen willen Wij in herinnering brengen, dat de norm van het Concilie voorschrijft de vrome oefeningen met de Liturgie in overeenstemming te brengen, niet zo met haar te vermengen. Een verlichte pastorale werkzaamheid onderscheidt en belicht van de ene kan duidelijk de eigen aard van de liturgische handelingen, doch waardeert en bevordert van de andere kant de oefeningen van godsvrucht door ze aan te passen aan de noden van eigen gemeenschap en door ervoor te zorgen dat zij een waardevolle hulp zijn voor de heilige Liturgie.
Dit is een verstandige en duidelijke regel, doch de toepassing ervan lijkt niet gemakkelijk, vooral niet waar het de Maria-verering betreft, die zo gevarieerd is in haar uitdrukkingsvormen. Zij vereist immers van de kant der leiders van de plaatselijke gemeenschappen krachtinspanning, pastorale takt en volharding; en van de kant der christengelovigen een wakkere geest en bereidwilligheid om directieven en voorstellen te aanvaarden, die uit de ware aard van de christelijke eredienst voortvloeien en soms veranderingen meebrengen van aloude gewoonten, waarin die ware aard enigszins verduisterd was.
In verband hiermee zij het Ons veroorloofd te wijzen op een tweetal geesteshoudingen, die deze norm van het Tweede Vaticaans Concilie in de praktijk en gewoonte van de zielzorg nutteloos kunnen maken. Vooreerst de handelwijze van sommige in de zielzorg werkzame personen, die de vrome oefeningen bij voorbaat geringschatten, hoewel deze – mits op passende wijze gehouden – door het Leergezag worden aanbevolen. Zij wijzen ze geheel van de hand en scheppen aldus als het ware een leemte, die zij niet in staat zijn aan te vullen. Zulke personen vergeten echter, dat het Concilie niet heeft gevraagd de oefeningen van godsvrucht af te schaffen, maar ze met de Liturgie in harmonie te brengen.
Op de tweede plaats hebben Wij de houding van anderen voor ogen, die, buiten enig gezond liturgisch en pastoraal beginsel om, oefeningen van godsvrucht en liturgische handelingen tot gemengde of bastaardvieringen verenigen. Het gebeurt soms dat bij het opdragen zelf van het eucharistisch Offer elementen worden ingevochten, die ontleend zijn aan novenen of andere vrome oefeningen. Daaruit ontstaat het gevaar dat het Aandenken des Heren niet langer het hoogtepunt vormt van de samenkomst der christelijke gemeenschap, maar als het ware een gelegenheid wordt om een oefening van volksdevotie te houden.
Aan hen die zo handelen willen Wij in herinnering brengen, dat de norm van het Concilie voorschrijft de vrome oefeningen met de Liturgie in overeenstemming te brengen, niet zo met haar te vermengen. Een verlichte pastorale werkzaamheid onderscheidt en belicht van de ene kan duidelijk de eigen aard van de liturgische handelingen, doch waardeert en bevordert van de andere kant de oefeningen van godsvrucht door ze aan te passen aan de noden van eigen gemeenschap en door ervoor te zorgen dat zij een waardevolle hulp zijn voor de heilige Liturgie.
Referenties naar alinea 31: 5
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 Oecumenisch van geest
32
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Vanwege het kerkelijk karakter van de Maria-verering, weerspiegelen zich in haar de bekommernissen van de Kerk zelf; en onder deze neemt in onze dagen de zorg voor het herstel van de eenheid onder de christenen een voorname plaats in. Aldus wordt de vroomheid jegens de Moeder des Heren zich bewust van de zorgen en de doelstellingen van de zogenaamde oecumenische Beweging, d.w.z. zij neemt zelf ook een oecumenisch karakter aan. En dit om tal van redenen.
Allereerst omdat de katholieke gelovigen zich in de Maria-verering verenigd vinden met hun broeders van de orthodoxe kerken; want hierin kent de godsvrucht tot de heilige Maagd zowel uitingen van hoogstaande dichterlijke inspiratie, als van diepe gedachten, telkens wanneer zij met bijzondere liefde de glorievolle Moeder Gods (de “Theotokos” ) vereert en Haar de “Hoop van de Christenen” noemt. Vgl. Officium magni canonis...Vgl. Officium magni canonis paracletici, Magnum Orologion, Athene 1963, blz. 558; verspreid in de canons en de liturgische troparia: vgl. Sofronio Eustradiadou, Theotokarion, Chennevières-sur-Marne 1931, blz. 9, 19
De katholieken voegen zich in deze eveneens bij de Anglicanen. Hun beste theologen stelden immers reeds in vroeger tijden de soliede grondslag in het licht, die de Heilige Boeken aan de verering van de Moeder van Onze Heer bieden, terwijl hun hedendaagse theologen sterker de nadruk leggen op het belang van de plaats die Maria in het christelijk leven inneemt.
Zij vormen ook een eenheid met de broeders van de Hervormde Kerken, waarin een krachtige liefde voor de Heilige Boeken leeft, wanneer zij Gods lof verkondigen met de eigen woorden van de heilige Maagd zelf in haar “Magnificat”. (Lc. 1, 46-55)[[b:Lc. 1, 46-55]]
Vervolgens dient de Maria-verering oecumenisch van geest te zijn, omdat de godsvrucht jegens de Moeder van Christus en van de christenen voor de katholieken spontaan en veelvuldig de gelegenheid biedt om Haar te smeken, dat Zij bij haar Zoon moge verkrijgen, dat alle gedoopten tot één Godsvolk samenstellen. vgl: Lumen Gentium, 69[[[617|69]]]
Een verdere reden is, omdat het de wil van de katholieke Kerk is dat de Maria-verering – zonder dat haar eigen karakter verzwakt wordt vgl: Lumen Gentium, 66[[[617|66]]] vgl: Sacrosanctum Concilium, 103[[[570|103]]] – met de grootste zorg iedere overdrijving vermijdt, die de overige broeders in Christus op dwaalspoor zou kunnen brengen omtrent de ware leer van de katholieke Kerk vgl: Lumen Gentium, 67[[[617|67]]], doch ook dat iedere uiting van verering daaruit wordt verwijderd, die in strijd is met de juiste katholieke geloofsbeleving.
Tenslotte dient de mariale devotie oecumenisch van geest te zijn, omdat het in haar authentieke geest zelf gegeven is, dat ”bij de verering van de Moeder... de Zoon op de juiste wijze wordt gekend, bemind en verheerlijkt”. Lumen Gentium, 66[[617|66]] Bijgevolg wordt de Maria-verering aldus een weg naar Christus, bron en centrum van de kerkelijke gemeenschap. Nu zijn in deze gemeenschap allen, die openlijk belijden dat Christus God en Heer is, Zaligmaker en enige Middelaar (1 Tim. 2, 5)[[b:1 Tim. 2, 5]], geroepen om onderling één te zijn, met Hem en de Vader, in de eenheid van de Heilige Geest. vgl: Post Duos Menses[[[1612]]]
Allereerst omdat de katholieke gelovigen zich in de Maria-verering verenigd vinden met hun broeders van de orthodoxe kerken; want hierin kent de godsvrucht tot de heilige Maagd zowel uitingen van hoogstaande dichterlijke inspiratie, als van diepe gedachten, telkens wanneer zij met bijzondere liefde de glorievolle Moeder Gods (de “Theotokos” ) vereert en Haar de “Hoop van de Christenen” noemt. Vgl. Officium magni canonis...Vgl. Officium magni canonis paracletici, Magnum Orologion, Athene 1963, blz. 558; verspreid in de canons en de liturgische troparia: vgl. Sofronio Eustradiadou, Theotokarion, Chennevières-sur-Marne 1931, blz. 9, 19
De katholieken voegen zich in deze eveneens bij de Anglicanen. Hun beste theologen stelden immers reeds in vroeger tijden de soliede grondslag in het licht, die de Heilige Boeken aan de verering van de Moeder van Onze Heer bieden, terwijl hun hedendaagse theologen sterker de nadruk leggen op het belang van de plaats die Maria in het christelijk leven inneemt.
Zij vormen ook een eenheid met de broeders van de Hervormde Kerken, waarin een krachtige liefde voor de Heilige Boeken leeft, wanneer zij Gods lof verkondigen met de eigen woorden van de heilige Maagd zelf in haar “Magnificat”. (Lc. 1, 46-55)[[b:Lc. 1, 46-55]]
Vervolgens dient de Maria-verering oecumenisch van geest te zijn, omdat de godsvrucht jegens de Moeder van Christus en van de christenen voor de katholieken spontaan en veelvuldig de gelegenheid biedt om Haar te smeken, dat Zij bij haar Zoon moge verkrijgen, dat alle gedoopten tot één Godsvolk samenstellen. vgl: Lumen Gentium, 69[[[617|69]]]
Een verdere reden is, omdat het de wil van de katholieke Kerk is dat de Maria-verering – zonder dat haar eigen karakter verzwakt wordt vgl: Lumen Gentium, 66[[[617|66]]] vgl: Sacrosanctum Concilium, 103[[[570|103]]] – met de grootste zorg iedere overdrijving vermijdt, die de overige broeders in Christus op dwaalspoor zou kunnen brengen omtrent de ware leer van de katholieke Kerk vgl: Lumen Gentium, 67[[[617|67]]], doch ook dat iedere uiting van verering daaruit wordt verwijderd, die in strijd is met de juiste katholieke geloofsbeleving.
Tenslotte dient de mariale devotie oecumenisch van geest te zijn, omdat het in haar authentieke geest zelf gegeven is, dat ”bij de verering van de Moeder... de Zoon op de juiste wijze wordt gekend, bemind en verheerlijkt”. Lumen Gentium, 66[[617|66]] Bijgevolg wordt de Maria-verering aldus een weg naar Christus, bron en centrum van de kerkelijke gemeenschap. Nu zijn in deze gemeenschap allen, die openlijk belijden dat Christus God en Heer is, Zaligmaker en enige Middelaar (1 Tim. 2, 5)[[b:1 Tim. 2, 5]], geroepen om onderling één te zijn, met Hem en de Vader, in de eenheid van de Heilige Geest. vgl: Post Duos Menses[[[1612]]]
Referenties naar alinea 32: 3
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
33
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Wij beseffen terdege dat er niet geringe verschillen bestaan tussen de opvattingen van zeer vele broeders van de andere Kerken en kerkelijke genootschappen en de katholieke leer ”over de... taak van Maria in het heilswerk” Unitatis Redintegratio, 20[[618|20]], en bijgevolg over de verering, die Haar moet worden betoond. Maar aangezien dezelfde kracht van de Allerhoogste, die de Maagd van Nazareth heeft overschaduwd (Lc. 1, 35)[[b:Lc. 1, 35]], ook in de hedendaagse oecumenische Beweging werkzaam is en deze vruchtbaar maakt, willen Wij gaarne als Onze hoop uitspreken, dat de eerbied voor de nederige Dienstmaagd des Heren, aan wie de Almachtige grote dingen heeft gedaan (Lc. 1, 49)[[b:Lc. 1, 49]], althans op de duur geen hinderpaal, maar een weg en als het ware een aanknopingspunt zal zijn tot de eenheid van allen, die in Christus geloven.
Wij verheugen er ons in feite over vast te mogen stellen dat een beter begrip voor de taak van Maria in het mysterie van Christus en de Kerk, ook van de zijde der gescheiden broeders, de weg naar deze ontmoeting gemakkelijker maakt. Zoals de heilige Maagd in het dorp Kana door haar tussenkomst heeft verkregen, dat Jezus het eerste zijner wonderen heeft verricht (Joh. 2, 1-12)[[b:Joh. 2, 1-12]], zo zal Zij in onze tijd in staat zijn om door haar genadige voorspraak het uur te bespoedigen, waarop alle leerlingen van Christus de volmaakte gemeenschap in geloof zullen vinden.
Deze hoop onzerzijds wordt nog versterkt door een overdenking van Onze Voorganger Leo XIII, die heeft verzekerd: "De aangelegenheid van de eenheid der Christenen ”behoort op een bijzondere wijze tot de taak van het geestelijk moederschap van Maria. Want degenen die van Christus zijn, heeft Maria niet voortgebracht, noch kòn Zij voortbrengen, tenzij in één geloof en één liefde; immers ‘is Christus soms verdeeld?’ (1 Kor. 1, 13)[b:1 Kor. 1, 13]. Wij moeten dan ook alleen tesamen hetzelfde leven van Christus leven, om in één en hetzelfde lichaam ‘vrucht dragen voor God’“ (Rom. 7, 4)[b:Rom. 7, 4]." Adiutricem populi christiani[[1137]]
Wij verheugen er ons in feite over vast te mogen stellen dat een beter begrip voor de taak van Maria in het mysterie van Christus en de Kerk, ook van de zijde der gescheiden broeders, de weg naar deze ontmoeting gemakkelijker maakt. Zoals de heilige Maagd in het dorp Kana door haar tussenkomst heeft verkregen, dat Jezus het eerste zijner wonderen heeft verricht (Joh. 2, 1-12)[[b:Joh. 2, 1-12]], zo zal Zij in onze tijd in staat zijn om door haar genadige voorspraak het uur te bespoedigen, waarop alle leerlingen van Christus de volmaakte gemeenschap in geloof zullen vinden.
Deze hoop onzerzijds wordt nog versterkt door een overdenking van Onze Voorganger Leo XIII, die heeft verzekerd: "De aangelegenheid van de eenheid der Christenen ”behoort op een bijzondere wijze tot de taak van het geestelijk moederschap van Maria. Want degenen die van Christus zijn, heeft Maria niet voortgebracht, noch kòn Zij voortbrengen, tenzij in één geloof en één liefde; immers ‘is Christus soms verdeeld?’ (1 Kor. 1, 13)[b:1 Kor. 1, 13]. Wij moeten dan ook alleen tesamen hetzelfde leven van Christus leven, om in één en hetzelfde lichaam ‘vrucht dragen voor God’“ (Rom. 7, 4)[b:Rom. 7, 4]." Adiutricem populi christiani[[1137]]
Referenties naar alinea 33: 3
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 4 Menskundig van aard
34
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Bij de verering van de heilige Maagd dient men ook terdege rekening te houden met de veilige en degelijk bewezen verworvenheden van de menswetenschappen; want dit zal er toe bijdragen om een van de oorzaken weg te nemen van de moeilijkheden, die zich bij de beleving der verwering van de Moeder des Heren voordoen. Bedoeld is hier de sterke ongelijkheid tussen bepaalde elementen van deze verandering en de hedendaagse antropologische inzichten en de geheel veranderde psychologisch-sociologische voorwaarden, waaronder de mensen van onze tijd leven en werken.
Referenties naar alinea 34: 2
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Subparagraaf 1 De hedendaagse situatie
34a
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Men neemt inderdaad waar, dat het moeilijk is het beeld van de heilige Maagd, dat ons uit sommige vrome boeken en traktaatjes tegemoet treedt, te plaatsen in de levensvoorwaarden van onze tijd, en met name in die van de vrouw.
Dit geldt vooreerst voor het huiselijk milieu, waarin de wetten en de ontwikkeling van de gewoonten van leven terecht de gelijkheid van de vrouw aan de man erkennen, evenals haar medeverantwoordelijkheid in de leiding van het huiselijk leven. Het geldt ook op politiek gebied, waarop de vrouw in vele landen een positie in het openbare leven en een invloed daarop heeft verworven, die gelijk zijn aan die van de man. Het geldt niet minder op sociaal terrein, waarop zij haar activiteit ontplooit in velerlei taken, terwijl zij iedere dag meer de beperkte grenzen van de huiselijke haard overschrijdt. Het geldt tenslotte ook voor de culturele sector, waarin aan de vrouw nieuwe mogelijkheden worden geboden, zowel tot wetenschappelijk onderzoek, als tot arbeid op intellectueel gebied.
Hieruit volgt bij sommigen een zekere vervreemding ten aanzien van de verering der heilige Maagd, en met name de moeilijkheid om Maria van Nazareth tot voorbeeld te nemen, omdat de gezichtseinders van haar leven - zo beweren zij – te beperkt schijnen, vergeleken bij de brede gebieden van allerlei activiteit, waarop de hedendaagse mens zich beweegt.
In verband hiermee sporen Wij de theologen en de leiders van de christelijke gemeenschappen, evenals de Christengelovigen zelf, aan om aan deze problemen de nodige aandacht te besteden. Doch intussen lijkt het Ons geschikt ook zelf een bijdrage tot oplossing ervan te leveren door enkele opmerkingen naar voren te brengen.
Dit geldt vooreerst voor het huiselijk milieu, waarin de wetten en de ontwikkeling van de gewoonten van leven terecht de gelijkheid van de vrouw aan de man erkennen, evenals haar medeverantwoordelijkheid in de leiding van het huiselijk leven. Het geldt ook op politiek gebied, waarop de vrouw in vele landen een positie in het openbare leven en een invloed daarop heeft verworven, die gelijk zijn aan die van de man. Het geldt niet minder op sociaal terrein, waarop zij haar activiteit ontplooit in velerlei taken, terwijl zij iedere dag meer de beperkte grenzen van de huiselijke haard overschrijdt. Het geldt tenslotte ook voor de culturele sector, waarin aan de vrouw nieuwe mogelijkheden worden geboden, zowel tot wetenschappelijk onderzoek, als tot arbeid op intellectueel gebied.
Hieruit volgt bij sommigen een zekere vervreemding ten aanzien van de verering der heilige Maagd, en met name de moeilijkheid om Maria van Nazareth tot voorbeeld te nemen, omdat de gezichtseinders van haar leven - zo beweren zij – te beperkt schijnen, vergeleken bij de brede gebieden van allerlei activiteit, waarop de hedendaagse mens zich beweegt.
In verband hiermee sporen Wij de theologen en de leiders van de christelijke gemeenschappen, evenals de Christengelovigen zelf, aan om aan deze problemen de nodige aandacht te besteden. Doch intussen lijkt het Ons geschikt ook zelf een bijdrage tot oplossing ervan te leveren door enkele opmerkingen naar voren te brengen.
Referenties naar alinea 34a: 2
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Subparagraaf 2 Blijvende waarde in Maria's leven
35
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Allereerst heeft de Kerk de Maagd Maria steeds ter navolging voorgesteld, niet precies vanwege het soort van leven, dat Zij geleid heeft, en nog veel minder vanwege de sociaal-culturele voorwaarden, waaronder haar leven is verlopen, want dat niveau werd heden ten dage bijna overal voorbijgestreefd; maar wél:
- omdat Maria in haar concrete levensomstandigheden totaal en op een van eigen taak bewuste wijze de wil van God heeft aangehangen; (Lc. 1, 38)[[b:Lc. 1, 38]]
- omdat Zij het woord van God aanvaard en ten uitvoer gelegd heeft;
- omdat haar wijze van handelen bezield was door de liefde en de wil tot dienstbaarheid;
- omdat Zij, in één woord, de eerste en de meest volmaakte leerlinge van Christus is geweest.
Referenties naar alinea 35: 2
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
36
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Vervolgens willen er de aandacht op vestigen, dat de boven aangeduide moeilijkheden weliswaar nauw samenhangen met bepaalde kenmerken van het populaire Maria-beeld, dat men ook in sommige vrome geschriften ontmoet, maar niet met haar waarachtig evangelisch beeld, noch met de leerstellige gegevens, die door het geduldige en serieuze werk van de uitlegging van het geopenbaarde woord opgespoord en vervolmaakt werden.
Referenties naar alinea 36: 2
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Subparagraaf 3 Het tijdgebondene in de Maria-verering
36a
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Men mag er zich zeker niet over verwonderen dat de christelijke geslachten, die in andere sociaal-culturele omstandigheden leefden, bij het beschouwen van de figuur en de zending van Maria als nieuwe Vrouw en de volmaakte Christin – die de meest karakteristieke situaties van het vrouwelijk bestaan in zich verenigt en samenvat, namelijk die van Maagd, Echtgenote en Moeder-, Jezus’ Moeder hebben beschouwd als het verheven toonbeeld van de situatie der vrouw en als het ideale voorbeeld van evangelisch leven; en al evenmin dat zij deze zienswijzen tot uitdrukking hebben gebracht overeenkomstig de geestesgesteldheid en de voorstellingen van hun tijd.
Wanneer de Kerk zelf echter de lange geschiedenis van de mariale vroomheid in ogenschouw neemt, verheugt zij zich weliswaar over de ononderbroken samenhang van deze verering; maar zij bindt zich niet aan de wijzen van denken en spreken, die eigen zijn geweest aan de verschillende tijdperken, noch aan de antropologische opvattingen, die daaraan ten grondslag lagen. De Kerk begrijpt immers hoe sommige vormen van verering, die in zich een zekere waarde bezitten, minder geschikt kunnen zijn voor mensen die tot andere tijdsgewichten en fasen van geestesbeschaving behoren.
Wanneer de Kerk zelf echter de lange geschiedenis van de mariale vroomheid in ogenschouw neemt, verheugt zij zich weliswaar over de ononderbroken samenhang van deze verering; maar zij bindt zich niet aan de wijzen van denken en spreken, die eigen zijn geweest aan de verschillende tijdperken, noch aan de antropologische opvattingen, die daaraan ten grondslag lagen. De Kerk begrijpt immers hoe sommige vormen van verering, die in zich een zekere waarde bezitten, minder geschikt kunnen zijn voor mensen die tot andere tijdsgewichten en fasen van geestesbeschaving behoren.
Referenties naar alinea 36a: 2
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Subparagraaf 4 Maria en de hedendaagse vrouw
37
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Tenslotte willen Wij er nog op wijzen, dat ook de mensen van onze tijd, evengoed als die van vroeger, geroepen zijn om eigen kennis van de bestaande werkelijkheid te toetsen aan het woord van God en – met name wat ons onderwerp betreft – hun antropologische opvattingen, en de problemen die daaruit voortvloeien, te confronteren met de figuur van de heilige Maagd, zoals deze ons in het Evangelie wordt voorgesteld.
Wat wij in de Heilige Boeken onder invloed van de Heilige Geest lezen, zal – als wij, vanzelfsprekend, noch de verworvenheden van de menswetenschappen, noch de veranderde levensomstandigheden van onze tijd uit het oog verliezen – ertoe leiden te ontdekken hoe Maria kan worden gezien als het grondmodel van de verwachtingen, die ook in de mensen van onze tijd leven. Enkele voorbeelden daarvan mogen hier volgen:
Zo zal de hedendaagse vrouw, die terecht verlangt deel te nemen aan de beraadslagingen van de gemeenschap, met de grootste voldoening opzien naar Maria bij de Boodschap van de Engel. Want toen Zij als het ware werd toegelaten tot een dialoog met God over haar actief en vrij betrokken worden in een bijzondere taak vgl: Lumen Gentium, 56[[[617|56]]] – niet bij een zaak van bijkomstige aard, maar bij “de aangelegenheid van de eeuwen” , zoals de Menswording van het Woord treffend werd getypeerd Sermo CXLIII: PL 52, 583[[929]] -, heeft de heilige Maagd haar actieve en vrije toestemming gegeven.
De vrouw van vandaag zal er zich verder rekenschap van geven, dat Maria bij haar keuze van de maagdelijke staat – die in Gods bestel zou samengaan met haar aandeel in het mysterie van de Menswording – geenszins afwijzend stond tegenover de goede eigenschappen en de waardigheid van het huwelijk, maar vrij en moedig heeft gehandeld, met het doel zich geheel en al aan de liefde tot God te wijden.
De moderne vrouw zal ook met vreugde en bewondering ontdekken, dat Maria van Nazareth, ook al leefde Zij geheel overgegeven aan Gods wil, toch geen vrouw is geweest, die de dingen en de gebeurlijkheden van het leven slechts lijdelijk over zich heen liet gaan, noch ook iemand die, zelf levend in de ban van een godsdienstig ideaal, haar medemensen de rug toekeerde, maar een vrouw die welbewust en openlijk getuigde, dat God de wreker is van de geringen en de onderdrukten, alsook dat Hij ”de machtigen der aarde van hun voetstuk haalt” (Lc. 1, 51-53)[b:Lc. 1, 51-53].
Daarboven zal zij in Maria, die ”uitmunt onder de nederigen en de armen des Heren” Lumen Gentium, 55[[617|55]], die sterke vrouw erkennen, welke nooddruft en smarten heeft gekend, evenals overhaaste vlucht en ballingschap. (Mt. 2, 13-23)[[b:Mt. 2, 13-23]] Het zijn situaties, die ongetwijfeld niet ontsnappen aan de aandacht van hen die, door de geest van het Evangelie bewogen, de pogingen bevorderen van ieder mens en heel de samenleving, die verlangt zich van dit soort levensvoorwaarden te bevrijden.
Tenslotte zal Maria voor de moderne vrouw ook niet de schijn hebben van een moeder, die zich uitsluitend om haar goddelijke Zoon bekommert, maar van een vrouw die door haar toewijding het geloof van de apostolische gemeenschap in Christus heeft versterkt (Joh. 2, 1-12)[[b:Joh. 2, 1-12]] en wier moederlijke taak op de Calvarieberg algemeen is geworden, zodat deze zich tot alle mensen heeft uitgebreid. vgl: Signum Magnum[[[765]]] vgl: die 15 Septembris, Super oblata[[[1209]]]
Wij hebben deze voorbeelden aangehaald, omdat daaruit duidelijk blijkt hoe de heilige Maagd sommige diepgevoelde verwachtingen van de mensen van onze tijd niet teleurstelt, maar hun integendeel een volmaakt voorbeeld biedt van de leerling van Christus.
Maria was immers bouwster aan de aardse en tijdelijke stad, doch tegelijk pelgrim op weg naar de hemelse en eeuwige. Zij bevorderde de gerechtigheid, die de onderdrukten bevrijdt. Evenzo beoefende Zij de naastenliefde, die de behoeftigen te hulp stelt; maar Zij was bovenal een actieve getuige van de liefde, die Christus opbouwt in de harten van de mensen.
Wat wij in de Heilige Boeken onder invloed van de Heilige Geest lezen, zal – als wij, vanzelfsprekend, noch de verworvenheden van de menswetenschappen, noch de veranderde levensomstandigheden van onze tijd uit het oog verliezen – ertoe leiden te ontdekken hoe Maria kan worden gezien als het grondmodel van de verwachtingen, die ook in de mensen van onze tijd leven. Enkele voorbeelden daarvan mogen hier volgen:
Zo zal de hedendaagse vrouw, die terecht verlangt deel te nemen aan de beraadslagingen van de gemeenschap, met de grootste voldoening opzien naar Maria bij de Boodschap van de Engel. Want toen Zij als het ware werd toegelaten tot een dialoog met God over haar actief en vrij betrokken worden in een bijzondere taak vgl: Lumen Gentium, 56[[[617|56]]] – niet bij een zaak van bijkomstige aard, maar bij “de aangelegenheid van de eeuwen” , zoals de Menswording van het Woord treffend werd getypeerd Sermo CXLIII: PL 52, 583[[929]] -, heeft de heilige Maagd haar actieve en vrije toestemming gegeven.
De vrouw van vandaag zal er zich verder rekenschap van geven, dat Maria bij haar keuze van de maagdelijke staat – die in Gods bestel zou samengaan met haar aandeel in het mysterie van de Menswording – geenszins afwijzend stond tegenover de goede eigenschappen en de waardigheid van het huwelijk, maar vrij en moedig heeft gehandeld, met het doel zich geheel en al aan de liefde tot God te wijden.
De moderne vrouw zal ook met vreugde en bewondering ontdekken, dat Maria van Nazareth, ook al leefde Zij geheel overgegeven aan Gods wil, toch geen vrouw is geweest, die de dingen en de gebeurlijkheden van het leven slechts lijdelijk over zich heen liet gaan, noch ook iemand die, zelf levend in de ban van een godsdienstig ideaal, haar medemensen de rug toekeerde, maar een vrouw die welbewust en openlijk getuigde, dat God de wreker is van de geringen en de onderdrukten, alsook dat Hij ”de machtigen der aarde van hun voetstuk haalt” (Lc. 1, 51-53)[b:Lc. 1, 51-53].
Daarboven zal zij in Maria, die ”uitmunt onder de nederigen en de armen des Heren” Lumen Gentium, 55[[617|55]], die sterke vrouw erkennen, welke nooddruft en smarten heeft gekend, evenals overhaaste vlucht en ballingschap. (Mt. 2, 13-23)[[b:Mt. 2, 13-23]] Het zijn situaties, die ongetwijfeld niet ontsnappen aan de aandacht van hen die, door de geest van het Evangelie bewogen, de pogingen bevorderen van ieder mens en heel de samenleving, die verlangt zich van dit soort levensvoorwaarden te bevrijden.
Tenslotte zal Maria voor de moderne vrouw ook niet de schijn hebben van een moeder, die zich uitsluitend om haar goddelijke Zoon bekommert, maar van een vrouw die door haar toewijding het geloof van de apostolische gemeenschap in Christus heeft versterkt (Joh. 2, 1-12)[[b:Joh. 2, 1-12]] en wier moederlijke taak op de Calvarieberg algemeen is geworden, zodat deze zich tot alle mensen heeft uitgebreid. vgl: Signum Magnum[[[765]]] vgl: die 15 Septembris, Super oblata[[[1209]]]
Wij hebben deze voorbeelden aangehaald, omdat daaruit duidelijk blijkt hoe de heilige Maagd sommige diepgevoelde verwachtingen van de mensen van onze tijd niet teleurstelt, maar hun integendeel een volmaakt voorbeeld biedt van de leerling van Christus.
Maria was immers bouwster aan de aardse en tijdelijke stad, doch tegelijk pelgrim op weg naar de hemelse en eeuwige. Zij bevorderde de gerechtigheid, die de onderdrukten bevrijdt. Evenzo beoefende Zij de naastenliefde, die de behoeftigen te hulp stelt; maar Zij was bovenal een actieve getuige van de liefde, die Christus opbouwt in de harten van de mensen.
Referenties naar alinea 37: 3
Sollicitudo Rei Socialis ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Subparagraaf 5 Enkele uitwassen in de Maria-verering
38
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
De leidende normen, die Wij tot dusver hebben aangegeven, zijn gericht op een harmonische ontwikkeling van de eredienst, die aan de Moeder des Heren dient te worden gebracht. Thans schijnt het ogenblik aangebroken om de aandacht te vestigen op enkele uitingen van vroomheid op dit gebied, die volstrekt niet juist zijn.
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft reeds met gezag en toevoeging van redenen gewaarschuwd om noch enerzijds in zakelijke inhoud of vormen de grenzen van de juiste leer en de godsdienstige gebruiken omtrent de Maagd Maria te buiten te gaan, noch anderzijds haar figuur en zending door bekrompenheid van geest te beknibbelen. Bovendien heeft het enkele onjuiste manieren van verering afgewezen, zoals ongegronde lichtgelovigheid, die zich veeleer op uiterlijke praktijken toelegt dan op een ernstige beleving van de godsdienst; en verder onvruchtbare en spoedig voorbijgaande emotionaliteit, die geheel vreemd is aan de geest van het Evangelie, dat juist vraagt om volhardende en ijverige arbeid. vgl: Lumen Gentium, 67[[[617|67]]]
Wij klagen deze uitwisseling opnieuw aan. Waar het hier immers uitingen van mariale vroomheid betreft, die niet in overeenstemming zijn met het katholieke geloof, is daarvoor ook geen plaats in de katholieke eredienst. Een waakzame bescherming tegen deze dwalingen en minder juiste gebruiken zal de verering van de heilige Maagd vitaler en waarachtiger maken, dat wil zeggen:
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft reeds met gezag en toevoeging van redenen gewaarschuwd om noch enerzijds in zakelijke inhoud of vormen de grenzen van de juiste leer en de godsdienstige gebruiken omtrent de Maagd Maria te buiten te gaan, noch anderzijds haar figuur en zending door bekrompenheid van geest te beknibbelen. Bovendien heeft het enkele onjuiste manieren van verering afgewezen, zoals ongegronde lichtgelovigheid, die zich veeleer op uiterlijke praktijken toelegt dan op een ernstige beleving van de godsdienst; en verder onvruchtbare en spoedig voorbijgaande emotionaliteit, die geheel vreemd is aan de geest van het Evangelie, dat juist vraagt om volhardende en ijverige arbeid. vgl: Lumen Gentium, 67[[[617|67]]]
Wij klagen deze uitwisseling opnieuw aan. Waar het hier immers uitingen van mariale vroomheid betreft, die niet in overeenstemming zijn met het katholieke geloof, is daarvoor ook geen plaats in de katholieke eredienst. Een waakzame bescherming tegen deze dwalingen en minder juiste gebruiken zal de verering van de heilige Maagd vitaler en waarachtiger maken, dat wil zeggen:
- vooreerst solied in haar grondslag, zodat het onderzoek van de goddelijke Openbaring en de inachtneming van de akten van het kerkelijk Leergezag daarin de overhand hebben op het overdreven zoeken naar nieuwigheden of verbazingwekkende gebeurtenissen;
- vervolgens objectief of zakelijk verantwoord, zodat zij op de historisch waarheid berust; en daarom moeten daaruit alle elementen verwijderd worden, die duidelijk legendarisch of onecht zijn;
- verder in overeenstemming met de ware leer, zodat men noch een verminkt, noch een àl te opgesmukt beeld van Maria voorhoudt, want dan zou het kunnen gebeuren, dat men door teveel nadruk op een bepaald element te leggen, het totaalbeeld van de heilige Maagd, zoals het Evangelie ons dat voorhoudt, vertroebeld wordt;
- tenslotte zuiver in haar motieven, zodat alles wat naar onedel eigenbelang reikt, met zorg uit het heiligdom des Heren geweerd wordt.
Referenties naar alinea 38: 3
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Subparagraaf 6 Hoofddoel van de Maria-verering
39
Tenslotte willen wij, als het nog nodig mocht zijn, opnieuw bevestigen dat het laatste doelwit van de Maria-verering is: God te verheerlijken en de gelovigen van Christus aan te sporen om hun leven en levenspraktijken geheel in overeenstemming te brengen met Gods wil.
Wanneer immers de zonen en dochters van de Kerk hun stem verenigen met de naamloze vrouw uit het Evangelie en de Moeder van Jezus Christus prijzen door zich tot Jezus zelf te wenden en uit te roepen: “Gelukkig de vrouw die U in haar schoot heeft gedragen en U de borst heeft gegeven!” (Lc. 11, 27)[b:Lc. 11, 27], - dan zullen zij ook dienen te letten op dit ernstige antwoord van de goddelijke Meester, die sprak: ”Gelukkig te prijzen zijn veeleer zij, die luisteren naar het woord van God en dit in praktijk brengen” (Lc. 11, 28)[b:Lc. 11, 28].
Ook al strekt dit antwoord ten zeerste tot lof van de heilige Maagd Maria – zoals sommige Kerkvaders het uitleggen vgl: X, 3: CCL 36, blz. 101-102[[[859]]] vgl: 243, Ad Laetum, n. 9: CSEL 57, blz. 575-576[[[858]]] vgl: IV, xi, 28: CCL 120, blz. 237[[[1400]]] vgl: I, 4: CCL 122, blz. 26-27[[[1394]]] en het Tweede Vaticaans Concilie heeft onderstreept vgl: Lumen Gentium, 58[[[617|58]]] – het houdt toch voor ons ook een vermaning in om overeenkomstig Gods geboden te leven. Ook is het als een echo van deze uitspraken van de goddelijke Zaligmaker: ”Niet ieder die tot Mij zegt: ‘Heer, Heer!’, zal binnengaan in het Rijk der hemelen, maar hij die de wil doet van mijn Vader, die in de hemel is” (Mt. 7, 21)[b:Mt. 7, 21]; en eveneens: “Gij zijt mijn vrienden, als gij doet wat Ik u gebied” (Joh. 15, 14)[b:Joh. 15, 14].
Wanneer immers de zonen en dochters van de Kerk hun stem verenigen met de naamloze vrouw uit het Evangelie en de Moeder van Jezus Christus prijzen door zich tot Jezus zelf te wenden en uit te roepen: “Gelukkig de vrouw die U in haar schoot heeft gedragen en U de borst heeft gegeven!” (Lc. 11, 27)[b:Lc. 11, 27], - dan zullen zij ook dienen te letten op dit ernstige antwoord van de goddelijke Meester, die sprak: ”Gelukkig te prijzen zijn veeleer zij, die luisteren naar het woord van God en dit in praktijk brengen” (Lc. 11, 28)[b:Lc. 11, 28].
Ook al strekt dit antwoord ten zeerste tot lof van de heilige Maagd Maria – zoals sommige Kerkvaders het uitleggen vgl: X, 3: CCL 36, blz. 101-102[[[859]]] vgl: 243, Ad Laetum, n. 9: CSEL 57, blz. 575-576[[[858]]] vgl: IV, xi, 28: CCL 120, blz. 237[[[1400]]] vgl: I, 4: CCL 122, blz. 26-27[[[1394]]] en het Tweede Vaticaans Concilie heeft onderstreept vgl: Lumen Gentium, 58[[[617|58]]] – het houdt toch voor ons ook een vermaning in om overeenkomstig Gods geboden te leven. Ook is het als een echo van deze uitspraken van de goddelijke Zaligmaker: ”Niet ieder die tot Mij zegt: ‘Heer, Heer!’, zal binnengaan in het Rijk der hemelen, maar hij die de wil doet van mijn Vader, die in de hemel is” (Mt. 7, 21)[b:Mt. 7, 21]; en eveneens: “Gij zijt mijn vrienden, als gij doet wat Ik u gebied” (Joh. 15, 14)[b:Joh. 15, 14].
Referenties naar alinea 39: 1
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 3 Het "Engel des Heren" en de Rozenkrans
40
Wij hebben dus enkele beginselen uiteengezet, die geschikt zijn om de verering van de Moeder des Heren nieuwe bezieling te geven. Thans is het de taak van de Bisschoppenconferenties, de hoofden der plaatselijke gemeenschappen en de bestuurders der religieuze Families om de vrome gebruiken en oefeningen ter ere van de heilige Maagd Maria met wijsheid te vernieuwen. Ook zijn zij de aangewezen personen om diegenen behulpzaam te zijn, die, geleid door oprechte liefde en ijver om de gelovigen van nut te zijn, nieuwe vormen van vroomheid wensen in te voeren.
Intussen schijnt het Ons om verschillende redenen dienstig, hier een tweetal vrome oefeningen te bespreken, die vooral in de westerse landen in gebruik zijn, en waarover de Apostolische Stoel zich reeds meermalen heeft uitgelaten. Het betreft de “Engel des Heren” en de “Rozenkrans” of de (Rozen)kroon van de heilige Maagd Maria.
Intussen schijnt het Ons om verschillende redenen dienstig, hier een tweetal vrome oefeningen te bespreken, die vooral in de westerse landen in gebruik zijn, en waarover de Apostolische Stoel zich reeds meermalen heeft uitgelaten. Het betreft de “Engel des Heren” en de “Rozenkrans” of de (Rozen)kroon van de heilige Maagd Maria.
Referenties naar alinea 40: 1
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- SECTIE 1 Het "Engel des Heren"
41
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Ons woord hier over het gebed het “Engel des Heren” beoogt alleen op eenvoudige maar diepgevoelde wijze Onze aansporing te herhalen, dat het gebruik om dit gebed te bidden zoveel mogelijk bewaard moet blijven.
Ook schijnt het niet nodig de vorm van dit gebed te vernieuwen; want zelfs na zoveel eeuwen gebruik, blijft zijn kracht en schoonheid onverminderd voortdurend, daar zijn opbouw immers eenvoudig en aan de goddelijke Boeken ontleend is.
Zijn historisch oorsprong doet ons denken aan een aanroeping, waarin men bad om het behoud van de vrede. Ook schenkt zijn liturgische kringloop wijding aan bepaalde ogenblikken van de dag. En tenslotte brengt het ons ertoe, het paasmysterie indachtig te zijn; want na de Menswording van Gods Zoon erkend te hebben, vragen wij dat wij “door zijn lijden en kruis tot de heerlijkheid van de verrijzenis mogen gebracht worden” Dominica IV Adventus, Collecta. Een dergelijk gebed komt ook voor in de Collecta van 25 maart. Dit kan bij het bidden van het Angelus Domini gebruikt worden in plaats van de zojuist in de tekst voorgestelde formule.[[1209]].
Weliswaar zijn enkele gebruikten, die het bidden van het “Engel des Heren” oudergewoonte vergezelden, reeds verdwenen of krijgen in het leven van de hedendaagse mens te nauwer nood nog aandacht. Het betreft eerder zaken van weinig belang, want zijn wezenlijke aspecten: de geconcentreerde beschouwing van het mysterie der Menswording van het Woord, de geestelijke zin van de begroeting van de Engel, tot de heilige Maagd gericht, en het inroepen van haar barmhartige voorspraak, bleven onveranderd. En ofschoon de tijdsomstandigheden veranderd zijn, blijven toch voor de meeste mensen de karakteristieke monumenten van de dag – morgen, middag en avond – onveranderd voortbestaan en betekenen ogenblikken van afwisseling in hun werkzaamheden, terwijl zij hen tevens aansporen een pauze in te lassen om te bidden.
Ook schijnt het niet nodig de vorm van dit gebed te vernieuwen; want zelfs na zoveel eeuwen gebruik, blijft zijn kracht en schoonheid onverminderd voortdurend, daar zijn opbouw immers eenvoudig en aan de goddelijke Boeken ontleend is.
Zijn historisch oorsprong doet ons denken aan een aanroeping, waarin men bad om het behoud van de vrede. Ook schenkt zijn liturgische kringloop wijding aan bepaalde ogenblikken van de dag. En tenslotte brengt het ons ertoe, het paasmysterie indachtig te zijn; want na de Menswording van Gods Zoon erkend te hebben, vragen wij dat wij “door zijn lijden en kruis tot de heerlijkheid van de verrijzenis mogen gebracht worden” Dominica IV Adventus, Collecta. Een dergelijk gebed komt ook voor in de Collecta van 25 maart. Dit kan bij het bidden van het Angelus Domini gebruikt worden in plaats van de zojuist in de tekst voorgestelde formule.[[1209]].
Weliswaar zijn enkele gebruikten, die het bidden van het “Engel des Heren” oudergewoonte vergezelden, reeds verdwenen of krijgen in het leven van de hedendaagse mens te nauwer nood nog aandacht. Het betreft eerder zaken van weinig belang, want zijn wezenlijke aspecten: de geconcentreerde beschouwing van het mysterie der Menswording van het Woord, de geestelijke zin van de begroeting van de Engel, tot de heilige Maagd gericht, en het inroepen van haar barmhartige voorspraak, bleven onveranderd. En ofschoon de tijdsomstandigheden veranderd zijn, blijven toch voor de meeste mensen de karakteristieke monumenten van de dag – morgen, middag en avond – onveranderd voortbestaan en betekenen ogenblikken van afwisseling in hun werkzaamheden, terwijl zij hen tevens aansporen een pauze in te lassen om te bidden.
Referenties naar alinea 41: 2
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- SECTIE 2 De Rozenkrans
42
Rosarium Virginis Mariae ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Thans willen Wij, Eerbiedwaardige Broeders, wat langer stilstaan bij die gebeden, welke ”de samenvatting van heel het Evangelie” werden genoemd Philippinas Insulas[[1401]]. Namelijk de (Rozen)kroon of de “Rozenkrans” van de heilige Maagd Maria.
Referenties naar alinea 42: 3
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Rosarium Virginis Mariae ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 1 Pauselijke geschriften ten gunste van de rozenkrans
42a
Rosarium Virginis Mariae ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Onze Voorgangers hebben waarlijk hun uiterste best gedaan en zich veel moeite getroost om deze gebeden aan te bevelen. Altijd weer opnieuw hebben zij immers de christengelovigen aangespoord om de Rozenkrans veelvuldig te bidden. Zij hebben maatregelen genomen om hem in brede kring te verspreiden en de bijzondere aard ervan uitgelegd. Daarenboven hebben zij verzekerd, dat hij geschikt is om het beschouwend gebed te bevorderen, dat tegelijk een gebed van lof en van smeking is. Tenslotte hebben zij het eigen goed ervan in het licht gesteld, evenals zijn kracht om het christelijk leven te bevorderen en de zielenijver te stimuleren.
Ook Wij hebben reeds bij de eerste algemene audiëntie, op 13 juli 1963, openlijk Onze grote waardering voor het Rozenkransgebed uitgesproken Tot de deelnemers aan het Congres van de PP. Dominicanen over de H. Rozenkrans[[1402]]; en ook daarna hebben Wij, als de gelegenheid zich voordeed, meermalen het belang ervan in het licht gesteld. Wij hebben dit vooral gedaan, toen Wij – op een ogenblik waarop een ernstige gebeurtenis vol droefheid en gevaar dreigde – de Rondschrijfbrief “Christi Matri Rosarii[784]” (van 15 september 1966) het licht hebben doen zien; en Wij hebben daarin gevraagd, dat de gelovigen hun smeekbeden tot O.L. Vrouw van de Rozenkrans zouden richten om het onwaardeerbaar goed van de vrede van God te verkrijgen.
Op deze Rondschrijfbrief is de Apostolische Aansporing “Recurrens mensis October[1403]” (van 17 oktober 1969) gevolgd. Dit is gebeurd bij Onze herdenking van het vierde eeuwfeest sinds het verschijnen van de Apostolische Brief “Consuerverunt Romani Pontifices[1408]” , waarin Onze heilige Voorganger Pius V het Rozenkransgebed in het volle daglicht heeft geplaatst en de vorm ervan vastgesteld, die tot in onze dagen werd doorgegeven.
Ook Wij hebben reeds bij de eerste algemene audiëntie, op 13 juli 1963, openlijk Onze grote waardering voor het Rozenkransgebed uitgesproken Tot de deelnemers aan het Congres van de PP. Dominicanen over de H. Rozenkrans[[1402]]; en ook daarna hebben Wij, als de gelegenheid zich voordeed, meermalen het belang ervan in het licht gesteld. Wij hebben dit vooral gedaan, toen Wij – op een ogenblik waarop een ernstige gebeurtenis vol droefheid en gevaar dreigde – de Rondschrijfbrief “Christi Matri Rosarii[784]” (van 15 september 1966) het licht hebben doen zien; en Wij hebben daarin gevraagd, dat de gelovigen hun smeekbeden tot O.L. Vrouw van de Rozenkrans zouden richten om het onwaardeerbaar goed van de vrede van God te verkrijgen.
Op deze Rondschrijfbrief is de Apostolische Aansporing “Recurrens mensis October[1403]” (van 17 oktober 1969) gevolgd. Dit is gebeurd bij Onze herdenking van het vierde eeuwfeest sinds het verschijnen van de Apostolische Brief “Consuerverunt Romani Pontifices[1408]” , waarin Onze heilige Voorganger Pius V het Rozenkransgebed in het volle daglicht heeft geplaatst en de vorm ervan vastgesteld, die tot in onze dagen werd doorgegeven.
Referenties naar alinea 42a: 3
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Rosarium Virginis Mariae ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 De vruchten van nieuwere onderzoekingen
43
Zodoende heeft Onze voortdurende belangstelling voor de geliefde Rozenkrans ter ere van de heilige Maagd Maria Ons ertoe gebracht om met bijzondere opmerkzaamheid datgene te volgen wat op niet weinige congressen, die deze laatste jaren op dit gebied werden gehouden, besproken en voorgesteld werd omtrent de pastorale waarde van de Rozenkrans voor onze tijd.
Deze samenkomsten werden georganiseerd door een aantal Verenigingen en personen, die zich bijzonder toelegden op het bevorderen van het Rozenkransgebed. Deelnemers daaraan waren zowel bisschoppen, priesters en religieuzen, alsook mannen en vrouwen uit de lekenstand, die vanwege hun jarenlange ervaring bijzonder vertrouwd waren met pastorale aangelegenheden en over een kerkelijke aanvoelingsvermogen beschikten, dat vertrouwen en hoogachting verdiende. Onder hen vermelden Wij met ere de Zonen van St. Dominicus, die sinds lang de bewaarders en voorstanders van deze heilzame devotie.
Bij de resultaten van deze samenkomsten voegen zich de onderzoekingen van de geschiedkundigen. Door hun studies werd de oorspronkelijke vorm van de Rozenkrans nagevorst, zeer zeker niet met een archeologische opzet, maar zò, dat men daaruit zowel zijn oorsprong zelf, als zijn aangeboren kracht en grondstructuur zou kunnen vaststellen en doorzien. Uit dit alles nu is de oorspronkelijke aard van de Rozenkrans duidelijker aan het licht getreden, evenals ook de delen, die tot zijn eigenlijke natuur behoren, en hun onderling verband.
Deze samenkomsten werden georganiseerd door een aantal Verenigingen en personen, die zich bijzonder toelegden op het bevorderen van het Rozenkransgebed. Deelnemers daaraan waren zowel bisschoppen, priesters en religieuzen, alsook mannen en vrouwen uit de lekenstand, die vanwege hun jarenlange ervaring bijzonder vertrouwd waren met pastorale aangelegenheden en over een kerkelijke aanvoelingsvermogen beschikten, dat vertrouwen en hoogachting verdiende. Onder hen vermelden Wij met ere de Zonen van St. Dominicus, die sinds lang de bewaarders en voorstanders van deze heilzame devotie.
Bij de resultaten van deze samenkomsten voegen zich de onderzoekingen van de geschiedkundigen. Door hun studies werd de oorspronkelijke vorm van de Rozenkrans nagevorst, zeer zeker niet met een archeologische opzet, maar zò, dat men daaruit zowel zijn oorsprong zelf, als zijn aangeboren kracht en grondstructuur zou kunnen vaststellen en doorzien. Uit dit alles nu is de oorspronkelijke aard van de Rozenkrans duidelijker aan het licht getreden, evenals ook de delen, die tot zijn eigenlijke natuur behoren, en hun onderling verband.
Referenties naar alinea 43: 1
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
44
Hieruit is, om aanstonds een voorbeeld te noemen, het evangelisch karakter van de Rozenkrans duidelijker naar voren gekomen. Aan het Evangelie zijn immers de daarin aangekondigde geheimen en zijn voornaamste formules ontleend. Eveneens uit het Evangelie putten de gelovigen, wanneer zij bij het bidden van de Rozenkrans de feestelijke begroeting van de Engel en de religieuze instemming van Maria in herinnering roepen. En tenslotte belijden zij, door op passende wijze de begroeting van de Engel te herhalen, openlijk een der voornaamste mysteries van het Evangelie, namelijk de Menswording van het Woord; en wel beschouwd op dat unieke en beslissende ogenblik van de geschiedenis, waarop de Engel de boodschap aan Maria heeft gebracht.
De Rozenkrans is dus “een evangelisch gebed” , een benaming waarmee de zielzorgers en de geleerden hem in onze dagen, meer dan vroeger, plegen te typeren.
De Rozenkrans is dus “een evangelisch gebed” , een benaming waarmee de zielzorgers en de geleerden hem in onze dagen, meer dan vroeger, plegen te typeren.
Referenties naar alinea 44: 1
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
45
Ook heeft men thans beter begrepen dan vroeger hoe de geordende en zich stap voor stap ontvouwende Rozenkrans een weerspiegeling is van de wijze waarop het Woord van God – na zich door een barmhartig raadsbesluit het lot van de mensen hebben aangetrokken – het werk van de Verlossing ten uitvoer heeft gelegd. In een passende volgorde worden immers de voornaamste heilsgebeurtenissen beschouwd, die zich in Christus hebben voltrokken: vanaf de maagdelijke ontvangenis van het Woord Gods en de geheimen van Jezus’ kindsheid tot aan de verheven geheimen van Pasen, namelijk het heilig Lijden en de glorievolle Verrijzenis, tot aan de vruchten ervan, die op de eerste Pinksterdag aan de ontluikende Kerk zijn te beurt gevallen, evenals aan de heilige Maagd Maria, toen Zij uit deze aardse ballingschap met ziel en lichaam in het hemels vaderland werd opgenomen.
Men heeft thans ook duidelijker begrepen, dat de verdeling der geheimen van de Rozenkrans in drie series met opeenvolgende gebeurtenissen, die in overeenstemming zijn met de werkelijke tijdsvolgorde, een treffende samenhang vertoont, doch tevens een weerspiegeling is van het schema van de oorspronkelijke geloofsverkondiging; en dat de Rozenkrans bovendien het Christusmysterie op dezelfde wijze voorhoudt als St. Paulus het heeft gezien, toen hij in zijn bekende hymne in de Brief aan de Filippenzen getuigde van Christus’ ontleding dood en verheffing. (Fil. 2, 6-11)[[b:Fil. 2, 6-11]]
Men heeft thans ook duidelijker begrepen, dat de verdeling der geheimen van de Rozenkrans in drie series met opeenvolgende gebeurtenissen, die in overeenstemming zijn met de werkelijke tijdsvolgorde, een treffende samenhang vertoont, doch tevens een weerspiegeling is van het schema van de oorspronkelijke geloofsverkondiging; en dat de Rozenkrans bovendien het Christusmysterie op dezelfde wijze voorhoudt als St. Paulus het heeft gezien, toen hij in zijn bekende hymne in de Brief aan de Filippenzen getuigde van Christus’ ontleding dood en verheffing. (Fil. 2, 6-11)[[b:Fil. 2, 6-11]]
Referenties naar alinea 45: 1
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
46
Rosarium Virginis Mariae ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Daar de Rozenkrans dus op het Evangelie steunt en betrekking heeft op het geheim van de Menswording en de Verlossing van de mensen als op zijn middelpunt, moet hij beschouwd worden als een gebed, dat zich geheel en al op Christus concentreert.
Het eigene en bijzondere immers van dit gebed, namelijk zijn litanie-vormige herhaling van de groet an de Engel: “Wees gegroet, Maria” , betekent ook een ononderbroken loflied op Christus, want op Hem hebben zowel de boodschap van de Engel, als de groet van de moeder van Johannes de Doper: ”Gezegend is de vrucht van uw schoot” (Lc. 1, 42)[b:Lc. 1, 42], betrekking als op hun eindterm. Jazelfs, de herhaling van de woorden “Wees gegroet, Maria” vormt als het ware het weefsel, waarin de beschouwing van de geloofsgeheimen voortgang vindt. Christus immers, die in iedere begroeting van de Engel aangeduid wordt, is dezelfde als degene die in de achtereenvolgens aangekondigde geheimen wordt voorgesteld als de Zoon van God en als de Zoon van de Maagd, die in de grot van Bethlehem geboren werd. Hij is dezelfde het Kind, dat door zijn Moeder in de tempel werd opgedragen en als de Knaap, die bekommerd was om de dingen, die van zijn Vader zijn; dezelfde als de Verlosser van de mensen, die in de tuin van doodstrijd heeft verkeerd, met gesels werd geslagen en met een krans van doornen gekroond; dezelfde die met het kruis beladen werd en op de Calvarieberg gestorven is; dezelfde die uit de doden werd opgewekt en is opgestegen naar de glorie van zijn Vader, om vandaar uit de gaven van de Geest te zenden.
Zoals wij allen weten, heeft vroeger de gewoonte bestaan – die op verschillende plaatsen tot vandaag toe van kracht is gebleven – om bij ieder “Wees gegroet” aan de naam Jezus een zinsnede toe te voegen, die samenhangt met het aangekondigde geheim. Dit gebeurde met de bedoeling de beschouwing te bevorderen en de geest in harmonie te brengen met het stemgeluid.
Het eigene en bijzondere immers van dit gebed, namelijk zijn litanie-vormige herhaling van de groet an de Engel: “Wees gegroet, Maria” , betekent ook een ononderbroken loflied op Christus, want op Hem hebben zowel de boodschap van de Engel, als de groet van de moeder van Johannes de Doper: ”Gezegend is de vrucht van uw schoot” (Lc. 1, 42)[b:Lc. 1, 42], betrekking als op hun eindterm. Jazelfs, de herhaling van de woorden “Wees gegroet, Maria” vormt als het ware het weefsel, waarin de beschouwing van de geloofsgeheimen voortgang vindt. Christus immers, die in iedere begroeting van de Engel aangeduid wordt, is dezelfde als degene die in de achtereenvolgens aangekondigde geheimen wordt voorgesteld als de Zoon van God en als de Zoon van de Maagd, die in de grot van Bethlehem geboren werd. Hij is dezelfde het Kind, dat door zijn Moeder in de tempel werd opgedragen en als de Knaap, die bekommerd was om de dingen, die van zijn Vader zijn; dezelfde als de Verlosser van de mensen, die in de tuin van doodstrijd heeft verkeerd, met gesels werd geslagen en met een krans van doornen gekroond; dezelfde die met het kruis beladen werd en op de Calvarieberg gestorven is; dezelfde die uit de doden werd opgewekt en is opgestegen naar de glorie van zijn Vader, om vandaar uit de gaven van de Geest te zenden.
Zoals wij allen weten, heeft vroeger de gewoonte bestaan – die op verschillende plaatsen tot vandaag toe van kracht is gebleven – om bij ieder “Wees gegroet” aan de naam Jezus een zinsnede toe te voegen, die samenhangt met het aangekondigde geheim. Dit gebeurde met de bedoeling de beschouwing te bevorderen en de geest in harmonie te brengen met het stemgeluid.
Referenties naar alinea 46: 3
Rosarium Virginis Mariae ->=geentekst=Rosarium Virginis Mariae ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
47
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Evenzo heeft men, sterker dan vroeger, de dwingende noodzaak ingezien, om behalve op de kracht van de Rozenkrans als lof- en smeekgebed, te wijzen op een ander element, dat daaraan eigen is, namelijk op de beschouwing.
Wanneer dit aspect ontbreekt, is de Rozenkrans te vergelijken met een lichaam zonder ziel. Dan bestaat het gevaar dat het bidden ervan ontaard in een herhaling van formules, waaraan verstand en gemoed ontbreken, zodat men in tegenspraak komt met de vermaning van Jezus Christus: ”Als gij bidt, gebruikt dan geen veelheid van woorden, zoals de heidenen doen; want deze menen dat zij vanwege de veelheid van hun woorden verhoring zullen vinden” (Mt. 6, 7)[b:Mt. 6, 7].
De Rozenkrans vereist in feite van nature dat hij in een rustig gebedsritme en als ware in een meditatieve vertraging verloopt. Hierdoor blijft de bidder gemakkelijker bezig met de overweging van de geheimen van Christus’ leven, als het ware doorleefd met het hart van Haar, die de Heer het meest van allen nabij is geweest, opdat zo ook aan hem de onpeilbare rijkdommen van die geheimen ontsloten zouden worden.
Wanneer dit aspect ontbreekt, is de Rozenkrans te vergelijken met een lichaam zonder ziel. Dan bestaat het gevaar dat het bidden ervan ontaard in een herhaling van formules, waaraan verstand en gemoed ontbreken, zodat men in tegenspraak komt met de vermaning van Jezus Christus: ”Als gij bidt, gebruikt dan geen veelheid van woorden, zoals de heidenen doen; want deze menen dat zij vanwege de veelheid van hun woorden verhoring zullen vinden” (Mt. 6, 7)[b:Mt. 6, 7].
De Rozenkrans vereist in feite van nature dat hij in een rustig gebedsritme en als ware in een meditatieve vertraging verloopt. Hierdoor blijft de bidder gemakkelijker bezig met de overweging van de geheimen van Christus’ leven, als het ware doorleefd met het hart van Haar, die de Heer het meest van allen nabij is geweest, opdat zo ook aan hem de onpeilbare rijkdommen van die geheimen ontsloten zouden worden.
Referenties naar alinea 47: 3
Rosarium Virginis Mariae ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 Rozenkrans en liturgie
48
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Tenslotte heeft men, dank zij het onderzoek van deskundige personen van onze tijd, ook een vollediger inzicht gekregen in de betrekkingen tussen de liturgische eredienst en de Rozenkrans ter ere van Maria.
Van de ene kant werd in feite duidelijker in het licht gesteld, dat het gebruik van de Rozenkrans te zien is als een lootje, dat ontsproten is aan de aloude stam van de heilige Liturgie. Hij werd dan ook “Psalter van de heilige Maagd” genoemd, omdat de eenvoudige gelovigen met behulp hiervan zich zouden kunnen verenigen met het loflied en de smeekbede van de algemene Kerk. Maar van de andere kant heeft men ook kunnen waarnemen, dat dit gebruik is opgekomen tegen het einde van de Middeleeuwen, d.w.z. in dat tijdsgewricht, waarin de christengelovigen, bij het kwijnen van de ware geest der Liturgie, enigszins vervreemd waren van de liturgische eredienst en de voorkeur gaven aan de meer naar buiten tredende gevoelens van vroomheid jegens de mensheid van Christus en Jegens de Allerheiligste Maagd Maria.
Zo kon het, nog niet veel jaren geleden, gebeuren dat sommige personen de wens tot uiting brachten, dat de Rozenkrans ter ere van Maria tot de liturgische riten zou worden gerekend, terwijl andere – bekommerd als zij waren om de dwalingen op pastoraal gebied uit het verleden te voorkomen – deze vorm van bidden ten onrechte verwaarloosden.
Doch dit vraagstuk kan heden ten dage gemakkelijk opgelost worden in het licht van de leer van het Tweede Vaticaans Concilie, vastgelegd in zijn Constitutie, waarvan de aanhef luidt: “Sacrosanctum Concilium[570]”. Krachtens deze leer mogen namelijk de liturgische vieringen en de vrome oefening van de Rozenkrans niet tegenover elkaar geplaatst, noch ook aan elkaar gelijkgesteld worden. vgl: Sacrosanctum Concilium, 13[[[570|13]]]
Iedere vorm van bidden wordt in feite des te vruchtbaarder, naarmate hij zijn aangeboren kracht en eigen aard behoudt. Is dus de hogere waarde van de liturgische handelingen eenmaal vastgesteld, dan zal het niet mogelijk vallen, in de Rozenkrans een vorm van vroomheid te erkennen, die gemakkelijk met de heilige Liturgie in harmonie kan worden gebracht. Want evenals de Liturgie zelf, heeft ook de Rozenkrans een gemeenschapskarakter, wordt door de Heilige Schrift gevoed en betreft het gehele Christusmysterie. En ofschoon verder beide soorten van gebed door hun natuur zelf onderling verschillen, verwijlt toch zowel de anamnese (of gedachtenisviering) in de heilige Liturgie, als het beschouwend aandenken in de Rozenkrans ter ere van Maria, bij dezelfde heilsgebeurtenissen, waarvan Christus de bewerker is.
Maar er is ook een wezenlijk verschil. Enerzijds bewerkt immers de Liturgie, dat de verhevenste geheimen van onze Verlossing onder de sluier van tekenen onder ons tegenwoordig worden gesteld en op geheimzinnige wijze werkzaam zijn. Anderzijds evenwel roept bij de Rozenkrans de geest van de biddende persoon deze geheimen door vrome beschouwing in zich op en wordt zijn wil aangespoord om de daaraan ontleende richtlijnen in de praktijk van iedere dag te beleven.
Welnu, is dit verschil, dat van wezenlijke aard is, eenmaal vastgesteld, dan is het gemakkelijk te begrijpen, dat de Rozenkrans een vrome oefening is, die haar oorsprong aan de heilige Liturgie ontleent, en die – mits zij volgens haar oorspronkelijke geest gehouden wordt – van nature naar de Liturgie voert, zonder nochtans de drempel van deze te overschrijden. Immers, de beschouwing van de mysteries van Christus, die in de Rozenkrans plaats heeft, gewent geest en hart van de christengelovigen eraan, deze geheimen nader te overwegen, zodat deze wijze van bidden hen op uitstekende wijze kan voorbereiden om diezelfde geheimen in de liturgische handelingen te vieren en de gedachtenis daaraan gedurende de dag voort te zetten. Maar het is niet vrij van dwaling, de Rozenkrans ter ere van Maria – zoals jammer genoeg hier en daar nog gebeurt – gedurende de liturgische handeling zelf te bidden.
Van de ene kant werd in feite duidelijker in het licht gesteld, dat het gebruik van de Rozenkrans te zien is als een lootje, dat ontsproten is aan de aloude stam van de heilige Liturgie. Hij werd dan ook “Psalter van de heilige Maagd” genoemd, omdat de eenvoudige gelovigen met behulp hiervan zich zouden kunnen verenigen met het loflied en de smeekbede van de algemene Kerk. Maar van de andere kant heeft men ook kunnen waarnemen, dat dit gebruik is opgekomen tegen het einde van de Middeleeuwen, d.w.z. in dat tijdsgewricht, waarin de christengelovigen, bij het kwijnen van de ware geest der Liturgie, enigszins vervreemd waren van de liturgische eredienst en de voorkeur gaven aan de meer naar buiten tredende gevoelens van vroomheid jegens de mensheid van Christus en Jegens de Allerheiligste Maagd Maria.
Zo kon het, nog niet veel jaren geleden, gebeuren dat sommige personen de wens tot uiting brachten, dat de Rozenkrans ter ere van Maria tot de liturgische riten zou worden gerekend, terwijl andere – bekommerd als zij waren om de dwalingen op pastoraal gebied uit het verleden te voorkomen – deze vorm van bidden ten onrechte verwaarloosden.
Doch dit vraagstuk kan heden ten dage gemakkelijk opgelost worden in het licht van de leer van het Tweede Vaticaans Concilie, vastgelegd in zijn Constitutie, waarvan de aanhef luidt: “Sacrosanctum Concilium[570]”. Krachtens deze leer mogen namelijk de liturgische vieringen en de vrome oefening van de Rozenkrans niet tegenover elkaar geplaatst, noch ook aan elkaar gelijkgesteld worden. vgl: Sacrosanctum Concilium, 13[[[570|13]]]
Iedere vorm van bidden wordt in feite des te vruchtbaarder, naarmate hij zijn aangeboren kracht en eigen aard behoudt. Is dus de hogere waarde van de liturgische handelingen eenmaal vastgesteld, dan zal het niet mogelijk vallen, in de Rozenkrans een vorm van vroomheid te erkennen, die gemakkelijk met de heilige Liturgie in harmonie kan worden gebracht. Want evenals de Liturgie zelf, heeft ook de Rozenkrans een gemeenschapskarakter, wordt door de Heilige Schrift gevoed en betreft het gehele Christusmysterie. En ofschoon verder beide soorten van gebed door hun natuur zelf onderling verschillen, verwijlt toch zowel de anamnese (of gedachtenisviering) in de heilige Liturgie, als het beschouwend aandenken in de Rozenkrans ter ere van Maria, bij dezelfde heilsgebeurtenissen, waarvan Christus de bewerker is.
Maar er is ook een wezenlijk verschil. Enerzijds bewerkt immers de Liturgie, dat de verhevenste geheimen van onze Verlossing onder de sluier van tekenen onder ons tegenwoordig worden gesteld en op geheimzinnige wijze werkzaam zijn. Anderzijds evenwel roept bij de Rozenkrans de geest van de biddende persoon deze geheimen door vrome beschouwing in zich op en wordt zijn wil aangespoord om de daaraan ontleende richtlijnen in de praktijk van iedere dag te beleven.
Welnu, is dit verschil, dat van wezenlijke aard is, eenmaal vastgesteld, dan is het gemakkelijk te begrijpen, dat de Rozenkrans een vrome oefening is, die haar oorsprong aan de heilige Liturgie ontleent, en die – mits zij volgens haar oorspronkelijke geest gehouden wordt – van nature naar de Liturgie voert, zonder nochtans de drempel van deze te overschrijden. Immers, de beschouwing van de mysteries van Christus, die in de Rozenkrans plaats heeft, gewent geest en hart van de christengelovigen eraan, deze geheimen nader te overwegen, zodat deze wijze van bidden hen op uitstekende wijze kan voorbereiden om diezelfde geheimen in de liturgische handelingen te vieren en de gedachtenis daaraan gedurende de dag voort te zetten. Maar het is niet vrij van dwaling, de Rozenkrans ter ere van Maria – zoals jammer genoeg hier en daar nog gebeurt – gedurende de liturgische handeling zelf te bidden.
Referenties naar alinea 48: 2
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 4 De samenstelling van de Rozenkrans
49
De (Rozen)kroon van de Heilige Maagd Maria bestaat – overovereenkomstig de overlevering, die door Onze Voorganger de Heilige Pius V werd overgenomen en met het gezag van zijn ambt bekrachtigd – uit verschillende delen, die op een geschikte wijze geordend en onderling verbonden zijn. Deze delen zijn:
- De beschouwing, die in vereniging van geest met Maria gehouden moet worden. Zij betreft meerdere heilsgeheimen, die op verstandige wijze in drie series verdeeld zijn. Daarin overdenken wij zowel de vreugde om de komst van de Messias en de heilbrengende smarten van Christus, alsook de heerlijkheid van zijn verrijzenis uit de doden, met haar weeromstuit op de Kerk. Deze beschouwing beweegt krachtens haar eigen natuur de ziel om na te denken over de beleving van onze godsdienst en om daaruit doeltreffende richtlijnen voor eigen levenswandel te putten.
- Het gebed des Heren of het “Onze Vader” . Vanwege zijn allesovertreffende waarde steunt hierop heel het christelijk gebed als op zijn grondslag, terwijl ook de veelvoudige gebedsvormen hieraan hun waardigheid ontlenen.
- De litanievormige reeks van begroetingen van de Engel. Dit “Wees gegroet, Maria” wordt gevormd door de woorden van de Engel, die de heilige Maagd begroet (Lc. 1, 28)[[b:Lc. 1, 28]] en door de eerbiedige lofprijzing door Elisabeth uitgesproken (Lc. 1, 42)[[b:Lc. 1, 42]], daarna gevolgd door het smeekgebed van de Kerk: “Heilige Maria...” .
De voortdurende herhaling der begroeting van de Engel is het eigen goed en de typerende trek van de Rozenkrans. Het aantal daarvan – dat bij de (Rozen)kroon in zijn typische en volle betekenis honderdvijftig Weesgroeten omvat – vertoont een zekere gelijkenis met het Psalmboek (met zijn honderdvijftig Psalmen), een aantal dat de vrome oefening van de Rozenkrans vanaf haar oorsprong heeft gekenmerkt.
Dit aantal wordt volgens een beproefde gewoonte in tientallen verdeeld, die telkens aan een bepaald geheim worden gewijd en in drie series of reeksen zijn ingedeeld. Daaruit is het bekende “Rozenhoedje” of “Kroontje” ontstaan, dat uit vijftig Ave’s bestaat. Dit “Rozenhoedje” is in gebruik gekomen als algemene manier op deze oefening te houden. Als zodanig is het overgegaan in de volksvroomheid en werd het door de Pausen bekrachtigd en bovendien met vele aflaten verijkten. - De zogenaamde doxologie (of lofprijzing) “Eer aan de Vader”. Hierdoor worden – zoals algemeen gebruikelijk is in christelijke vroomheid – de gebeden besloten met de verheerlijking van de Drie-enige God, uit wie alles, door wie alles in wie alles (Rom. 11, 36)[[b:Rom. 11, 36]].
Referenties naar alinea 49: 1
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
50
Ziedaar de onderdelen van de Rozenkrans ter ere van Maria. Daarin bezit ieder element zijn eigen aard, die ook bij het bidden tot zijn recht moet komen, opdat de Rozenkrans zowel heel de rijkdom van zijn kracht, als zijn afwisselend karakter, tot uitdrukking kan brengen.
Daarom zal men bij het bidden van het “Rozenkroontje” ter ere van Maria ernstig smekend beginnen bij het Gebed des Heren. Men zal lyrisch en prijzend bidden bij de rustige gang van de Weesgegroeten, beschouwend bij het aandachtig overwegen van de geheimen, en aanbiddend bij de doxologie of lofprijzing van God.
Dit alles dient steeds zo te gebeuren, hoe men de Rozenkrans ook pleegt te bidden: hetzij als privé persoon, wanneer de christengelovige alleen en in afzondering bidt, zijn geest met de Heer verenigd; hetzij op gemeenschappelijke wijze, zoals in de huiselijke kring of wanneer meerdere christenen samenkomen om Gods bijzondere tegenwoordigheid onder hen af te smeken (Mt. 18, 20)[[b:Mt. 18, 20]]; hetzij tenslotte in het openbaar, d.w.z. op bijeenkomsten, waartoe de kerkelijke gemeenschap wordt samengeroepen.
Daarom zal men bij het bidden van het “Rozenkroontje” ter ere van Maria ernstig smekend beginnen bij het Gebed des Heren. Men zal lyrisch en prijzend bidden bij de rustige gang van de Weesgegroeten, beschouwend bij het aandachtig overwegen van de geheimen, en aanbiddend bij de doxologie of lofprijzing van God.
Dit alles dient steeds zo te gebeuren, hoe men de Rozenkrans ook pleegt te bidden: hetzij als privé persoon, wanneer de christengelovige alleen en in afzondering bidt, zijn geest met de Heer verenigd; hetzij op gemeenschappelijke wijze, zoals in de huiselijke kring of wanneer meerdere christenen samenkomen om Gods bijzondere tegenwoordigheid onder hen af te smeken (Mt. 18, 20)[[b:Mt. 18, 20]]; hetzij tenslotte in het openbaar, d.w.z. op bijeenkomsten, waartoe de kerkelijke gemeenschap wordt samengeroepen.
Referenties naar alinea 50: 1
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 5 Nieuwe vormen, aanbeveling voor het gezin
51
De laatste tijd zijn er enkele nieuwe oefeningen van vroomheid ontstaan, die hun inspiratie aan de Rozenkrans ontlenen. Van deze willen Wij die oefeningen aangeven en aanbevelen, welke aan de gebruikelijke vormen van religieuze viering van het Woord Gods enkele elementen toevoegen, die aan de Rozenkrans van de Heilige Maagd Maria ontleend zijn. Hiertoe behoort bijvoorbeeld de eigen omschrijving van de geloofsgeheimen, waaraan dan een litanievormige herhaling van het Weesgegroet wordt toegevoegd.
Ongetwijfeld worden dergelijke elementen van de Rozenkrans aldus duidelijker in het licht gesteld, doordat zij tussen de lezing van de Heilige Schrift worden ingevlochten, door een homilie worden toegelicht, door tussenpozen van stilte omgeven en door zang onderstreept.
Het verheugt Ons te vernemen, dat deze vrome oefeningen reeds ertoe hebben bijgedragen om de geestelijke rijkdom van de Rozenkrans zelf beter te doen inzien en om bij samenkomsten en groeperingen van jongeren de eerbied, die wij aan deze gebedsvorm verschuldigd zijn, te doen toenemen.
Ongetwijfeld worden dergelijke elementen van de Rozenkrans aldus duidelijker in het licht gesteld, doordat zij tussen de lezing van de Heilige Schrift worden ingevlochten, door een homilie worden toegelicht, door tussenpozen van stilte omgeven en door zang onderstreept.
Het verheugt Ons te vernemen, dat deze vrome oefeningen reeds ertoe hebben bijgedragen om de geestelijke rijkdom van de Rozenkrans zelf beter te doen inzien en om bij samenkomsten en groeperingen van jongeren de eerbied, die wij aan deze gebedsvorm verschuldigd zijn, te doen toenemen.
Referenties naar alinea 51: 1
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
52
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Thans willen Wij, in aansluiting bij de bedoelingen van Onze Voorgangers, het bidden van de Rozenkrans ter ere van Maria in de huiselijke kring bijzonder gaarne en met nadruk aanbevelen.
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft verklaard, dat het gezin, de eerste en vitale cel van de maatschappij, “zich door de wederkerige liefde van zijn leden en door het gemeenschappelijk gebed tot God doet kennen als een huis-heiligdom van de Kerk” Presbyterorum Ordinis, 11[[704|11]].
Het christelijk gezin toont zich dus een gezinskerk Lumen Gentium, 11[[617|11]],
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft verklaard, dat het gezin, de eerste en vitale cel van de maatschappij, “zich door de wederkerige liefde van zijn leden en door het gemeenschappelijk gebed tot God doet kennen als een huis-heiligdom van de Kerk” Presbyterorum Ordinis, 11[[704|11]].
Het christelijk gezin toont zich dus een gezinskerk Lumen Gentium, 11[[617|11]],
- als zijn leden, overeenkomstig de taak en de situatie van eenieder, samen de gerechtigheid bevorderen;
- als zij de werken van barmhartigheid beoefenen;
- als zij zich aan de broederdienst wijden;
- als zij in een breder verband deelnemen aan het apostolaatswerk van de plaatselijke gemeenschap en actief aandeel hebben aan haar liturgische vieringen vgl: Presbyterorum Ordinis, 11[[[704|11]]];
- en tenslotte als zij gemeenschappelijk hun gebeden tot God richten. Want als dit laatste ontbreekt, moet men zeggen dat de huiselijke kring het kenmerk mist, dat het tot een christelijk gezin bestempelt.
Referenties naar alinea 52: 2
Familiaris Consortio ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
53
Overeenkomstig de richtlijnen, die het Oecumenisch Concilie heeft gegeven, rekent de “Algemene Verordening over de Liturgie der Getijden” de huiselijke samenleving met recht en reden bij de groepen, aan welke het alleszins betaamt het Goddelijk Officie gemeenschappelijk te bidden: “Het is passend (...) dat het gezin, als huiselijk heiligdom van de Kerk, niet alleen gemeenschappelijke gebeden tot God richt, maar te gelegener tijd ook gezamenlijk enkele gedeelten van de Liturgische Getijden bidt, om zich aldus inniger met de Kerk te verenigen”. Institutio Generalis Liturgiae Horarum, (27)[[3720|(27)]]
Men mag dus niets onbeproefd laten om deze duidelijke norm van handelen in de christelijke gezinnen steeds meer en met vreugde ingang te doen vinden.
Men mag dus niets onbeproefd laten om deze duidelijke norm van handelen in de christelijke gezinnen steeds meer en met vreugde ingang te doen vinden.
Referenties naar alinea 53: 1
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
54
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Toch lijdt het geen twijfel dat, na de viering van de Liturgie der Getijden – waarin het gezinsgebed zijn hoogtepunt kan bereiken – de (Rozen)kroon ter ere van de heilige Maagd Maria gerekend moet worden onder de verhevenste en doeltreffendste “gereedschappelijke gebeden” , waartoe het christelijk gezin wordt uitgenodigd.
Inderdaad willen Wij gaarne hierop de aandacht vestigen; en Wij verlangen vurig, dat op het ogenblik, waarop de leden van het gezin samenkomen om te bidden, de Rozenkrans veelvuldig en gaarne in de handen zal worden genomen.
Wij weten maar àl te wel, dat de veranderingen in de levensvoorwaarden van de hedendaagse mens niet gunstig zijn voor het samenkomen van de gezinnen in de huiselijke kring; en wanneer dit al gebeurt, is het om verschillende redenen vaak moeilijk een dergelijke bijeenkomst te benutten om te bidden.
Wij geven toe, dat dit ongetwijfeld een moeilijke aangelegenheid is. Maar als de voorwaarden van milieu en levensgewoonten druk op ons uitoefenen, is het anderzijds karakteristiek voor de christenen om niet overwonnen te worden, maar te overwinnen, niet te bezwijken, maar moed te vatten.
Daarom moeten de christelijke gezinnen, die de hun toevertrouwde taak ten volle willen vervullen, en de vroomheid, die aan het christelijk gezin eigen is, in de praktijk van het leven willen verwerkelijken, met inspanning van al hun krachten ernaar streven de hinderpalen te verwijderen, die zowel de huiselijke samenkomsten als het gemeenschappelijk gebed belemmeren.
Inderdaad willen Wij gaarne hierop de aandacht vestigen; en Wij verlangen vurig, dat op het ogenblik, waarop de leden van het gezin samenkomen om te bidden, de Rozenkrans veelvuldig en gaarne in de handen zal worden genomen.
Wij weten maar àl te wel, dat de veranderingen in de levensvoorwaarden van de hedendaagse mens niet gunstig zijn voor het samenkomen van de gezinnen in de huiselijke kring; en wanneer dit al gebeurt, is het om verschillende redenen vaak moeilijk een dergelijke bijeenkomst te benutten om te bidden.
Wij geven toe, dat dit ongetwijfeld een moeilijke aangelegenheid is. Maar als de voorwaarden van milieu en levensgewoonten druk op ons uitoefenen, is het anderzijds karakteristiek voor de christenen om niet overwonnen te worden, maar te overwinnen, niet te bezwijken, maar moed te vatten.
Daarom moeten de christelijke gezinnen, die de hun toevertrouwde taak ten volle willen vervullen, en de vroomheid, die aan het christelijk gezin eigen is, in de praktijk van het leven willen verwerkelijken, met inspanning van al hun krachten ernaar streven de hinderpalen te verwijderen, die zowel de huiselijke samenkomsten als het gemeenschappelijk gebed belemmeren.
Referenties naar alinea 54: 2
Familiaris Consortio ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
55
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Bij het beëindigen van deze beschouwingen, die getuigen van de zorg en de hoogachting, waarmee deze Apostolische Stoel de Rozenkrans ter ere van Maria bejegent, wensen Wij er nog op te wijzen, dat men, bij het verspreiden van deze zo heilzame uiting van christelijke vroomheid, de juiste verhoudingen in acht moeten nemen, zodat men deze vorm van gebed niet dermate ophemelt, dat men de andere vormen op onbehoorlijke wijze schijnt te minachten.
De Rozenkrans is een verheven soort van gebed, doch de christengelovige moet ten aanzien hiervan een rustige en vrije houding aannemen. Het is dan ook alleszins wenselijk, dat de christen, die dit gebed rustig en ingetogen wil bidden, veeleer aangetrokken wordt door de innerlijke bekoorlijkheid ervan.
De Rozenkrans is een verheven soort van gebed, doch de christengelovige moet ten aanzien hiervan een rustige en vrije houding aannemen. Het is dan ook alleszins wenselijk, dat de christen, die dit gebed rustig en ingetogen wil bidden, veeleer aangetrokken wordt door de innerlijke bekoorlijkheid ervan.
Referenties naar alinea 55: 2
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 4 Algemeen besluit: theologische en pastorale waarde van de Maria-verering
56
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Eerbiedwaardige Broeders, aan het einde van Onze Apostolische Aansporing gekomen, willen Wij op summiere wijze de theologische waarde van de Maria-verering in het juiste licht stellen en tevens in het kort herinneren aan haar grote pastorale kracht tot vernieuwing van de christelijke zeden.
De godsvrucht van de Kerk jegens de Heilige Maagd Maria behoort tot de natuur zelf van de christelijke eredienst. De eer, die de Kerk altijd en overal aan de Moeder Gods heeft betoond – vanaf de begroeting van Elisabeth, die haar gelukkig prees (Lc. 1, 42-45)[[b:Lc. 1, 42-45]], tot aan de uitingen van lof en smeking in onze dagen – getuigt op treffende wijze hoe de erkende kerkelijke norm van bidden een uitnodiging aan de gelovigen inhoudt om haar norm van geloven dieper wortel te doen schieten in hun gemoed. Maar ook omgekeerd eist haar norm van geloven, dat haar norm van bidden met betrekking tot de Moeder van Christus allerwegen krachtig opbloeit.
Deze Maria-verering heeft diepe wortels in het geopenbaarde Woord van God en steunt vast en veilig op een aant al waarheden van de katholieke leer. Dit zijn de volgende:
Hieraan hebben Wij nog dit toe te voegen: de verering van de heilige Maagd Maria ontleent haar laatste grond aan de ondoorgrondelijke en vrije wil van God, die als de eeuwige en goddelijke liefde (Joh. 4, 7-8.16)[[b:Joh. 4, 7-8.16]] alles uitwerkt overeenkomstig zijn liefdevol raadsbesluit. Hij heeft haar bemind en grote dingen aan haar gedaan (Lc. 1, 49)[[b:Lc. 1, 49]]. Hij heeft haar bemind omwille van Zichzelf, Hij heeft haar bemind omwille van ons; Hij heeft haar aan Zichzelf gegeven, Hij heeft haar aan ons gegeven.
De godsvrucht van de Kerk jegens de Heilige Maagd Maria behoort tot de natuur zelf van de christelijke eredienst. De eer, die de Kerk altijd en overal aan de Moeder Gods heeft betoond – vanaf de begroeting van Elisabeth, die haar gelukkig prees (Lc. 1, 42-45)[[b:Lc. 1, 42-45]], tot aan de uitingen van lof en smeking in onze dagen – getuigt op treffende wijze hoe de erkende kerkelijke norm van bidden een uitnodiging aan de gelovigen inhoudt om haar norm van geloven dieper wortel te doen schieten in hun gemoed. Maar ook omgekeerd eist haar norm van geloven, dat haar norm van bidden met betrekking tot de Moeder van Christus allerwegen krachtig opbloeit.
Deze Maria-verering heeft diepe wortels in het geopenbaarde Woord van God en steunt vast en veilig op een aant al waarheden van de katholieke leer. Dit zijn de volgende:
- de unieke waardigheid van Maria, die is “Moeder van de Zoon van God en daarom de geliefde dochter van de Vader en het heiligdom van de Heilige Geest. Door deze uitnemende genadegave overtreft Zij verre alle andere schepselen in de hemel en op aarde” Lumen Gentium, 53[[617|53]];
- haar heiligheid die, ondanks het feit dat Maria reeds vanaf haar onbevlekte Ontvangenis vol van genade was, niettemin nog steeds toenam, telkens wanneer Zij gehoorzaamde aan de wil van de Vader en verder trok langs het smalle pad van de smart (Lc. 2, 34-35; Lc. 2,41-52; Joh. 19,25-27)[[b:Lc. 2, 34-35; Lc. 2,41-52; Joh. 19,25-27]], daarbij zonder ophouden voortgang makend in geloof, hoop en liefde;
- de taak van unieke plaats, die Zij bekleedt te midden van het Godsvolk, waarvan Zij tegelijkertijd is: het verhevenste medelid, het voortreffelijkste model en de uitermate beminnelijke Moeder;
- haar ononderbroken en krachtdadige smeking, waardoor Zij, ofschoon reeds ten hemel opgenomen, ten zeerste nabij is zowel aan de gelovigen die haar aanroepen, alsook aan hen die niet weten dat zij haar kinderen zijn;
- en tenslotte haar verheerlijking, waardoor heel het menselijk geslacht veredeld wordt, zoals Dante Alighieri op bewonderenswaardige wijze heeft gezongen:
Maria behoort immers tot ons geslacht. Zij is waarachtig een dochter van Eva, ook al heeft Zij de smet van deze moeder nooit gekend. Zij is ook waarachtig onze zuster, die haar aards bestaan in nederigheid en armoede heeft doorgebracht, en aldus ons lot ten volle heeft gedeeld.“Gij zijt de Vrouw, die de mensheid hebt geadeld
zo hoog, dat zelfs haar Schepper ’t niet versmaadde
te worden wat Hij Zelfs eens had geschapen!” Paradiso XXXIII, 4-6 (vertaling C. Kops, O.F.M., Amsterdam z.j., III, blz. 298)[[1076]].
Hieraan hebben Wij nog dit toe te voegen: de verering van de heilige Maagd Maria ontleent haar laatste grond aan de ondoorgrondelijke en vrije wil van God, die als de eeuwige en goddelijke liefde (Joh. 4, 7-8.16)[[b:Joh. 4, 7-8.16]] alles uitwerkt overeenkomstig zijn liefdevol raadsbesluit. Hij heeft haar bemind en grote dingen aan haar gedaan (Lc. 1, 49)[[b:Lc. 1, 49]]. Hij heeft haar bemind omwille van Zichzelf, Hij heeft haar bemind omwille van ons; Hij heeft haar aan Zichzelf gegeven, Hij heeft haar aan ons gegeven.
Referenties naar alinea 56: 2
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
57
Christus is de enige weg, die naar de Vader leidt (Joh. 4, 4-11)[[b:Joh. 4, 4-11]]. Christus is het grootste voorbeeld, aan wiens beeld de leerling zijn gedragingen gelijkvormig behoort te maken (Joh. 13, 15)[[b:Joh. 13, 15]], zodat in deze dezelfde gevoelens leven als in Gene (Fil. 2, 15)[[b:Fil. 2, 15]] en hij Christus’ leven leeft en diens Geest bezit (Gal. 2, 20; Rom. 8, 10-11)[[b:Gal. 2, 20; Rom. 8, 10-11]].
De Kerk heeft dit te allen tijde geleerd; en daarom moet men er voor oppassen, dat er in het pastorale werk nooit iets gebeurd, dat met deze leer in strijd komt.
Niettemin erkent de Kerk – door de Heilige Geest onderwezen en met een ervaring van eeuwen uitgerust – dat ook de ware godsvrucht tot de Allerheiligste Maagd, die ondergeordend is aan de godsvrucht jegens de Goddelijke Verlosser en daarmee nauw verbonden blijft, grote kracht en doeltreffendheid op pastoraal gebied bezit, zodat zij grote waarde heeft voor de vernieuwing van het christelijk leven.
De oorzaak van deze doeltreffendheid is gemakkelijk in te zien. Immers, de veelvoudige zending, die Maria met betrekking tot het Godsvolk uitoefent, is een echte bovennatuurlijke werkelijkheid, die op actieve en vruchtbare wijze doorwerkt in het organisme van de Kerk. Het is dan ook een bron van vreugde te letten op de verschillende facetten van deze zending en te zien hoe zij stuk voor stuk naar eigen aard ertoe bijdragen om de geestelijke gelaatstrekken van haar Eerstgeboren Zoon in haar kinderen uit te werken. Het betreft hier de moederlijke voorspraak van de heilige Maagd, haar voorbeeldige heiligheid en de goddelijke genade in haar, gaven die voor het menselijk geslacht een bewijs zijn van de hemelse realiteiten, die het verwacht.
De godsvrucht jegens de Moeder van Christus zal de gelovigen ook gelegenheid geven om te groeien in de goddelijke genade, een vooruitgang die het hoogste doelwit van iedere pastorale werkzaamheid moet zijn. Het is immers onmogelijk, dat een christen de ”Genadevolle” (Lc. 1, 28)[b:Lc. 1, 28] oprecht vereert, zonder in zichzelf de ereplaats toe te kennen aan de goddelijke genade, d.w.z. aan de vriendschap van de ziel met God, aan de gemeenschap met Hem en aan de inwoning van de Heilige Geest. Deze goddelijke genade doordringt heel de mens en maakt hem gelijkvormig aan het beeld van de Zoon van God (Rom. 8, 29; Kol. 1, 18)[[b:Rom. 8, 29; Kol. 1, 18]].
De katholieke Kerk erkent – daarbij steunend op ervaring, die door de stem der eeuwen bevestigd wordt – in de Maria-verering een krachtig hulpmiddel, dat iedere mens ten dienste staat, die ernaar streeft de volheid van zijn leven te bereiken.
Maria, de nieuwe Vrouw, staat het dichtst bij Christus, de nieuwe Mens, in wiens mysterie enkel en alleen het mysterie van de mens doorzichtig wordt vgl: Gaudium et Spes, 22[[[575|22]]]; en Zij is daar als een ons gegeven onderpand en een garantie, dat in één persoon van het menselijk geslacht, namelijk in Maria, het Godsplan omtrent het heil van de hele mens reeds in vervulling is gegaan.
De mens van vandaag wordt niet zelden tussen angst en hoop heen en weer geslingerd. Vanwege het besef van zijn beperktheid verliest hij de moed en wordt hij door eindeloze verlangens terneergeslagen. Zijn gemoed is in verwarring gebracht, zijn hart verdeeld en zijn geest onzeker wegens het duistere raadsel van de dood. Door eenzaamheid terneergedrukt, ziet hij anderzijds vol verlangen uit naar gemeenschap met anderen, ten prooi als hij is aan afkeer en verveling.
Aan deze mensen biedt de heilige Maagd Maria een helder uitzicht, hetzij men haar beschouwt in de wisselvalligheden van haar aardse bestaan, hetzij in de hemelse gelukzaligheid, waarin Zij reeds geniet van de Stad Gods. Ook beschikt Zij over woorden, die in staat zijn hun gemoed vertrouwen in te boezemen. Zij staat er namelijk borg voor, dat de hoop zal zegevieren over de angst, de gemeenschap over de eenzaamheid, de vrede over de verwarring, de blijdschap en de schoonheid over de afkeer en de verveling, de verwachting van de eeuwige goederen over de aardse begeerten, het leven over de dood.
Als een aan Onze Aansporing gehecht zegel en een nieuw getuigenis van de pastorale doeltreffendheid van de Maria-verering om de mensen tot Christus te voeren, mogen de eigen woorden gelden, die de Maagd Maria op de bruiloft te Kana tot de dienaren heeft gesproken: ”Doet maar wat Hij u zeggen zal” (Joh. 2, 5)[b:Joh. 2, 5].
Deze woorden, die schijnbaar slechts de wil uitdrukken om alleen maar een ongemak bij het bruiloftsmaal weg te nemen, zijn – gelet op de bijzondere aard van het vierde Evangelie – in werkelijkheid als een stem, waarin de spreekwijze zelf schijnt te weerklinken, die door het Volk van Israël werd gebruikt om het verbond op de berg Sinaï te bekrachtigen (Ex. 19, 8; Ex. 24, 3.7; Deut. 5, 27)[[b:Ex. 19, 8; Ex. 24, 3.7; Deut. 5, 27]], of om de verplichtingen daarvan te vernieuwen (Jos. 24, 24; Ezra. 10, 12; Neh. 5, 12)[[b:Jos. 24, 24; Ezra. 10, 12; Neh. 5, 12]]. Doch het is ook een geluid, dat op bewonderenswaardige wijze overeenkomt met de stem van de Vader, die bij de theofanie (of Godsverschijning) op de berg Tabor heeft bevolen ”Luister naar Hem” (Mt. 17, 5)[b:Mt. 17, 5].
De Kerk heeft dit te allen tijde geleerd; en daarom moet men er voor oppassen, dat er in het pastorale werk nooit iets gebeurd, dat met deze leer in strijd komt.
Niettemin erkent de Kerk – door de Heilige Geest onderwezen en met een ervaring van eeuwen uitgerust – dat ook de ware godsvrucht tot de Allerheiligste Maagd, die ondergeordend is aan de godsvrucht jegens de Goddelijke Verlosser en daarmee nauw verbonden blijft, grote kracht en doeltreffendheid op pastoraal gebied bezit, zodat zij grote waarde heeft voor de vernieuwing van het christelijk leven.
De oorzaak van deze doeltreffendheid is gemakkelijk in te zien. Immers, de veelvoudige zending, die Maria met betrekking tot het Godsvolk uitoefent, is een echte bovennatuurlijke werkelijkheid, die op actieve en vruchtbare wijze doorwerkt in het organisme van de Kerk. Het is dan ook een bron van vreugde te letten op de verschillende facetten van deze zending en te zien hoe zij stuk voor stuk naar eigen aard ertoe bijdragen om de geestelijke gelaatstrekken van haar Eerstgeboren Zoon in haar kinderen uit te werken. Het betreft hier de moederlijke voorspraak van de heilige Maagd, haar voorbeeldige heiligheid en de goddelijke genade in haar, gaven die voor het menselijk geslacht een bewijs zijn van de hemelse realiteiten, die het verwacht.
- De moederlijke taak, die aan Maria werd toevertrouwd, spoort het Godsvolk aan om met kinderlijk vertrouwen zijn toevlucht te nemen tot Haar, die steeds bereidwillig gereed staat om zijn gebeden met moederlijke liefde te verhoren en het met haar krachtige hulp bij te staan vgl: Lumen Gentium, 60-63[[[617|60-63]]].
De gelovigen van Christus hebben dan ook de gewoonte aangenomen om haar aan te roepen als “Troosters van de bedroefden” , “Hulp van de christenen” , “Toevlucht van de zondaars” ; om bij zorgen opbeuring te verkrijgen, bij ziekte verlichting en bij zonden de kracht tot bevrijding uit hun slavernij. En inderdaad brengt Zij, die zelf vrij is gebleven van iedere zondesmet, haar kinderen en ertoe om de zonde met grote wilskracht te overwinnen vgl: Lumen Gentium, 65[[[617|65]]]. Deze bevrijding van de slavernij van het kwaad en de zonde (Mt. 6, 13)[[b:Mt. 6, 13]] is immers – zoals altijd opnieuw ingescherpt moet worden – als de voorwaarde te beschouwen, die aan iedere zedelijke vernieuwing van de christen moet voorafgaan. - Het voorbeeld van heiligheid, dat de gelukzalige Maagd heeft gegeven, brengt de christengelovigen ertoe, hun blikken te verheffen tot Maria, “die voor heel de gemeenschap der uitverkorenen uitmunt als een toonbeeld van deugden” Lumen Gentium, 65[[617|65]].
Het betreft hier haar hechte evangelische deugden, en wel haar geloof en onderworpenheid van wil aan het Woord van God (Lc. 1, 26-28; Lc. 1, 45; Lc. 11, 27-29; Joh. 2, 5)[[b:Lc. 1, 26-28; Lc. 1, 45; Lc. 11, 27-29; Joh. 2, 5]]; haar edelmoedige gehoorzaamheid (Lc. 1, 39-56)[[b:Lc. 1, 39-56]]; haar oprechte nederigheid (Lc. 1, 48)[[b:Lc. 1, 48]]; haar zich reppende naastenliefde (Lc. 1, 38)[[b:Lc. 1, 38]]; haar bezonnen wijsheid (Lc. 1, 29.34; Lc. 2, 19.33.51)[[b:Lc. 1, 29.34; Lc. 2, 19.33.51]]; haar toewijding aan God, die haar aandrijft om haar godsdienstplichten ijverig te vervullen (Lc. 2, 21.22-40.41)[[b:Lc. 2, 21.22-40.41]], om God voor de ontvangen weldaden te danken (Lc. 1, 46-49)[[b:Lc. 1, 46-49]], om haar gaven in de tempel aan te bieden en te bidden in gemeenschap met de Apostelen (Hand. 1, 12-14)[[b:Hand. 1, 12-14]]; haar zielesterkte in de ballingschap (Mt. 2, 13-23)[[b:Mt. 2, 13-23]] en in de smart (Lc. 2,34-35.49; Joh. 19, 25)[[b:Lc. 2,34-35.49; Joh. 19, 25]]; haar armoede vol waardigheid en vertrouwen op God (vv.)[[b:Lc. 1, 48; Lc. 2, 24; Lc. 2, 33]]; haar waakzame zorg voor haar Zoon, vanaf de vernedering van de kribbe tot aan de schande van het kruis (Lc. 2, 1-7; Joh. 19, 25-27)[[b:Lc. 2, 1-7; Joh. 19, 25-27]]; haar zorgzame kiesheid van gemoed (Joh. 2, 1-12)[[b:Joh. 2, 1-12]]; haar maagdelijke kuisheid (Mt. 1, 18-25; Lc. 1, 26-38)[[b:Mt. 1, 18-25; Lc. 1, 26-38]], haar sterke en kuise echtelijke liefde.
De godsvrucht jegens de Moeder van Christus zal de gelovigen ook gelegenheid geven om te groeien in de goddelijke genade, een vooruitgang die het hoogste doelwit van iedere pastorale werkzaamheid moet zijn. Het is immers onmogelijk, dat een christen de ”Genadevolle” (Lc. 1, 28)[b:Lc. 1, 28] oprecht vereert, zonder in zichzelf de ereplaats toe te kennen aan de goddelijke genade, d.w.z. aan de vriendschap van de ziel met God, aan de gemeenschap met Hem en aan de inwoning van de Heilige Geest. Deze goddelijke genade doordringt heel de mens en maakt hem gelijkvormig aan het beeld van de Zoon van God (Rom. 8, 29; Kol. 1, 18)[[b:Rom. 8, 29; Kol. 1, 18]].
De katholieke Kerk erkent – daarbij steunend op ervaring, die door de stem der eeuwen bevestigd wordt – in de Maria-verering een krachtig hulpmiddel, dat iedere mens ten dienste staat, die ernaar streeft de volheid van zijn leven te bereiken.
Maria, de nieuwe Vrouw, staat het dichtst bij Christus, de nieuwe Mens, in wiens mysterie enkel en alleen het mysterie van de mens doorzichtig wordt vgl: Gaudium et Spes, 22[[[575|22]]]; en Zij is daar als een ons gegeven onderpand en een garantie, dat in één persoon van het menselijk geslacht, namelijk in Maria, het Godsplan omtrent het heil van de hele mens reeds in vervulling is gegaan.
De mens van vandaag wordt niet zelden tussen angst en hoop heen en weer geslingerd. Vanwege het besef van zijn beperktheid verliest hij de moed en wordt hij door eindeloze verlangens terneergeslagen. Zijn gemoed is in verwarring gebracht, zijn hart verdeeld en zijn geest onzeker wegens het duistere raadsel van de dood. Door eenzaamheid terneergedrukt, ziet hij anderzijds vol verlangen uit naar gemeenschap met anderen, ten prooi als hij is aan afkeer en verveling.
Aan deze mensen biedt de heilige Maagd Maria een helder uitzicht, hetzij men haar beschouwt in de wisselvalligheden van haar aardse bestaan, hetzij in de hemelse gelukzaligheid, waarin Zij reeds geniet van de Stad Gods. Ook beschikt Zij over woorden, die in staat zijn hun gemoed vertrouwen in te boezemen. Zij staat er namelijk borg voor, dat de hoop zal zegevieren over de angst, de gemeenschap over de eenzaamheid, de vrede over de verwarring, de blijdschap en de schoonheid over de afkeer en de verveling, de verwachting van de eeuwige goederen over de aardse begeerten, het leven over de dood.
Als een aan Onze Aansporing gehecht zegel en een nieuw getuigenis van de pastorale doeltreffendheid van de Maria-verering om de mensen tot Christus te voeren, mogen de eigen woorden gelden, die de Maagd Maria op de bruiloft te Kana tot de dienaren heeft gesproken: ”Doet maar wat Hij u zeggen zal” (Joh. 2, 5)[b:Joh. 2, 5].
Deze woorden, die schijnbaar slechts de wil uitdrukken om alleen maar een ongemak bij het bruiloftsmaal weg te nemen, zijn – gelet op de bijzondere aard van het vierde Evangelie – in werkelijkheid als een stem, waarin de spreekwijze zelf schijnt te weerklinken, die door het Volk van Israël werd gebruikt om het verbond op de berg Sinaï te bekrachtigen (Ex. 19, 8; Ex. 24, 3.7; Deut. 5, 27)[[b:Ex. 19, 8; Ex. 24, 3.7; Deut. 5, 27]], of om de verplichtingen daarvan te vernieuwen (Jos. 24, 24; Ezra. 10, 12; Neh. 5, 12)[[b:Jos. 24, 24; Ezra. 10, 12; Neh. 5, 12]]. Doch het is ook een geluid, dat op bewonderenswaardige wijze overeenkomt met de stem van de Vader, die bij de theofanie (of Godsverschijning) op de berg Tabor heeft bevolen ”Luister naar Hem” (Mt. 17, 5)[b:Mt. 17, 5].
Referenties naar alinea 57: 1
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
58
Eerbiedwaardige Broeders, Wij hebben gemeend uitvoering te moeten spreken over de verering van de Moeder Gods, daar deze immers een integrerend of aanvullend deel van de christelijke eredienst uitmaakt. Het groot belang van deze stof heeft dit geëist, omdat zij deze laatste jaren door geleerde mannen dieper werd onderzocht en herzien, doch soms ook ter discussie gesteld.
Intussen is het een troost voor Ons, dat het werk – en in het bijzonder de liturgische vernieuwing –, dat door deze Apostolische Stoel en door Uzelf werd ondernomen om de richtlijnen van het Concilie ten uitvoer te leggen, in hoge mate bijdraagt tot de eredienst – gepaard gaande met een steeds sterkere wil tot aanbidding – aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, evenals ook tot groei van het christelijk leven bij de gelovigen.
Ook stellen wij niet zonder vertrouwen vast, dat de vernieuwde Romeinse Liturgie getuigenis aflegt van de godsvrucht der Kerk tot de Maagd Maria. Wij worden daarenboven gesterkt door de hoop, dat de door Ons gegeven richtlijnen om deze godsvrucht steeds meer te bevorderen en te versterken met oprechte bedoelingen ten uitvoer zullen worden gebracht.
Tenslotte vervult ook deze gedachte Ons met vreugde, dat God Ons vergund heeft enkele mariale gedachten naar voren te brengen, teneinde de praktijk van de Rozenkrans ter ere van Maria – een gebruik, dat op goede gronden in ere moet worden gehouden – te vernieuwen en te bevestigen.
Met deze gevoelens van troost en vertrouwen, van hoop en vreugde vervuld, verenigen Wij Onze stem met die van de Heilige Maagd Maria om – zoals wij in de Romeinse Liturgie met aandrang bidden vgl: die 31 Maii, Collecta[[[1209]]] – de Heer te prijzen, terwijl Wij van harte wensen, dat deze gevoelens worden voortgezet in lof en passende dankbetuiging aan God.
Terwijl Wij dus vurig verlangen dat, mede door Uw ijver en steun, Eerbiedwaardige Broeders, de verering van de heilige Maagd en Moeder van God bij de geestelijkheid en het aan Uw zorgen toevertrouwde volk een heilzame groei moge beleven, tot groter welzijn van de Kerk en de menselijke samenleving, schenken Wij aan Uzelf en aan alle gelovigen, tot wie uw pastorale zorg zich uitstrekt, van harte een bijzondere Apostolische Zegen.
Intussen is het een troost voor Ons, dat het werk – en in het bijzonder de liturgische vernieuwing –, dat door deze Apostolische Stoel en door Uzelf werd ondernomen om de richtlijnen van het Concilie ten uitvoer te leggen, in hoge mate bijdraagt tot de eredienst – gepaard gaande met een steeds sterkere wil tot aanbidding – aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, evenals ook tot groei van het christelijk leven bij de gelovigen.
Ook stellen wij niet zonder vertrouwen vast, dat de vernieuwde Romeinse Liturgie getuigenis aflegt van de godsvrucht der Kerk tot de Maagd Maria. Wij worden daarenboven gesterkt door de hoop, dat de door Ons gegeven richtlijnen om deze godsvrucht steeds meer te bevorderen en te versterken met oprechte bedoelingen ten uitvoer zullen worden gebracht.
Tenslotte vervult ook deze gedachte Ons met vreugde, dat God Ons vergund heeft enkele mariale gedachten naar voren te brengen, teneinde de praktijk van de Rozenkrans ter ere van Maria – een gebruik, dat op goede gronden in ere moet worden gehouden – te vernieuwen en te bevestigen.
Met deze gevoelens van troost en vertrouwen, van hoop en vreugde vervuld, verenigen Wij Onze stem met die van de Heilige Maagd Maria om – zoals wij in de Romeinse Liturgie met aandrang bidden vgl: die 31 Maii, Collecta[[[1209]]] – de Heer te prijzen, terwijl Wij van harte wensen, dat deze gevoelens worden voortgezet in lof en passende dankbetuiging aan God.
Terwijl Wij dus vurig verlangen dat, mede door Uw ijver en steun, Eerbiedwaardige Broeders, de verering van de heilige Maagd en Moeder van God bij de geestelijkheid en het aan Uw zorgen toevertrouwde volk een heilzame groei moge beleven, tot groter welzijn van de Kerk en de menselijke samenleving, schenken Wij aan Uzelf en aan alle gelovigen, tot wie uw pastorale zorg zich uitstrekt, van harte een bijzondere Apostolische Zegen.
Gegeven te Rome, bij de Heilige Petrus, op de 2de februari, het feest van de Opdracht des Heren, A.D. 1974,
in het elfde jaar van Ons Pontificaat.
PAUS PAULUS VI
Referenties naar alinea 58: 1
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 8
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.be/toondocument/598-marialis-cultus-nl