Zuiverheid en liefde
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Zuiverheid en liefde
Preek IV - Toespraken gericht tot een gemengd gehoor
John Henry Newman
1849
Kerkelijke schrijvers - Homilieën
1940, Geert Groote Genootschap
Vert. uit het Engels naar de uitg. Longmans
Imprimatuur: Apeldoorn, 30 September 1940 H. J. KOOPMANS Libr. Censor
Nummering en hoofdstukinleidingen volgens uitg. Werken van Newman I, Brand 1944
Bijbelverwijzingen worden nog toegevoegd
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Imprimatuur: Apeldoorn, 30 September 1940 H. J. KOOPMANS Libr. Censor
Nummering en hoofdstukinleidingen volgens uitg. Werken van Newman I, Brand 1944
Bijbelverwijzingen worden nog toegevoegd
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
1940
p. J.P. Smulders, OP
25 november 2024
9314
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- 1 - Zuiverheid en Liefde gaan altijd samen in Gods Heiligen, maar sommigen kenmerken zich toch vooral door de Zuiverheid, verzinnebeeld door de Lelie, anderen door de Liefde, verzinnebeeld door de Roos.
Wij vinden in het menschelijk hart twee bijzondere uitingen der goddelijke genade, om het even of wij de voorbeelden in de geschiedenis van de Schrift of van de Kerk zoeken, dan wel in de levens der Heiligen of van vrome, deugdzame menschen. Ook bij de Apostelen zien wij deze twee uitingen reeds, vooral bij de twee bevoorrechten van dat gezelschap: den H. Petrus en den H. Joannes. Joannes is de Apostel der reinheid, Petrus de Apostel der liefde. Niet dat liefde en reinheid ooit gescheiden kunnen zijn, en een heilige niet alle deugden tegelijk bezit. Petrus was rein gelijk hij vol liefde was, de H. Joannes even brandend van liefde als uitmuntend door reinheid. De genaden van den H. Geest kunnen niet gescheiden van elkaar in de menschelijke ziel bestaan; wat is liefde anders dan een vreugde in God, een toewijding en overgave aan Hem? En wat is onreinheid anders dan onze genegenheid schenken aan de zondige dingen der wereld? Wat is het anders dan den Schepper opzettelijk voor het schepsel verlaten en genot zoeken in de schaduwen des doods en niet in de gezegende tegenwoordigheid van licht en heiligheid? Daarom kan de onreine God niet beminnen; en kunnen zij, die liefde van God niet bezitten, niet werkelijk rein zijn. Door reinheid wordt de ziel op de liefde voorbereid en liefde bevestigt de ziel in de reinheid. De vlam der liefde zal niet helder zijn, wanneer ze niet gevoed wordt door zuivere en onvervalschte brandstof; en de blankste reinheid is slechts verkillende koude en troostelooze verlatenheid, als ze niet leeft van een vurige liefde.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaEn toch hoe zeker dit alles is, het is niet minder zeker, dat Gods werk in de ziel zich op verschillende manieren aan ons vertoont en dat het in zijn aard en verloop, nu eens de ééne dan weer de andere bijzonder doet uitkomen. M.a.w. het behaagt den Gever der genade Zijn Heiligen, tot Zijn eigen glorie, met bepaalde gaven te begiftigen, waardoor een gedeelte van hun zieleleven heerlijk en helder verlicht wordt, terwijl hun andere goede eigenschappen eenigszins in de schaduw gesteld worden. Dan wordt een dergelijke bijzondere genade een kenmerkende eigenschap, waaraan wij in onze beschouwingen gaarne een eerste plaats toekennen en waarvan de andere gaven, die zij hebben, als daarin opgesloten, afhankelijk zijn. Wij spreken over hen, alsof zij die andere genaden niet bezaten, terwijl zij ze in werkelijkheid wèl bezitten; en al onze benamingen en beschrijvingen vloeien voort uit die ééne genade, die hun zoo duidelijk geschonken is. In dezen zin mogen we spreken wat ik ook in het vervolg doen zal van twee hoofdklassen van Heiligen, wier emblemen de lelie en de roos zijn en die schitteren van engelachtige reinheid of branden van goddelijke liefde.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 2 - De twee voorganger in de eerste groep waren de H. Johannes de Doper en de H. Johannes de Apostel en Evangelist. De groep is talrijk; ook de H. Maagd hoort erbij.
De H. Joannes de Dooper en de H. Joannes de Evangelist zijn de groote voorbeelden van het engelachtige leven. Wien, mijne broeders, kunnen wij ons voorstellen met de majesteit en strenge heiligheid van den H. Joannes den Dooper? Hen gewerd een onderscheidende genade, die het voorrecht van de hooggezegende Moeder van God zeer nabij kwam. Werd ij zonder zonden ontvangen, hij werd zonder zonden geboren. Zij was geheel rein, geheel heilig en ongedeerd door de smet der zonde. De H. Joannes de Dooper daarentegen deelde in het begin van zijn bestaan de vervloeking van Adam; hij lag onder Gods toorn, beroofd van de genade, welke Adam had ontvangen en welke het leven en de kracht is van de menschelijke natuur. Welnu, zoodra Christus, zijn Heer en Verlosser tot hem kwam en Maria zijn moeder Elisabeth groette, werd hem Go4g genade geschonken en de erfschuld in zijn ziel uitgewischt. Daarom vieren wij ook de geboorte van den H. Joannes. Niets onheiligs viert de Kerk: Zij viert niet de geboorte van den H. Petrus of den H. Paulus, den H. Augustinus of den H. Gregorius, den H. Bernardus f den H. Aloysius, niet de geboorte van welken anderen Heilige ook, hij moge nog zoo glorievol zijn, want zij allen werden in zonde geboren. Zij viert hun bekeeringen, hun privileges, hun martelaarschap, hun dood, hun overbrenging, maar niet hun geboorte, omdat deze nooit heilig was. Drie, geboortedagen slechts herdenkt zij : van Christus, Zijn Moeder en van den H. Joannes. Welk een bijzondere gave, mijne broeders, die den Dooper van alle, profeten en predikers hoe heilig ook die ooit leefden, uitzondert en onderscheidt, behalve misschien van den profeet Jeremias! En zooals het begin was, was ook zijn verdere levensloop. Hij werd door den Geest naar de woestijn gevoerd en leefde er van het eenvoudigste voedsel, in de ruwste kleeding, in de holen der wilde dieren, gedurende dertig jaar, afgezonderd van de menschen een leven leidend van versterving en gebed, totdat hij geroepen werd om boetvaardigheid te prediken, den Christus te verkondigen en Hem te doopen. En toen hij zijn werk gedaan had, hij van wien geen kwaad vermeld staat, werd hij terzijde gelegd als een instrument, dat zijn nut verloren had en kwijnde hij weg in de gevangenis, totdat hij plotseling door het zwaard van den beul uit het leven werd weggerukt. Heiligheid alleen is de indruk welke hij op ons maakt: een zeer wonderbare Heilige, een kluizenaar van zijn kindsheid af, daarna een die predikt tot een gevallen volk en eindelijk een Martelaar. Zoo'n leven vervult voorwaar de verwachtingen, die er over hem bestaan, als gevolg van den groet die Maria aan zijn moeder vóór zijn geboorte bracht.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaMaar toch nog mooier en even majestueus is het beeld van zijn naamgenoot, dien grooten Apostel, Evangelist en Profeet van de Kerk, die zoo vroeg in het uitverkoren gezelschap van Christus werd opgenomen en lang na zijn mede-apostelen leefde. Wij kunnen hem beschouwen in zijn jeugd of in zijn eerbiedwaardigen ouderdom, zijn geheele leven van het begin tot het einde, draagt den stempel van een in het oog vallende reinheid. Hij is de maagdelijke Apostel, die daarom zoo dierbaar aan zijn Meester was, ,de leerling dien J esus liefhad", die aan Zijn Hart rustte, die van Christus aan het Kruis Zijn Moeder ontving, die het visioen had van al de wonderen welke in de wereld zouden gebeuren tot aan het einde der tijden. “Hoog te vereeren", aldus spreekt de Kerk, is de gezegende Joannes, die aan Christus' boezem lag bij het laatste Avondmaal; een maagd, aan wien Christus aan het Kruis Zijn maagdelijke Moeder toevertrouwde. Als maagd werd hij door Christus uitverkoren en boven de anderen bemind. Het bijzondere voorrecht der zuiverheid had hem geschikt gemaakt voor de groote liefde van zijn Heer, omdat hij door Hem als maagd gekozen, maagd bleef tot het einde toe." Hij was het, die in zijn jeugd zijn bereidheid te kennen gaf om den Kelk van Christus met Hem te drinken; die een lang leven sleet als eenzaam vreemdeling in een vreemd land; die toen zijn dagen ten einde liepen, naar Rome werd gevoerd en in de kokende olie geworpen en tenslotte dan verbannen werd naar een ver eiland, tot zijn dood aanbrak.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaHoe onmogelijk is het zich een juist begrip te vormen van de heiligheid dezer twee dienaren van God, wier geheele geschiedenis in leven en dood zóó verschillend was, en die toch in hun afzondering van de wereld, in hun kalm en rustig leven, in hun bijna volledige zondeloosheid zooveel overeenstemming toonen. De doodzonde heeft hen nooit geraakt en we mogen wel aannemen, dat zij zich ook altijd van vrijwillige dagelijksche zonde hebben onthouden; ja, dat zij op sommige tijden en bij bij zond ere gelegenheden geheel vrij van elke zonde waren. De opstandigheid van het verstand, de grilligheid van de gevoelens, de ongeregeldheid van de gedachten, de koorts van den hartstocht, het bedrog der zinnen, dit kwaad hadden zij door de almachtige genade van God overwonnen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaZij leefden in een eigen wereld, zich gelijkblijvend, in de helderheid des lichts, in afwachting der dingen die komen zouden; in vredelievende visioenen, in gemeenschap met den Hemel, met een voorsmaak van de glorie. En spraken ze tot de wereld, als predikers of belijders, dan spraken ze als uit een heiligen schrijn zonder zich met de menschen te vermengen, terwijl zij zich tot hen richtten als “een stem roepende in de woestijn" of “als de Geest op den Dag des Oordeels". En daarom noemen wij hen eerder Voorbeelden van heiligheid dan van liefde. Immers, liefde richt zich op een uitwendig voorwerp, snelt er naar toe en zwoegt er voor; doch dèze Heiligen leven in zulk een innige nabijheid van het voorwerp van hun liefde, hadden het voorrecht Hem zóó in hun hart te ontvangen en zich zóó één met Hem te maken, dat hun hart niet zoozeer naar de hemelsche vreugde verlangde als zelf een hemel was; dat zij niet zoozeer licht zagen als licht uitstraalden; en zij leefden onder de menschen als die engelen uit den ouden tijd, die tot de Patriarchen kwamen en spraken als God, omdat God in hen was en door hen sprak. Zoo waren deze twee ook bijna in de Godheid opgenomen en leefden als engelen, inzoover iemand dit als mensch kan, zoo kalm, zoo stil, zoo boven verdriet en vrees verheven, boven teleurstelling en spijt, verlangen en afkeer, dat ze de volmaaktste beelden waren van den vrede en onveranderlijkheid in God, welke de wereld ooit zag. Aan deze twee gelijk zijn de menigte maagdelijke Heiligen, welke de geschiedenis ons voorhoudt: de H. Jozef, de groote H. Antonius, St. Cecilia, die door de engelen gediend werd, de H. Nicolaas van Bari, St. Petrus Coelestinus, de H. Rosa van Viterbo, de H. Catharina van Siëna en een menigte anderen en boven hen allen: de Maagd en Koningin der Maagden, de gezegende Maria, die, ofschoon vol en overvloeiend van de genade der liefde, toch juist omdat zij “de zetel der wijsheid" en “de ark des verbonds” was, meer onder het embleem van de lelie dan van de roos wordt voorgesteld.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 3 - Tot de tweede groep behoren de bekeerlingen, die tot God worden getrokken door de "banden van Adam, zoals de H. Augustinus verklaart, die aan hun liefde een andere richting hebben gegeven.
Maar wenden wij ons nu, mijne broeders, naar de andere klasse van Heiligen. Ik heb gesproken over hen, die op merkwaardige, soms op wonderbare wijze van zonde gevrijwaard bleven en in kracht toenamen van hun jeugd tot hun dood. Maar laat ons veronderstellen, dat het Gods Wil was het licht en de macht van Zijn Geest uit te storten over hen, die de talenten hebben misbruikt en de genade, hun reeds geschonken, uitgedoofd, die zoo een heir van booze geesten in hun binnenste hebben, waarvan zij bevrijd moeten worden; die onder de heerschappij staan van hardnekkige gewoonten, verwende hartstochten, verkeerde opvattingen; die Satan gediend hebben, niet gelijk kinderen voor het Doopsel, doch met hun wil, hun verstand, in de volle verantwoordelijkheid van hun vermogens, in de bewuste toestemming van hun hart. Zal Hij nu deze uitverkoren zielen tot zich trekken zonder hun medewerking, Zijn Almacht in hen manifesteeren of juist henzelf daartoe gebruiken? Zal hij hen op Zijn woord veranderen, zooals Hij hen schiep, zooals Hij hen zal doen sterven, zooals Hij hen zal doen opstaan uit het graf, àf zal Hij hun zielen binnentreden, zich tot hen richten, hen overreden en hen zóó voor zich winnen? Voorzeker, Hij had hun Zijn Wil kunnen opleggen; door een heilzame macht had Hij ze kunnen overvallen en in Heiligen ver anderen; Hij had Zijn doel kunnen bereiken zonder het gewone bekeeringsproces, zelfs uit steenen had Hij kinderen van Abraham kunnen opwekken. Hij heeft het zoo niet gewild. Waarom anders heeft Hij zich op aarde geopenbaard? Waarom heeft Hij Zijn komst omgeven met zooveel aantrekkelijks, met zooveel dat met zachten dwang voor zich wint? Waarom liet Hij zich door engelen aan de herders verkondigen, dat zij Hem konden zien als een klein kind in een kribbe en op den schoot van een Maagd, in Bethlehem? Waarom ging Hij weldoende rond? Waarom stierf Hij openlijk voor de wereld met Zijn Moeder en Zijn beminden leerling bij zich? Waarom houdt Hij ons nu voor dat Hij in den Hemel verheven is met een heir van verheerlijkte Heiligen, die onze voorsprekers zijn rond Zijn troon? Waarom geeft Hij ons Zijn eigen Moeder, Maria, tot onze moeder, zij, die na Hem, de volmaaktste weerspiegeling is van al wat schoon en teeder, edel en zacht is in de menschelijke natuur? Waarom vertoont Hij zich door een onuitsprekelijke minzaamheid op onze altaren, en vernedert zich nog, terwijl Hij Boven heerscht? Wat toont dit alles aan, tenzij dat Hij zielen, wanneer zij van Hem wegdwalen, terugroept door hun eigen aanleg, “door de banden van Adam", of van de menschelijke natuur, zooals de Profeet zegt, “ons voor zich winnend volgens Zijn welbehagen, ons reddend ondanks onszelf en toch dóór onszelf, zoodat juist het verstand en het hart, dat de oude Adam tot ongerechtigheid en zonde gebruikte, door de macht van Gods genade voor gerechtigheid en voor God gebruikt zouden worden?"
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaJa, zonder twijfel trekt Hij ons door “de banden van Adam.” En wat zijn deze banden anders, dan zooals de profeet zegt in hetzelfde vers ,de banden' 'of ,de omstrengeling der liefde"? Het is de openbaring van de glorie Gods in het Aangezicht van Jesus Christus; het is de aanschouwing van de eigenschappen en volmaaktheden van den Almachtigen God; het is Zijn heilige schoonheid, Zijn lieftallige barmhartigheid, de glans van Zijn hemel, de majesteit van Zijn wet, de harmonie van de beschikkingen Zijner voorzienigheid, de aangrijpende klank van Zijn stem die het vleesch overwint en de ziel verdedigt tegen de wereld en den duivel: “Jahweh, Gij hebt mij verlokt," zegt de profeet, “en ik liet mij verlokken; Gij waart sterker dan ik, Gij hebt overwonnen; Gij hebt Uw net goed geworpen, zijn fijne draden zijn gewikkeld rond iedere neiging van mijn hart en zijn mazen waren een macht Gods, welke het heele verstand gevangen neemt om het te brengen onder de gehoorzaamheid van Christus." Heeft de wereld haar betooveringen, ook het Altaar van den levenden God heeft ze; worden wij door haar praal en ijdelheden verblind en verbijsterd, hoeveel te meer dan door den aanblik der engelen, die langs de ten Hemel reikende ladder op en afstijgen. Als het heerlijke schouwspel der aarde bedwelmt en haar welluidende klanken onze ziel betooveren, zie dan hoe Maria daartegenover, ons met haar kuische oogen smeekend aanziet, ons het kind van den eeuwigen Vader ter liefkoozing aanbiedt, terwijl het gezang der cherubijnen uit de volheid der Goddelijke Glorie om ons heenklinkt. Richt de goddelijke hoop zich niet tot ons gevoel ? Brengt de goddelijke liefde ons niet in vervoering? ~Hoe lieflijk is uw woning, Jahweh der heirscharen!” zegt de profeet; ,mijn ziel smacht van verlangen naar de voorhoven van Jahweh; mijn hart en mijn lichaam heffen een jubelzang aan voor den levenden God. Waarachtig, één dag in uw voorhoven is beter dan duizend daarbuiten; liever wil ik de geringste in het huis van mijn God zijn, dan wonen in de tenten der boozen."
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaZooals een groot Leeraar en Boeteling, de H. Augustinus gezegd heeft: “Het is niet genoeg door den wil te worden getrokken, gij moet ook aangelokt worden door hetgeen u aangenaam is." Wat wil dat zeggen: “aangelokt worden door hetgeen u aangenaam is" “Verheugt u in den Heer en Hij zal u schenken wat uw hart maar begeert." De aangename smaak van het hemelsch Brood is een zeker genot van het hart. Bovendien, wanneer de dichter zegt: “Iedereen wordt door zijn eigen lust aangelokt, niet door noodzaak maar door zijn eigen lust,” niet door plicht, maar door genot; hoeveel te meer dan moeten wij zeggen dat iemand tot Christus getrokken wordt, wanneer hij behagen schept in waarheid, in heil, in rechtvaardigheid en eeuwig leven, wat alles Christus is? Hebben de zinnen van het lichaam hun genot en is de ziel zonder het hare? Als het zóó is, hoe wordt er dan gezegd: “De kinderen der menschen zoeken hun toevlucht in de schaduw Uwer vleugelen; zij verzadigen zich met de kostbare spijzen van Uw woning, Gij laaft ze aan Uw stroom van geneugten. Want bij U is de bron van het leven, in Uw licht aanschouwen wij licht?" “Hij, dien de Vader trekt, komt tot Mij?" Hij vervolgt: “Wien heeft de Vader getrokken?" Hem, die zeide: “Gij zijt Christus, de Zoon van den levenden God." “Gij geeft het schaap een groenen tak en het komt met u mee; men houdt een kind vruchten voor en het is aangelokt: het wordt aangelokt door datgene waar het naar toe loopt; het wordt gelokt door liefde, gelokt zonder lichamelijk letsel, gelokt door de banden van het hart. Als het dan waar is, dat het zien van aardsche vreugd iemand aantrekt, trekt Christus ons dan niet aan als de Vader Hem aan ons openbaart? Want wat kan de ziel sterker verlangen dan de waarheid?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaDit zijn de middelen, welke God gebruikt, wanneer Hij den zondaar in een Heilige omschept; Hij neemt hem zooals hij is, brengt hem met zichzelf in conflict, leidt zijn genegenheden in een ander kanaal en dooft de vleeschelijke liefde door de instorting van een hemelsche. Niet dat Hij hem als een louter redeloos schepsel beschouwt, dat door instincten alleen gedreven wordt en beheerscht door uiterlijke prikkels zonder eenigen eigen wil, en voor wien alle genietingen, schoon in graad verschillend, van dezelfde soort zijn. Zooals ik gezegd heb, is het juist de triomf van Zijn genade, dat Hij in iemands hart binnentreedt, het overtuigt en het veranderend voor zich wint. Hij doet in niets de oorspronkelijke geestesgeaardheid, welke Hij den menschen gaf, geweld aan; Hij behandelt hem als mensch; laat hem vrij om dezen of dien weg te gaan; Hij doet een beroep op al zijn krachten en vermogens, zijn verstand, voorzichtigheid, zedelijk gevoel en geweten; Hij wekt evengoed angsten als liefde op; doet hem zoowel de boosheid der zonde als de barmhartigheid van God kennen; maar toch het bezielend beginsel, dat dit nieuwe leven opwekt en onderhoudt, is de vlam der liefde. Deze alleen is sterk genoeg om den ouden Adam te vernietigen, de tyrannie der gewoonten te breken, het vuur der begeerlijkheid te dooven en de burcht van den trots tot op den grond toe neer te branden.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaDit is ook de reden, dat de liefde ons wordt voorgehouden als de onderscheidende genade van hen, die zondaars waren alvorens Heiligen te worden; niet, dat liefde niet het leven van àlle Heiligen is, van hen, die nooit een bekeering noodig hadden; van de Allergezegendste Maagd, van Joannes den Dooper en Joannes den Evangelist en van al die anderen, velen in getal, welke ,eerstelingen zijn voor God en het Lam"; maar, terwijl van den eenen kant in hen, die nooit zwaar gezondigd hebben, de liefde zóó beschouwend is, dat ze zich met de Heiligheid van God vereenzelvigt, is ze daarentegen in hen, in wie ze woont als een beginsel van hernieuwing, zóó vol toewijding, ijver en kracht, en zóó van goede werken vervuld, dat ze een zichtbaar stempel op hun geschiedenis drukt en ons altijd in de gedachten komt.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 4 - De grote voorbeelden van deze groep waren de H. Petrus, de H. Paulus en de H. Magdelena
Zóó was de groote Apostel op wien de Kerk gebouwd is en dien ik toen ik begon, tegenover zijn mede-Apostel den H. Joannes heb gesteld; hetzij wij hem beschouwen nadat Hij geroepen werd, hetzij bij zijn berouw; hij, die als eenige onder de Apostelen zijn Meester verloochend heeft, onderscheidde zich het meest in liefde voor Hem. Hij werd om deze liefde tot Christus, die door haar onstuimige uitbundigheid overvloeide in liefde tot de broeders, gekozen tot Opperherder van de kudde: “Simon, zoon van Jonas, bemint gij mij meer dan dezen?" Dit was de proef, waaraan zijn Meester hem onderwierp; en de belooning was: ,Weid Mijn lammeren, weid Mijn schapen." Ja, het is wonderlijk, maar de Apostel, dien J esus liefhad, werd tóch in liefde voor Jezus overtroffen door een mede-Apostel, niet maagdelijk zooals hij ; want niet aan Joannes stelde de Zaligmaker deze vraag en niet hij werd met deze opdracht beloond, maar Petrus.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaZie ook naar een vroegere plaats in hetzelfde verhaal. Daar worden ook de twee Apostelen op dezelfde wijze tegenover elkaar gesteld in hun verschillende karakters ; want toen zij in de boot waren en hun Meester tot hen sprak van het strand af en, ,zij niet wisten dat Jesus het was,” zeide ,die Apostel, welken Jesus liefhad" het eerst tot Petrus: ~Het is de Heer, want de zuiveren van harte zullen God zien,” en dan doet opeens Simon Petrus in zijn onstuimige liefde zijn kleed om en werpt zich in het meer om Hem vlugger te bereiken. De H. Joannes blijft in beschouwing verzonken, en de H. Petrus handelt.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaZoo deed de tegenwoordigheid van Jesus op zich zelf Petrus' hart ontbranden en trok hem terstond tot Hem. Ook op een vroeger tijdstip, toen Hij zijn Meester over het meer zag wandelen, was zijn allereerste opwelling zooals in de zoo juist aangehaalde plaats, de boot verlaten en naar Hem toe snellen: ,Heer, zoo Gij het zijt, beveel mij dan over het water tot U te komen." En toen hij tot zijn groote zonde verleid was, was reeds de blik van J esus voldoende om hem tot zichzelf te brengen: ~En de Heer keerde zich om en zag Petrus aan; toen dacht Petrus aan het woord van den Heer en hij ging naar buiten en weende bitter." Bij een andere gelegenheid, toen vele leerlingen afvielen en Jesus tot de twaalf zeide: ~Wilt ook gij misschien heengaan?" antwoordde Petrus: ,Heer, naar wien zouden wij gaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven; en we gelooven en weten, dat Gij zijt de Christus, de Zoon van den levenden God."
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaZoo was ook die andere, die op zoovele wijzen met den H. Petrus verbonden is, de Leermeester der heidenen. Hij werd op wonderbare wijze bekeerd door de verschijning van onzen Heer, toen hij op weg was om de christenen van Damascus te gaan vervolgen. Maar wat zegt hij? “Als we ons te buiten gaan, we doen het om God; houden we ons in, dan is het om u; inderdaad : Christus' liefde dringt ons. Derhalve, zoo iemand in Christus is, dan is hij een nieuw schepsel; het oude is voorbij, zie het nieuwe is er." En dan weer: “Met Christus ben ik gekruisigd. Ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij; terwijl ik leef in het vleesch, leef ik in het geloof van den Zoon van God, Die mij heeft liefgehad en Die Zich voor mij heeft overgeleverd." Of: “Ik ben de allerminste der Apostelen, niet waardig Apostel genoemd te worden, daar ik Gods Kerk heb vervolgd; maar door Gods genade ben ik wat ik ben, en de genade, die Hij mij schonk, is niet ijdel geweest, maar meer dan alle anderen heb ik gezwoegd; niet ik, maar Gods genade in mij." Zoo we leven, dan leven we voor den Heer, zoo we sterven, dan sterven we voor den Heer. Of we dus leven of sterven, den Heer behooren we toe." Gij ziet, mijne broeders, het kenmerk van St. Paulus' liefde; het was een vurige, verlangende, daadkrachtige, werkzame liefde, vol groote werken, “sterk als de dood”, zooals het geinspireerde Woord zegt: ~een vlam, die vele watergolven niet konden blusschen, noch de stroomen verzwelgen” en die tot het eind duurde, toen hij kon zeggen: ~Den goeden strijd heb ik gestreden, den wedloop volbracht, het geloof bewaard; van nu af ligt voor mij de kroon der gerechtigheid gereed, die de Heer, de rechtvaardige Rechter, mij schenken zal op dien dag."
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaEn dan is er een derde, mijne broeders, een beroemde derde in de Schrift, die we met deze twee groote Apostelen moeten noemen, als we van de Heiligen der boetvaardigheid en der liefde spreken. Het is de liefhebbende Magdalena. Wie is het die zoo duidelijk bevestigt wat ik tracht aan te toonen, als ,de vrouw, die een zondares was, die de voeten des Heeren met haar haren afdroogde en met balsem zalfde?" Wat een verheven oogenblik voor zoo'n daad! Ze was in de kamer gekomen, alsof het een feest gold en ze gaat een daad van boetvaardigheid verrichten ! Het was een plechtstatig gastmaal, door een rijken Pharizeér gegeven om onzen Heer te eeren, maar ook om Hem op de proef te stellen. Magdalena kwam ,jong en schoon" en ,zich in haar jeugd verblijdend", ,najagend wat oog en hart boeide." Zij kwam als om dit feest eer aan te doen, zooals vrouwen dit gewend zijn met hun welriekende balsem en koele zalven voor het voorhoofd en haar der gasten. En hij, trotsche Phariseër, liet haar komen, als ze hem maar niet aanraakte; liet haar komen, zooals wij soms dieren onze kamer binnen laten, zonder ons urn hen te bekommeren; liet haar misschien toe als noodzakelijk voor de feestelijkheid, als iets zonder ziel of als bestemd om verloren te gaan, in ieder geval als iets dat hem niet aanging. Hij, trotsch mensch, en zijn broeders mét hem, zouden land en zee doorkruisen om één enkelen bekeerling te maken, maar een blik in het hart van deze bekeerlinge te werpen, met haar zonden medelijden te hebben en te trachten haar te genezen, kwam niet in hem op. Neen, hij dacht alleen aan wat er noodig was voor den maaltijd en liet haar komen om haar werk te verrichten, wat het dan zijn mocht, zonder zich erom te bekommeren hoe haar leven was, mits ze haar werk" goed deed en zich daartoe beperkte. Maar zie, wonderlijk schouwspel! Was het een plotselinge ingeving of een rijp besluit? Was het een daad van het oogenblik of de uitkomst van een langen strijd? Zie, dat arme zonde-bevlekte kind komt naderbij om met haar welriekende zalf het Hoofd te kronen van Hem, tot Wiens eer het feest gegeven werd; en zie, zij houdt haar hand stil. Zij heeft Hern aangezien en zij ontdekt den Onbevlekte, den Zoon van de Maagd, ,de weerglans van het eeuwig Licht en den vlekkeloozen spiegel van Gods kracht." Zij kijkt en ze heeft God, den Heer van leven en dood, haar Rechter herkend. Weer kijkt zij en ziet in Zijn gelaat en in Zijn uiterlijk een schoonheid en een lieflijkheid, ontzagwekkender, klaarder, majestueuser dan die der menschenkinderen, die al de schittering van dat feestelijk vertrek doet verbleeken. Ze blijft kijken, bevreesd en toch verlangend, en ze bemerkt in Zijn oog en in Zijn glimlach de beminnelijke vriendelijkheid, de teederheid, het medelijden, de barmhartigheid van den Redder der menschen. Zij ziet naar zichzelf en o, hoe laag, hoe afzichtelijk is zij, die straks nog zoo ijdel was op haar aantrekkelijkheden! hoe verwelkt is die schoonheid, waarvan haar bewonderaars den mond vol hadden, hoe walgelijk is de adem, welke ze tot nu toe zoo geurig vond; het is de adem der zeven booze geesten, die in haar wonen! Daar zou zij zijn blijven staan, daar zou ze op den grond gezonken zijn in haar wanhoop, als ze niet opnieuw een blik geworpen had op het gelaat, dat allen bemint en alles vergeeft. Hij ziet haar aan: het is de Herder, die het verloren schaap zoekt en het verloren schaap geeft zichzelf aan Hem over. Hij spreekt niet, maar Hij houdt Zijn oogen op haar gericht; en zij komt Hem naderbij. Verheugt u, engelen, zij komt naderbij, ziet Hèm alléén en bekommert zich niet om den hoon van de trotschen en de scherts der losbandigen. Zij komt naderbij, niet wetend, of ze gered zal worden; niet wetend, of ze ontvangen zal worden, of wat er van haar worden zal ; zij weet alléén, dat Hij de Bron, zoowel van heiligheid en waarheid als van barmhartigheid is; en tot wien zou zij gaan, tenzij tot Hem, die de woorden van het eeuwige leven heeft? “Israël, afvallige, wijt uw ondergang aan uzelf, bij Mij alleen is uw hulp. Kom tot Mij terug en Ik zal geen toornigen blik op u werpen, want Ik ben genadig. Ik wrok niet voor eeuwig.” ~Zie wij komen tot U, want Gij zijt de Heer onze God. Waarachtig, de hoogten waren bedrog, bedrog de menigte op de bergen! Neen, bij onzen God, bij Jahweh alleen ligt Israéls' heil!' Wonderlijke ontmoeting van het allerlaagste en het allerreinste ! Die wufte handen, die bezoedelde lippen hebben de voeten van den Eeuwige aangeraakt, gekust en Hij huiverde niet terug, bij die hulde. En toen zij over Zijn voeten heenboog en ze met haar met tranen-gevulde oogen bevochtigde, hoe groeide toen binnen in haar, haar liefde voor dien Eénen, zoo groot en toch zoo vriendelijk! Toen laaide er een vlam op, die van dat oogenblik af, zelfs in de toekomst nooit meer zou sterven. En hoe stond haar hart in gloed, toen Hij ten overstaan van alle menschen bekend maakte, dat haar zonden haar vergeven waren, en ook waarom. ,Haar zonden, haar vele zonden zijn haar vergeven, want zij heeft veel liefde getoond. Wien weinig vergeven wordt, toont weinig liefde." En tot haar sprak Hij: Uw zonden zijn u vergeven, uw geloof heeft u gered, ga heen in vrede."
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaVan dat oogenblik af, mijne broeders, was de liefde voor haar, evenals voor den H. Augustinus en den H. Ignatius van Loyala later, (in hun tijd groote boetelingen), als een zielewond, zóó vol van verlangen, dat het bijna een kwelling werd. Zij kon niet leven buiten de tegenwoordigheid van Hem, in Wien haar vreugde lag. Haar geest smachtte naar Hem, wanneer zij Hem niet zag, en stond Hem ten dienste zwijgend, eerbiedig, peinzend, wanneer zij in Zijn gezegende tegenwoordigheid was. Wij lezen van haar bij een gelegenheid, dat zij aan Zijn voeten zat om Zijn woorden te hooren, en dat Hij toen van haar getuigde, dat zij het beste deel verkozen had, dat haar niet zou ontnomen worden. Na Zijn Verrijzenis verdiende zij door haar volharding Hem zelfs vóór de Apostelen te zien. Zij wilde niet scheiden van het graf toen Petrus en Joannes weer naar huis gingen, maar zij stond buiten te weenen. En toen de Heer haar verscheen en belette dat haar oogen Hem herkenden, zei zij bedroefd tot den vermeenden tuinman: Zeg mij waar gij Hem hebt neergelegd en ik zal Hem weghalen." En toen Hij zich ten laatste aan haar bekend maakte, keerde ze zich naar Hem toe en wierp zich neer, onstuimig, om Zijn voeten te omknellen, z00als eens in het begin, maar Hij, als om de waarachtigheid van haar liefde op de proef te stellen, verbood het haar en zeide: ,Raak Mij niet aan, want nog ben ik niet naar den Vader opgestegen; maar ga naar mijn broeders en zeg hun dat Ik opstijg naar mijn en uw Vader, naar mijn en uw God.' En van dat oogenblik af, bleef zij verlangen naar den tijd dat zij Hem zou zien, Zijn stem zou hooren en genieten van Zijn glimlach en dat het haar zou zijn toegestaan Hem te dienen, voor altijd in den Hemel.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 5 - Die tweede groep moeten wij navolgen. De liefde moet ons redden. Zonder Liefde zij wij verloren. Maar een ziel vol liefde is gelukkig in eeuwigheid, al gaat zij ook door het Vagevuur (vgl. De Droom van Gerontius)
Dit is dan de tweede groote klasse Heiligen, gezien in tegenstelling met de eerste. Beiden bezitten de liefde, maar terwijl de liefde van den onschuldige kalm en sereen is, is de liefde van den boeteling vurig en onstuimig; ze bindt gewoonlijk den strijd aan met de wereld en gebruikt haar krachten voor het verrichten van goede werken. Deze liefde, mijne broeders, moet gij, naar de mate der genade die u geschonken is, bezitten, wanneer ge een gegronde hoop op redding wilt hebben. Want eens waart ge zondaars; hetzij door een openbare verachting van den godsdienst, ofwel door een geheime overtreding, door onverschilligheid en koudheid, door een slechte gewoonte, door uw hart te stellen op een of ander voorwerp van deze wereld en uw eigen wil te doen in plaats van dien van God. Ik geloof wel te mogen zeggen, dat ge behoefte hadt of hebt aan een verzoening met Hem. Gij hadt of hebt behoefte om Hem nabij te worden gebracht, uw zonden afgewasschen te zien in Zijn bloed en uw vergiffenis opgeteekend in den Hemel. En hoe kunt ge dit bereiken, tenzij door berouw? En wat is berouw zonder liefde? Ik wil niet zeggen, dat gij de liefde der Heiligen moet hebben om vergiffenis te bekomen, de liefde van den H. Petrus of van de H. Maria Magdalena. Maar toch, hoe is er zonder uw deel van die hemelsche genade eenigerlei vergiffenis voor u mogelijk? Wilt gij werken verrichten dienstig ter boetvaardigheid, dan moeten die uitgaan van een levende liefdevlam. Als gij zeker wilt zijn van volharding tot aan het einde, dan moet ge deze verdienen door aanhoudend, liefdevol gebed tot den Schepper en Voltooier van geloof en gehoorzaamheid. Als gij goede vooruitzichten wilt hebben dat Hij u in uw laatste oogenblikken zal aannemen, dan is het toch altijd alleen liefde die u Gods liefde waarborgt en die de zonden uitwischt. Mijne broeders, het kan zijn, dat ge in dat verschrikkelijk uur niet in staat zijt de laatste Sacramenten te ontvangen. De dood kan plotseling komen en gij kunt ver van een priester af zijn. Gij kunt op uzelf aangewezen zijn, op de rouwmoedigheid van uw hart, op uw eigen berouw, op uw eigen verlangens om het goed te maken. Misschien zijt gij weken en weken verstoken geweest van geestelijke hulp ; misschien zult ge God moeten ontmoeten zonder het vrijgeleide, de schadevergoeding, de bemiddeling van welke heilige plechtigheid ook; O, wat zal U redden in die angstige oogenblikken, tenzij de kracht der goddelijke liefde ,die in uw harten uitgestort is door den H. Geest, dien Gij ontvangen hebt?" In dit uur kan u slechts een vaste gewoonte van liefde baten, die u ook van doodzonden weerhouden heeft of een machtige liefdedaad, die deze uitwischt. Alleen liefde kan u in staat stellen goed te leven of goed te sterven. Hoe kunt gij 's nachts gaan slapen, hoe op reis gaan, hoe het gevaar van door een ziekte te worden aangetast of den aanval van een nog zoo lichte ongesteldheid verdragen, wanneer ge zelf niet voldoende goddelijke liefde bezit voor den geweldigsten overtocht, dien ge ooit zult moeten maken, zonder dat ge weet wanneer en hoe? Helaas, hoe zult ge voor Christus' Rechterstoel verschijnen met de onvolmaakte, gemengde gevoelens, welke u nu bevredigen, met een zekere mate van geloof, vertrouwen en vrees voor Gods oorcleelen, maar zonder die werkelijke vreugde in Hem, in Zijn eigenschappen, Zijn Wil, Zijn geboden en Zijn dienst, waardoor alleen de ziel met gerustheid vertrouwen mag op de verdiensten van Zijn dood en Lijden?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaHoe geheel anders is het gevoel, waarmee de minnende ziel, wanneer zij van het lichaam gescheiden wordt, den Rechterstoel van haar Verlosser nadert! Zij weet hoe groote straf schuld op haar bleef liggen, ofschoon ze jaren met Hem verzoend is; zij weet, dat het vagevuur haar wacht en dat het beste, wat zij redelijkerwijze hopen kan, is, daarheen verwezen te worden. Maar Zijn gelaat te zien, al is het clan voor een oogenblik! Zijn stem te hooren, Hem te hooren spreken, al is het dan om gestraft te worden! O, Heiland der menschen, spreekt zij, ik kom tot U, al is het dan om van U te worden weggezonden; ik kom tot U, die mijn Leven en Alles zijt; ik kom tot U met de gedachte waarvan ik mijn leven lang heb geleefd. Aan U gaf gaf ik mij toen ik in de wereld· mijn plaats innam. Ik zocht U als mijn hoogste goed, want Gij leerclet mij bijtijds dat er elders geen goed was. Wien bezit ik in den Hemel buiten U? Naar wien verlangde ik op aarde, wien heb ik op aarde gehad, behalve U? Wien zal ik temidden der scherpe vlammen hebben, buiten U? Ja, al daal ik daarheen af, ,in een verlaten, ongebaand land zonder water, ik zal geen onheil vreezen, omdat Gij bij mij zijt." Ik heb U dezen dag van aanschijn tot aanschijn gezien en het is genoeg; ik heb U gezien en die blik is voldoende voor een eeuw verdriet in de diepe gevangenis. Ik zal in herinnering aan dien blik van U leven, ofschoon ik U niet zie, totdat ik U weerzie om nooit meer van U te scheiden. Dat oog van U zal zonneschijn en troost zijn voor mijn vermoeide, verlangende ziel. Die stem van U zal eeuwigdurende muziek zijn in mijn oren. Niets kan mij deren, niets zal mij doen ontstellen. Ik zal de vastgestelde jaren dragen, moedig en zonder bitterheid, tot het einde komt. Ik zal mijn stem verheffen in dat akelig dal en een eeuwig "Confiteor" zingen voor U en Uw heiligen; ,voor God Almachtig en de Zalige Maria, altijd Maagd" (Uw Moeder en de mijne, onbevlekt ontvangen) ,en den gezegenden Aartsengel Michaël" (in zijn zuiverheid door Gods Hand geschapen) "en den gezegenden Joannes den Dooper" (geheiligd zelfs in den schoot zijner moeder) en na deze drie, ,voor de H.H. Apostelen Petrus en Paulus" (boetelingen, die met den zondaar medelijden hebben uit hun eigen ondervinding van de zonde) “voor alle Heiligen", of ze beschouwend of wèrkend geleefd hebben de dagen van hun pelgrimstocht). Tot alle Heiligen zal ik mijn smeekbeden richten, opdat zij "aan mij mogen denken nu het goed met hen gaat en mij de gunst bewijzen een goed woord voor me te doen bij den Koning, opdat Hij mij uit de gevangenis bevrijde." En dan zal tenslotte "God elke traan uit mijn oogen wegwissen; en nooit zal de dood er meer zijn, geen rouw, geen geween en geen smart, want het vroegere is voorbij."
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.be/toondocument/9314-zuiverheid-en-liefde-nl