Wij bidden Maria dat Zij ons helpt God groot te maken
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Wij bidden Maria dat Zij ons helpt God groot te maken
Eucharistieviering ter gelegenheid van de bedevaart van Midden-Europese notarissen naar Mariazell
Basiliek Mariazell
HH. Engelbewaarders
Joseph Kardinaal Ratzinger
2 oktober 2004
Kerkelijke schrijvers - Homilieën
2004, Oostenrijkse Bisschoppenconferentie / Stg. InterKerk
2005
Dr. W.J.G.A. Veth pr.
13 augustus 2025
9601
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
Dierbare medebroeders in het bisschops- en priesterschap,
geachte en dierbare notarissen uit alle landen van Europa,
beste zusters en broeders in de Heer!
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Maria haast zich over het bergland van Judea om Elisabet de vreugde te brengen die haar geschonken is. Het dringt haar te gaan naar degene die samen met haar staat in het nieuwe, grote mysterie van Gods nederdaling op deze aarde. Zij móét de vreugde doorgeven die haar ten deel is gevallen. Want liefde wil gedeeld worden, en vreugde wil gedeeld worden. De kerkvaders hebben in Maria’s weg naar Elisabet een beeld gezien van de Kerk: zij draagt Jezus, die zij in haar schoot draagt, door de bergen van deze wereld, door haar hoogten en diepten, en heeft de opdracht de vreugde van God aan de mensen mee te delen. Ja, God is er; Hij heeft een gezicht, Hij heeft een naam; Hij is één van ons, Hij is God-met-ons, Hij is de almacht van goedheid en genezing. De Kerk verkondigt het Evangelie niet om macht te verwerven en een zo groot mogelijk aantal mensen tot haar eigen bezit te maken; zij verkondigt het omdat de vreugde moet worden doorgegeven, omdat zij niet alleen aan ons toebehoort, omdat de liefde die ons geschonken is, vraagt om gedeeld te worden. Het christendom is in zijn diepste wezen vreugde. Het eerste woord waarmee het Nieuwe Testament opent — de groet van de engel aan Maria, die wij vertalen met “Wees gegroet, Maria” — luidt in het Grieks: Xαιρε Mαρια, “Verheug u, Maria”. Dat is de ouverture en het werkelijke begin van de christelijke geschiedenis: dat God deze wereld binnentreedt als vreugde.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Wanneer we dit horen, komt er in ons spontaan tegenspraak op. Het christendom lijkt ons moeizaam, verouderd, vol zorgen en moeilijkheden. Het wekt de indruk het leven te beklemmen in plaats van te verruimen. Maar wanneer we de eigenlijke kern naderen, wanneer we opnieuw luisteren naar en ons laten raken door datgene wat de diepste werkelijkheid ervan is, dan is het ook vandaag vreugde: vreugde om te weten dat het niet het toeval is dat ons in een schepping zonder betekenis heeft geworpen; vreugde om te weten dat wij gewild zijn door een liefde die nooit ophoudt en ons nooit verlaat, waarop wij altijd kunnen vertrouwen; vreugde om te weten dat er een God is die ons kent en die geen wrede rechter is, maar een God van gerechtigheid – een gerechtigheid die goedheid is en ons heil wil. Zo klinkt de eerste oproep van deze dag tot ons: de vreugde, en het geloof als vreugde, opnieuw te ontdekken, ons opnieuw te laten raken door dit diepste wezen ervan, en van daaruit ook de moeite van het leven te kunnen dragen, te verdragen en te helpen omvormen.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Laten we nu kijken naar de ontmoeting van de twee vrouwen, die ook de eerste ontmoeting is van de twee kinderen. Johannes springt op in de schoot van zijn moeder Elisabet. In het hele weefsel van zijn kindheidsgeschiedenis verwijst Lucas hiermee naar het dansen van David voor de Ark van het Verbond en zegt ons: nu is zij er, de werkelijke Ark van het Verbond – die niet slechts op een geheimzinnige manier aanduidt dat de verre God ons kent en tot ons spreekt, maar die het lichamelijke wonen van God onder ons is. God woont niet in stenen, God woont in levende mensen, en Hij woont werkelijk lichamelijk daarin. Hij heeft de mens zo lief, dat Hij zelf mens van vlees en bloed is geworden. Er is de Ark van het Verbond, het heilige tabernakel, waarin Hij aanwezig is. Die heilige kracht van vreugde, die het kind in de moederschoot doet opspringen, geeft ook ons het ritme van de vreugde aan – een ritme dat voortgezet wordt in de liturgie, in haar heilige tekenen, in haar gezang en gebed, dat iets wegheeft van een nieuw dansen voor de Ark van het Verbond – voor God, die werkelijk aanwezig is en die ons uitnodigt zelf een Ark van het Verbond te zijn. Wanneer God zich in de Eucharistie aan ons schenkt in zijn lichaam, wil Hij dat ook wij woonplaatsen van God worden, vanwaaruit zijn vreugde uitstraalt de wereld in.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Laten we luisteren naar de woorden van de twee vrouwen. Elisabet vult de groet van de engel – “Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met u” – aan met woorden die zij, zoals Lucas ons vertelt, in de Heilige Geest gesproken heeft: “Gezegend zijt gij onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht van uw schoot.” Zo is het eerste en centrale grote Mariagebed van de Kerk niet een menselijke uitvinding, maar een gave van de engel, die de groet van de Vader brengt, en een gave van de Heilige Geest, die door deze vrouw, Elisabet, spreekt. Wanneer wij zo bidden, spreken wij woorden die God zelf ons op de lippen heeft gelegd. Daarmee geven wij ook gehoor aan de zaligspreking die Maria in het Magnificat verkondigt: “Van nu af zullen alle geslachten mij zalig prijzen.” Mariaverering is dus niet iets dat later in de Kerk is bedacht, laat staan een afdwaling van de enige middelpunt, Jezus Christus. Zij is ons door de Heilige Geest zelf gegeven. Want God wil dat wij zijn heerlijkheid – die wij in zijn pure licht alleen niet kunnen aanschouwen – herkennen in mensen, in wie zijn glans voor ons weerkaatst en toegankelijk wordt. In de heiligen, en allereerst in Maria, de Moeder van de Heer, zien wij hoe God zelf is; wij zien de weerkaatsing van zijn heerlijkheid naar ons toekomen vanuit een menselijk gezicht en een menselijk leven.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Belangrijk is ook het woord dat Elisabet tot Maria spreekt: “Zalig zij die geloofd heeft.” Daarmee grijpt zij terug naar het begin van het Oude Verbond, naar Abraham, de vader van het geloof, die God vertrouwde en het onmogelijke durfde: zijn vaderland verlaten om te gaan naar een land dat hij niet kende, omdat God hem die weg wees en zo een nieuwe geschiedenis met de mensen begon. Deze fakkel van het geloof, die in Abraham begon te branden, werd verder gedragen door de patriarchen en profeten, de heilige mannen en vrouwen van het Oude Verbond, en wordt nu in Maria ontstoken tot volle helderheid. Zij gelooft – en daarmee opent zij de hemel, zij ontsluit de gesloten deur van de hemel, en wij zien dat God werkelijk aanwezig is, ons aanneemt en zich om ons bekommert. Maria gelooft en durft het ondenkbare te aanvaarden: dat God in haar leven binnentreedt en haar tot de Moeder van zijn Zoon wil maken. Zij gelooft iets dat elk mensenbestaan te boven gaat en al haar verwachtingen en levensplannen moet hebben overstegen. Zij vertrouwt zich geheel toe aan God – en zo opent zij de poorten tussen hemel en aarde.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
“Zalig zij die geloofd heeft.” Met deze woorden spreekt Elisabet ook tot ons: geloof in God, leg je hoogmoed en je twijfel opzij, durf je aan Hem toe te vertrouwen en met Hem op weg te gaan! Maar ga dan ook werkelijk met Hem mee – dan zul je ervaren dat wat Hij zegt waar is, dat Hij werkelijk aanwezig is! We kunnen God niet aan een experiment onderwerpen. Wat voor een God zou dat zijn, die wij als het ware in een laboratorium zouden kunnen onderzoeken? Nee, Hij vraagt om de moed van het geloof en van het meegaan. En juist in dat meegaan gaat zijn licht voor ons op en herkennen wij: ja, Hij is het die ons deze weg schenkt. Tot geloof roept Hij ons in een tijd waarin het afbrokkelen van het geloof de wereld niet lichter, maar juist donkerder maakt; waarin de duistere krachten van de mens opnieuw naar boven komen, krachten die het geloof had beteugeld; waarin het licht van God niet langer wil schijnen. Laten wij bidden: “Heer, ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp”, en voor ogen houden wat president Weißmann ons al heeft gezegd: wij hoeven niet alleen te geloven, we hoeven ons niet in ons eentje te verheffen tot een hoogte die voor ons onbereikbaar is. Geloof is altijd mee-geloven met de hele levende Kerk. Geloven is mee-geloven met de grote schare heilige mensen, die te midden van dit veld – waar zoveel onkruid groeit – een lichtspoor van God zijn. Geloven is meelopen in het “wij” van de gelovende Kerk. Maria wil ons op deze dag opnieuw oproepen om dat mee-geloven te durven, en – zoals zij, samen met Abraham en Israël – mee te geloven en ons opnieuw te openen voor het woord van God. Laten wij de Heer bidden dat wij de moed tot dit mee-geloven vinden, zodat de deuren tussen aarde en hemel zich opnieuw openen.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Op de groet van Elisabet antwoordt Maria: “Mijn ziel prijst de grootheid van de Heer.” Letterlijk zou het moeten luiden: “Mijn ziel maakt God groot.” Dat is wat Maria op deze dag doet: zij treedt terug, opdat God groot kan zijn in deze wereld. Wanneer wij God grootmaken, hoeven wij geen angst te hebben voor concurrentie, alsof wijzelf dan klein zouden worden. Alleen als wij God groot maken, wordt ook de mens groot. Wanneer wij God klein schrijven en klein maken, wordt ook de mens klein. Dan is hij werkelijk niet meer dan een toevallig product dat door de evolutie op het land is aangespoeld – en waarvan men niet weet of het eigenlijk wel goed is dat het er is. Dan zijn wij slechts een ogenblik in de oneindige lichtjaren van het heelal, een moment dat komt en weer vergaat, zoals een oud-Romeins, heidens grafschrift zegt: “Uit het niets, zelf niets, en terug tot niets.” Dat is dan de definitieve omschrijving.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Wij worden niet groot, wanneer wij God klein maken. Alleen wanneer wij God groot schrijven in ons leven en Hem een grote plaats geven in de wereld, worden wijzelf groot. Dan zijn wij schepselen uit Gods liefde, dan zijn wij lichtstralen van zijn gelaat in de wereld, dan zijn wij door een eeuwige liefde gewild en bestemd voor zijn eeuwige liefde. In de tijd van de communistische regering kon een boek van Solzjenitsyn niet gedrukt worden, omdat hij er onverbiddelijk op stond dat het woord “God” met een hoofdletter geschreven moest worden, wat niet toegestaan was. God moest onder de macht van deze ideologie klein geschreven worden. En precies zo werd de menselijke waardigheid steeds kleiner geschreven. Wij weten dat een dergelijke wereld – zoals Solzjenitsyn in een andere roman liet zien – tot een eerste kring van de hel geworden is. Want hel is precies daar, waar God verboden is, waar zijn licht niet meer naar binnen mag schijnen. God groot maken – dat verbindt de woorden van deze twee vrouwen, want het betekent niets anders dan: geloven.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Maria schenkt ons in het Magnificat – waarin zij geheel put uit het Oude Verbond en als het ware diens rijkdom aan gebed samenbrengt en overbrengt in de ruimte van de Kerk – ook een uitleg van datgene wat zich verzet tegen de houding van geloof. Zij noemt drie dingen: de hoogmoed van het hart, de machtigen die God van hun troon stoot, en de rijken die alleen steunen op hun bezit.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
De hoogmoed is het eerste – zij was al de eigenlijke zonde van Adam. Hoogmoed betekent: zelf God willen zijn en niemand anders erkennen; volledig autonoom willen zijn en zich losmaken van God; de eeuwige liefde niet beschouwen als gave, als fundament van ons bestaan, maar haar verdenken als een vorm van afhankelijkheid. Maar juist zo stort de mens ten val. Daartegenover staat de nederigheid: de liefde aannemen, erkennen dat wij haar nodig hebben, geloven dat God zich aan ons schenkt, ons aan Hem toevertrouwen – en daarin de ware grootheid van de mens vinden.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Daarnaast is er de aanbidding van de macht, waarbij als machtig geldt degene die kan vernietigen en met vernietiging kan dreigen. Maar de ware macht is niet de macht om te verwoesten, maar de macht om op te bouwen. De Heilige Schrift zegt ons dat Gods almacht in wezen bestaat in zijn vermogen tot vergeving en barmhartigheid. Op die macht vertrouwen wij in het geloof – in een wereld waarin zij vaak met voeten wordt getreden, maar waarin zij ook oplicht in de geschiedenis van vele martelaren en vele lijdende mensen. Het andere is slechts een karikatuur van macht – een macht die de aarde verwoest.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Ten slotte spreekt Maria over de rijkdom als aanbidding van het bezit. Niet alsof de mens de gaven van deze schepping niet zou mogen vermeerderen en met zijn bezit het algemeen welzijn zou mogen dienen. Maar waar de mens het bezit aanbidt, wordt hij een knecht van het bezit. Dan wordt híj bezeten door het bezit, en is hij niet langer heer van de schepping als beeld van de ware Heer. Daarom moeten wij vrij worden van datgene wat ons weliswaar de belofte van leven lijkt te geven, maar ons in werkelijkheid het werkelijke grote ontneemt – datgene wat ons opbouwt. Laten wij Maria bidden dat zij ons helpt God groot te maken, en ons zo voert tot de ware grootheid.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Sub tuum praesidium – “Onder uw bescherming en beschutting nemen wij onze toevlucht” – zal het koor zingen tijdens de offerande. Laten wij meester Planyavsky, de componist, danken voor het werk dat hij ons voor deze dag en voor deze kerk geschonken heeft, en de musici danken die ons helpen Maria met deze muziek te prijzen, en zo het licht van God in de wereld binnen te laten komen.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
“Onder uw bescherming en beschutting nemen wij onze toevlucht”: dit is het oudste, niet-bijbelse Mariagebed van het christendom. Het werd gevonden op een Egyptische papyrus uit de vierde eeuw. We kunnen ons voorstellen dat het is ontstaan in kringen van Egyptische monniken, en alle noden weerspiegelt waaraan deze mensen blootgesteld waren: de onderdrukking door politieke macht, maar ook de bedreigingen door de krachten van de natuur en de samenleving – waarin zij hun toevlucht namen tot de Moeder, tot haar goedheid als de werkelijk beschermende en betrouwbare macht.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
“Onder uw bescherming en beschutting nemen wij onze toevlucht” – hier in Mariazell, waar al zo’n negenhonderd jaar tot Maria wordt gebeden, waar mensen komen om van haar bescherming, beschutting en kracht voor hun leven te ontvangen. Wij voelen hier het gebed van eeuwen aanwezig en voegen ons in deze grote processie van biddende mensen. Wij vragen haar dat zij ons helpt te geloven, vanuit het geloof mensen van hoop te worden, en vanuit geloof en hoop mensen van liefde te zijn. Wij vragen dat zij u als notarissen, en ons allen, helpt in dienst te staan van de ware gerechtigheid – de gerechtigheid die vrede sticht. Hier heeft zij als het ware haar mantel uitgespreid over de vele volken die vandaag vertegenwoordigd zijn, en die onder de gemeenschappelijke mantel van de Moeder geborgen zijn, en zo over alle grenzen heen één met elkaar worden. Wij vragen Maria dat zij ons helpt in dit uur Europa op te bouwen – een Europa, zoals president Weißmann zegt, waarin men boom en wortel niet met elkaar verwisselt, en waarin wij opnieuw leren leven uit de wortel van het geloof. Wij vragen de Moeder van God dat zij Europa helpt haar ziel terug te vinden – die grote morele en menselijke kracht die uit het geloof voortkomt, en die dit continent groot heeft gemaakt. Wij vragen haar dat zij ons leidt in de beproevingen van het leven. Wij vragen haar dat er vrede en eenheid mag zijn, en dat het terrorisme overwonnen wordt door de grotere kracht van de goedheid. Wij vragen haar: Toon ons Jezus, de gezegende vrucht van uw schoot. Amen.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.be/toondocument/9601-wij-bidden-maria-dat-zij-ons-helpt-god-groot-te-maken-nl