Persona humana
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Persona humana
Over enkele vraagstukken van de seksuele ethiek
Franjo Kardinaal Seper
Congregatie voor de Geloofsleer
29 december 1975
Curie - Verklaringen
Archief van de Kerken, 31e jrg (1976) nr. 4, p. 142 - 154
29 december 1975
Archief van de Kerken
30 januari 2023
8
nl
Referenties naar dit document: 6
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inhoud
1
Volgens de mening van de geleerden van onze tijd wordt de menselijke persoon zo geheel en al door de seksualiteit getekend, dat deze tot de elementen wordt gerekend die het leven van de mens voornamelijk vorm geven. En inderdaad vloeien uit het geslacht die bijzondere kenmerken voort welke op biologisch, psychologisch en geestelijk gebied de persoon zelf tot man en vrouw maken, en die daarom zeer veel invloed en betekenis hebben om de volwassenheid van elke afzonderlijke mens te bereiken en hen in de samenleving in te voegen. Daarom zijn, zoals iedereen gemakkelijk kan waarnemen, tegenwoordig zaken die op het geslachtelijke betrekking hebben onderwerpen waarover in boeken, tijdschriften, kranten en andere sociale communicatiemiddelen veelvuldig en openlijk wordt gehandeld.
Intussen nam het zedenbederf steeds meer toe, waarvan de overdreven verheerlijking van het geslachtelijke onder de ernstigste kentekenen moet worden gerekend en welke door de bemoeienis van sociale communicatiemiddelen en voorstellingen zozeer voortgang heeft gemaakt, dat het het gebied van de opvoeding is binnengedrongen en de algemene mening van de mensen heeft besmet.
Als in dit verband van de ene kant opvoeders, pedagogen en beoefenaars van de moraalwetenschappen ertoe konden bijdragen om de eigen waarden van ieder geslacht duidelijker in het licht te stellen en beter in de praktijk van het leven om te zetten, hebben van de andere kant anderen opvattingen en levenswijzen voorgesteld die in strijd zijn met de ware morele eisen van de mens, ja kwamen er zelfs toe de weg naar de ongebondenheid van het hedonisme te effenen.
Het gevolg hiervan is, dat zelfs bij Christenen leerstellingen, zedelijke normen en levenswijzen die tot nu toe trouw gehandhaafd werden in de loop van enkele jaren sterk op de helling zijn gezet en velen zich op het ogenblik afvragen, wat zij bij zoveel verbreide meningen die tegengesteld zijn aan de leer welke zij van de Kerk ontvingen nu nog voor de waarheid moeten houden.
Intussen nam het zedenbederf steeds meer toe, waarvan de overdreven verheerlijking van het geslachtelijke onder de ernstigste kentekenen moet worden gerekend en welke door de bemoeienis van sociale communicatiemiddelen en voorstellingen zozeer voortgang heeft gemaakt, dat het het gebied van de opvoeding is binnengedrongen en de algemene mening van de mensen heeft besmet.
Als in dit verband van de ene kant opvoeders, pedagogen en beoefenaars van de moraalwetenschappen ertoe konden bijdragen om de eigen waarden van ieder geslacht duidelijker in het licht te stellen en beter in de praktijk van het leven om te zetten, hebben van de andere kant anderen opvattingen en levenswijzen voorgesteld die in strijd zijn met de ware morele eisen van de mens, ja kwamen er zelfs toe de weg naar de ongebondenheid van het hedonisme te effenen.
Het gevolg hiervan is, dat zelfs bij Christenen leerstellingen, zedelijke normen en levenswijzen die tot nu toe trouw gehandhaafd werden in de loop van enkele jaren sterk op de helling zijn gezet en velen zich op het ogenblik afvragen, wat zij bij zoveel verbreide meningen die tegengesteld zijn aan de leer welke zij van de Kerk ontvingen nu nog voor de waarheid moeten houden.
Referenties naar alinea 1: 1
Educatieve richtlijnen over de menselijke liefde ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 1 Moeilijkheden ondervonden door pastores en opvoeders
2
Bij deze verwarring van de geesten en dit zedenbederf mag de Kerk niet onverschillig blijven. Het gaat immers om een zaak van het hoogste belang dat zowel het leven van de afzonderlijke Christenen als het maatschappelijk leven van onze tijd aangaat vgl: Gaudium et Spes, 47[[[575|47]]].
De bisschoppen ondervinden dagelijks bij ervaring de toenemende moeilijkheden waardoor zowel Christengelovigen moeite hebben zich de gezonde leer over de zeden eigen te maken, vooral over zaken die tot de geslachtelijkheid behoren, alsook de pastores om de leer daarover doeltreffend uiteen te zetten. Zij weten terdege, dat de pastorale taak hen oplegt, dat zij in een zaak van zo'n gewicht aan de noden van hun gelovigen te hulp komen; en reeds zijn door sommige gewijde herders en bepaalde bisschoppenconferenties zeer voortreffelijke documenten over dit vraagstuk uitgegeven. Maar daar de valse meningen en de slechte handelwijzen die daaruit voortvloeien, doorgaan zich overal te verbreiden, heeft de Heilige Congregatie voor de Geloofsleer, wegens haar taak in de universele Kerk vgl: Regimini Ecclesiae Universae, (29)[[[1311|(29)]]] en de opdracht van de Paus, het noodzakelijk geacht deze verklaring openlijk bekend te maken.
De bisschoppen ondervinden dagelijks bij ervaring de toenemende moeilijkheden waardoor zowel Christengelovigen moeite hebben zich de gezonde leer over de zeden eigen te maken, vooral over zaken die tot de geslachtelijkheid behoren, alsook de pastores om de leer daarover doeltreffend uiteen te zetten. Zij weten terdege, dat de pastorale taak hen oplegt, dat zij in een zaak van zo'n gewicht aan de noden van hun gelovigen te hulp komen; en reeds zijn door sommige gewijde herders en bepaalde bisschoppenconferenties zeer voortreffelijke documenten over dit vraagstuk uitgegeven. Maar daar de valse meningen en de slechte handelwijzen die daaruit voortvloeien, doorgaan zich overal te verbreiden, heeft de Heilige Congregatie voor de Geloofsleer, wegens haar taak in de universele Kerk vgl: Regimini Ecclesiae Universae, (29)[[[1311|(29)]]] en de opdracht van de Paus, het noodzakelijk geacht deze verklaring openlijk bekend te maken.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
De mensen van onze tijd zijn er dagelijks meer van overtuigd, dat de waardigheid en roeping van de menselijke persoon eisen, dat zij, geleid door het licht van de rede, de vermogens en waarden die eigen zijn aan hun natuur ontdekken, onafgebroken ontwikkelen en in hun levensgedrag omzetten met de bedoeling dagelijks meer vooruit te kunnen gaan.
Maar in het beoordelen van een morele zaak kan de mens volstrekt niet naar eigen goeddunken verder gaan: "In het diepst van zijn geweten ontdekt de mens een wet, die hij zichzelf niet stelt, maar waaraan hij moet gehoorzamen... Want de mens heeft de door God geschreven wet in zijn hart; daaraan te gehoorzamen, is zijn waardigheid, en volgens deze zal hijzelf worden geoordeeld." vgl: Gaudium et Spes, 16[[[575|16]]]
Bovendien heeft God ons Christenen zijn heilsbesluit door zijn openbaring bekendgemaakt en Christus, de Verlosser en Heiligmaker, in zijn leer en voorbeelden als hoogste en onveranderlijke levensnorm gesteld, die gezegd heeft: "Ik ben het licht der wereld. Wie Mij volgt dwaalt niet rond in de duisternis, maar zal het licht des levens bezitten" (Joh. 8, 12)[b:Joh. 8, 12].
De waardigheid van de mens kan niet echt worden bevorderd, als de wezenlijke ordening van zijn natuur niet in acht wordt genomen. Men moet toegeven, dat veel omstandigheden en behoeften van het menselijk leven in de loop van de cultuurgeschiedenis zijn veranderd en ook in de toekomst zullen veranderen; maar elke ontwikkeling van de zeden en elke levenswijze moet binnen bepaalde grenzen worden gehouden die de onveranderlijke beginselen stellen welke steunen op de bepalende elementen en wezenlijke verhoudingen van iedere menselijke persoon; welke elementen en verhoudingen de historische toevalligheden overstijgen.
Deze grondbeginselen, welke de menselijke rede kan kennen, liggen besloten in "de goddelijke, eeuwige, objectieve en universele wet, waardoor God, volgens het raadsbesluit van zijn wijsheid en liefde, de hele wereld en de gang van de menselijke samenleving ordent, leidt en beheerst. God maakt de mens deelachtig aan zijn wet, zodat de mens onder de zachte leiding van de goddelijke voorzienigheid de onveranderlijke waarheid steeds beter kan leren kennen." Dignitatis Humanae, 3[[702|3]]. Deze goddelijke wet is overigens voor ons verstand toegankelijk.
Maar in het beoordelen van een morele zaak kan de mens volstrekt niet naar eigen goeddunken verder gaan: "In het diepst van zijn geweten ontdekt de mens een wet, die hij zichzelf niet stelt, maar waaraan hij moet gehoorzamen... Want de mens heeft de door God geschreven wet in zijn hart; daaraan te gehoorzamen, is zijn waardigheid, en volgens deze zal hijzelf worden geoordeeld." vgl: Gaudium et Spes, 16[[[575|16]]]
Bovendien heeft God ons Christenen zijn heilsbesluit door zijn openbaring bekendgemaakt en Christus, de Verlosser en Heiligmaker, in zijn leer en voorbeelden als hoogste en onveranderlijke levensnorm gesteld, die gezegd heeft: "Ik ben het licht der wereld. Wie Mij volgt dwaalt niet rond in de duisternis, maar zal het licht des levens bezitten" (Joh. 8, 12)[b:Joh. 8, 12].
De waardigheid van de mens kan niet echt worden bevorderd, als de wezenlijke ordening van zijn natuur niet in acht wordt genomen. Men moet toegeven, dat veel omstandigheden en behoeften van het menselijk leven in de loop van de cultuurgeschiedenis zijn veranderd en ook in de toekomst zullen veranderen; maar elke ontwikkeling van de zeden en elke levenswijze moet binnen bepaalde grenzen worden gehouden die de onveranderlijke beginselen stellen welke steunen op de bepalende elementen en wezenlijke verhoudingen van iedere menselijke persoon; welke elementen en verhoudingen de historische toevalligheden overstijgen.
Deze grondbeginselen, welke de menselijke rede kan kennen, liggen besloten in "de goddelijke, eeuwige, objectieve en universele wet, waardoor God, volgens het raadsbesluit van zijn wijsheid en liefde, de hele wereld en de gang van de menselijke samenleving ordent, leidt en beheerst. God maakt de mens deelachtig aan zijn wet, zodat de mens onder de zachte leiding van de goddelijke voorzienigheid de onveranderlijke waarheid steeds beter kan leren kennen." Dignitatis Humanae, 3[[702|3]]. Deze goddelijke wet is overigens voor ons verstand toegankelijk.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 2 Onveranderlijke natuurlijke inzichten
4
Velen ontkennen derhalve tegenwoordig ten onrechte, dat er zowel in de menselijke natuur als in de geopenbaarde wet enige andere absolute en onveranderlijke norm gevonden kan worden omtrent de particuliere handelingen dan die welke, door de algemene wet van de liefde en de eerbiediging van de menselijke waardigheid wordt uitgedrukt. Om dat echter aan te tonen, dragen zij dit argument aan: wat gewoonlijk normen van de natuurwet of voorschriften van de Heilige Schrift worden genoemd, moeten eerder worden beschouwd als vormen van een bepaalde menselijke cultuur op een bepaald moment van de geschiedenis tot uitdrukking gebracht.
Maar in werkelijkheid stellen de goddelijke openbaring en ook, op eigen terrein, de wijsheid van de natuurlijke rede, daar zij de echte behoeften van het menselijk wezen betreffen, tegelijk onvermijdelijk de onveranderlijke wetten die in de bepalende elementen van de natuur van de mens geworteld zijn en die in alle met verstand begiftigde levende wezens hetzelfde blijken.
Hierbij komt nog, dat de Kerk door Christus is gesticht als pijler en grondslag van de waarheid. (1 Tim. 3, 15)[[b:1 Tim. 3, 15]] Zij bewaart, met de hulp van de Heilige Geest, ononderbroken en zonder dwaling de waarheden van de morele orde en geeft ze door en verklaart niet alleen authentiek de positieve geopenbaarde wet, maar "tevens de beginselen van de zedelijke orde die uit de natuur van de mens zelf voortvloeien" Dignitatis Humanae, 14[[702|14]] vgl: Casti Connubii[[[526]]] vgl: Magnificate Dominum[[[1611]]] Mater et Magistra[[90]] Humanae Vitae[[34]] die de volledige ontplooiing van de mens en zijn heiliging op het oog hebben. De Kerk heeft in heel de loop van haar geschiedenis altijd vastgehouden, dat bepaalde voorschriften van de natuurwet een absolute en onveranderlijke kracht bezitten en dat de schending ervan in strijd is met de leer en de geest van het Evangelie.
Maar in werkelijkheid stellen de goddelijke openbaring en ook, op eigen terrein, de wijsheid van de natuurlijke rede, daar zij de echte behoeften van het menselijk wezen betreffen, tegelijk onvermijdelijk de onveranderlijke wetten die in de bepalende elementen van de natuur van de mens geworteld zijn en die in alle met verstand begiftigde levende wezens hetzelfde blijken.
Hierbij komt nog, dat de Kerk door Christus is gesticht als pijler en grondslag van de waarheid. (1 Tim. 3, 15)[[b:1 Tim. 3, 15]] Zij bewaart, met de hulp van de Heilige Geest, ononderbroken en zonder dwaling de waarheden van de morele orde en geeft ze door en verklaart niet alleen authentiek de positieve geopenbaarde wet, maar "tevens de beginselen van de zedelijke orde die uit de natuur van de mens zelf voortvloeien" Dignitatis Humanae, 14[[702|14]] vgl: Casti Connubii[[[526]]] vgl: Magnificate Dominum[[[1611]]] Mater et Magistra[[90]] Humanae Vitae[[34]] die de volledige ontplooiing van de mens en zijn heiliging op het oog hebben. De Kerk heeft in heel de loop van haar geschiedenis altijd vastgehouden, dat bepaalde voorschriften van de natuurwet een absolute en onveranderlijke kracht bezitten en dat de schending ervan in strijd is met de leer en de geest van het Evangelie.
Referenties naar alinea 4: 1
Veritatis Splendor ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Daar de seksuele ethiek evenwel bepaalde fundamentele waarden van het menselijke en Christelijke leven raakt, wordt deze algemene leer ook op deze toegepast. Op dit gebied bestaan er beginselen en normen die de Kerk als deel van haar leer altijd zonder enige aarzeling heeft overgeleverd, hoezeer ook de opvattingen en zeden van de wereld er tegenovergesteld aan waren. Deze beginselen en normen zijn beslist niet ontstaan uit een bepaalde cultuur, maar uit de kennis van de goddelijke wet en de menselijke natuur; vandaar dat ze niet als ontkracht kunnen worden beschouwd of in twijfel getrokken vanwege hetgeen de verworvenheden van een nieuwe cultuur vragen.
Het zijn deze beginselen namelijk waardoor de besluiten en normen van het Tweede Vaticaans Concilie zich hebben laten leiden om zo'n sociaal leven in te richten en te ordenen, dat met de gelijke waardigheid van man en vrouw rekening wordt gehouden, terwijl de verschillen van beiden behouden blijven. Gravissimum Educationis, 1,8[[647|1.8]] Gaudium et Spes, 29,60,67[[575|29.60.67]] . Wanneer over de geslachtelijke aard van de mens en het menselijk procreatievermogen wordt gesproken, merkt het Concilie op, dat deze op een eminente wijze overstijgen, wat in de lagere levenssoorten is te vinden. Gaudium et Spes, 51[[575|51]] . Vervolgens behandelt het afzonderlijk de beginselen en criteria die de menselijke seksualiteit in het huwelijk betreffen en die in de eigen doelgerichtheid van zijn functie zijn gegrond.
In dit verband verklaart het Concilie, dat de eerbaarheid van de daden van het huwelijksleven, geordend volgens de waarachtige waardigheid van de mens, niet alleen afhangt van de goedwillende intentie en de subjectieve motivering, maar moet worden bepaald vanuit objectieve criteria die hun grondslag vinden in de eigen aard van de persoon en diens daden, criteria derhalve die de integrale zin van de wederzijdse zelfgave en van de menswaardige gezinsstichting in een context van waarachtige liefde waarborgen. vgl: Gaudium et Spes, 51[[[575|51]]]
Deze laatste woorden vatten de leer van het Concilie kort samen - eerder in dezelfde constitutie breedvoeriger uiteengezet Gaudium et Spes, 49,50[[575|49.50]] - over de doelgerichtheid van de geslachtelijke handeling en het voornaamste criterium van haar zedelijkheid: de eerbaarheid van deze handeling wordt immers gewaarborgd, als deze doelgerichtheid wordt bewaard.
Dit zelfde beginsel, dat de Kerk aan de goddelijke openbaring en haar authentieke interpretatie van de natuurwet ontleent, vormt ook haar overgeleverde leer, dat het gebruik van het geslachtelijk vermogen zijn ware betekenis en zedelijke deugdelijkheid niet verkrijgt tenzij binnen een wettig huwelijk.Deze Verklaring gaat niet...Deze Verklaring gaat niet verder in detail in op de normen van het seksuele leven in het kader van het huwelijk; deze normen zijn reeds helder uiteengezet in de Encyclieken "Casti Connubii" en "Humanae Vitae"
Het zijn deze beginselen namelijk waardoor de besluiten en normen van het Tweede Vaticaans Concilie zich hebben laten leiden om zo'n sociaal leven in te richten en te ordenen, dat met de gelijke waardigheid van man en vrouw rekening wordt gehouden, terwijl de verschillen van beiden behouden blijven. Gravissimum Educationis, 1,8[[647|1.8]] Gaudium et Spes, 29,60,67[[575|29.60.67]] . Wanneer over de geslachtelijke aard van de mens en het menselijk procreatievermogen wordt gesproken, merkt het Concilie op, dat deze op een eminente wijze overstijgen, wat in de lagere levenssoorten is te vinden. Gaudium et Spes, 51[[575|51]] . Vervolgens behandelt het afzonderlijk de beginselen en criteria die de menselijke seksualiteit in het huwelijk betreffen en die in de eigen doelgerichtheid van zijn functie zijn gegrond.
In dit verband verklaart het Concilie, dat de eerbaarheid van de daden van het huwelijksleven, geordend volgens de waarachtige waardigheid van de mens, niet alleen afhangt van de goedwillende intentie en de subjectieve motivering, maar moet worden bepaald vanuit objectieve criteria die hun grondslag vinden in de eigen aard van de persoon en diens daden, criteria derhalve die de integrale zin van de wederzijdse zelfgave en van de menswaardige gezinsstichting in een context van waarachtige liefde waarborgen. vgl: Gaudium et Spes, 51[[[575|51]]]
Deze laatste woorden vatten de leer van het Concilie kort samen - eerder in dezelfde constitutie breedvoeriger uiteengezet Gaudium et Spes, 49,50[[575|49.50]] - over de doelgerichtheid van de geslachtelijke handeling en het voornaamste criterium van haar zedelijkheid: de eerbaarheid van deze handeling wordt immers gewaarborgd, als deze doelgerichtheid wordt bewaard.
Dit zelfde beginsel, dat de Kerk aan de goddelijke openbaring en haar authentieke interpretatie van de natuurwet ontleent, vormt ook haar overgeleverde leer, dat het gebruik van het geslachtelijk vermogen zijn ware betekenis en zedelijke deugdelijkheid niet verkrijgt tenzij binnen een wettig huwelijk.Deze Verklaring gaat niet...Deze Verklaring gaat niet verder in detail in op de normen van het seksuele leven in het kader van het huwelijk; deze normen zijn reeds helder uiteengezet in de Encyclieken "Casti Connubii" en "Humanae Vitae"
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 3 Geslachtelijke vereniging voor het huwelijk
6
Het is echter niet de bedoeling van deze verklaring, dat alle misbruiken van het geslachtelijk vermogen worden behandeld, noch dat alles wat de beoefening van de kuisheid meebrengt, wordt nagegaan, maar eerder, dat de normen van de Kerk over bepaalde hoofdpunten van de leer worden herhaald, daar het thans dringend nodig lijkt zich tegen de ernstige dwalingen en slechte handelwijzen die wijd en zijd verbreid worden te verzetten.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Educatieve richtlijnen over de menselijke liefde ->=geentekst=
Velen eisen in deze dagen het recht op geslachtelijke vereniging voor het aangaan van het huwelijk, tenminste wanneer de vaste wil om te trouwen aanwezig is en de in zekere zin echtelijke liefde bij beiden deze voltooiing vraagt welke zijzelf in overeenstemming met de natuur achten; en dit vooral als de huwelijkssluiting door uiterlijke omstandigheden wordt verhinderd of deze innige vereniging noodzakelijk wordt geacht om de liefde zelf te bewaren.
Een dergelijke opvatting is tegen de Christelijke leer welke bepaalt, dat elke geslachtsdaad van de mens binnen de grenzen van het huwelijk dient te worden gehouden. Want hoe vast het voornemen ook is van hen die zich door deze voortijdige betrekkingen binden, toch waarborgen deze verbintenissen niet, dat de oprechtheid en trouw van de wederzijdse betrekking tussen mannen en vrouwen worden gewaarborgd, vooral niet dat deze betrekking tegen de onbestendigheid van de begeerte en willekeur wordt beschermd. Maar Christus de Heer heeft deze verbintenis duurzaam gewild en haar in haar oorspronkelijke toestand hersteld welke in het verschil van de geslachten gefundeerd is. "Hebt gij niet gelezen, dat de Schepper in het begin hem als man en vrouw gemaakt heeft en gezegd heeft: Daarom zal de man zijn vader en moeder verlaten om zich te binden aan zijn vrouw en deze twee zullen worden één vlees? Zo zijn zij dus niet langer twee, één vlees als zij geworden zijn. Wat God derhalve heeft verbonden, mag een mens niet scheiden." (Mt. 19, 4-6)[[b:Mt. 19, 4-6]] De heilige Paulus spreekt in nog duidelijker bewoordingen, wanneer hij leert, dat, als ongehuwden of weduwen niet in onthouding kunnen leven, er geen andere keuze voor hen overblijft dan de duurzame verbintenis van het huwelijk: "...Het is beter te trouwen dan van begeerte te branden." (1 Kor. 7, 9)[b:1 Kor. 7, 9]. Door het huwelijk wordt de liefde tussen de echtgenoten namelijk opgenomen in de liefde waarmee Christus op onherroepelijke wijze de Kerk bemint (Ef. 5, 25 - 32)[[b:Ef. 5, 25 - 32]] een lichamelijke vereniging echter in ontucht Geslachtelijke vereniging...Geslachtelijke vereniging buiten het huwelijk is formeel afgewezen: 1 Kor. 5, 1; 6, 9; 7, 2; 10, 8 en Ef. 5, 5 en 1 Tim. 1, 10 en Heb. 13, 4; en met redenen omkleed: 1 Kor. 6, 12-20 bezoedelt de tempel van de Heilige Geest die een Christen zelf is geworden. Een lichamelijke vereniging is niet wettig tenzij een blijvende levensgemeenschap tussen man en vrouw tot stand wordt gebracht.
Dit heeft de Kerk altijd begrepen en geleerd vgl: Sub catholicae professione, 18[[[2804|18]]] vgl: Cum sicut accepimus, (7)[[[2805|(7)]]] vgl: Errores doctrinae moralis laxioris, (25)[[[2806|(25)]]] vgl: Errores varii de rebus moralibus, (48)[[[1436|(48)]]] Casti Connubii, 61-62[[526|61-62]] die overigens de grootste overeenstemming met haar leer in de opvattingen van de menselijke wijsheid vindt en in de getuigenissen van de geschiedenis.
De ervaring leert, dat de liefde door de duurzaamheid van het huwelijk moet worden beschermd, opdat de geslachtelijke vereniging werkelijk aan de eisen van haar eigen finaliteit en van de menselijke waardigheid voldoet. Deze eisen vragen echter een huwelijksverbond dat door de gemeenschap is bekrachtigd en beschermd; dit verbond brengt een levensstaat tot stand die zowel voor de uitsluitende verbintenis van man en vrouw alsook voor het welzijn van hun gezin en de hele menselijke samenleving van het hoogste belang is. En inderdaad sluiten geslachtelijke verenigingen die aan het wettige huwelijk voorafgaan meestal de verwachting van een kind uit. Deze liefde, die ten onrechte als echtelijk wordt voorgesteld, zal niet tot vader- en moederliefde kunnen uitgroeien zoals ongetwijfeld behoort; als dat soms gebeurt, valt dat ongetwijfeld in het nadeel van de kinderen uit, daar zij immers de blijvende samenleving missen waarin zij naar behoren opgroeien, hun weg vinden en hulp om zich in de hele samenleving in te voegen.
De instemming derhalve van hen die zich in het huwelijk wensen te verbinden, moet uiterlijk te kennen worden gegeven en op zo'n manier, dat het ook tegenover de gemeenschap van kracht kan zijn. De gelovigen moeten volgens de wetten van de Kerk hun instemming uitspreken om een huwelijksgemeenschap aan te gaan, welke namelijk bewerkt, dat het huwelijk een sacrament van Christus wordt.
Een dergelijke opvatting is tegen de Christelijke leer welke bepaalt, dat elke geslachtsdaad van de mens binnen de grenzen van het huwelijk dient te worden gehouden. Want hoe vast het voornemen ook is van hen die zich door deze voortijdige betrekkingen binden, toch waarborgen deze verbintenissen niet, dat de oprechtheid en trouw van de wederzijdse betrekking tussen mannen en vrouwen worden gewaarborgd, vooral niet dat deze betrekking tegen de onbestendigheid van de begeerte en willekeur wordt beschermd. Maar Christus de Heer heeft deze verbintenis duurzaam gewild en haar in haar oorspronkelijke toestand hersteld welke in het verschil van de geslachten gefundeerd is. "Hebt gij niet gelezen, dat de Schepper in het begin hem als man en vrouw gemaakt heeft en gezegd heeft: Daarom zal de man zijn vader en moeder verlaten om zich te binden aan zijn vrouw en deze twee zullen worden één vlees? Zo zijn zij dus niet langer twee, één vlees als zij geworden zijn. Wat God derhalve heeft verbonden, mag een mens niet scheiden." (Mt. 19, 4-6)[[b:Mt. 19, 4-6]] De heilige Paulus spreekt in nog duidelijker bewoordingen, wanneer hij leert, dat, als ongehuwden of weduwen niet in onthouding kunnen leven, er geen andere keuze voor hen overblijft dan de duurzame verbintenis van het huwelijk: "...Het is beter te trouwen dan van begeerte te branden." (1 Kor. 7, 9)[b:1 Kor. 7, 9]. Door het huwelijk wordt de liefde tussen de echtgenoten namelijk opgenomen in de liefde waarmee Christus op onherroepelijke wijze de Kerk bemint (Ef. 5, 25 - 32)[[b:Ef. 5, 25 - 32]] een lichamelijke vereniging echter in ontucht Geslachtelijke vereniging...Geslachtelijke vereniging buiten het huwelijk is formeel afgewezen: 1 Kor. 5, 1; 6, 9; 7, 2; 10, 8 en Ef. 5, 5 en 1 Tim. 1, 10 en Heb. 13, 4; en met redenen omkleed: 1 Kor. 6, 12-20 bezoedelt de tempel van de Heilige Geest die een Christen zelf is geworden. Een lichamelijke vereniging is niet wettig tenzij een blijvende levensgemeenschap tussen man en vrouw tot stand wordt gebracht.
Dit heeft de Kerk altijd begrepen en geleerd vgl: Sub catholicae professione, 18[[[2804|18]]] vgl: Cum sicut accepimus, (7)[[[2805|(7)]]] vgl: Errores doctrinae moralis laxioris, (25)[[[2806|(25)]]] vgl: Errores varii de rebus moralibus, (48)[[[1436|(48)]]] Casti Connubii, 61-62[[526|61-62]] die overigens de grootste overeenstemming met haar leer in de opvattingen van de menselijke wijsheid vindt en in de getuigenissen van de geschiedenis.
De ervaring leert, dat de liefde door de duurzaamheid van het huwelijk moet worden beschermd, opdat de geslachtelijke vereniging werkelijk aan de eisen van haar eigen finaliteit en van de menselijke waardigheid voldoet. Deze eisen vragen echter een huwelijksverbond dat door de gemeenschap is bekrachtigd en beschermd; dit verbond brengt een levensstaat tot stand die zowel voor de uitsluitende verbintenis van man en vrouw alsook voor het welzijn van hun gezin en de hele menselijke samenleving van het hoogste belang is. En inderdaad sluiten geslachtelijke verenigingen die aan het wettige huwelijk voorafgaan meestal de verwachting van een kind uit. Deze liefde, die ten onrechte als echtelijk wordt voorgesteld, zal niet tot vader- en moederliefde kunnen uitgroeien zoals ongetwijfeld behoort; als dat soms gebeurt, valt dat ongetwijfeld in het nadeel van de kinderen uit, daar zij immers de blijvende samenleving missen waarin zij naar behoren opgroeien, hun weg vinden en hulp om zich in de hele samenleving in te voegen.
De instemming derhalve van hen die zich in het huwelijk wensen te verbinden, moet uiterlijk te kennen worden gegeven en op zo'n manier, dat het ook tegenover de gemeenschap van kracht kan zijn. De gelovigen moeten volgens de wetten van de Kerk hun instemming uitspreken om een huwelijksgemeenschap aan te gaan, welke namelijk bewerkt, dat het huwelijk een sacrament van Christus wordt.
Referenties naar alinea 7: 2
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Educatieve richtlijnen over de menselijke liefde ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 4 Homoseksualiteit
8
Overwegingen over voorstellen om wettelijke erkenning te geven aan verbintenissen tussen homoseksuele personen ->=geentekst=
Overwegingen over voorstellen om wettelijke erkenning te geven aan verbintenissen tussen homoseksuele personen ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Homosexualitatis problema ->=geentekst=
Educatieve richtlijnen over de menselijke liefde ->=geentekst=
Educatieve richtlijnen over de menselijke liefde ->=geentekst=
Notitie aangaande Zuster Jeannine Gramick SSND en pater Robert Nugent SDS ->=geentekst=
Kerstboodschap ->=geentekst=
In tegenstelling tot de constante leer van het leergezag en het zedelijk aanvoelen van het Christenvolk zijn sommigen er in onze tijd toe gekomen - aanwijzingen van psychologische aard volgend - de homoseksuele verhoudingen van bepaalde personen mild te beoordelen, ja zelfs helemaal te verontschuldigen.
Zij maken een onderscheid - dat overigens niet zonder reden gemaakt schijnt te worden - tussen homoseksuelen wier neiging, welke uit een verkeerde opvoeding voortkomt of uit een gebrekkige ontwikkeling, een gewoonte of slecht voorbeeld of andere gelijksoortige oorzaken, slecht tijdelijk bestaat of tenminste niet ongeneeslijk is én homoseksuelen die voor altijd zo zijn wegens een aangeboren drang of een geschonden constitutie waarvan men aanneemt, dat ze niet genezen kan worden.
Ten aanzien van deze tweede groepering besluiten sommigen, dat hun neiging dermate natuurlijk is, dat homoseksuele verhoudingen voor hen binnen een echte levens- en liefdesgemeenschap gelijk aan het huwelijk als geoorloofd moet worden beschouwd, voor zover zij menen, dat zij een alleenstaand leven volstrekt niet vermogen uit te houden.
Ongetwijfeld moeten dergelijke homoseksuelen, wanneer het om de pastorale zielzorg gaat, met bedachtzame zachtzinnigheid worden opgevangen en zij moeten worden aangemoedigd in de hoop hun moeilijkheden en sociale onaangepastheid eens te zullen overwinnen. Ook hun schuldigheid zal met voorzichtigheid worden beoordeeld. Maar toch mag geen weg of pastorale methode worden aangewend die hun een zedelijke verontschuldiging toekent, omdat zij menen, dat de handelingen van zulke mensen niet hun toestand overeenkomen. Want volgens de objectieve zedelijke orde zijn homoseksuele verenigingen namelijk handelingen die hun noodzakelijke en wezenlijke gerichtheid missen. In de Heilige Schrift worden zij als zware misvormingen veroordeeld, ja zelfs als het funeste gevolg voorgesteld van de afwijzing van God. ((Vgl. Rom. 1, 24 - 27; "Daarom heeft God hen prijsgegeven aan hun onreine begeerten, zodat zij hun eigen lichaam onteren. Zij hebben de goddelijke waarheid verruild voor de leugen, en de schepping geëerd en aanbeden in plaats van de Schepper; Hij is gezegend in eeuwigheid! Amen. Daarom heeft God hen overgeleverd aan onterende hartstochten. Hun vrouwen hebben de natuurlijke omgang verruild voor de tegennatuurlijke. Eveneens hebben de mannen de natuurlijke gemeenschap met vrouwen opgegeven en zijn in lust voor elkaar ontbrand: mannen plegen ontucht met mannen. Zo ontvangen zij aan den lijve het verdiende loon voor hun afdwaling."))[[b:Rom. 1, 24 - 27]] ((Vgl. 1 Kor. 6, 10; 1 Tim. 1, 10; Zie ook wat de Heilige Paulus zegt over "schandknapen" in 1 Kor. 6, 10 en 1 Tim. 1, 10))[[b:1 Kor. 6, 10; 1 Tim. 1, 10]]. Dit oordeel van de Heilige Schrift laat echter niet toe te besluiten, dat al degenen die aan deze misvorming lijden daardoor in persoonlijke schuld staan; desalniettemin bewijst het, dat handelingen van homoseksualiteit naar hun intrinsieke aard ongeordend zijn en op geen enkele manier ooit kunnen worden goedgekeurd.
Zij maken een onderscheid - dat overigens niet zonder reden gemaakt schijnt te worden - tussen homoseksuelen wier neiging, welke uit een verkeerde opvoeding voortkomt of uit een gebrekkige ontwikkeling, een gewoonte of slecht voorbeeld of andere gelijksoortige oorzaken, slecht tijdelijk bestaat of tenminste niet ongeneeslijk is én homoseksuelen die voor altijd zo zijn wegens een aangeboren drang of een geschonden constitutie waarvan men aanneemt, dat ze niet genezen kan worden.
Ten aanzien van deze tweede groepering besluiten sommigen, dat hun neiging dermate natuurlijk is, dat homoseksuele verhoudingen voor hen binnen een echte levens- en liefdesgemeenschap gelijk aan het huwelijk als geoorloofd moet worden beschouwd, voor zover zij menen, dat zij een alleenstaand leven volstrekt niet vermogen uit te houden.
Ongetwijfeld moeten dergelijke homoseksuelen, wanneer het om de pastorale zielzorg gaat, met bedachtzame zachtzinnigheid worden opgevangen en zij moeten worden aangemoedigd in de hoop hun moeilijkheden en sociale onaangepastheid eens te zullen overwinnen. Ook hun schuldigheid zal met voorzichtigheid worden beoordeeld. Maar toch mag geen weg of pastorale methode worden aangewend die hun een zedelijke verontschuldiging toekent, omdat zij menen, dat de handelingen van zulke mensen niet hun toestand overeenkomen. Want volgens de objectieve zedelijke orde zijn homoseksuele verenigingen namelijk handelingen die hun noodzakelijke en wezenlijke gerichtheid missen. In de Heilige Schrift worden zij als zware misvormingen veroordeeld, ja zelfs als het funeste gevolg voorgesteld van de afwijzing van God. ((Vgl. Rom. 1, 24 - 27; "Daarom heeft God hen prijsgegeven aan hun onreine begeerten, zodat zij hun eigen lichaam onteren. Zij hebben de goddelijke waarheid verruild voor de leugen, en de schepping geëerd en aanbeden in plaats van de Schepper; Hij is gezegend in eeuwigheid! Amen. Daarom heeft God hen overgeleverd aan onterende hartstochten. Hun vrouwen hebben de natuurlijke omgang verruild voor de tegennatuurlijke. Eveneens hebben de mannen de natuurlijke gemeenschap met vrouwen opgegeven en zijn in lust voor elkaar ontbrand: mannen plegen ontucht met mannen. Zo ontvangen zij aan den lijve het verdiende loon voor hun afdwaling."))[[b:Rom. 1, 24 - 27]] ((Vgl. 1 Kor. 6, 10; 1 Tim. 1, 10; Zie ook wat de Heilige Paulus zegt over "schandknapen" in 1 Kor. 6, 10 en 1 Tim. 1, 10))[[b:1 Kor. 6, 10; 1 Tim. 1, 10]]. Dit oordeel van de Heilige Schrift laat echter niet toe te besluiten, dat al degenen die aan deze misvorming lijden daardoor in persoonlijke schuld staan; desalniettemin bewijst het, dat handelingen van homoseksualiteit naar hun intrinsieke aard ongeordend zijn en op geen enkele manier ooit kunnen worden goedgekeurd.
Referenties naar alinea 8: 10
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Overwegingen over voorstellen om wettelijke erkenning te geven aan verbintenissen tussen homoseksuele personen ->=geentekst=
Overwegingen over voorstellen om wettelijke erkenning te geven aan verbintenissen tussen homoseksuele personen ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Homosexualitatis problema ->=geentekst=
Educatieve richtlijnen over de menselijke liefde ->=geentekst=
Educatieve richtlijnen over de menselijke liefde ->=geentekst=
Notitie aangaande Zuster Jeannine Gramick SSND en pater Robert Nugent SDS ->=geentekst=
Kerstboodschap ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 5 Zelfbevrediging
9
Donum Vitae ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Educatieve richtlijnen over de menselijke liefde ->=geentekst=
Educatieve richtlijnen over de menselijke liefde ->=geentekst=
Educatieve richtlijnen over de menselijke liefde ->=geentekst=
De traditionele leer van de Katholieke Kerk, dat de zelfbevrediging (masturbatie) een ernstige ongeregeldheid op zedelijk gebied vormt, wordt tegenwoordig dikwijls in twijfel getrokken of openlijk ontkend. De psychologie en sociologie tonen aan, zo zeggen ze, dat zij vooral bij jongeren in het algemeen tot de seksualiteit in ontwikkeling behoort en daarom niets van een echte en ernstige schuld inhoudt, tenzij in zover iemand zich met opzet eenzaam in zichzelf opgesloten ("ipsatio") aan de lust zou overgeven; in dat geval zou de handeling immers geheel en al tegengesteld zijn aan de liefdesgemeenschap tussen personen van verschillend geslacht welke, zo beweren zij tenminste, de voornaamste bedoeling van het gebruik van het geslachtelijk vermogen is.
Deze opvatting is echter zowel tegen de leer als de pastorale praktijk van de Katholieke Kerk. Wat de kracht van bepaalde argumenten van biologische of filosofische aard waarvan theologen zich soms bedienen ook is, in feite heeft zowel het leergezag van de Kerk in de lijn van de eenstemmige traditie als het zedelijk aanvoelen van de Christengelovigen steeds zonder aarzeling standvastig gehouden, dat de zelfbevrediging een intrinsiek en serieuze ongeordende daad is. vgl: Ad Splendidum Nitentis[[[1434]]] vgl: Errores varii de rebus moralibus, (49)[[[1436|(49)]]] vgl: Nous vous saluons[[[1435]]] vgl: Over vruchtbaarheid en steriliteit[[[655]]]. De voornaamste reden van deze waarheid is hierin gelegen, dat, wat ook de beweegreden zelf van het handelen mag zijn, het bewust gebruik van het geslachtelijk vermogen buiten de juiste huwelijksomgang wezenlijk in tegenspraak is met zijn doel. Hierin ontbreekt immers de geslachtelijke relatie welke door de zedelijke orde wordt vereist, welke immers tot het gevolg leidt "de integrale zin van een wederzijdse zelfgave en van de menswaardige gezinsstichting in een context van waarachtige liefde te waarborgen." Gaudium et Spes, 51[[575|51]] Tot deze geregelde relatie moet dus elke bewuste uitoefening van geslachtelijkheid worden herleid. Zelfs als niet bewezen zou kunnen worden, dat de Heilige Schrift deze zonde onder een bepaalde naam veroordeelt, dan heeft de traditie van de Kerk terecht begrepen, dat deze in het Nieuwe Testament wordt verworpen, wanneer er sprake is van 'onkuisheid' en 'onzedelijkheid' of andere ondeugden die niet de kuisheid en zelfbeheersing in strijd zijn.
Sociologische onderzoekingen zijn ongetwijfeld in staat de frequentie van deze ongeordendheid aan te tonen naar plaats, verscheidenheid van volkeren, omstandigheden en tijden die onderzocht worden; en zo worden de feiten verzameld. Maar feiten bieden geen criterium waardoor de zedelijkheid van menselijke handelingen beoordeeld zou kunnen worden. "sociologisch onderzoek heeft ongetwijfeld zijn nut om ons de plaatselijke mentaliteit te doen kennen, de zorgen en behoeften van hen aan wie wij het Gods woord prediken en de weerstand daartegen van het moderne denken, voor zover dit stelt, dat er buiten de wetenschap geen geldige vorm van weten bestaat; maar de resultaten van zulk onderzoek kunnen op zichzelf nooit een beslissend waarheidscriterium vormen."[[944]]. De frequentie van deze betreffende zaak moet ongetwijfeld in verband worden gebracht met de aangeboren zwakheid van de mens welke uit de erfzonde is ontstaan, maar ook met een verloren zin voor God, met het zedenbederf door koophandel in ondeugden teweeg gebracht, de ongebreidelde vrijheid van zoveel voorstellingen en geschriften, alsook met het verlies van het schaamtegevoel, dat de bewaker van de kuisheid is.
De hedendaagse psychologie verschaft over het onderwerp zelfbevrediging vele waardevolle en nuttige gegevens waaruit een billijker oordeel over de zedelijke verantwoordelijkheid wordt verkregen en waardoor de pastorale actie beter wordt gericht. Zij kan helpen inzien, hoe de onrijpheid van de jeugd, die soms langer dan deze leeftijd duurt, of gebrek aan psychologisch evenwicht of aangenomen gewoonte de handelwijze van een mens kunnen beïnvloeden, zodat zij het overwegen van de daden verzwakken en maken, dat er subjectief niet altijd een zware schuld wordt opgelopen. Maar in het algemeen mag de afwezigheid van zware verantwoordelijkheid niet bij voorbaat worden aangenomen. Als dat gebeurt, wordt het vermogen zelf van de mensen om zedelijk te handelen ontkend.
Om in de pastorale bediening zelf nu een billijk oordeel te vormen over afzonderlijke gevallen, moet de algemene en gewone handelwijze van een mens in aanmerking worden genomen, wat betreft de beoefening van de liefde en de rechtvaardigheid, maar ook de zorg waarmee bijzonder het gebod van de kuisheid door hem wordt onderhouden. Men moet vooral nagaan, of de nodige - zowel natuurlijke als bovennatuurlijke - hulpmiddelen worden aangewend die de Christelijke ascese uit haar langdurige ervaring aanbeveelt om de begeerten te bedwingen en de vooruitgang van de deugd te verkrijgen.
Deze opvatting is echter zowel tegen de leer als de pastorale praktijk van de Katholieke Kerk. Wat de kracht van bepaalde argumenten van biologische of filosofische aard waarvan theologen zich soms bedienen ook is, in feite heeft zowel het leergezag van de Kerk in de lijn van de eenstemmige traditie als het zedelijk aanvoelen van de Christengelovigen steeds zonder aarzeling standvastig gehouden, dat de zelfbevrediging een intrinsiek en serieuze ongeordende daad is. vgl: Ad Splendidum Nitentis[[[1434]]] vgl: Errores varii de rebus moralibus, (49)[[[1436|(49)]]] vgl: Nous vous saluons[[[1435]]] vgl: Over vruchtbaarheid en steriliteit[[[655]]]. De voornaamste reden van deze waarheid is hierin gelegen, dat, wat ook de beweegreden zelf van het handelen mag zijn, het bewust gebruik van het geslachtelijk vermogen buiten de juiste huwelijksomgang wezenlijk in tegenspraak is met zijn doel. Hierin ontbreekt immers de geslachtelijke relatie welke door de zedelijke orde wordt vereist, welke immers tot het gevolg leidt "de integrale zin van een wederzijdse zelfgave en van de menswaardige gezinsstichting in een context van waarachtige liefde te waarborgen." Gaudium et Spes, 51[[575|51]] Tot deze geregelde relatie moet dus elke bewuste uitoefening van geslachtelijkheid worden herleid. Zelfs als niet bewezen zou kunnen worden, dat de Heilige Schrift deze zonde onder een bepaalde naam veroordeelt, dan heeft de traditie van de Kerk terecht begrepen, dat deze in het Nieuwe Testament wordt verworpen, wanneer er sprake is van 'onkuisheid' en 'onzedelijkheid' of andere ondeugden die niet de kuisheid en zelfbeheersing in strijd zijn.
Sociologische onderzoekingen zijn ongetwijfeld in staat de frequentie van deze ongeordendheid aan te tonen naar plaats, verscheidenheid van volkeren, omstandigheden en tijden die onderzocht worden; en zo worden de feiten verzameld. Maar feiten bieden geen criterium waardoor de zedelijkheid van menselijke handelingen beoordeeld zou kunnen worden. "sociologisch onderzoek heeft ongetwijfeld zijn nut om ons de plaatselijke mentaliteit te doen kennen, de zorgen en behoeften van hen aan wie wij het Gods woord prediken en de weerstand daartegen van het moderne denken, voor zover dit stelt, dat er buiten de wetenschap geen geldige vorm van weten bestaat; maar de resultaten van zulk onderzoek kunnen op zichzelf nooit een beslissend waarheidscriterium vormen."[[944]]. De frequentie van deze betreffende zaak moet ongetwijfeld in verband worden gebracht met de aangeboren zwakheid van de mens welke uit de erfzonde is ontstaan, maar ook met een verloren zin voor God, met het zedenbederf door koophandel in ondeugden teweeg gebracht, de ongebreidelde vrijheid van zoveel voorstellingen en geschriften, alsook met het verlies van het schaamtegevoel, dat de bewaker van de kuisheid is.
De hedendaagse psychologie verschaft over het onderwerp zelfbevrediging vele waardevolle en nuttige gegevens waaruit een billijker oordeel over de zedelijke verantwoordelijkheid wordt verkregen en waardoor de pastorale actie beter wordt gericht. Zij kan helpen inzien, hoe de onrijpheid van de jeugd, die soms langer dan deze leeftijd duurt, of gebrek aan psychologisch evenwicht of aangenomen gewoonte de handelwijze van een mens kunnen beïnvloeden, zodat zij het overwegen van de daden verzwakken en maken, dat er subjectief niet altijd een zware schuld wordt opgelopen. Maar in het algemeen mag de afwezigheid van zware verantwoordelijkheid niet bij voorbaat worden aangenomen. Als dat gebeurt, wordt het vermogen zelf van de mensen om zedelijk te handelen ontkend.
Om in de pastorale bediening zelf nu een billijk oordeel te vormen over afzonderlijke gevallen, moet de algemene en gewone handelwijze van een mens in aanmerking worden genomen, wat betreft de beoefening van de liefde en de rechtvaardigheid, maar ook de zorg waarmee bijzonder het gebod van de kuisheid door hem wordt onderhouden. Men moet vooral nagaan, of de nodige - zowel natuurlijke als bovennatuurlijke - hulpmiddelen worden aangewend die de Christelijke ascese uit haar langdurige ervaring aanbeveelt om de begeerten te bedwingen en de vooruitgang van de deugd te verkrijgen.
Referenties naar alinea 9: 7
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Donum Vitae ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Educatieve richtlijnen over de menselijke liefde ->=geentekst=
Educatieve richtlijnen over de menselijke liefde ->=geentekst=
Educatieve richtlijnen over de menselijke liefde ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 6 Fundamentele optie
10
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Het onderhouden van de zedenwet op seksueel gebied, zoals ook de beoefening van de kuisheid worden niet weinig in gevaar gebracht, vooral onder minder vurige Christenen, door de hedendaagse neiging om de werkelijkheid van een zware zonde vooral te beperken, tenminste in het concrete leven van de mensen.
Er zijn er ook die zover gaan, dat zij beweren, dat een doodzonde welke de mens van God scheidt slechts moet worden aangenomen in een directe en formele weigering waardoor iemand zich verzet tegen de roepende God, of als iemand, zichzelf alleen beminnend, de naastenliefde geheel en bewust uitsluit. Dan namelijk alleen, zeggen zij, heeft er een 'fundamentele keuze' plaats, dat wil zeggen, een wilsbeslissing die de hele menselijke persoon bindt en welke wordt vereist, opdat een doodzonde aanwezig is; door deze keuze neemt of bepaalt de mens vanuit de kern van zijn persoon een grondhouding tegenover God of de mensen. Zij vestigen er, integendeel, de nadruk op, dat de zogenaamde 'periferische' daden - waaraan zij meestal een beslissende keuze ontzeggen - niet zover gaan, dat zij de grondkeuze zouden veranderen; temeer omdat ze meestal uit gewoonte voortkomen. Deze daden kunnen wel de grondkeuze verzwakken, maar niet zo, dat deze geheel en al omslaat. Nu gebeurt, volgens deze auteurs, de verandering van grondkeuze tegenover God op het terrein van het seksuele leven moeilijker waar de mens gewoonlijk de zedelijke orde niet door een ten volle overdachte en verantwoordelijke daad schendt, maar eerder onder aandrang van zijn passie, zwakheid of onvolwassenheid, soms ook in de ijdele mening zo zijn liefde voor de naasten te betuigen; bij welke oorzaken nog dikwijls de druk van hun sociale omstandigheden komt.
In feite bepaalt juist de grondkeuze in laatste instantie de zedelijke gesteldheid van de mens; deze kan evenwel volledig door afzonderlijke daden worden veranderd, vooral als zij, zoals dikwijls gebeurt, door voorafgaande daden die meer oppervlakkig gesteld zijn, zijn voorbereid. Hoe het evenwel ook zij, het is niet waar, dat afzonderlijke daden niet volstaan om een doodzonde te begaan.
Volgens de leer van de Kerk wordt een doodzonde welke tegen God wordt gesteld niet alleen bepaald door een formele en directe weigering van het gebod van de liefde; want zij komt ook voor in dat verzet tegen de ware liefde welke elke bewuste overtreding van een zedelijke wet in een ernstige zaak tot uitdrukking brengt.
Christus zelf heeft het dubbele gebod van de liefde als grondslag van het zedelijk leven aangewezen. Maar aan dit gebod "hangt heel de wet en de profeten" (Mt. 22, 38.40)[b:Mt. 22, 38.40] en daarom sluit het de andere bijzondere geboden in. En inderdaad, aan de jongeman die Hem vroeg: "... wat voor goeds moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?" antwoordde Jezus: "Als gij het Leven wilt binnengaan onderhoud dan de geboden...: Gij zult niet doden, gij zult geen echtbreuk plegen, gij zult niet stelen, gij zult niet vals getuigen, eer uw vader en uw moeder en gij zult uw naaste beminnen als u zelf." (Mt. 19, 16-19)[b:Mt. 19, 16-19].
Een mens zondigt dus niet alleen dodelijk, als zijn daad uit een directe verachting van God en de naaste voortkomt, maar ook als hij willens en wetens om welke reden ook iets ernstig ongeordends kiest. In deze keuze ligt, zoals boven gezegd is, reeds een minachting van de goddelijke wet besloten. de mens keert zich af van God en verliest de liefde. Welnu, volgens de Christelijke traditie en de leer van de Kerk, en zoals het juiste inzicht erkent, houdt de zedelijke orde van de geslachtelijkheid zulke uitnemende waarden van het menselijke leven in, dat elke rechtstreekse schending van deze orde objectief zwaar is. vgl: Errores doctrinae moralis laxioris, (40)[[[3878|(40)]]] vgl: Humanae Vitae, 13,14[[[34|13.14]]]
Men moet evenwel toegeven, dat het bij zonden van geslachtelijke aard, gezien hun karakter en oorzaken, gemakkelijker gebeurt, dat de vrije instemming niet ten volle aanwezig is; daarom worden voorzichtigheid en behoedzaamheid in elk oordeel over de verantwoordelijkheid van een mens vereist. Hier worden de woorden van de Heilige Schrift op het juiste moment herhaald: "... de mens ziet het uiterlijk, maar God ziet het hart." (1 Sam. 16, 7)[b:1 Sam. 16, 7]. Maar als deze voorzichtigheid in het beoordelen van de subjectieve zwaarte van iemands afzonderlijke slechte daden wordt aanbevolen, volgt daaruit geenszins, dat het geoorloofd is te menen, dat op het gebied van de geslachtelijke aangelegenheden geen doodzonden worden begaan.
De zielzorgers moeten dus over geduld en goedheid beschikken; maar het is hun niet toegestaan de geboden van God uit te hollen, noch de plichten van de mensen overdreven te verkleinen. Waar het evenwel een zeer verheven vorm van liefde jegens de mensen is om in niets afbreuk te doen aan Christus' heilzame leer, dient dit, toch steeds vergezeld te gaan van het geduld en de naastenliefde waarvan de Heer zelf in zijn spreken en handelen met de mensen het voor- beeld heeft gegeven. Niet gekomen om de wereld te veroordelen maar om haar te redden, is Hij onverzoenlijk geweest jegens de zonden, maar geduldig en barmhartig jegens de zondaars. Humanae Vitae, 29[[34|29]]
Er zijn er ook die zover gaan, dat zij beweren, dat een doodzonde welke de mens van God scheidt slechts moet worden aangenomen in een directe en formele weigering waardoor iemand zich verzet tegen de roepende God, of als iemand, zichzelf alleen beminnend, de naastenliefde geheel en bewust uitsluit. Dan namelijk alleen, zeggen zij, heeft er een 'fundamentele keuze' plaats, dat wil zeggen, een wilsbeslissing die de hele menselijke persoon bindt en welke wordt vereist, opdat een doodzonde aanwezig is; door deze keuze neemt of bepaalt de mens vanuit de kern van zijn persoon een grondhouding tegenover God of de mensen. Zij vestigen er, integendeel, de nadruk op, dat de zogenaamde 'periferische' daden - waaraan zij meestal een beslissende keuze ontzeggen - niet zover gaan, dat zij de grondkeuze zouden veranderen; temeer omdat ze meestal uit gewoonte voortkomen. Deze daden kunnen wel de grondkeuze verzwakken, maar niet zo, dat deze geheel en al omslaat. Nu gebeurt, volgens deze auteurs, de verandering van grondkeuze tegenover God op het terrein van het seksuele leven moeilijker waar de mens gewoonlijk de zedelijke orde niet door een ten volle overdachte en verantwoordelijke daad schendt, maar eerder onder aandrang van zijn passie, zwakheid of onvolwassenheid, soms ook in de ijdele mening zo zijn liefde voor de naasten te betuigen; bij welke oorzaken nog dikwijls de druk van hun sociale omstandigheden komt.
In feite bepaalt juist de grondkeuze in laatste instantie de zedelijke gesteldheid van de mens; deze kan evenwel volledig door afzonderlijke daden worden veranderd, vooral als zij, zoals dikwijls gebeurt, door voorafgaande daden die meer oppervlakkig gesteld zijn, zijn voorbereid. Hoe het evenwel ook zij, het is niet waar, dat afzonderlijke daden niet volstaan om een doodzonde te begaan.
Volgens de leer van de Kerk wordt een doodzonde welke tegen God wordt gesteld niet alleen bepaald door een formele en directe weigering van het gebod van de liefde; want zij komt ook voor in dat verzet tegen de ware liefde welke elke bewuste overtreding van een zedelijke wet in een ernstige zaak tot uitdrukking brengt.
Christus zelf heeft het dubbele gebod van de liefde als grondslag van het zedelijk leven aangewezen. Maar aan dit gebod "hangt heel de wet en de profeten" (Mt. 22, 38.40)[b:Mt. 22, 38.40] en daarom sluit het de andere bijzondere geboden in. En inderdaad, aan de jongeman die Hem vroeg: "... wat voor goeds moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?" antwoordde Jezus: "Als gij het Leven wilt binnengaan onderhoud dan de geboden...: Gij zult niet doden, gij zult geen echtbreuk plegen, gij zult niet stelen, gij zult niet vals getuigen, eer uw vader en uw moeder en gij zult uw naaste beminnen als u zelf." (Mt. 19, 16-19)[b:Mt. 19, 16-19].
Een mens zondigt dus niet alleen dodelijk, als zijn daad uit een directe verachting van God en de naaste voortkomt, maar ook als hij willens en wetens om welke reden ook iets ernstig ongeordends kiest. In deze keuze ligt, zoals boven gezegd is, reeds een minachting van de goddelijke wet besloten. de mens keert zich af van God en verliest de liefde. Welnu, volgens de Christelijke traditie en de leer van de Kerk, en zoals het juiste inzicht erkent, houdt de zedelijke orde van de geslachtelijkheid zulke uitnemende waarden van het menselijke leven in, dat elke rechtstreekse schending van deze orde objectief zwaar is. vgl: Errores doctrinae moralis laxioris, (40)[[[3878|(40)]]] vgl: Humanae Vitae, 13,14[[[34|13.14]]]
Men moet evenwel toegeven, dat het bij zonden van geslachtelijke aard, gezien hun karakter en oorzaken, gemakkelijker gebeurt, dat de vrije instemming niet ten volle aanwezig is; daarom worden voorzichtigheid en behoedzaamheid in elk oordeel over de verantwoordelijkheid van een mens vereist. Hier worden de woorden van de Heilige Schrift op het juiste moment herhaald: "... de mens ziet het uiterlijk, maar God ziet het hart." (1 Sam. 16, 7)[b:1 Sam. 16, 7]. Maar als deze voorzichtigheid in het beoordelen van de subjectieve zwaarte van iemands afzonderlijke slechte daden wordt aanbevolen, volgt daaruit geenszins, dat het geoorloofd is te menen, dat op het gebied van de geslachtelijke aangelegenheden geen doodzonden worden begaan.
De zielzorgers moeten dus over geduld en goedheid beschikken; maar het is hun niet toegestaan de geboden van God uit te hollen, noch de plichten van de mensen overdreven te verkleinen. Waar het evenwel een zeer verheven vorm van liefde jegens de mensen is om in niets afbreuk te doen aan Christus' heilzame leer, dient dit, toch steeds vergezeld te gaan van het geduld en de naastenliefde waarvan de Heer zelf in zijn spreken en handelen met de mensen het voor- beeld heeft gegeven. Niet gekomen om de wereld te veroordelen maar om haar te redden, is Hij onverzoenlijk geweest jegens de zonden, maar geduldig en barmhartig jegens de zondaars. Humanae Vitae, 29[[34|29]]
Referenties naar alinea 10: 2
Veritatis Splendor ->=geentekst=De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 7 De deugd van kuisheid
11
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Zoals boven gezegd is, is het de bedoeling van deze verklaring om de gelovigen in de huidige omstandigheden bepaalde dwalingen en handelwijzen onder ogen te brengen waarvoor zij zich in acht moeten nemen. Maar de deugd van kuisheid bestaat allerminst geheel in het vermijden van de aangegeven vergrijpen; zij eist, dat er ook naar wordt gestreefd hogere goederen te bereiken. Want het is een deugd die de hele persoon zowel in zijn innerlijke als uiterlijke handelwijze raakt.
De mensen moeten door deze deugd namelijk voor hun verschillende levensstaten worden toegerust: sommigen door maagdelijkheid of het God gewijde celibaat te beloven, op welke voortreffelijke wijze zij zich gemakkelijker met onverdeeld hart voor God alleen vrij kunnen maken; (1 Kor. 7, 7-34)[[b:1 Kor. 7, 7-34]] Sessio XXIV - Doctrina de sacramento matrimonii, [[734|+16]] Lumen Gentium, 42-44[[617|42-44]] Synod of Bishops, "De Sacerdotio Ministeriali," part II, 4, b: AAS 63 (1971), pp. 915-916.[[1794]] anderen leiden echter een leven op een wijze die door de zedelijke wet voor allen wordt bepaald, naargelang zij een huwelijk aangaan of ongetrouwd zijn. Maar in geen levensstaat wordt de kuisheid alleen aan de uiterlijke lichaamstoestand afgemeten. Zij moet het hart zelf van een mens zuiver maken, volgens deze woorden van Christus: "Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult geen echtbreuk plegen. Maar Ik zeg u: Alwie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd" (Mt. 5, 28)[b:Mt. 5, 28].
De kuisheid ligt in die zelfbeheersing besloten welke de heilige Paulus onder de gaven van de Heilige Geest rekent, daar hij de wellust als een ondeugd veroordeelt welke bijzonder een Christen niet past en van het rijk der hemelen uitsluit. (Gal. 5, 19-23; 1 Kor. 6, 9-11)[[b:Gal. 5, 19-23; 1 Kor. 6, 9-11]]. "In de eerste plaats wil God dat gij u heiligt door u te onthouden van hoererij. Ieder van u moet zich een eigen vrouw weten te verwerven in heilige tucht en eerbaarheid, zonder zich door hartstocht te laten meeslepen zoals de heidenen, die God niet kennen. Laat niemand zich te buiten gaan en zijn broeder in deze aangelegenheid bedriegen. God heeft ons niet geroepen tot onkuisheid maar tot heiliging. Derhalve, wie deze vermaningen in de wind slaat, veracht niet een mens maar God, Hem die u zijn Heilige Geest schenkt." (1 Tess. 4, 3-8)[b:1 Tess. 4, 3-8] (Kol. 3, 5-7; 1 Tim. 1, 10)[[b:Kol. 3, 5-7; 1 Tim. 1, 10]]. "Ontucht en onzedelijkheid, in welke vorm dan ook, of hebzucht mag onder u zelfs niet ter sprake komen. Heiligen betaamt dit niet. Evenmin... schandelijke, grove of dubbelzinnige taal, maar veeleer dankzegging. Beseft het goed: geen ontuchtige of onreine of geldgierige - wat hetzelfde is als een afgodendienaar - heeft enig erfdeel in het Koninkrijk van Christus en van God. Laat niemand u met drogredenen misleiden, want om zulke dingen komt Gods toorn over de ongehoorzamen. Doe niet met hen mee. Eens waart gij duisternis, nu zijt gij licht door uw gemeenschap met de Heer. Leeft dan ook als kinderen van het licht." (Ef. 5, 3-8)[b:Ef. 5, 3-8] (Ef. 4, 18-19)[[b:Ef. 4, 18-19]]
Bovendien voert de apostel een eigen reden van de Christenen aan, waarom de kuisheid beoefend moet worden, als hij de zonde van ontucht niet alleen afkeurt in zover deze daad de naasten of de sociale orde kwetst, maar ook omdat de ontuchtige Christus beledigt, door wiens bloed hij werd vrijgekocht en wiens lidmaat hij is, en de Heilige Geest, wiens tempel hij is: "Gij weet toch dat uw lichamen ledematen zijn van Christus? ... Elke andere zonde die een mens bedrijft, gaat buiten het lichaam om, maar de ontuchtige bezondigt zich aan zijn eigen lichaam. Gij weet het, uw lichaam is een tempel van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God hebt ontvangen. Gij zijt niet van uzelf. Gij zijt gekocht en de prijs is betaald. Verheerlijkt dan God met uw lichaam." (1 Kor. 6, 15.18-20)[b:1 Kor. 6, 15.18-20].
Hoe beter de gelovigen het belang van de kuisheid begrijpen en haar noodzakelijke taak in hun leven juist als mannen en vrouwen, des te beter zien zij, door een geestelijk instinct gedreven, wat deze deugd voorschrijft en aanraadt; en, gehoorzamend aan het leergezag van de kerk, weten zij gemakkelijker datgene op te nemen en te vervullen wat door het correcte geweten in afzonderlijke gevallen zal worden bevolen.
De mensen moeten door deze deugd namelijk voor hun verschillende levensstaten worden toegerust: sommigen door maagdelijkheid of het God gewijde celibaat te beloven, op welke voortreffelijke wijze zij zich gemakkelijker met onverdeeld hart voor God alleen vrij kunnen maken; (1 Kor. 7, 7-34)[[b:1 Kor. 7, 7-34]] Sessio XXIV - Doctrina de sacramento matrimonii, [[734|+16]] Lumen Gentium, 42-44[[617|42-44]] Synod of Bishops, "De Sacerdotio Ministeriali," part II, 4, b: AAS 63 (1971), pp. 915-916.[[1794]] anderen leiden echter een leven op een wijze die door de zedelijke wet voor allen wordt bepaald, naargelang zij een huwelijk aangaan of ongetrouwd zijn. Maar in geen levensstaat wordt de kuisheid alleen aan de uiterlijke lichaamstoestand afgemeten. Zij moet het hart zelf van een mens zuiver maken, volgens deze woorden van Christus: "Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult geen echtbreuk plegen. Maar Ik zeg u: Alwie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd" (Mt. 5, 28)[b:Mt. 5, 28].
De kuisheid ligt in die zelfbeheersing besloten welke de heilige Paulus onder de gaven van de Heilige Geest rekent, daar hij de wellust als een ondeugd veroordeelt welke bijzonder een Christen niet past en van het rijk der hemelen uitsluit. (Gal. 5, 19-23; 1 Kor. 6, 9-11)[[b:Gal. 5, 19-23; 1 Kor. 6, 9-11]]. "In de eerste plaats wil God dat gij u heiligt door u te onthouden van hoererij. Ieder van u moet zich een eigen vrouw weten te verwerven in heilige tucht en eerbaarheid, zonder zich door hartstocht te laten meeslepen zoals de heidenen, die God niet kennen. Laat niemand zich te buiten gaan en zijn broeder in deze aangelegenheid bedriegen. God heeft ons niet geroepen tot onkuisheid maar tot heiliging. Derhalve, wie deze vermaningen in de wind slaat, veracht niet een mens maar God, Hem die u zijn Heilige Geest schenkt." (1 Tess. 4, 3-8)[b:1 Tess. 4, 3-8] (Kol. 3, 5-7; 1 Tim. 1, 10)[[b:Kol. 3, 5-7; 1 Tim. 1, 10]]. "Ontucht en onzedelijkheid, in welke vorm dan ook, of hebzucht mag onder u zelfs niet ter sprake komen. Heiligen betaamt dit niet. Evenmin... schandelijke, grove of dubbelzinnige taal, maar veeleer dankzegging. Beseft het goed: geen ontuchtige of onreine of geldgierige - wat hetzelfde is als een afgodendienaar - heeft enig erfdeel in het Koninkrijk van Christus en van God. Laat niemand u met drogredenen misleiden, want om zulke dingen komt Gods toorn over de ongehoorzamen. Doe niet met hen mee. Eens waart gij duisternis, nu zijt gij licht door uw gemeenschap met de Heer. Leeft dan ook als kinderen van het licht." (Ef. 5, 3-8)[b:Ef. 5, 3-8] (Ef. 4, 18-19)[[b:Ef. 4, 18-19]]
Bovendien voert de apostel een eigen reden van de Christenen aan, waarom de kuisheid beoefend moet worden, als hij de zonde van ontucht niet alleen afkeurt in zover deze daad de naasten of de sociale orde kwetst, maar ook omdat de ontuchtige Christus beledigt, door wiens bloed hij werd vrijgekocht en wiens lidmaat hij is, en de Heilige Geest, wiens tempel hij is: "Gij weet toch dat uw lichamen ledematen zijn van Christus? ... Elke andere zonde die een mens bedrijft, gaat buiten het lichaam om, maar de ontuchtige bezondigt zich aan zijn eigen lichaam. Gij weet het, uw lichaam is een tempel van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God hebt ontvangen. Gij zijt niet van uzelf. Gij zijt gekocht en de prijs is betaald. Verheerlijkt dan God met uw lichaam." (1 Kor. 6, 15.18-20)[b:1 Kor. 6, 15.18-20].
Hoe beter de gelovigen het belang van de kuisheid begrijpen en haar noodzakelijke taak in hun leven juist als mannen en vrouwen, des te beter zien zij, door een geestelijk instinct gedreven, wat deze deugd voorschrijft en aanraadt; en, gehoorzamend aan het leergezag van de kerk, weten zij gemakkelijker datgene op te nemen en te vervullen wat door het correcte geweten in afzonderlijke gevallen zal worden bevolen.
Referenties naar alinea 11: 2
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
De apostel Paulus beschrijft in levendige woorden de bittere strijd welke de mens die slaaf van de zonde is innerlijk ondervindt tussen de wet van zijn rede en een andere wet, in de ledematen, die hem gevangen houdt. (Rom. 7, 23)[[b:Rom. 7, 23]] Maar de mens kan bevrijd worden van dit bestaan ten dode door de genade van Jezus Christus. (Rom. 7, 24-25)[[b:Rom. 7, 24-25]] Deze genade genieten de mensen die door haar gerechtvaardigd zijn en die de wet van de Geest die in Christus Jezus het leven schenkt van de wet van de zonde en de dood heeft bevrijdt. (Rom. 8, 2)[[b:Rom. 8, 2]] Daarom smeekt de apostel hen: "Laat dus de zonde niet heersen in uw sterfelijk lichaam, gehoorzaamt haar niet." (Rom. 6, 12)[b:Rom. 6, 12]
Ofschoon deze bevrijding ons in staat stelt God in een nieuwheid van leven te dienen, neemt zij geenszins de begeerlijkheid weg welke uit de erfzonde voortkomt, noch de bekoringen tot het kwaad in deze wereld, "welke geheel in de macht ligt van de Boze." (1 Joh. 5, 19)[b:1 Joh. 5, 19] Daarom spoort de apostel de gelovigen aan om door de kracht van God de verlokkingen van de ondeugden te overwinnen (1 Kor. 10, 13)[[b:1 Kor. 10, 13]] en "tegen de listen van de duivel" (Ef. 6, 11)[b:Ef. 6, 11] stand te houden door het geloof, de waakzame ijver om te bidden (Ef. 6, 16.18)[[b:Ef. 6, 16.18]] en ernst van leven waardoor het lichaam in de dienst van de Heilige Geest wordt terug gebracht. (1 Kor. 9, 27)[[b:1 Kor. 9, 27]]
Een christelijk leven dat in de voetsporen van Christus gaat, eist, dat "ieder zichzelf verloochent en elke dag opnieuw zijn kruis opneemt" (Lc. 9, 23)[b:Lc. 9, 23] gedragen door de hoop op de vergelding. "Als wij met Hem gestorven zijn, zullen wij ook met Hem leven. Als wij volharden, zullen wij ook met Hem heersen." (2 Tim. 2, 11-12)[b:2 Tim. 2, 11-12]. Overeenkomstig deze dringende vermaningen moeten de Christengelovigen ook in onze tijd, ja zelfs vandaag meer dan ooit, de middelen aanwenden die altijd door de kerk zijn aanbevolen om een kuis leven te leiden, en welke zijn: beheersing van zinnen en geest, waakzaamheid en voorzichtigheid om gelegenheden tot zondigen te vermijden, het bewaren van de ingetogenheid, soberheid in het genieten van genoegens, gezonde bezigheden, aanhoudend gebed en veelvuldig gebruik van de Sacramenten van de boete en de Eucharistie. Laten vooral de jongeren ijverig de godsvrucht tot de onbevlekte moeder van God voeden en er zich op toeleggen het leven van heiligen en andere Christengelovigen, in de eerste plaats van jongeren, na te volgen die boven anderen hebben uitgemunt in het beoefenen van de kuisheid.
In het bijzonder is echter nodig, dat allen de deugd van de kuisheid, haar schoonheid en schitterende luister hoogachten. Deze deugd stelt immers de waardigheid van de mens in het licht en maakt hem geschikt om de ware, grootmoedige liefde voor anderen te beoefenen die niet op eigen voordeel uit is.
Ofschoon deze bevrijding ons in staat stelt God in een nieuwheid van leven te dienen, neemt zij geenszins de begeerlijkheid weg welke uit de erfzonde voortkomt, noch de bekoringen tot het kwaad in deze wereld, "welke geheel in de macht ligt van de Boze." (1 Joh. 5, 19)[b:1 Joh. 5, 19] Daarom spoort de apostel de gelovigen aan om door de kracht van God de verlokkingen van de ondeugden te overwinnen (1 Kor. 10, 13)[[b:1 Kor. 10, 13]] en "tegen de listen van de duivel" (Ef. 6, 11)[b:Ef. 6, 11] stand te houden door het geloof, de waakzame ijver om te bidden (Ef. 6, 16.18)[[b:Ef. 6, 16.18]] en ernst van leven waardoor het lichaam in de dienst van de Heilige Geest wordt terug gebracht. (1 Kor. 9, 27)[[b:1 Kor. 9, 27]]
Een christelijk leven dat in de voetsporen van Christus gaat, eist, dat "ieder zichzelf verloochent en elke dag opnieuw zijn kruis opneemt" (Lc. 9, 23)[b:Lc. 9, 23] gedragen door de hoop op de vergelding. "Als wij met Hem gestorven zijn, zullen wij ook met Hem leven. Als wij volharden, zullen wij ook met Hem heersen." (2 Tim. 2, 11-12)[b:2 Tim. 2, 11-12]. Overeenkomstig deze dringende vermaningen moeten de Christengelovigen ook in onze tijd, ja zelfs vandaag meer dan ooit, de middelen aanwenden die altijd door de kerk zijn aanbevolen om een kuis leven te leiden, en welke zijn: beheersing van zinnen en geest, waakzaamheid en voorzichtigheid om gelegenheden tot zondigen te vermijden, het bewaren van de ingetogenheid, soberheid in het genieten van genoegens, gezonde bezigheden, aanhoudend gebed en veelvuldig gebruik van de Sacramenten van de boete en de Eucharistie. Laten vooral de jongeren ijverig de godsvrucht tot de onbevlekte moeder van God voeden en er zich op toeleggen het leven van heiligen en andere Christengelovigen, in de eerste plaats van jongeren, na te volgen die boven anderen hebben uitgemunt in het beoefenen van de kuisheid.
In het bijzonder is echter nodig, dat allen de deugd van de kuisheid, haar schoonheid en schitterende luister hoogachten. Deze deugd stelt immers de waardigheid van de mens in het licht en maakt hem geschikt om de ware, grootmoedige liefde voor anderen te beoefenen die niet op eigen voordeel uit is.
Referenties naar alinea 12: 2
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Het is de geëigende taak van de Bisschoppen de gelovigen de zedenleer welke de geslachtelijkheid betreft te onderrichten, welke ook misschien de moeilijkheden zijn die de vervulling van deze taak bij de opvattingen en de tegenwoordig gangbare zeden ontmoet. Deze overgeleverde leer moet echter dieper worden gekend; bovendien moet zij zo worden overgedragen, dat het de gewetens in de nieuw ontstane situaties verlicht; en tenslotte moet zij met die elementen verstandig worden verrijkt welke over de betekenis en de inhoud van de menselijke geslachtelijkheid waar en nuttig naar voren kunnen worden gebracht. Maar de beginselen en normen over het zedelijk leven die door deze verklaring worden bevestigd, moeten trouw worden gehouden en onderwezen. Er moet op bijzondere wijze moeite worden gedaan om de gelovigen ervan te overtuigen, dat de kerk deze beginselen niet handhaaft als oude en onschendbare zaken die bijgelovig onderhouden moeten worden, noch, zoals dikwijls wordt beweerd, wegens een bevooroordeelde opvatting die naar manicheïsme smaakt, maar omdat zij zeker weet, dat deze beginselen volledig beantwoorden aan de goddelijke ordening van de geschapen dingen en aan de geest van Christus en derhalve ook aan de menselijke waardigheid.
Het is ook de taak van de Bisschoppen ervoor te waken, dat op de theologische faculteiten en op de seminaries de gezonde leer uiteen wordt gezet onder het licht van het geloof en leiding van het leergezag van de kerk. Tevens zal het hun zorg zijn, dat en de biechtvaders de gewetens verlichten en het catechetisch onderricht wordt gegeven op een wijze die trouw en volkomen de Katholieke leer voorstelt.
Het komt de Bisschoppen, de priesters en hun medehelpers toe de gelovigen te waarschuwen op hun hoede te zijn voor valse meningen die in boeken, tijdschriften en openbare vergaderingen dikwijls naar voren worden gebracht.
De ouders allereerst, maar ook de leermeesters van de jongeren, wordt op het hart gedrukt de kinderen en leerlingen door een integrale opvoeding tot een evenwichtigheid van geest, een volwassenheid van gevoelens en zeden te brengen. Daarom zullen zij hen ook over deze stof met voorzichtigheid en op een wijze die aan hun leeftijd is aangepast onderrichten en hun wil voortdurend tot de christelijke zeden vormen niet alleen door raadgevingen, maar ook en vooral door het voorbeeld van hun leven, gesteund door de hulp van God die zij zullen verkrijgen door te bidden. Zij moeten hen ook behoeden voor de vele gevaren welke de jongeren minder vermoeden.
Mogen de kunstenaars, schrijvers en al degenen die de sociale communicatiemiddelen in handen hebben hun beroep op een wijze uitoefenen die overeenkomt met hun christelijk geloof, volkomen bewust van de grote invloed welke zij op de mensen kunnen hebben. Zij mogen zich herinneren, dat iedereen onvoorwaardelijk de objectieve zedelijke orde voorop moet stellen Inter Mirifica, 6[[496|6]] en dat het hun niet geoorloofd is een reden voorop te stellen welke zij esthetisch plegen te noemen, of winstgevende belangen of gunstige uitkomst voor de ondernemer. Of het nu gaat over kunst of literaire werken, of over voorstellingen, of informaties, iedereen moge op zijn eigen terrein omzichtigheid, behoedzaamheid gematigdheid en een juiste waardering van de dingen aan de dag leggen. Op deze wijze dragen zij, in plaats van de ongebondenheid van zeden te begunstigen, bij deze te beteugelen, ja zelfs om de zedelijke toestand van de samenleving gezonder te maken.
Voor alle gelovige leken moet het overeenkomstig hun taken en opdrachten in het apostolaatswerk een zorg zijn, dat zij zich met deze handelwijze in overeenstemming brengen.
Het is tenslotte van belang deze woorden van het Tweede Vaticaans Concilie in de herinnering van allen terug te roepen: "Evenzo verklaart de heilige kerkvergadering, dat de kinderen en de jongeren het recht hebben, gestimuleerd te worden om de morele waarden volgens een rechtgeaard geweten te beoordelen en met persoonlijke instemming te aanvaarden en evenzeer om God volmaakter te kennen en te beminnen. Daarom dan ook richt zij een nadrukkelijk verzoek tot allen die de volkeren besturen of de leiding van de opvoeding hebben erover te waken, dat de jeugd nooit van dit heilig recht wordt beroofd." Gravissimum Educationis, 1[[647|1]]
prefect
+ HIERONYMUS HAMER O.P.,
titulair aartsbisschop van Lorium, secretaris
Het is ook de taak van de Bisschoppen ervoor te waken, dat op de theologische faculteiten en op de seminaries de gezonde leer uiteen wordt gezet onder het licht van het geloof en leiding van het leergezag van de kerk. Tevens zal het hun zorg zijn, dat en de biechtvaders de gewetens verlichten en het catechetisch onderricht wordt gegeven op een wijze die trouw en volkomen de Katholieke leer voorstelt.
Het komt de Bisschoppen, de priesters en hun medehelpers toe de gelovigen te waarschuwen op hun hoede te zijn voor valse meningen die in boeken, tijdschriften en openbare vergaderingen dikwijls naar voren worden gebracht.
De ouders allereerst, maar ook de leermeesters van de jongeren, wordt op het hart gedrukt de kinderen en leerlingen door een integrale opvoeding tot een evenwichtigheid van geest, een volwassenheid van gevoelens en zeden te brengen. Daarom zullen zij hen ook over deze stof met voorzichtigheid en op een wijze die aan hun leeftijd is aangepast onderrichten en hun wil voortdurend tot de christelijke zeden vormen niet alleen door raadgevingen, maar ook en vooral door het voorbeeld van hun leven, gesteund door de hulp van God die zij zullen verkrijgen door te bidden. Zij moeten hen ook behoeden voor de vele gevaren welke de jongeren minder vermoeden.
Mogen de kunstenaars, schrijvers en al degenen die de sociale communicatiemiddelen in handen hebben hun beroep op een wijze uitoefenen die overeenkomt met hun christelijk geloof, volkomen bewust van de grote invloed welke zij op de mensen kunnen hebben. Zij mogen zich herinneren, dat iedereen onvoorwaardelijk de objectieve zedelijke orde voorop moet stellen Inter Mirifica, 6[[496|6]] en dat het hun niet geoorloofd is een reden voorop te stellen welke zij esthetisch plegen te noemen, of winstgevende belangen of gunstige uitkomst voor de ondernemer. Of het nu gaat over kunst of literaire werken, of over voorstellingen, of informaties, iedereen moge op zijn eigen terrein omzichtigheid, behoedzaamheid gematigdheid en een juiste waardering van de dingen aan de dag leggen. Op deze wijze dragen zij, in plaats van de ongebondenheid van zeden te begunstigen, bij deze te beteugelen, ja zelfs om de zedelijke toestand van de samenleving gezonder te maken.
Voor alle gelovige leken moet het overeenkomstig hun taken en opdrachten in het apostolaatswerk een zorg zijn, dat zij zich met deze handelwijze in overeenstemming brengen.
Het is tenslotte van belang deze woorden van het Tweede Vaticaans Concilie in de herinnering van allen terug te roepen: "Evenzo verklaart de heilige kerkvergadering, dat de kinderen en de jongeren het recht hebben, gestimuleerd te worden om de morele waarden volgens een rechtgeaard geweten te beoordelen en met persoonlijke instemming te aanvaarden en evenzeer om God volmaakter te kennen en te beminnen. Daarom dan ook richt zij een nadrukkelijk verzoek tot allen die de volkeren besturen of de leiding van de opvoeding hebben erover te waken, dat de jeugd nooit van dit heilig recht wordt beroofd." Gravissimum Educationis, 1[[647|1]]
Tijdens de audiëntie die op 7 november 1975 aan de ondergetekende prefect van de Heilige Congregatie voor de geloofsleer werd verleend, heeft Paulus VI, door de goddelijke voorzienigheid Paus, deze verklaring over enkele vraagstukken van de seksuele ethiek bekrachtigd, bevestigd en bevolen te publiceren.
Gegeven te Rome, vanuit de gebouwen van de Heilige Congregatie voor de Geloofsleer, 29 december 1975FRANCISCUS kard. SEPER,
prefect
+ HIERONYMUS HAMER O.P.,
titulair aartsbisschop van Lorium, secretaris
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 6
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.be/toondocument/8-persona-humana-nl