De Tweede Lente
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
De Tweede Lente
Preek X - Preken gehouden bij verschillende gelegenheden
John Henry Newman
13 juli 1852
Kerkelijke schrijvers - Homilieën
1947, Werken van Newman III - Preken gehouden bij verschillende gelegenheden, uitg. Paul Brand Bussum
Vert. uit het Engels
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
1944
P. Aurelius Pompen ofm
6 juli 2024
9305
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
Toelichting - Gehouden in de kapel van het St. Maria College te Oscotf. N.v.d.v.: Het Bisschoppelijk...N.v.d.v.: Het Bisschoppelijk College van Oscott werd, tijdens het directeurschap van Mgr. Weedall, tussen 1850 en 1840 gebouwd op een hoog gelegen terrein, ongeveer 10 Kilometer ten Noorden van Birmingham. Het oude Oscott lag dichter bij de stad in een laagte, en kreeg van Newman, die er met zijn vrienden na zijn bekering meer dan een jaar gewoond had, de naam van Mary vale (= Mariadal). In 1889 is Nieuw Oscott door Mgr. Ilsley veranderd in een seminarie; de gebouwen zijn sedert dien vernieuwd en vergroot, maar de kleine Gothische kapel, waarin Newman zijn Tweede Lente heeft gepreekt, wordt nog steeds met eerbiedige zorg bewaard. Zie verder Preek XIII. Voor de eerste Provinciale Synode van Westminster, op 13 Juli 1852.Surge, propera, amica mea, columba mea, formosa mea, et veni. Jam enim hiems transiit, imber ambiit et recessit. Flores apparuerunt in terra nostra.
Opdracht in de eerste uitgave: Aan de Vaders van de Synode van Oscott aan de Geestelijken die er deel aan namen, die in de kracht van den Allerhoogste een werk hebben begonnen dat na hen zal blijven leven, wordt de volgende Preek, gehouden onder het inspirerende licht van hun tegenwoordigheid, in nederigheid en liefde opgedragen, door hun toegewijden dienaar in Christus, den Schrijver.
Sta op, mijn geliefde, mijn schone, kom mede! Want zie, de winter is voorbij, de regen is voorgoed verdwenen. De bloemen prijken op het land. (Hoogl. 2, 10-12)[b:Hoogl. 2, 10-12].
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media1
Uit dagelijkse ervaring kennen wij de orde, de gestadigheid, de voortdurende vernieuwing van de stoffelijke wereld die ons omringt. Zwak en voorbijgaand mogen alle onderdelen ervan zijn, rusteloos en onbestendig haar elementen, eindeloos haar veranderingen, zij zelve blijft. Zij wordt bijeen gehouden door een wet van zelfbehoud, zij is samengebonden tot een éénheid; en ofschoon zij altijd door sterft, komt zij altijd door weer ten leven. De ontbinding leidt slechts tot nieuwe organismen, en één sterfgeval is de vader van duizend levens. Elk uur dat voorbijgaat kan slechts opnieuw bewijzen, hoe vlietend, maar toch hoe bestendig, hoe zeker, het grote geheel is. Het is als een beeld op de wateren, dat altijd hetzelfde is, ofschoon de wateren rusteloos blijven stromen. Verandering op verandering - maar de ène verandering roept de andere aan als de Serafijnen in beurtzang, tot lof en prijs van hun Maker. De zon gaat onder om weer op te gaan; de dag wordt verzwolgen in de somberte van de nacht, om eruit geboren te worden, zo fris alsof hij nooit geblust ware. De lente gaat over in de zomer, en langs zomer en herfst in de winter, alleen maar om des te zekerder, door zijn eigen terugkeer, tenslotte te triomferen over het graf, waarnaar hij vastberaden henen spoedde van af zijn eerste uur. Wij treuren over de bloesems van de Mei, omdat zij verwelken moeten; maar wij weten tegelijk, dat de Mei zich eenmaal wreken zal op November door de wenteling van die machtige cirkel die nooit stilstaat - hetgeen ons leert in de hoogte van onze hoop immer sober te blijven, en in de diepte van onze troosteloosheid nimmer te wanhopen.
Uit dagelijkse ervaring kennen wij de orde, de gestadigheid, de voortdurende vernieuwing van de stoffelijke wereld die ons omringt. Zwak en voorbijgaand mogen alle onderdelen ervan zijn, rusteloos en onbestendig haar elementen, eindeloos haar veranderingen, zij zelve blijft. Zij wordt bijeen gehouden door een wet van zelfbehoud, zij is samengebonden tot een éénheid; en ofschoon zij altijd door sterft, komt zij altijd door weer ten leven. De ontbinding leidt slechts tot nieuwe organismen, en één sterfgeval is de vader van duizend levens. Elk uur dat voorbijgaat kan slechts opnieuw bewijzen, hoe vlietend, maar toch hoe bestendig, hoe zeker, het grote geheel is. Het is als een beeld op de wateren, dat altijd hetzelfde is, ofschoon de wateren rusteloos blijven stromen. Verandering op verandering - maar de ène verandering roept de andere aan als de Serafijnen in beurtzang, tot lof en prijs van hun Maker. De zon gaat onder om weer op te gaan; de dag wordt verzwolgen in de somberte van de nacht, om eruit geboren te worden, zo fris alsof hij nooit geblust ware. De lente gaat over in de zomer, en langs zomer en herfst in de winter, alleen maar om des te zekerder, door zijn eigen terugkeer, tenslotte te triomferen over het graf, waarnaar hij vastberaden henen spoedde van af zijn eerste uur. Wij treuren over de bloesems van de Mei, omdat zij verwelken moeten; maar wij weten tegelijk, dat de Mei zich eenmaal wreken zal op November door de wenteling van die machtige cirkel die nooit stilstaat - hetgeen ons leert in de hoogte van onze hoop immer sober te blijven, en in de diepte van onze troosteloosheid nimmer te wanhopen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaHoe sterk dit alles zich nu aan ieder onzer opdringt, niet minder sterk is de tegenstelling tussen deze stoffelijke wereld, zo krachtig, zo herscheppend temidden van al haar veranderingen, en de geestelijke wereld, zo zwak, zo ineenzinkend, zo hulpeloos temidden van al haar idealen. Datgene wat vergaan moet, blijft; datgene wat een toekomst heeft, stelt te leur en is niet meer. Dezelfde zon straalt aan de hemel van het begin tot het einde, en het blauwe firmament, de onwankelbare bergen weerkaatsen haar stralen; maar waar vindt men op aarde den kampioen, den held, den wetgever, het staatsbestel, het vorstengeslacht, die groot waren drie honderd jaren geleden, en nu nog groot zijn? Zedenmeesters en dichters, vaak belichten zij deze ingeboren vitaliteit van de stof, deze ingeboren vergankelijkheid van de geest. De mens staat op om te vallen: hij neigt tot ontbinding van het ogenblik af. dat hij begint te bestaan; hij leeft wel voort in zijn kinderen, hij leeft voort in zijn naam, hij leeft niet voort in zijn eigen persoon. In de openbaring van zijn natuur hier beneden is hij als een luchtbel die breekt, als een water dat uitgestort wordt op de aarde. Hij was jong, hij is oud, nooit zal hij weer jong zijn. Dat is de klacht die over hem in dicht en ondicht wordt uitgestort door Christenen en door heidenen. Hij, het grootste werk van Gods handen onder de zon, hij wordt, in al de openbaringen van zijn samengesteld wezen, alleen maar geboren om te sterven.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaZijn lichamelijk gestel begint het eerst de kracht van die dringende wet te gevoelen, ofschoon dat het laatste is dat eraan bezwijkt. Wij zien de bloei der jeugd met belangstelling, doch met deernis; en hoe bevalliger en fijner zij is, des te groter is onze deernis; want hoe groot haar voortreffelijkheid en glorie ook is, ze begint spoedig misvormd en onteerd ie worden door de kracht zelf van haar voortbestaan. Zij groeit tot uitputting en ineenstorting, totdat zij tenslotte vergaat in het stof waaruit zij oorspronkelijk was opgeheven.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaZo is het ook met ons geestelijk wezen, een veel hoger en goddelijker gedeelte van onze natuur; het begint met het leven, het eindigt met wat nog erger is dan het verlies van het leven, met een levend dood-zijn. Hoe schoon is het menselijk hart, als het zijn eerste bloesem schiet, en zich opent en zich verblijdt in zijn lentetijd. Schoon moge de lichamelijke vorm zijn, veel schoner nog is, in haar groen gebladerte en lichte bloesem, de natuurlijke deugd. In wat jong is bloeit zij, als een veelkleurige bloem, zo fijn, zo geurig, en zo betoverend. Edelmoedigheid en opgeruimdheid en beminnelijkheid, de aanhankelijke geest, de meegaande aard, de elastische blijgeestigheid, de offervaardigheid, de zuivere genegenheid, het hoge ideaal, heft heldhaftige plan, de romantische vastberadenheid, de liefde waarin de zelfzucht geen deel heeft, - zijn zij niet schoon?' worden zij niet door verhalen en gedichten in hun beste vormen gesierd en ter bewondering voorgesteld? en welk een vooruitzicht van goedheid is daar! wie zou kunnen geloven, dat het alles verwelken moet! en toch, even zeker als de nacht volgt op de dag, als de aftakeling volgt op de kracht, even zeker zal die natuurlijke deugd leiden tot mislukking, en ondergang, en vernietiging, als slechts de tijd maar zijn gang met haar zal mogen gaan. Er zijn er die weggerukt worden bij de eerste uitbloei van hun heerlijkheid, en dan hebben zij - te oordelen naar hun grafschrift - als engelen geleefd; maar wacht een wijle, laat ze in leven blijven, laat 's werelds loop vooruitgaan, laat de stralende ziel gevoerd worden door het vuur en het water van 's werelds bekoringen en verlokkingen en verdorvenheden en gedaanteverwisselingen; - hoe jammerlijk blijkt dan het tekort van de natuur, haar machteloosheid om te volharden, haar grilligheid in het breken van haar eigen belofte! Wacht totdat de jeugd ouderdom is geworden, en even groot verschil als er dan is tussen het jeugdportret, dat we van hem bewaard hebben, uit de tijd dat iedere gelaatstrek nog van hoop sprak, geplaatst naast het grote ereportret geschilderd in zijn ouderdom, als zijn ledematen verschrompeld zijn, als zijn oog dof, zijn gezicht gerimpeld en zijn haar grijs geworden is, - even groot is ook het verschil tussen de geestelijke bevalligheid van zijn jeugd en het afstotelijk en weerzinwekkende beeld van zijn ziel, nu hij tot mannenrijpheid is gekomen. Want wrevel, en mensenhaat, en zelfzucht zijn de gewone winter van zulk een lente.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaDat is de mens in zijn eigen natuur, en dat is hij ook in zijn werken. De edelste strevingen van zijn geest, de zegepralen die hij heeft behaald, de leerstellingen die hij heeft verkondigd, de landen die hij heeft beschaafd, de staten die hij heeft geschapen, ze leven langer dan hijzelf, ze leven vele eeuwen langer, maar ze lopen ten einde, en dat einde is de ontbinding. De machten der wereld, de koningsgeslachten, de dynastieën gaan vroeger of later te niet; ze hebben hun fataal uur. De Romeinse veroveraar stortte tranen over Carthago, want in de ondergang van die mededingster zag hij maar al te duidelijk een voorteken van de val van Rome; en eindelijk, onder het gewicht en de verantwoordelijkheden, onder de misdaden en glories, van eeuwen na eeuwen, is de Keizersstad ook gevallen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaZo sterfelijk is de mens en al zijn werken; zij sterven, en een kracht tot zelfvernieuwing hebben zij niet.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media2
Maar wat is het, mijne Vaders, mijne Broeders, wat is het, dat er heden ten dage in Engeland gebeurd is? Er gaat iets vreemds over het land, te oordelen naar de verbazing, naar de beroering, die het verwekt. Waren wij niet zo dicht bij het toneel der gebeurtenissen, dat we wisten wat er gebeurde, waren we de bewoners van een medeplaneet, en beschikten we daar over een volmaakter instrument dan hier op aarde is ontdekt om de voorvallen op een andere wereldbol gade te slaan, en richtten wij vandaar onze ogen op het tegenwoordige Engeland, dan zouden we getroffen worden door een politiek verschijnsel even wonderbaar als wat de astronoom opmerkt op physiek terrein. Het zou het schouwspel zijn van een nationale beroering, bijna zonder weerga, gewelddadiger dan hier sedert eeuwen heeft plaatsgegrepen, zo niet in werkelijkheid dan toch in de geest en de opzet der mensen. Wij zouden opmerken, dat er kort na St. Michielsdag 1850 Op St. Michielsdag, 50... Op St. Michielsdag, 50 September, werd in Engeland de Pauselijke bulle bekend, d.d. 29 September 1850, waarbij de kerkelijke hiërarchie werd hersteld. een storm opstak in de geestelijke wereld, zo geweldig dat er een buitengewone verklaring voor moest zijn, en dat we hevig verlangen zouden gevoelen die verklaring te vinden. Wij zouden die storm van dag tot dag· zien toenemen, zich zien uitbreiden van plaats tot plaats, zonder onderbreking, bijna zonder verzwakking, tot op dit eigen uur toe, nu het misschien nog erger dreigt te worden, en er tenminste nog geen zeker uitzicht op bedaring bestaat. Ieder onderdeel van het staatsbestel ondergaat er de invloed van, - vanaf de koningin op haar troon, tot de kleintjes in de speeltuin of op de lagere school. De tienduizenden van de kiezerslijst, het totaal van alle Protestantse secten, het geheel van godsdienstige bonden en maatschappijen, de gezamenlijke geestelijkheid van de staatskerk in stad en land, de balie, ook de medici, zelfs literaire en wetenschappelijke kringen, iedere stand, iedere groep, ieder huisgezin, vertoont de invloed van die weergaloze storm. Dat zouden wij waarnemen, als wij het op een af stand zagen, en wij zouden dan peinzen over de oorzaak. Wat betekent het toch? waartegen is het gericht? wat wonderbaarlijks is er toch op aarde gebeurd? welke ongehoorde, welke tegennatuurlijke gebeurtenis kan de oorzaak: zijn van zulk een onmetelijk gevolg?
Maar wat is het, mijne Vaders, mijne Broeders, wat is het, dat er heden ten dage in Engeland gebeurd is? Er gaat iets vreemds over het land, te oordelen naar de verbazing, naar de beroering, die het verwekt. Waren wij niet zo dicht bij het toneel der gebeurtenissen, dat we wisten wat er gebeurde, waren we de bewoners van een medeplaneet, en beschikten we daar over een volmaakter instrument dan hier op aarde is ontdekt om de voorvallen op een andere wereldbol gade te slaan, en richtten wij vandaar onze ogen op het tegenwoordige Engeland, dan zouden we getroffen worden door een politiek verschijnsel even wonderbaar als wat de astronoom opmerkt op physiek terrein. Het zou het schouwspel zijn van een nationale beroering, bijna zonder weerga, gewelddadiger dan hier sedert eeuwen heeft plaatsgegrepen, zo niet in werkelijkheid dan toch in de geest en de opzet der mensen. Wij zouden opmerken, dat er kort na St. Michielsdag 1850 Op St. Michielsdag, 50... Op St. Michielsdag, 50 September, werd in Engeland de Pauselijke bulle bekend, d.d. 29 September 1850, waarbij de kerkelijke hiërarchie werd hersteld. een storm opstak in de geestelijke wereld, zo geweldig dat er een buitengewone verklaring voor moest zijn, en dat we hevig verlangen zouden gevoelen die verklaring te vinden. Wij zouden die storm van dag tot dag· zien toenemen, zich zien uitbreiden van plaats tot plaats, zonder onderbreking, bijna zonder verzwakking, tot op dit eigen uur toe, nu het misschien nog erger dreigt te worden, en er tenminste nog geen zeker uitzicht op bedaring bestaat. Ieder onderdeel van het staatsbestel ondergaat er de invloed van, - vanaf de koningin op haar troon, tot de kleintjes in de speeltuin of op de lagere school. De tienduizenden van de kiezerslijst, het totaal van alle Protestantse secten, het geheel van godsdienstige bonden en maatschappijen, de gezamenlijke geestelijkheid van de staatskerk in stad en land, de balie, ook de medici, zelfs literaire en wetenschappelijke kringen, iedere stand, iedere groep, ieder huisgezin, vertoont de invloed van die weergaloze storm. Dat zouden wij waarnemen, als wij het op een af stand zagen, en wij zouden dan peinzen over de oorzaak. Wat betekent het toch? waartegen is het gericht? wat wonderbaarlijks is er toch op aarde gebeurd? welke ongehoorde, welke tegennatuurlijke gebeurtenis kan de oorzaak: zijn van zulk een onmetelijk gevolg?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaWij zouden terecht zo spreken bij ons onderzoek van zulk een verschijnsel; de oorzaak moet een verbazende gebeurtenis zijn, en dat is het ook. Het is iets ongehoords, een mirakel mag ik zeggen, in de loop der menselijke gebeurtenissen. De natuur maakt van jaar tot jaar haar wenteling, en begint opnieuw; maar het burgerlijk bestaan vernieuwt zich niet, keert niet terug; het blijft, maar het gaat verder; er is geen sprake van teruggang. Dit wordt door moderne mensen zo goed begrepen, dat bij hen de vooruitgang aanbeden wordt als slechts een andere naam voor het goede. Het verleden keert nooit terug het is dus nooit goed; willen wij bestaande misstanden verhelpen dan moet het gebeuren door vooruit te gaan. Het verleden is verouderd; het verleden is dood. Even goed kunnen de doden voor ons leven, de doden ons helpen, als dat het verleden kan terugkeren. Dit is dus de oorzaak van deze nationale vervoering, dit nationaal misbaar, dat ons omringt. Het verleden is teruggekeerd, de dode leeft. Tronen worden omvergeworpen, en worden nooit hersteld; staten leven en sterven, en zijn dan alleen stof voor de geschiedenis. Babylon was groot, en Tyrus, en Egypte, en Niniveh, en nooit zullen zij opnieuw groot zijn. De Engelse Kerk bestond, en de Engelse Kerk bestond niet, en de Engelse Kerk bestaat opnieuw. Dit is de abnormaliteit, die werkelijk misbaar verdient. Het is de komst van een Tweede Lente; het is een herstel in de geestelijke wereld, zoals jaarlijks plaats heeft in de natuurlijke.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media3
Drie eeuwen geleden, en de Katholieke Kerk, die grote schepping van Gods macht, stond in ons land op trotse hoogte. Zij droeg de eretekenen van haar duizend jaren; zij zetelde in wel twintig verschillende diocesen door het brede land verspreid; zij werkte door tien duizend organen van macht en invloed; en zij was geadeld door een leger van heiligen en martelaren. De plaatselijke kerken, een voor een, kenden en huldigden een rij van verheerlijkte voorsprekers, die ieder het voorwerp waren van hun dankbare hulde. Kantelberg alleen telde er misschien wel zestien, van Sint Augustinus fot Sint Dunstan en Sint Elphege, van Sint Anselmus en Sint Thomas tot Sint Edmund. York had ziin Sint Paulinus, Sint Jan, Sint Wilfried, en Sint Wilhelmus. Londen, zijn Sint Erconwald; Durham, zijn Sint Cuthbert; Winchester, zijn Sint Swithin. Verder waren er Sint Aidan van Lindisfarne, Sint Hugo van Lincoln, en Sint Chad van Lichfield, en Sint Thomas van Hereford, en Sint Oswald en Sint Wulstan van orcester, en Sint Osmund van Salisbury, en Sint Birinus van Dorchester, en Sint Richard van Chicester. En verder nog, haar religieuze orden, haar kloosterinrichtingen, haar universiteiten, haar wijde betrekkingen over geheel Europa, haar hoge privileges in het burgerlijk bestuur, haar rijkdom, haar goederen, haar algemene eerbewijzen, waar vond men in de hele Christenheid een glorievoller hiërarchie? Verbonden met burgerlijke instellingen, met koningen en edellieden, met het volk, reikend tot ieder dorp en iedere stad, scheen die hiërarchie bestemd te zijn om te staan, zolang als Engeland zou staan, en om wellicht langer te duren dan Engelands grootheid.
Drie eeuwen geleden, en de Katholieke Kerk, die grote schepping van Gods macht, stond in ons land op trotse hoogte. Zij droeg de eretekenen van haar duizend jaren; zij zetelde in wel twintig verschillende diocesen door het brede land verspreid; zij werkte door tien duizend organen van macht en invloed; en zij was geadeld door een leger van heiligen en martelaren. De plaatselijke kerken, een voor een, kenden en huldigden een rij van verheerlijkte voorsprekers, die ieder het voorwerp waren van hun dankbare hulde. Kantelberg alleen telde er misschien wel zestien, van Sint Augustinus fot Sint Dunstan en Sint Elphege, van Sint Anselmus en Sint Thomas tot Sint Edmund. York had ziin Sint Paulinus, Sint Jan, Sint Wilfried, en Sint Wilhelmus. Londen, zijn Sint Erconwald; Durham, zijn Sint Cuthbert; Winchester, zijn Sint Swithin. Verder waren er Sint Aidan van Lindisfarne, Sint Hugo van Lincoln, en Sint Chad van Lichfield, en Sint Thomas van Hereford, en Sint Oswald en Sint Wulstan van orcester, en Sint Osmund van Salisbury, en Sint Birinus van Dorchester, en Sint Richard van Chicester. En verder nog, haar religieuze orden, haar kloosterinrichtingen, haar universiteiten, haar wijde betrekkingen over geheel Europa, haar hoge privileges in het burgerlijk bestuur, haar rijkdom, haar goederen, haar algemene eerbewijzen, waar vond men in de hele Christenheid een glorievoller hiërarchie? Verbonden met burgerlijke instellingen, met koningen en edellieden, met het volk, reikend tot ieder dorp en iedere stad, scheen die hiërarchie bestemd te zijn om te staan, zolang als Engeland zou staan, en om wellicht langer te duren dan Engelands grootheid.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaMaar het was het raadsbesluit des hemels, dat de majesteit van dit wezen uitgewist zou worden. Het is een lange geschiedenis, mijne Vaders en Broeders, gij kent ze. Ik behoef ze niet te verhalen. Het levenwekkend beginsel van de waarheid, de schaduw van Sint Petrus, de genade van den Verlosser, verliet haar. Die oude Kerk werd ter bestemder ure een lijk (een verbazende, een schrikwekkende verandering!); en toen kon zij nog slechts de lucht besmetten die zij eens had opgefrist, en de bodem bezwaren die zij eens had verheerlijkt. Zo scheen alles verloren; een tijd lang was er nog strijd, dan werden haar priesters uitgeworpen en gemarteld. Heiligschennissen werden gepleegd, ontelbaar. Haar tempels werden ontheiligd of verwoest; haar inkomsten bemachtigd door hebzuchtige edelen, of verkwist aan de bedienaren van een nieuwe godsdienst. De aanwezigheid van het Katholicisme werd na verloop van tijd eenvoudig geïgnoreerd, zijn genademiddelen uitgeworpen, zijn betekenis veracht, zijn naam raakte, uitgezonderd als een historisch iets, eindelijk bijna geheel in vergetelheid. Het kostte veel tijd om dat grondig te laten gebeuren, veel tijd, veel nadenken, veel werk, veel geld; maar eindelijk was het toch gebeurd. 0, die rampzalige dag, eeuwen vóór onze geboorte! Wat een marteling toen te leven en de schone gestalte der Waarheid, geestelijk en stoffelijk, te zien in stukken hakken, en ieder lidmaat en orgaan te zien wegslepen, en verbranden in het vuur, of werpen in de zee. Maar eindelijk was het werk toch gedaan. De Waarheid was om het leven gebracht, en weggestopt, en er was een kalmte, een stilte, een soort rust; en zo was ongeveer de toestand toen wij in deze droeve wereld werden geboren.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaMijne Vaders en Broeders, gij hebt het gezien van de éne zijde, en enigen onzer van de andere; maar wij allen kunnen getuigen van de diepe verachting waarin het Katholicisme was vervallen tegen de tijd van onze geboorte. Gij weet dat, helaas, veel beter dan ik het weten kan; maar het is misschien niet ongepast, zo ik, met een paar aanduidingen, als met de toetsen van een penseel, voor u getuig van buiten af van datgene, waarvan gijzelf met zoveel meer waarheid getuigen kunt van binnen uit. Geen Katholieke Kerk meer in het land; ik mag wel zeggen: geen Katholieke gemeente; - slechts enkele getrouwen van het Oude Geloof, stil en treurig rondgaand als overblijfselen van wat eenmaal geweest was. “De Rooms Katholieken"; geen secte, geen groep zelfs, volgens menselijke opvatting; geen organisme, hoe klein ook, als vertegenwoordiger van de Grote Gemeenschap in het buitenland, slechts een handvol enkelingen, die men tellen kon als de kiezelsteentjes en het bezinksel van de grote zondvloed, en die er, warempel, toevalligerwijze nog een geloof op nahielden dat lang geleden de belijdenis was geweest van een heuse Kerk. Hier een stel arme Ieren, die kwamen en gingen in de oogsttijd, of een kolonie die huisde in de ellendige wijken van de grote metropool Ginds misschien een man op leef tijd, die men in de straten zag lopen, ernstig en eenzaam, en vreemd, schoon en edel van houding, en naar men zeide van goede familie, en "Rooms Katholiek". Een ouderwets huis met een somber uiterlijk, opgesloten tussen hoge muren, met een ijzeren poort, en olmen, en het gerucht liep dat daar "Rooms Katholieken woonde"; maar wie dat waren, en wat zij deden, en wat men bedoelde met de naam "Rooms Katholiek", dat wist niemand; maar het had een onaangename klank, en het deed denken aan uiterlijkheden en bijgeloof. En als we dan hier of daar heengingen, en met leergierige jongensogen in de grote stad rondkeken dan troffen we vandaag misschien een Moravische kapel, of een vergaderzaal van Quakers, en morgen een kapel van de "Rooms Katholieken", maar men kon er niets over te weten komen, behalve dat er brandende kaarsen waren, en jongens in het wit, die wierookvaten zwaaiden; en wat dat allemaal betekende kon men alleen maar vinden in boeken, in Protestantse Geschiedenissen en Preken; en die wisten niet veel goeds over de "Rooms Katholieken" te vertellen; integendeel, men vernam er, dat zij eenmaal macht gehad en er misbruik van gemaakt hadden. En bij gelegenheid konden we soms een of andere geleerde, als uitkomst van een zorgvuldig onderzoek, en als diepzinnig punt van wetenschap, heel scherpzinnig horen verklaren, dat er tussen de Rooms Katholieken in Engeland en de Rooms Katholieken in Ierland dit verschil was, dat de laatsten bisschoppen hadden, en dat de eerste werden geregeerd door vier ambtenaren, die Apostolische Vicarissen heetten.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaEen dergelijke soort kennis van het Christendom hadden de heidenen in de oudheid, die zijn aanhangers vervolgden en verdreven van het aanschijn der aarde, en ze dan noemden een gens lucfuga, een volk dat het daglicht meed. Zo stond het met de Katholieken van Engeland, te vinden in achterbuurten en stegen en kelders, op de vlierings of in de schuilhoeken van de provincie; afgesneden van de drukke wereld rondom hen, en vaag onderkend, als ware het door een nevel heen of in de schemering, als heen en weer fladderende spoken, door de hoge Protestanten, de heren van het land. Ze werden eindelijk zo zwak, zo uitermate verachtelijk, dat verachting plaats maakte voor medelijden; en de meer welwillenden onder hun dwingelanden kregen zelfs neiging om hun een gunst te bewijzen, in de veronderstelling dat hun meningen eenvoudig te dwaas waren om nog ooit weer aanhang te winnen, en dat ze zelfs, eenmaal tot burgerlijk aanzien verheven, spoedig genoeg die meningen zouden afleren en er zich over schamen. En zo begonnen zij, uit louter vriendelijkheid, onze leerstellingen neer te halen voor de Protestantse wereld, opdat onze verstandsverbijstering ofwel ons innerlijk ongeloof op die manier zou kunnen gelden als aanspraak op medelijden.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaEen grote verandering, een ontzagrekkende tegenstelling tussen de aloude Kerk van Sint Augustinus en Sint Thomas, en het armzalig overblijfsel van hun kinderen in het begin van de negentiende eeuw! Het was een mirakel, zou ik zeggen, dat die grootse macht kon afgebroken worden; maar een groter en echter mirakel zou nog komen. Geen mens had die val kunnen voorspellen, maar nog minder zou iemand het gewaagd hebben een herrijzing te voorspellen. De val was verbazingwekkend, maar lag toch eigenlijk in de natuurlijke orde: - alle dingen gaan teniet; de herrijzing zou een geheel andere verbazing wekken, want die ligt in de orde der genade, - en wie kan nog mirakelen verwachten, en een mirakel als dit? Heeft de hele loop der geschiedenis ooit zoiets opgeleverd? Ik moet mij uitdrukken met omzichtigheid en naar de mate van mijn kennis, maar ik herinner mij geen gelijksoortig geval. Augustinus kwam wel naar hetzelfde eiland waarheen reeds vroeger missionarissen waren gekomen; maar dezen kwamen naar de Britten, en hij naar de Angelsaksen. De Ariaanse Gothen en de Longobarden hebben in de dagen van Sint Augustinus hun ketterij afgeworpen, en zich aangesloten bij de Kerk; maar zij waren nooit van haar afgevallen. Het geïnspireerde woord schijnt te wijzen op de bijna onmogelijkheid van een genade van vernieuwing voordegenen die den Zoon van God voor zichzelf hebben gekruisigd en met voeten getreden. (Hebr. 6, 4-6)[b:Hebr. 6, 4-6] Wie had dan durven hopen dat uit een heiligschennende natie zoals de onze weer een volk zou gevormd worden voor den Zaligmaker? Welke tekenen wezen erop dat deze natie zou uitgelezen worden onder de natiën? Als iemand het vijftig jaar geleden voorspeld had, zou het denkbeeld dan niet absurd en dwaas hebben geschenen?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media4
Mijne Vaders, er was één van uw rang, toen in de rijpheid van zijn kracht en zijn prestige. N.v.d.v.: Mgr. John Milner,...N.v.d.v.: Mgr. John Milner, Apostolisch Vicaris van het Midland District van 1805 tot 1826. Zijn naam is het eigendom van dit diocees; maar is te groot, te eerbiedwaardig, te dierbaar aan alle Katholieken, om tot één gedeelte van Engeland beperkt te blijven, nu hij toch op ons aller lippen bestorven ligt. Welke zouden de gevoelens wel geweest zijn van dien eerbiedwaardigen man, den kampioen van God's arke in een boze tijd, als hij deze dag eens beleefd had? Het is bijna roekeloos voor iemand die hem niet gekend heeft, een beeld te ontwerpen van zijn persoon, en zijn gedachten, en zijn vrienden, waarvan er sommigen op dit ogenblik hier aanwezig zijn; doch vergis ik mij als ik zeg dat een dag zoals wij die nu beleven, aan hem zou voorgekomen zijn als een droom, en als hij hem voorspeld had, niets dan een spotternij aan zijn hoorders? Veronderstelt dat hij eens in geestvervoering de toekomst had kunnen doordringen, en dat zijn sterfelijk oog gezworven had van die onooglijke kapel in het dal die eeuwenlang in het bezit der Katholieken was geweest, naar de naburige hoogte, toen nog eenzaam en verlaten. En hoort hem dan spreken tot degenen die bij hem staan: "Ik zie een kale berg uitsteken boven het open landschap tegenover die grote stad, voor wier inwoners het Katholicisme zo weinig betekent. Ik zie het terrein afpalen, en met een wijd hekwerk omringen; en er rijzen plantsoenen op, die de ruimte sieren en afronden.
Mijne Vaders, er was één van uw rang, toen in de rijpheid van zijn kracht en zijn prestige. N.v.d.v.: Mgr. John Milner,...N.v.d.v.: Mgr. John Milner, Apostolisch Vicaris van het Midland District van 1805 tot 1826. Zijn naam is het eigendom van dit diocees; maar is te groot, te eerbiedwaardig, te dierbaar aan alle Katholieken, om tot één gedeelte van Engeland beperkt te blijven, nu hij toch op ons aller lippen bestorven ligt. Welke zouden de gevoelens wel geweest zijn van dien eerbiedwaardigen man, den kampioen van God's arke in een boze tijd, als hij deze dag eens beleefd had? Het is bijna roekeloos voor iemand die hem niet gekend heeft, een beeld te ontwerpen van zijn persoon, en zijn gedachten, en zijn vrienden, waarvan er sommigen op dit ogenblik hier aanwezig zijn; doch vergis ik mij als ik zeg dat een dag zoals wij die nu beleven, aan hem zou voorgekomen zijn als een droom, en als hij hem voorspeld had, niets dan een spotternij aan zijn hoorders? Veronderstelt dat hij eens in geestvervoering de toekomst had kunnen doordringen, en dat zijn sterfelijk oog gezworven had van die onooglijke kapel in het dal die eeuwenlang in het bezit der Katholieken was geweest, naar de naburige hoogte, toen nog eenzaam en verlaten. En hoort hem dan spreken tot degenen die bij hem staan: "Ik zie een kale berg uitsteken boven het open landschap tegenover die grote stad, voor wier inwoners het Katholicisme zo weinig betekent. Ik zie het terrein afpalen, en met een wijd hekwerk omringen; en er rijzen plantsoenen op, die de ruimte sieren en afronden.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media“En daar op die hoge plek, ver van het gewoel der mensen, en toch in het middelpunt van het land, verschijnt een groot gebouw, of liever een complex van gehouwen, met vele gevels, en binnenhoven, met lange panden en gangen, en verdieping hoven verdieping. En daar rijst het op onder de aanroeping van diezelfde zoete en krachtvolle naam die ook onze troost en kracht is geweest in het Dal. Ik kijk nauwkeuriger naar dat gebouw, en ik zie dat het is gemodelleerd naar die oude kunststijl die het verleden terugbrengt, die scheen te verdwijnen van het aanschijn der aarde, of bewaard te worden enkel als een curiositeit. of nagevolgd enkel als een gril. Ik luister, en ik hoor de klank van stemmen, eerbiedig en welluidend, vernieuwend het oude Gregoriaans, waarmee Sint Augustinus koning Ethelbert begroette in de open lucht op de Kentische kust. Het gezang komt van een lange processie, die zich beweegt door de gangen. Priesters en religieuzen, theologanten van de leskamers, en kanunniken van de Kathedraal, gaan in canonieke volgorde. En dan komt daar een visioen van wel twaalf gemijterde hoofden; en tot slot zie ik een Prins der Kerk N.v.d.v.: Mgr. Wiseman was in...N.v.d.v.: Mgr. Wiseman was in 1850 Aartsbisschop van Westminster en Kardinaal geworden, met twaalf suffraganen. , in de koninklijke kleur van het keizerrijk en van het martelaarschap, een onderpand voor ons van Rome, van Rome's onvermoeide liefde, een teken dat die grote menigte vast staat in het Apostolische geloof en de Apostolische hoop. En zij allen staan onder de hoede van Heiligen; Sint Benedictus is daar, sprekend tot ons door de stem van bisschop en priesters, en de lange eeuwen tellend gedurende welke hij heeft gebeden, en gestudeerd, en gearbeid; daar is ook de witte wol van Sint Dominicus, die door geen blaam wordt bezoedeld, door geen vlek verontreinigd; en als Sint Bernardus niet daal' is, dan is het alleen opdat zijn afwezigheid des te meer aan hem moge doen denken. En de vorstelijke patriarch Sint Ignatius, de Sint George van de moderne wereld, met zijn ridderlijke lans zijn kronkelende vijand doorborend, hij ook stort zijn zegen uit over die stoet. En nog anderen, zijn tijdgenoten of zijn jongeren in de geschiedenis, wier beelden boven onze altaren staan, of weldra zullen staan, het zekerst bewijs dat de arm des Heren niet verkort is, en Zijn genade niet uitgeput, zij ook zien van hun troon daarboven neder op de menigte. En zo gaat dat hoge gezelschap verder tot in de heilige plaats; en daar openen zij, met verheven liturgie en ontzagwekkende offerande, de grote handeling die hen daar samenbrengt." Welke is die handeling? het is de eerste synode van een nieuwe hiërarchie; het is de verrijzenis der Kerk.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media5
O mijne Vaders, mijne Broeders, had die vereerde Bisschop toen zo gesproken, wie van zijn hoorders zou niet gezegd hebben dat wat hij sprak niet zijn kon. Hoe! die enkele verspreide gelovigen, die Rooms Katholieken, een Kerk vormen! Zal het verleden dan terug komen rollen? Zal het graf open gaan? Zullen de Angelsaksen weer voor God gaan leven? Zullen de herders, die hun armzalige kudden in de nacht bewaken, bezocht worden door een menigte van hemelse heerscharen, en horen hoe hun Heer opnieuw geboren is in hun eigen stad? Ja; want de genade kan, wat de natuur niet kan. De wereld wordt oud, maar de Kerk is altijd jong. Zij kan, ten allen tijde, op het bevel van haar Heer, ,,volkeren weer in haar bezit nemen en verwoeste steden weer bewonen" (Jes. 54,3)[b:Jes. 54,3] ,,Sta dan op, Jerusalem, wordt verlicht, want uw licht is gekomen, en de glorie des Heren gaat over u op. Want zie, terwijl duisternis de aarde bedekt, en het donker de volken, is de Heer over u opgegaan, en straalt Zijn glorie over u uit. Sla uw ogen op en zie om u heen. Ze zijn allen verzameld en: gaan naar u op; van verre snellen uw zonen toe, en uw dochters rijzen op aan uw zijde" (Jes. 60, 1-4, deels Vulgaat)[b:Jes. 60, 1-4] “Sta op, mijn geliefde, mijn schone, kom mede. Want zie: de winter is voorbij, de regen is voorgoed verdwenen. De bloemen prijken op het land. . . . de vijg kleurt reeds zijn jonge vrucht, de wingerds bloeien en geuren. Sta op, mijn geliefde, mijn schone, kom mede" (Hoogl. 2, 10-13)[b:Hoogl. 2, 10-13] Het is de tijd voor uw Visitatie. Sta op, Maria, en ga in uw kracht naar dat noordelijke eiland, dat eens uw eigendom was, en neem bezit van een land dat u niet kent. Sta op, Moeder van God, en spreek met uw ontroerende stem tot degenen die zwanger en in smarten zijn, totdat het kind van genade opspringt in hun schoot! Bestraal ons, Lieve Vrouwe, met uw lichtend aangezicht, als de zon in haar kracht, O stella matutina, O bode van vrede, totdat ons jaar een altijddurende Mei wordt. Laat van uw zachte ogen, van uw zuivere glimlach, van uw koninklijk aanschijn tienduizend krachten nederregenen, niet om uwe vijanden te beschamen of te overweldigen, maar om hen te overreden, en te overwinnen. O Maria, mijne hoop, O onbevlekte Moeder, vervul voor ons de belofte van deze Lente. Een tweede tempel verrijst op de bouwvallen van de eerste. Kantelberg is verdween, en York is weg, en Durham is weg, en Winchester is weg. Het viel zwaar van hen te scheiden. Wij werden geboeid door het visioen van vergane grootheid, en wilden niet geloven dat het vergaan was; maar de Kerk in Engeland is gestorven, en de Kerk leeft weer. Westminster en Nottingham, Beverley en Heham, Northhampton en Shrewsbury zullen, zolang de wereld duurt, namen blijven even welluidend voor het oor, even roerend voor het hart, als de glorie die wij verloren hebben N.v.d.v.: De nieuwe...N.v.d.v.: De nieuwe Katholieke bisdommen kregen, om geen aanstoot te geven en verwarring te voorkomen, een andere naam dan de oude bisdommen, die nu in Protestantse handen waren; daarom heet b.v. de Aartsbisschop van Londen Aartsbisschop van Westminster.; en Heiligen zullen uit hen opstaan, als God het wil, en Leraars zullen weer de wet aan Israël verklaren, en Predikers zullen oproepen tot boete en rechtvaardigheid, zoals vroeger.
O mijne Vaders, mijne Broeders, had die vereerde Bisschop toen zo gesproken, wie van zijn hoorders zou niet gezegd hebben dat wat hij sprak niet zijn kon. Hoe! die enkele verspreide gelovigen, die Rooms Katholieken, een Kerk vormen! Zal het verleden dan terug komen rollen? Zal het graf open gaan? Zullen de Angelsaksen weer voor God gaan leven? Zullen de herders, die hun armzalige kudden in de nacht bewaken, bezocht worden door een menigte van hemelse heerscharen, en horen hoe hun Heer opnieuw geboren is in hun eigen stad? Ja; want de genade kan, wat de natuur niet kan. De wereld wordt oud, maar de Kerk is altijd jong. Zij kan, ten allen tijde, op het bevel van haar Heer, ,,volkeren weer in haar bezit nemen en verwoeste steden weer bewonen" (Jes. 54,3)[b:Jes. 54,3] ,,Sta dan op, Jerusalem, wordt verlicht, want uw licht is gekomen, en de glorie des Heren gaat over u op. Want zie, terwijl duisternis de aarde bedekt, en het donker de volken, is de Heer over u opgegaan, en straalt Zijn glorie over u uit. Sla uw ogen op en zie om u heen. Ze zijn allen verzameld en: gaan naar u op; van verre snellen uw zonen toe, en uw dochters rijzen op aan uw zijde" (Jes. 60, 1-4, deels Vulgaat)[b:Jes. 60, 1-4] “Sta op, mijn geliefde, mijn schone, kom mede. Want zie: de winter is voorbij, de regen is voorgoed verdwenen. De bloemen prijken op het land. . . . de vijg kleurt reeds zijn jonge vrucht, de wingerds bloeien en geuren. Sta op, mijn geliefde, mijn schone, kom mede" (Hoogl. 2, 10-13)[b:Hoogl. 2, 10-13] Het is de tijd voor uw Visitatie. Sta op, Maria, en ga in uw kracht naar dat noordelijke eiland, dat eens uw eigendom was, en neem bezit van een land dat u niet kent. Sta op, Moeder van God, en spreek met uw ontroerende stem tot degenen die zwanger en in smarten zijn, totdat het kind van genade opspringt in hun schoot! Bestraal ons, Lieve Vrouwe, met uw lichtend aangezicht, als de zon in haar kracht, O stella matutina, O bode van vrede, totdat ons jaar een altijddurende Mei wordt. Laat van uw zachte ogen, van uw zuivere glimlach, van uw koninklijk aanschijn tienduizend krachten nederregenen, niet om uwe vijanden te beschamen of te overweldigen, maar om hen te overreden, en te overwinnen. O Maria, mijne hoop, O onbevlekte Moeder, vervul voor ons de belofte van deze Lente. Een tweede tempel verrijst op de bouwvallen van de eerste. Kantelberg is verdween, en York is weg, en Durham is weg, en Winchester is weg. Het viel zwaar van hen te scheiden. Wij werden geboeid door het visioen van vergane grootheid, en wilden niet geloven dat het vergaan was; maar de Kerk in Engeland is gestorven, en de Kerk leeft weer. Westminster en Nottingham, Beverley en Heham, Northhampton en Shrewsbury zullen, zolang de wereld duurt, namen blijven even welluidend voor het oor, even roerend voor het hart, als de glorie die wij verloren hebben N.v.d.v.: De nieuwe...N.v.d.v.: De nieuwe Katholieke bisdommen kregen, om geen aanstoot te geven en verwarring te voorkomen, een andere naam dan de oude bisdommen, die nu in Protestantse handen waren; daarom heet b.v. de Aartsbisschop van Londen Aartsbisschop van Westminster.; en Heiligen zullen uit hen opstaan, als God het wil, en Leraars zullen weer de wet aan Israël verklaren, en Predikers zullen oproepen tot boete en rechtvaardigheid, zoals vroeger.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media6
Ja, mijne Vaders en Broeders, als het Gods heilige wil is, niet slechts Heiligen, niet slechts Leraren, niet slechts Predikers zullen wij hebben maar ook Martelaren zullen onze bodem opnieuw consacreren voor God. Wij weten niet wat vóór ons ligt, voordat wij ons einddoel bereiken; wij hebben een groot, een heerlijk werk aangevangen, maar naar de mate van Gods genade is ook de woede van Zijn vijanden. Zij hebben ons begroet zoals de leeuw zijn prooi begroet. Misschien zullen zij door de tijd gewend raken aan onze verschijning, maar misschien zullen zij er des te meer door worden geprikkeld. Het weer opbouwen van de Kerk in Engeland is een daad te groot om in het geheim te geschieden. We hadden reden te verwachten dat zulk een gunst ons niet zou gegeven worden zonder kruis. Het is Gods handelwijze niet grote zegeningen neer te zenden zonder eerst het off er van groot lijden. Als de waarheid zich moet uitbreiden over wijde kringen van ons volk, hoe kunnen wij dan dromen, hoe kunnen wij hopen, dat beproeving en kommer haar schreden niet zullen begeleiden. En, het zij zonder vermetelheid gezegd, wij hebben reeds, om ons werk te beginnen, een grote voorraad van verdiensten. Wij hebben geen lichte wapenrusting voor onze eerste strijd. Kunnen wij als Christenen verwachten dat het bloed onzer martelaren, drie eeuwen geleden en later, nooit zijn beloning- zal ontvangen? Die seculiere en reguliere geestelijken, hebben zij geleden zonder een bepaald doel? of liever voor een doel dat nog niet bereikt is? De lange gevangenis, de vunzige kerker, de afmattende spanning, het tirannieke verhoor, het barbaarse vonnis, de wreedaardige voltrekking, de pijnbank, de galg, de valbijl, het kokende pek, de ontelbare folteringen van die heilige slachtoffers, o mijn God, zullen zij geen beloning ontvangen? Zullen Uw martelaren van onder Uw altaar roepen om hun liefdewraak op dit schuldige volk, en tevergeefs roepen? Zullen zij het leven ver liezen, en geen beter leven winnen voor de kinderen van hen die hen vervolgden? Is dat Uw handelwijze, o mijn rechtvaardige en waarachtige God? Is dat overeenkomstig Uw belofte, o Koning der Heiligen, als ik mij verstouten mag tot U van recht te spreken. Hebt Gijzelf niet gebeden voor Uw vijanden op het kruis, en hen bekeerd? Heeft Uw eerste Martelaar niet Uw groten Apostel, toen nog een vervolger, gewonnen door zijn liefdegebed? En in die dagen van beproeving en verlatenheid voor Engeland, toen harten werden doorboord met de smarten van Maria, bij de kruisiging van Uw mystiek lichaam, was toen niet iedere traan die vloeide, iedere bloeddruppel die vergoten werd, het zaad van een toekomstige oogst, waarbij zij die zaaiden in droefheid, zouden oogsten in vreugde?
Ja, mijne Vaders en Broeders, als het Gods heilige wil is, niet slechts Heiligen, niet slechts Leraren, niet slechts Predikers zullen wij hebben maar ook Martelaren zullen onze bodem opnieuw consacreren voor God. Wij weten niet wat vóór ons ligt, voordat wij ons einddoel bereiken; wij hebben een groot, een heerlijk werk aangevangen, maar naar de mate van Gods genade is ook de woede van Zijn vijanden. Zij hebben ons begroet zoals de leeuw zijn prooi begroet. Misschien zullen zij door de tijd gewend raken aan onze verschijning, maar misschien zullen zij er des te meer door worden geprikkeld. Het weer opbouwen van de Kerk in Engeland is een daad te groot om in het geheim te geschieden. We hadden reden te verwachten dat zulk een gunst ons niet zou gegeven worden zonder kruis. Het is Gods handelwijze niet grote zegeningen neer te zenden zonder eerst het off er van groot lijden. Als de waarheid zich moet uitbreiden over wijde kringen van ons volk, hoe kunnen wij dan dromen, hoe kunnen wij hopen, dat beproeving en kommer haar schreden niet zullen begeleiden. En, het zij zonder vermetelheid gezegd, wij hebben reeds, om ons werk te beginnen, een grote voorraad van verdiensten. Wij hebben geen lichte wapenrusting voor onze eerste strijd. Kunnen wij als Christenen verwachten dat het bloed onzer martelaren, drie eeuwen geleden en later, nooit zijn beloning- zal ontvangen? Die seculiere en reguliere geestelijken, hebben zij geleden zonder een bepaald doel? of liever voor een doel dat nog niet bereikt is? De lange gevangenis, de vunzige kerker, de afmattende spanning, het tirannieke verhoor, het barbaarse vonnis, de wreedaardige voltrekking, de pijnbank, de galg, de valbijl, het kokende pek, de ontelbare folteringen van die heilige slachtoffers, o mijn God, zullen zij geen beloning ontvangen? Zullen Uw martelaren van onder Uw altaar roepen om hun liefdewraak op dit schuldige volk, en tevergeefs roepen? Zullen zij het leven ver liezen, en geen beter leven winnen voor de kinderen van hen die hen vervolgden? Is dat Uw handelwijze, o mijn rechtvaardige en waarachtige God? Is dat overeenkomstig Uw belofte, o Koning der Heiligen, als ik mij verstouten mag tot U van recht te spreken. Hebt Gijzelf niet gebeden voor Uw vijanden op het kruis, en hen bekeerd? Heeft Uw eerste Martelaar niet Uw groten Apostel, toen nog een vervolger, gewonnen door zijn liefdegebed? En in die dagen van beproeving en verlatenheid voor Engeland, toen harten werden doorboord met de smarten van Maria, bij de kruisiging van Uw mystiek lichaam, was toen niet iedere traan die vloeide, iedere bloeddruppel die vergoten werd, het zaad van een toekomstige oogst, waarbij zij die zaaiden in droefheid, zouden oogsten in vreugde?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaEn zoals het lijden der Martelaren nog niet beloond is, zo is het wellicht ook nog niet uitgeput. Iets, voor zover wij weten, blijft er nog te ondergaan, om het noodzakelijke offer te voltrekken. Moge God het verhoeden terwille van onze arme natie! Maar toch, zouden wij wel verwonderd kunnen zijn, mijne Vaders en mijne Broeders, als de winter ook nu nog niet geheel voorbij zou zijn? Hebben wij enig recht het vreemd te vinden, als in dit Engels landschap de lentetijd van de Kerk nog eens een Engelse lente zou blijken, een onzekere, angstige tijd van hoop en vrees, van vreugde en lijden, van schone beloften en bloeiende verwachtingen, maar tegelijk van gure winden, en koude buien, en plotselinge stormen?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaEén zaak alleen weet ik, - dat overeenkomstig onze nood ook onze kracht zal zijn. Van één zaak ben ik zeker, dat hoe meer de vijand tegen ons raast, zoveel te meer de Heiligen in de Hemel voor ons zullen bidden; hoe erger onze beproevingen van de wereld zullen zijn, des te meer zal onze Moeder Maria ons bijstaan, en onze goede Patronen en Engelbewaarders; hoe kwaadaardiger de plannen der mensen tegen ons zijn, des te luider zal het smeekgebed voor ons opstijgen tot God uit de boezem der gehele Kerk. Wij zullen niet als wezen achterblijven; wij zullen in ons hebben de kracht van den Vertrooster, beloofd aan de Kerk en aan ieder van haar lidmaten. Mijne Vaders, mijne Broeders in het priesterschap, het komt uit mijn hart als ik de overtuiging uitspreek, dat er niemand onder u hier tegenwoordig is, of hij zou, als God het wilde, bereid zijn Martelaar voor Hem te worden. Ik zeg niet, dat gij het zoudt wensen; ik zeg niet dat de natuurlijke wil niet zou bidden om die kelk te laten voorbijgaan; ik spreek niet over wat' gij kunt door eigen kracht; maar in de kracht van God, in de genade van den Geest, in de wapenrusting van het recht, met de troost en de vrede van de Kerk, met de zegen van de Apostelen Petrus en Paulus, en in de naam van Christus, zoudt gij doen wat de natuur niet kan doen. Door de voorbede van de Heiligen daarboven, door de boetedoeningen en goede werken en de gebeden van het volk Gods op aarde, zoudt gij krachtig gesteund worden als op de golven van de zee, en voortgedragen worden buiten uzelven door de volheid der genade, hetzij de natuur het wenste of niet. Ik bedoel niet gewelddadig, of met onstichtelijk krijgsvertoon, maar kalm, waardig, zacht, blijmoedig, zoudt gij u aangorden en ten strijde gaan, als op Engelen-vleugels, zoals uw vaderen dat vóór u deden, en de prijs wonnen. Gij, die dag aan dag het vlekkeloze Lam Gods opoffert, gij die in uw handen houdt het Mensgeworden Woord onder de zichtbare tekens die Hij heeft ingesteld, gij die telkens opnieuw de kelk van het Grote Slachtoffer ledigt wie zou u kunnen bevreesd maken? wat verschrikken? wat verleiden? wie weerhouden, hetzij gij zult lijden of zult werken, hetzij gij de grondslagen der Kerk zult leggen in tranen, of de kroon op het werk zult zetten in vreugde.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media7
Mijne Vaders, mijne Broeders, nog een enkel woord. Het moge schijnen alsof het mij niet betaamde u aldus toe te spreken; maar ik heb iets aan te voeren bij wijze van verzachtende omstandigheid. Toen het Engels College te Rome werd gesticht door de zorg van een groot Paus tijdens het begin van Engelands lijden, en missionnarissen daar werden gevormd voor belijdenis en marteling hier, wie was het toen die de blonde Angelsaksische jongelingen, tijdens het voorbijgaan in de straten van de grote stad, begroette met de uitroep: ,Salvete flores martyrum"? En als de tijd kwam voor ieder op zijn beurt om dat vredige huis te verlaten, en te vertrekken naar de strijd, tot wien begaven zij zich dan alvorens Rome te verlaten, om een zegen te ontvangen die hen zou steunen bij hun werk? Zij haalden de zegen van een Heilige; zij gingen naar een kalm en ouden man, die nooit bloed had gezien, dan in boetedoening; die wel gaarne had willen sterven voor Christus toen de grote Franciscus Xaverius de weg naar het verre Oosten opende, maar die als schildwacht in de heilige stad moest blijven, en vijftig jaren lang dezelfde weg op en neer ging, terwijl zijn broeders in de strijd waren. O! het vuur van dat hart, te groot voor zijn zwak omhulsel, dat hem dwong thuis te blij ven terwijl de hele Kerk in oorlog was! En daarom kwamen die blondharige vreemdelingen naar hem toe, voordat zij vertrokken naar het toneel van hun lijden, opdat de volle ijver en liefde in die brandende borst opgesloten een uitweg zouden kunnen vinden, en overstromen, van hem die thuis moest blijven, naar hen die den vijand tegemoet zouden treden. Daarom kwamen die jeugdige soldaten, een voor een, ieder op zijn beurt, naar dien ouden man; en een voor een volhardden zij, en wonnen de kroon en de palm, allen behalve één, die niet gegaan was, en niet wilde gaan, om die heilzame zegen te halen.
Mijne Vaders, mijne Broeders, nog een enkel woord. Het moge schijnen alsof het mij niet betaamde u aldus toe te spreken; maar ik heb iets aan te voeren bij wijze van verzachtende omstandigheid. Toen het Engels College te Rome werd gesticht door de zorg van een groot Paus tijdens het begin van Engelands lijden, en missionnarissen daar werden gevormd voor belijdenis en marteling hier, wie was het toen die de blonde Angelsaksische jongelingen, tijdens het voorbijgaan in de straten van de grote stad, begroette met de uitroep: ,Salvete flores martyrum"? En als de tijd kwam voor ieder op zijn beurt om dat vredige huis te verlaten, en te vertrekken naar de strijd, tot wien begaven zij zich dan alvorens Rome te verlaten, om een zegen te ontvangen die hen zou steunen bij hun werk? Zij haalden de zegen van een Heilige; zij gingen naar een kalm en ouden man, die nooit bloed had gezien, dan in boetedoening; die wel gaarne had willen sterven voor Christus toen de grote Franciscus Xaverius de weg naar het verre Oosten opende, maar die als schildwacht in de heilige stad moest blijven, en vijftig jaren lang dezelfde weg op en neer ging, terwijl zijn broeders in de strijd waren. O! het vuur van dat hart, te groot voor zijn zwak omhulsel, dat hem dwong thuis te blij ven terwijl de hele Kerk in oorlog was! En daarom kwamen die blondharige vreemdelingen naar hem toe, voordat zij vertrokken naar het toneel van hun lijden, opdat de volle ijver en liefde in die brandende borst opgesloten een uitweg zouden kunnen vinden, en overstromen, van hem die thuis moest blijven, naar hen die den vijand tegemoet zouden treden. Daarom kwamen die jeugdige soldaten, een voor een, ieder op zijn beurt, naar dien ouden man; en een voor een volhardden zij, en wonnen de kroon en de palm, allen behalve één, die niet gegaan was, en niet wilde gaan, om die heilzame zegen te halen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaMijne Vaders, mijne Broeders, die oude man was mijn eigen H. Philippus Neri. Vergeeft mij om zijnentwille. Als ik te ernstig heb gesproken, dan zal zijn zoete glimlach mijn woorden temperen. Zoals hij bij u was drie eeuwen geleden in Rome, toen Onze Tempel viel, zo is het voorzeker heden ten dage nu deze weer oprijst, een gunstig voorteken dat hij nu zelfs bij u is gekomen; en dat hij, als het ware zich herinnerend hoe hij thuis voor u ten beste sprak, en de banden erkennend die hij toen met u vormde, nu onder u een naam wenst te hebben, en door u bemind ie worden, en misschien u een dienst te bewijzen, hier in uw eigen land.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.be/toondocument/9305-de-tweede-lente-nl