Met vreugde zult gij water scheppen
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Haurietis aquas in gaudio
Met vreugde zult gij water scheppen
Over de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus
Paus Pius XII
15 mei 1956
Pauselijke geschriften - Encyclieken
1956, Katholiek Archief
15 mei 1956
25 april 2024
271
nl
Referenties naar dit document: 5
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inleiding
1
Wonderbare groei van de H. Hart verering in de moderne tijd
ENCYCLIEK van Onze Heilige Vader in Christus Pius de XIIe door Gods Voorzienigheid Paus"Met vreugde zult gij water scheppen uit de bronnen des Zaligmakers" (Jes. 12, 3) [b:Jes. 12, 3]. Met deze woorden heeft de profeet Isaias in betekenisvolle beelden de talloze en overvloedige gaven Gods voorzegd, die het Messiaanse tijdperk brengen zou. En zij komen Ons als vanzelf voor de geest, nu Wij herdenken, dat Onze voorganger Pius de IXe onsterfelijker gedachtenis, van harte gehoorgevend aan de wensen, die uit de hele Katholieke wereld tot Hem kwamen, honderd jaar geleden voorschreef het feest van het Allerheiligst Hart van Jezus in de hele Kerk te vieren.
Aan Zijn eerbiedwaardige Broeders de Patriarchen, Primaten,
Aartsbisschoppen, Bisschoppen en andere Plaatselijke Ordinarii,
die leven in gemeenschap met de Apostolische Stoel
OVER DE VERERING VAN HET ALLERHEILIGST HART VAN JEZUS
Eerbiedwaardige Broeders
Heil en Apostolische Zegen.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Het is wel onmogelijk alle hemelse gaven op te sommen, die de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus stort in de zielen der gelovigen, want zij reinigt, beurt op met hemelse vertroosting en zet aan tot het verwerven van alle deugden. Maar toch, een woord vol wijsheid van de Apostel Jacobus indachtig: "Elke goede gave en elk volmaakt geschenk komt van boven en daalt neer van de Vader der lichten" (Jak. 1, 17) [b:Jak. 1, 17], zien Wij in deze verering, die overal ter wereld in vurigheid en kracht toeneemt, met recht een onschatbare gave, die het mensgeworden Woord, onze goddelijke Verlosser, als enige Middelaar van genade en waarheid tussen de hemelse Vader en het menselijk geslacht, aan de Kerk, Zijn mystieke Bruid, in de loop dezer laatste eeuwen, waarin zij zoveel lijden moest doorstaan en met zoveel moeilijkheden te worstelen had, heeft verleend. Want in het genot van deze onschatbare gave is de Kerk in staat een vuriger liefde te tonen jegens haar Stichter en in nog ruimere mate gehoor te geven aan de oproep, die zoals de Evangelist Joannes meedeelt, door Jezus Christus zelf is gedaan:"Op de laatste dag nu, de grote dag van het feest stond Jezus daar en riep: 'zo iemand dorst heeft hij kome tot Mij; en hij drinke, die in Mij gelooft". Zoals de Schrift zegt: Uit Zijn binnenste zullen stromen vloeien van levend water". Dit zeide Hij van de Geest, die zij zouden ontvangen, die in Hem zouden geloven" (Joh. 7, 37-39) [b:Joh. 7, 37-39]. Voor degenen, die Jezus hoorden spreken moet het wel niet moeilijk geweest zijn de woorden, waarmee hij beloofde, dat uit Zijn binnenste een bron van "Levend water" zou ontspringen, in verband te brengen met de uitspraken van de profeten Jesaja, Ezechiël en Zacharias, die de komst van het Messiaanse rijk voorspelden, en ook met de rots, die een voorafbeelding was, waaruit op wonderbare wijze water sprong, toen Mozes er op sloeg. (Jes. 12, 3; Ez. 47, 3-12; Zach. 13, 1; Ex. 17, 1-7; Num. 20, 7-13; 1 Kor. 10, 4; Openb. 7, 17; Openb. 22, 1) [[b:Jes. 12, 3; Ez. 47, 3-12; Zach. 13, 1; Ex. 17, 1-7; Num. 20, 7-13; 1 Kor. 10, 4; Openb. 7, 17; Openb. 22, 1]]
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
De goddelijke liefde neemt haar oorsprong uit de H. Goest, die de als persoon bestaande liefde is van de Vader maar ook van de Zoon in de schoot der verheven Drie-eenheid. Zeer terecht kent dan ook de Apostel der heidenen, daarmede als een echo de woorden van Jezus Christus herhalend, de uitstorting der liefde in de harten der gelovigen toe aan deze Geest van Liefde: "De liefde Gods is uitgegoten in onze harten, door de H. Geest, die ons is gegeven" (Rom. 5, 5) [b:Rom. 5, 5].
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Deze allernauwste samenhang, die volgens de verzekering van de H. Schrift bestaat tussen de goddelijke liefde, die moet branden in de zielen der Christenen, en de H. Geest, die uit Zichzelf Liefde is, toont ons, eerbiedwaardige Broeders, allerduidelijkst het diepste wezen van de verering, die wij verschuldigd zijn aan het Allerheiligst Hart van Jezus Christus. Immers, het is zonder meer duidelijk, wanneer wij de eigen aard van deze verering beschouwen, dat zij een religieuze daad bij uitstek is, omdat zij van ons vraagt, de algehele en onbeperkte wil ons toe te wijden en te binden aan de liefde van onze goddelijke Verlosser, waarvan het gewonde Hart het levende bewijs en teken is. En zonder twijfel staat ook op nog onwrikbaarder wijze vast, dat deze verering voornamelijk met zich meebrengt, dat wij de goddelijke liefde met ónze liefde beantwoorden. Immers alleen uit de kracht der liefde kunnen de zielen der mensen zich geheel en volmaakt onderwerpen aan de heerschappij van de verheven God; omdat namelijk onze liefde zich dan zo hecht aan de goddelijke wil, dat zij er a.h.w. één mee wordt volgens het woord: "Wie zich hecht aan de Heer is één geest met Hem" (1 Kor. 6, 17) [b:1 Kor. 6, 17].
Referenties naar alinea 4: 1
Bij de 50e verjaardag van de Encycliek Haurietis Aquas in gaudio ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 Grondslag en voorafbeelding in het Oude Testament
- Artikel 1 Onbegrip van de ware aard van de H. Hartverering bij sommige Christenen
5
Hoewel de Kerk de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus steeds van veel belang heeft geacht en haar ook thans zo hoog acht, dat zij deze verering overal doet bloeien, op allerlei wijze onder het Christenvolk verbreidt en met alle toeleg in bescherming neemt tegen het verzinsel, dat deze verering zou steunen op al te natuurlijke opvattingen en gevoeligheid, blijft het een betreurenswaardig feit, dat in het verleden, maar ook in onze tijd, deze verering niet diezelfde eer en achting geniet bij sommige Christenen; menigmaal ook niet bij hen, die openlijk verklaren bezield te zijn van ijver voor de Katholieke Godsdienst en het bereiken der heiligheid.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
"Zo gij de gave Gods verstondt" (Joh. 4, 10) [b:Joh. 4, 10] met deze woorden, Eerbiedwaardige Broeders, willen Wij, die door Gods ondoorgrondelijke raadsbesluiten zijn uitverkoren tot bewaarders en uitdelers van de heilige Schat van geloof en godsvrucht, die de goddelijke Verlosser aan Zijn Kerk heeft toevertrouwd, in het bewustzijn van onze plicht al diegenen vermanen, die ofschoon zij onze zonen zijn, toch nog onder invloed staan van vooroordelen en zo nu en dan zelfs zo ver gaan, dat zij, ofschoon de verering van het Allerheiligst Hart, dat triomfeert over de dwalingen en de nalatigheid der mensen, Zijn hele mystieke Lichaam doortrokken heeft, toch menen, dat deze verering voor de geestelijke behoeften, die in onze tijd in Kerk en mensheid het meest om bevrediging vragen minder geschikt, ja zelfs schadelijk is. Er zijn er immers, die het eigenlijk karakter van deze verering verwarren en gelijkstellen met die bijzondere en veranderlijke vormen van vroomheid, die de Kerk wel goedkeurt en bevordert, maar niet oplegt. Zij houden haar voor iets bijkomstigs, waarmee ieder naar eigen inzicht handelen kan. Anderen weer beweren, dat deze verering ballast is en van weinig of geen nut voor hen, die strijden in het rijk Gods en vooral bezorgd zijn hun krachten, middelen en tijd te besteden aan het verdedigen, leren en verbreiden van de Katholieke leer, aan het inscherpen van de Christelijke sociale leerstukken en aan het bevorderen van die godsdienstige praktijken en werken, die zij voor vandaag veel noodzakelijker achten.
En tenslotte zijn er ook, die deze verering niet alleen geen geschikt en krachtig middel achten om in ieders persoonlijk leven en ook in het gezin de Christelijke zeden op de juiste manier te versterken en te vernieuwen, maar haar eerder beschouwen als een op de zintuigen steunende vroomheid, die niet door geest en hart wordt gevoed, en dus meer geschikt is voor vrouwen. Zij zien er iets in dat niet voldoende is aangepast aan ontwikkelde mensen.
En tenslotte zijn er ook, die deze verering niet alleen geen geschikt en krachtig middel achten om in ieders persoonlijk leven en ook in het gezin de Christelijke zeden op de juiste manier te versterken en te vernieuwen, maar haar eerder beschouwen als een op de zintuigen steunende vroomheid, die niet door geest en hart wordt gevoed, en dus meer geschikt is voor vrouwen. Zij zien er iets in dat niet voldoende is aangepast aan ontwikkelde mensen.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Dan zijn er nog, die ziende, dat deze verering vooral vraagt om versterving, boete en andere deugden, die men, omdat ze geen uiterlijk resultaat opleveren, "passief" noemt, van mening zijn, dat zij niet geschikt is om het geestelijk leven van onze tijd weer te doen opleven. Dit moet - zo menen zij - liever streven naar een open en intense activiteit, naar de zegepraal van het Katholieke geloof en naar een krachtige verdediging van de Christelijke zeden, omdat deze tegenwoordig - zoals iedereen weet - gemakkelijk bloot staan aan de bedrieglijke dwalingen van hen, die elke vorm van godsdienst gelijk achten, het onderscheid tussen waar en onwaar in hun denken en handelen opheffen en zelfs jammerlijk zijn aangetast door de beginselen van het goddeloze materialisme en laïcisme.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Waardering van de Pausen voor de H. Hartverering
8
Eerbiedwaardige Broeders, iedereen ziet wel, dat dergelijke beweringen geheel en al afwijken van de uitspraken, die Onze voorgangers, toen zij de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus goedkeurden, vanaf deze stoel der waarheid in het openbaar hebben gedaan. Wie durft te zeggen, dat een godsvrucht zonder nut is en minder geschikt voor onze tijd, waarvan Onze voorganger Leo de XIIIe onsterfelijker gedachtenis, verzekert: "dat zij een allervoortreffelijkste vorm van Godsverering is" ? En Hij was er van overtuigd, dat zij een krachtig middel bood om die kwalen, die ook thans en nog wel in ruimer en heviger mate, de afzonderlijke mens en de hele maatschappij kwellen en verontrusten, te genezen. "Deze godsvrucht, zeide Hij, die wij allen aanraden, zal allen ten goede komen". En daarbij voegde Hij de volgende vermaningen en aansporingen, die ook op de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus betrekking hebben: "Vandaar die vloed van rampen waaronder wij reeds zolang gebukt gaan en die dringend eisen, dat "hulp gaan zoeken bij de Enige, wiens kracht ze kan verdrijven. Wie is dat tenzij Jezus Christus, de Eengeboren Zoon van God. "Want er is geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten zalig worden" (Hand. 4, 12) [b:Hand. 4, 12]. Tot Hem dan moeten wij onze toevlucht nemen, die de weg, de waarheid en het leven is" . Acta Leonis, vol. XIX, 1900, pp. 71, 77-78 [[1025]]
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Onze onmiddellijke Voorganger Pius de Xle zaliger gedachtents heeft eveneens verklaard, dat deze verering goed en geschikt is om de Christelijke vroomheid te bevorderen, want hij schreef in een encycliek:
"Bevat deze godsvrucht niet het kort bestek van heel de godsdienst en zelfs het richtsnoer voor een volmaakter leven? Zij leidt immers de geest gemakkelijker tot een in het innerlijk doordringende kennis van Christus de Heer, en beweegt het gemoed krachtdadiger om Hem vuriger te beminnen en meer van nabij na te volgen!". A.A.S. XX, 1928, p. 167 [[643]] Voor Ons staat dit belangrijk leerstuk niet minder vast dan voor Onze Voorgangers. En toen Wij het hogepriesterschap aanvaardden en met voldoening zagen, dat de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus onder het Christenvolk voorspoedig was toegenomen en bijna overwonnen had, hebben Wij Ons verheugd over de talloze heilzame gevolgen, die daaruit voor de hele Kerk voortvloeiden. Reeds in Onze eerste encycliek hebben Wij dat te kennen willen geven vgl: A.A.S. XXXI, 1939, p. 415 [[[650]]]
Tijdens de jaren van Ons pontificaat, jaren niet alleen vol met smart en benauwenis, maar ook met onuitsprekelijke troost, zijn deze gevolgen niet in aantal, kracht of schoonheid verminderd, maar eerder toegenomen. Want er zijn allerlei gelukkige initiatieven genomen, die geschikt zijn om deze verering te bevorderen en buitengewoon goed zijn aangepast aan de behoeften van onze tijd. Wij bedoelen: verenigingen tot bevordering van geestelijke cultuur, godsdienst en weldadigheid; publicaties, waarin de geschiedenis, de ascetische en mystieke leer, die met dit onderwerp samenhangen, worden verklaard; vrome werken van eerherstel en met name de blijken van brandende godsvrucht, die het "genootschap van het Apostolaat des Gebeds" heeft gegeven. Vooral door de leiding en stuwing van dit genootschap hebben huisgezinnen, gemeenschappen, instituten en soms zelfs naties zich aan het Allerheiligst Hart toegewijd. En dergelijke gelegenheden hebben Wij meermalen door middel van speciale brieven, door toespraken en ook door radioboodschappen als een vader Onze gelukwensen kenbaar gemaakt. vgl. Paus Pius XII, A.A.S... vgl. Paus Pius XII, A.A.S. XXXII, 1940, p. 276; XXXV, 1943, p. 170: XXXVII, 1945, pp. 263- 264; LX, 1948, p. 501; XLI, 1949, p. 331
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Nu Wij dan zien welk een rijke overvloed van wateren des heils d.i. van hemelse gaven der goddelijke liefde uit het Heilige Hart van onze Verlosser ontspringt en onder de ingeving en werking van de Goddelijke Geest talloze kinderen der Katholieke Kerk doordrenkt, voelen Wij Ons gedrongen, Eerbiedwaardige Broeders, u vaderlijk aan te sporen, met Ons aan God de gever van alle goed de hoogste lof en de innigste dank te brengen de volgende woorden van de Apostel der heidenen herhalend: "Aan Hem, die door de kracht, die in ons werkt, veel meer kan uitrichten dan wat wij bidden of denken, aan Hem zij de glorie in de Kerk en in Christus Jezus te allen tijde, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen" (Ef. 3, 20-21) [b:Ef. 3, 20-21]. Maar nu Wij aan de eeuwige Godheid de verschuldigde dank hebben gebracht, willen Wij U en alle geliefde kinderen der Kerk door deze encycliek aansporen om met meer nauwlettendheid de beginselen te beschouwen uit de H. Schrift, de H. Vaders en uit de leer der godgeleerden, waarop de verering van het Allerheiligst Hart als op een soliede grondslag steunt. Want het is Onze vaste overtuiging, dat wij dan eerst haar onvergelijkelijke verhevenheid en onuitputtelijke rijkdom aan hemelse gaven juist en in haar volle waarde kunnen schatten, wanneer wij in het licht der door God geopenbaarde waarheid het eigenlijke en diepere wezen van deze verering geheel hebben leren kennen en dan slechts de honderdste verjaardag der instelling van het feest van het Allerheiligst Hart van Jezus waardig kunnen vieren, wanneer wij de talloze weldaden, die daaruit zijn voortgekomen vroom overwegen en beschouwen.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Omdat het Onze bedoeling is aan de geest der Christengelovigen een heilzaam voedsel te bieden, waardoor gesterkt, zij gemakkelijker kunnen doordringen tot de ware aard van deze verering en er rijke vruchten van kunnen plukken, zullen Wij die bladzijden van het Oude en Nieuwe Testament verklaren, waarin de onmetelijke liefde Gods tot het menselijk geslacht - wij kunnen er nooit diep genoeg in doordringen - wordt geopenbaard en geleerd. Vervolgens zullen Wij zo goed mogelijk de hoofdlijnen aangeven der beschouwingen, die de Kerkvaders en Kerkleraren ons hebben overgeleverd. En tenslotte zullen Wij het innig verband in het licht plaatsen, dat bestaat tussen de vorm van godsvrucht, die toekomt aan het Hart van de Goddelijke Verlosser en de verering, die verschuldigd is aan Zijn liefde en de liefde van de verheven Drieëenheid voor alle mensen. Wij menen immers, dat de Christenen, indien de voornaamste beginselen, die de grondslag vormen van deze edelste vorm van godsdienst, door het licht, dat opgaat uit deH. Schrift en de overgeleverde leer der vaderen, worden bestraald, gemakkelijker "in vreugde water kunnen scheppen uit de bronnen van de Zaligmaker" (Jes. 12, 3) [b:Jes. 12, 3].
Dat wil zeggen: een beter begrip krijgen van de bijzonder gewichtige betekenis, die de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus heeft in de liturgie der Kerk en in haar inwendig en uitwendig leven en activiteit, en tevens in staat zijn, die geestelijke vruchten te plukken waarmee ieder zijn levenswandel heilzaam kan hernieuwen, zoals dat de Herders van Christus' kudde zo graag zouden zien.
Dat wil zeggen: een beter begrip krijgen van de bijzonder gewichtige betekenis, die de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus heeft in de liturgie der Kerk en in haar inwendig en uitwendig leven en activiteit, en tevens in staat zijn, die geestelijke vruchten te plukken waarmee ieder zijn levenswandel heilzaam kan hernieuwen, zoals dat de Herders van Christus' kudde zo graag zouden zien.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Gods liefde, het hoofdmotief der H. Hartverering, in het Oude Testament
12
Het is echter absoluut nodig, dat allen de reden weten, waarom de Kerk goddelijke eer bewijst aan het Hart van de goddelijke Verlosser, als zij de juiste zin willen begrijpen van de teksten, die Wij uit het Oude en Nieuwe Testament over deze verering willen voorleggen. Het is u duidelijk, Eerbiedwaardige Broeders, dat daar een dubbele reden voor is.
De eerste reden, die ook geldt voor de overige heilige ledematen van het lichaam van Jezus Christus, steunt op het beginsel, waaruit wij weten, dat Zijn Hart als het edelste deel van de menselijke natuur met de Persoon van het goddeelijk Woord zelfstandig verenigd is en daarom recht heeft op dezelfde aanbiddingseredienst, waarmee de Kerk de Persoon van de mensgeworden Zoon Gods eert. Dit is een waarheid, die een katholiek moet geloven, omdat ze reeds op de Oecumenische Concilies van Ephese en het 2e van Constantinopel plechtig werd afgekondigd Concilie van Ephese Can. 8;.. Concilie van Ephese Can. 8; vgl. Mansi, S.C.A. ,Coll. IV, 1083 C.; 2e Concilie van Constantinopel, can. 9: vgl. aldaar IX, 382 E
De tweede reden, die het Hart van de goddelijke Verlosser bijzonder eigen is en om een speciale reden vordert, dat er goddelijke eer aan zal worden bewezen, steunt hierop dat Zijn Hart meer dan de andere ledematen van Zijn lichaam het natuurlijk kenteken en zinnebeeld is van Zijn onmetelijke liefde voor het menselijk geslacht. "In het Heilig Hart vinden wij", zoals Onze Voorganger Leo de XIIIe onsterfelijker gedachtenis opmerkt, "het symbool en het duidelijk uitgedrukte beeld van de oneindige liefde van Jezus Christus, die ons opwekt Hem op onze beurt lief te hebben. vgl: Acta Leonis, vol. XIX, 1900, p. 76 [[[1025]]]
De eerste reden, die ook geldt voor de overige heilige ledematen van het lichaam van Jezus Christus, steunt op het beginsel, waaruit wij weten, dat Zijn Hart als het edelste deel van de menselijke natuur met de Persoon van het goddeelijk Woord zelfstandig verenigd is en daarom recht heeft op dezelfde aanbiddingseredienst, waarmee de Kerk de Persoon van de mensgeworden Zoon Gods eert. Dit is een waarheid, die een katholiek moet geloven, omdat ze reeds op de Oecumenische Concilies van Ephese en het 2e van Constantinopel plechtig werd afgekondigd Concilie van Ephese Can. 8;.. Concilie van Ephese Can. 8; vgl. Mansi, S.C.A. ,Coll. IV, 1083 C.; 2e Concilie van Constantinopel, can. 9: vgl. aldaar IX, 382 E
De tweede reden, die het Hart van de goddelijke Verlosser bijzonder eigen is en om een speciale reden vordert, dat er goddelijke eer aan zal worden bewezen, steunt hierop dat Zijn Hart meer dan de andere ledematen van Zijn lichaam het natuurlijk kenteken en zinnebeeld is van Zijn onmetelijke liefde voor het menselijk geslacht. "In het Heilig Hart vinden wij", zoals Onze Voorganger Leo de XIIIe onsterfelijker gedachtenis opmerkt, "het symbool en het duidelijk uitgedrukte beeld van de oneindige liefde van Jezus Christus, die ons opwekt Hem op onze beurt lief te hebben. vgl: Acta Leonis, vol. XIX, 1900, p. 76 [[[1025]]]
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Het is zonder twijfel juist, dat de heilige Boeken nooit direct melding maken van een bijzondere verering of liefdedienst gebracht aan het lichamelijk Hart van het mensgeworden Woord als een symbool van Zijn allervurigste liefde. Wanneer wij dat zonder meer moeten toegeven, moet ons dat niet verwonderen, maar ook geen twijfel laten opkomen, of de goddelijke liefde voor ons, die de voornaamste grond is van deze verering, in het Oude en Nieuwe Testament wel met beelden, die het gemoed heftig bewegen, wordt verkondigd en ingescherpt. Daar immers toch in de H. Schrift reeds zulke beelden ter overweging werden voorgelegd, die de komst van de mensgeworden Zoon Gods aankondigden, kunnen die beschouwd worden als een voorafbeelding van het edelste symbool en kenteken van die goddelijke liefde, dit is van het Allerheiligste en aanbiddelijke Hart van de Goddelijke Verlosser.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Wij achten het niet nodig aangaande Ons onderwerp veel uit de boeken van het Oude Testament, die de waarheden bevatten die in de oude dagen door God waren geopenbaard, aan te halen; maar het lijkt Ons genoeg er aan te herinneren, dat het Verbond, dat tussen God en het volk was aangegaan en met zoenoffers bezegeld - Mozes gaf aan dit verbond een grondwet gegrift op de twee stenen tafelen (Ex. 34, 27-28) [[b:Ex. 34, 27-28]] en de profeten hebben haar uitgelegd - niet alleen een overeenkomst was, die duurzaam gemaakt werd door de banden van Gods opperheerschappij en de daaraan verschuldigde gehoorzaamheid der mensen, maar ook een overeenkomst versterkt en gevoed door hogere beweegredenen voortkomende uit liefde. Want ook voor het volk van Israël was de hoogste beweegreden om aan God te gehoorzamen niet de vrees voor Gods straffen, die hen werd ingeboezemd door donder en bliksem, die vlammend uitgingen van de top van de berg Sinaï, maar veeleer de aan God verschuldigde liefde: "Hoor, lsraël: de Heer is onze God, en de Heer alleen. Gij zult de Heer uw God liefhebben met geheel uw hart, met geheel uw ziel en met al uw kracht. Moge deze wet die ik u heden opleg, geschreven staan in uw hart" (Deut. 6, 4-6) [b:Deut. 6, 4-6].
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Wij verbazen ons er dan ook niet over, dat Mozes en de profeten, die de engelachtige Leraar met recht de grote figuren van het uitverkoren volk noemt, omdat zij begrepen, dat de grondslag der wet in dit gebod der liefde lag iia-iiae q. 2 a. 7 [[t:iia-iiae q. 2 a. 7]], geheel de verhouding en de band tussen God en hun volk liever beschreven hebben met vergelijkingen geput uit de liefde van een vader tot zijn kinderen en der echtgenoten voor elkaar, dan met strenge beelden afgeleid uit Gods opperheerschappij of de voor ons alle verplichte van vreze doordrongen dienstbaarheid.
Om een voorbeeld te geven: Mozes zelf drukte zich, toen hij zijn beroemde lied zong over de bevrijding van zijn volk uit de slavernij van Egypte, uit in deze uitspraken en vergelijkingen, die hevig inwerken op het gemoed: "Als een arend, die zijn jongen tot vliegen wil lokken en boven hen blijft zweven, spreidt God Zijn vleugels uit, heeft Hij Zijn volk opgenomen en gedragen op Zijn wieken" (Deut. 32, 11) [b:Deut. 32, 11].
Maar misschien heeft niemand onder heilige zieners zo duidelijk en zo hevig de liefde, waarmee God steeds Zijn volk begeleidt, uitgedrukt en verklaard als Osee. Want in de geschriften van deze profeet, die onder de andere kleine profeten uitmunt door grootse gedrongen zegging, toont God een rechtvaardige liefde vol heilige bezorgdheid voor Zijn uitverkoren volk, als de liefde van een barmhartige en liefhebbende vader of van een bruidegom wiens eer men te na komt.
Hij spreekt over een liefde, die niet alleen niet afneemt of bezwijkt vanwege de trouweloosheid der verraders of de onmetelijkheid der misdaad, maar die naar verdienste straft, niet om de vervreemde en trouweloze bruid of de ondankbare kinderen te verstoten of weg te zenden; doch slechts om ze te reinigen, te zuiveren en door het aanhalen en bevestigen der liefdesbanden opnieuw aan zich te binden. "Toen Israël een kind was had Ik hem lief, en uit Egypte heb Ik Mijn zoon geroepen - Efraïms opvoeder was Ik en droeg hen in Mijn armen - maar zij begrepen niet, dat Ik voor hen zorgde. Nu zal Ik ze tot Mij trekken met menselijk medeleven, met de koorden der liefde. Ik zal hun misdrijf genezen en ze van harte liefhebben, want mijn toorn is van hen afgewend. Ik zal zijn als de dauw, Israël zal opbloeien als een lelie en wortelschieten als een ceder van de Libanon" (Hos. 11, 1.3-4; Hos. 14, 5-6) [b:Hos. 11, 1.3-4; Hos. 14, 5-6].
Om een voorbeeld te geven: Mozes zelf drukte zich, toen hij zijn beroemde lied zong over de bevrijding van zijn volk uit de slavernij van Egypte, uit in deze uitspraken en vergelijkingen, die hevig inwerken op het gemoed: "Als een arend, die zijn jongen tot vliegen wil lokken en boven hen blijft zweven, spreidt God Zijn vleugels uit, heeft Hij Zijn volk opgenomen en gedragen op Zijn wieken" (Deut. 32, 11) [b:Deut. 32, 11].
Maar misschien heeft niemand onder heilige zieners zo duidelijk en zo hevig de liefde, waarmee God steeds Zijn volk begeleidt, uitgedrukt en verklaard als Osee. Want in de geschriften van deze profeet, die onder de andere kleine profeten uitmunt door grootse gedrongen zegging, toont God een rechtvaardige liefde vol heilige bezorgdheid voor Zijn uitverkoren volk, als de liefde van een barmhartige en liefhebbende vader of van een bruidegom wiens eer men te na komt.
Hij spreekt over een liefde, die niet alleen niet afneemt of bezwijkt vanwege de trouweloosheid der verraders of de onmetelijkheid der misdaad, maar die naar verdienste straft, niet om de vervreemde en trouweloze bruid of de ondankbare kinderen te verstoten of weg te zenden; doch slechts om ze te reinigen, te zuiveren en door het aanhalen en bevestigen der liefdesbanden opnieuw aan zich te binden. "Toen Israël een kind was had Ik hem lief, en uit Egypte heb Ik Mijn zoon geroepen - Efraïms opvoeder was Ik en droeg hen in Mijn armen - maar zij begrepen niet, dat Ik voor hen zorgde. Nu zal Ik ze tot Mij trekken met menselijk medeleven, met de koorden der liefde. Ik zal hun misdrijf genezen en ze van harte liefhebben, want mijn toorn is van hen afgewend. Ik zal zijn als de dauw, Israël zal opbloeien als een lelie en wortelschieten als een ceder van de Libanon" (Hos. 11, 1.3-4; Hos. 14, 5-6) [b:Hos. 11, 1.3-4; Hos. 14, 5-6].
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Dezelfde uitspraken doet de profeet Jesaja, wanneer hij God zelf en het uitverkoren volk de volgende zo geheel verschillende woorden tot elkaar last spreken:
"Sion zegt: de Heer heeft mij verlaten en de Heer heeft mij vergeten. Kan soms een vrouw haar kind vergeten en zich niet ontfermen over de zoon van haar schoot? Maar als zij het ook vergeten zou, Ik vergeet u nooit" (Jes. 49, 14-15) [b:Jes. 49, 14-15].Niet minder treffend voor het gemoed zijn de woorden, waarmee de schrijver van het Hooglied, beelden ontlenend aan de huwelijksliefde, aanschouwelijk de onderlinge liefdesband beschrijft, waardoor God en het door Hem beminde volk zijn samengebonden:
"Als een lelie onder de doornen zo is mijn geliefde onder de jonge vrouwen. - Ik ben voor mijn beminde en mijn beminde is voor mij, hij is het, die in de leliën weidt. - Leg mij als een zegel op uw hart, als een band om uw arm, want sterk als de dood is de liefde en onverbiddelijk als de onderwereld haar ijverzucht, en haar gloed als gloed van vuur en vlammen" (Hoogl. 2, 2; Hoogl. 6, 2; Hoogl. 8, 6) [b:Hoogl. 2, 2; Hoogl. 6, 2; Hoogl. 8, 6].
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Deze tedere, vergevende en geduldige liefde Gods echter, die, ofschoon het volk van Israël misdrijf op misdrijf stapelt, wel vertoornd is, maar het volstrekt nooit verstoot, blijkt wèl sterk en verheven te zijn, doch is nog slechts een zwakke voorafbeelding van de allergloeiendste liefde, die de aan de mensen beloofde Verlosser, uit zijn allerbeminnelijkst Hart voor allen openbaren zou. Deze liefde zou het voorbeeld voor onze liefde zijn en de grondslag van het Nieuwe Verbond. Immers alleen Hij, die de Eengeborene des Vaders is en het mensgeworden Woord "vol van genade en waarheid! (Joh. 1, 14) [b:Joh. 1, 14] kon, toen Hij tot de mensen kwam, die gedrukt gingen onder talloze zonden en ellenden, voor het mensdom uit zijn menselijke natuur, die met de tweede Goddelijke Persoon zelfstandig verenigd is, "een bron openen van levend water", die de dorre aarde overvloedig bevloeien zou en haar maken tot een bloeiende en vruchtbare lusthof. Dat de allerbarmhartigste en eeuwige liefde Gods dit grote wonder toch zou laten geschieden, schijnt de profeet Jeremias met de volgende woorden al te voorspellen:
"Met een eeuwige liefde heb Ik u lief, daarom trek Ik u in barmhartigheid tot Mij. - Ziet de dagen komen, waarop Ik een nieuw Verbond zal sluiten met het huis van Israël en het huis van Juda, zegt de Heer. - Dit zal het Verbond zijn, dat Ik na die dagen zal sluiten met het huis van Israël, zegt de Meer: Mijn wet zal Ik leggen in hun binnenste, in hun hart zal Ik haar schrijven, en Ik zal hen tot God zijn en zij voor Mij een volk; - want Ik zal Mij ontfermen over hun misdrijf en hun zonden niet langer gedenken" (Jer. 31, 3; Jer. 31, 33-34) [b:Jer. 31, 3; Jer. 31, 33-34].
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 Gronden voor de verering van het Heilig Hart in de leer van het Nieuwe Testament en de Traditie
- Artikel 1 Gods liefde in het geheim van de verlossende Menswording volgens het Evangelie
18
Maar eerst uit de Evangelies weten wij met volle zekerheid, dat het nieuwe Verbond tussen God en de mensen, waarvan het Verbond, dat Mozes gesloten had tussen God en het volk Israël slechts een symbool en voorafbeelding was en dat de profeet Jeremia voorspelde, inderdaad dat Nieuwe Verbond is, dat door het werk van het mensgeworden Woord, dat voor ons de goddelijke genade won, is vastgesteld en gesloten. Dit Verbond is onvergelijkelijk edeler en vaster, omdat het niet als het vorige door het bloed van bokken en kalveren bekrachtigd is, maar door het hoogheilige bloed van Hem, die deze als zoenoffer opgedragen redeloze dieren voorafbeeldden, nl.: "Het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt". (Joh. 1, 29; Joh. 9, 18-28; Joh. 10, 1-17) [[b:Joh. 1, 29; Joh. 9, 18-28; Joh. 10, 1-17]] Want dit Christelijk Verbond toont veel duidelijker dan het Oude, dat het niet steunt op dienstbaarheid en vrees, maar bekrachtigd is door die vriendschap, die er moet zijn tussen een vader en zijn kinderen. Het wordt gevoed en gesterkt door een veel overvloediger uitstorting van genade en waarheid, naar het woord van de evangelist Johannes: "En van zijn volheid hebben wij allen ontvangen genade op genade. Want de wet werd door Mozes gegeven, maar de genade en de waarheid kwam tot ons door Jezus Christus." (Joh. 1, 16-17) [b:Joh. 1, 16-17]
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
Door deze woorden van de leerling, "dien Jezus liefhad en die bij het avondmaal rustte aan Zijn borst"" zijn wij reeds toegeleid in het geheim zelf der onmetelijke liefde van het mensgeworden Woord en daarom, Eerbiedwaardige Broeders, lijkt het Ons passend, rechtvaardig, billijk en heilzaam een ogenblik te verwijlen bij de beschouwing van dit allerzoetst geheim; wij kunnen dan verlicht door het licht, dat uit het Evangelie dit geheim bestraalt, de verwerkelijking van de wens nastreven, die de apostel der heidenen aan de Efesiërs schrijvend uitspreekt: "Moge Christus door het geloof wonen in uwe harten, en gij geworteld en gegrondvest zijn in de liefde, opdat gij met alle heiligen moogt gaan begrijpen wat haar breedte, lengte, verhevenheid en diepte is en de liefde van Christus moogt kennen, die alle begrip te boven gaat, zodat ge vervuld moogt worden met heel de volheid Gods" (Ef. 3, 17-19) [b:Ef. 3, 17-19]. Het geheim der Goddelijke Verlossing is allereerst en uiteraard een geheim van liefde nl.: van de toereikende liefde van Christus voor de hemelse Vader, aan Wie het kruisoffer, dat uit liefde en gehoorzaamheid werd opgedragen, een overvloedige voldoening van eindeloze waarde brengt voor de zondeschuld van het menselijk geslacht: "Christus heeft, omdat Hij leed uit gehoorzaamheid en liefde, aan God meer aangeboden dan de genoegdoening van de gehele schuld van het menselijk geslacht eiste". iiia q. 48 a. 2 [[t:iiia q. 48 a. 2]]
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Drievoudige liefde van de Verlosser voor het menselijk geslacht: goddelijk en menselijk, van geestelijke en affectieve aard
20
Daarenboven is het ook een geheim van de barmhartige liefde van de verheven Drieëenheid en de goddelijke Verlosser voor alle mensen. Toen dezen in het geheel niet in staat waren om hun zonden naar behoren uit te boeten vgl: A.A.S. XX, 1928, p. 170 [[[643]]] heeft Christus door de onnaspeurlijke rijkdom van verdiensten, die Hij door het vergieten van Zijn kostbaar bloed voor ons verworven had, datzelfde Verbond van vriendschap tussen God en de mensen hersteld en volmaakt, dat eerst in het aards paradijs door Adams jammerlijke val en later door de talloze zonden van het uitverkoren volk geschonden was. Daarom heeft de goddelijke Verlosser, als onze wettige en volmaakte Middelaar, toen Hij uit allervurigste liefde tot ons de door het menselijk geslacht verschuldigde gehoorzaamheid in overeenkomst bracht met de goddelijke rechten, bewerkt, dat die wonderbare verzoening tussen de goddelijke gerechtigheid en de goddelijke barmhartigheid tot stand kwam, die het alles overtreffend geheim is van ons heil. De engelachtige Leraar zegt daarover deze wijze woorden:
"Men moet zeggen, dat het én voor de rechtvaardigheid én voor de barmhartigheid van Christus passend was, dat de mens verlost werd door Christus' lijden. En wel voor zijn rechtvaardigheid, omdat Christus door Zijn lijden voldeed voor de schuld van het menselijk geslacht, en dus de mens door Christus' gerechtigheid is verlost. Voor Zljn barmhartigheid echter, omdat God aan de mens, die zelf niet in staat was voor de schuld van heel het menselijk geslacht te voldoen, Zijn Zoon als voldoener gegeven heeft. Dit nu was het bewijs van een overvloediger Barmhartigheid, dan wanneer Hij de zonden zonder voldoening had kwijtgescholden. Daarom staat er geschreven: De God, Die rijk is aan ontferming, heeft ons om Zijn overgrote liefde, waarmee Hij ons beminde, toen wij dood waren door de zonden, in Christus mede ten leven opgewekt" (Ef. 2, 4) [b:Ef. 2, 4] iiia q. 46 a. 1 ad 3 [[t:iiia q. 46 a. 1 ad 3]]
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
Om echter inderdaad, voor zo ver het een mens gegeven is, "met alle heiligen te begrijpen, wat de breedte, lengte, verhevenheid en diepte is" (Ef. 3, 18) [b:Ef. 3, 18] van die verborgen liefde van het mensgeworden Woord voor de hemelse Vader en de met zonde bevlekte mensen, moet men er op letten, dat Zijn liefde niet alleen geestelijk was, zoals het God past, "omdat God Geest is" (Joh. 4, 24) [b:Joh. 4, 24]. Zonder twijfel was de liefde, waarmee God onze stamouders en het volk der Hebreën beminde van geestelijke aard en daarom zijn de uitdrukkingen, die men leest in de psalmen, in de geschriften der profeten en in het Hooglied, die wijzen op een menselijke, vertrouwelijke en vaderlijke liefde, aanduidingen en beelden van de waarachtige, maar geheel geestelijke liefde, die God aan het menselijk geslacht bewees. De liefde echter, die ons uit het Evangelie, de brieven der Apostelen en het boek der Openbaring, die de liefde van het Hart van Jezus Christus beschreven, tegemoet treedt, duidt niet alleen een goddelijke liefde aan, maar ook menselijke gevoelens van genegenheid, zoals ongetwijfeld iedere Katholiek weet. Want het Woord Gods heeft geen schijnlichaam aangenomen, zoals reeds in de eerste tijden van het Christendom enige ketters hebben beweerd - zij werden daarom door de Apostel Johannes met deze ernstige woorden afgestraft: "Er zijn veel dwaalleraren over de wereld uitgegaan, die niet belijden, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is: Zo iemand is een dwaalleraar en antichrist!" (2 Joh. 7) [b:2 Joh. 7] - maar Hij heeft een werkelijke menselijke natuur, die in de allerzuiverste schoot der maagd Maria van de H. Geest ontvangen was, met Zijn goddelijke Persoon verenigd: een individuele, onverminkte, volledige menselijke natuur. Niets ontbrak er dus aan de menselijke natuur, die het Woord Gods met zich verbond. Hij nam haar onveranderd in Zich op, onveranderd zowel in het lichamelijke als in het geestelijke, dus als begaafd met verstand en wil, met de andere in- en uitwendige kenvermogens, met het zinnelijk begeervermogen en alle natuurlijke aandriften. Dit alles leert de Katholieke Kerk als waarheden, die door de Pausen en de Oecumenische Concilies plechtig zijn afgekondigd en bevestigd: "(De Zoon Gods, die geheel Zijn goddelijke natuur behield, nam ook onze natuur geheel aan)" vgl: Lectis dilectionis tuae - Tomus I Leonis [[[401]]] - "Hij die volmaakt is in Godheid, diezelfde is ook volmaakt in zijn mensheid!" Sessio V - Definitio de duabus naturis Christi [[774|2]] - "geheel God is mens, en geheel die mens God" S. Gelasius Papa Tract. III:.. S. Gelasius Papa Tract. III: Necessarium de duabus naturis in Christo, vgl. A. Thiel, Epist. Rom. Pont. a. S. Hilaxio usque ad Pelagium II, p.. 532.
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
22
En daarom, omdat wij er geenszins aan mogen twijfelen, dat Jezus Christus een waar lichaam verworven heeft, dat beschikt over alle aandoeningen, die een lichaam eigen zijn en waaronder de liefde de voornaamste, is, staat het ook vast, dat Hij een lichamelijk hart heeft als het onze, omdat zonder dit voortreffelijk orgaan geen menselijk affectief leven kan bestaan. Omdat nu het Hart van Jezus Christus met de goddelijke Persoon van het Woord zelfstandig verenigd is, heeft het zonder twijfel geklopt van liefde en andere gemoedsaandoeningen. Deze aandoeningen kwamen zo volmaakt overeen met Zijn menselijke wil, die vol goddelijke liefde was, èn met de oneindige liefde, die de Zoon met de Vader en de H. Geest gemeen heeft, dat er tussen deze vormen van liefde nooit enige tegenstelling of wanklank bestond. vgl: III, q. 15, a. 4 + q. 18, a. 6 [[[t:III, q. 15, a. 4 + q. 18, a. 6]]]
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
23
Dat het Woord Gods een ware, volledige menselijke natuur heeft aangenomen en Zich een lichamelijk hart heeft gevormd, dat als het onze kon lijden en doorstoken worden, kan inderdaad voor sommigen een ergernis en een dwaasheid lijken, zoals de gekruisigde Christus dat ook werkelijk was voor Joden en heidenen (1 Kor. 1, 23) [[b:1 Kor. 1, 23]]; maar dan ook alleen wanneer het niet beschouwd wordt in het licht, dat zowel uit de hypostatische d.i. zelfstandige vereniging uitstraalt, als uit de verlossing der mensen, die daarvan de aanvulling is. Want de officëile documenten van het Katholiek geloof, die geheel in overeenstemming zijn met de H. Schrift, verzekeren ons, dat de Ééngeboren Zoon Gods een menselijke natuur, die lijden en sterven kon, heeft aangenomen, vooral omdat Hij verlangde hangend aan het kruis een bloedig offer op te dragen om het heilswerk voor de mensen te voltooien. Datzelfde leert overigens de Apostel der heidenen met deze woorden,
"Hij, die heiligt en zij, die geheiligd worden stammen af van een en dezelfde. Daarom schaamt Hij Zich niet hen broeders te noemen als Hij zegt, Uw naam zal Ik aan Mijn broeders verkondigen. En vervolgens: Zie hier ben Ik, Ik en de kinderen, die God Mij gaf. Omdat nu de kinderen deelhebben aan vlees en bloed, was ook Hij daaraan deelachtig. En daarom moest Hij in alles gelijk worden aan Zijn broeders om een barmhartig Hogepriester te zijn, Die getrouw was in de dienst van God om zo de misdaden van het volk uit te boeten. Want juist, omdat Hij Zelf heeft geleden en Zelf is bekoord, kan Hij ook hen helpen, die worden bekoord (Hebr. 2, 11-14.17-18) [b:Hebr. 2, 11-14.17-18].
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Het getuigenis van de Vaders over de affecten van het mensgeworden Woord
24
De heilige Vaders, waarachtige getuigen van de door God geopenbaarde waarheid, hebben zeer goed opgemerkt, wat reeds de Apostel Paulus duidelijk had uitgesproken, dat nl. het geheim der goddelijke liefde het begin en de voltooiing is, zowel van de menswording als van de verlossing.
Want dikwijls en duidelijk kan men in hun geschriften lezen, dat Jezus Christus een volledige menselijke natuur en een zwak en broos lichaam heeft aangenomen, om ons eeuwig heil te bewerken en om ons zijn oneindige liefde, voor de zinnen ervaarbaar, zo duidelijk mogelijk te openbaren en open te leggen.
Want dikwijls en duidelijk kan men in hun geschriften lezen, dat Jezus Christus een volledige menselijke natuur en een zwak en broos lichaam heeft aangenomen, om ons eeuwig heil te bewerken en om ons zijn oneindige liefde, voor de zinnen ervaarbaar, zo duidelijk mogelijk te openbaren en open te leggen.
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
25
- De H. Justinus schrijft als een echo van de Apostel der Heidenen: "Wij aanbidden en beminnen het Woord, dat uit de ongeboren en onuitsprekelijke God is geboren, want Het is voor ons mens geworden, om als deelgenoot van onze smarten, daarvoor een geneesmiddel te bereiden". 2, 13: PG. XXXII, 972) [[1026]]
- Sint-Basilius, de voornaamste der drie Cappadocische Vaders, verzekert, dat de aandoeningen der zinnen in Christus reëel en te gelijk ook heilig waren. "Het is duidelijk, dat de Heer onze natuurlijke aandoeningen heeft aangenomen om te bevestigen, dat Hij werkelijk mens was geworden en niet in schijn; maar tevens, dat Hij de verkeerde aandoeningen, die de reinheid van ons leven bezoedelen, als strijdig met Zijn Godheid, die vrij is van alle smet, verre van Zich gehouden heeft". 261, 3: PG, XXXII, 972 [[1027]]
- Op dezelfde wijze belijdt ook het licht der Kerk van Antiochië, St. Johannes Chrysostomus, dat de zintuiglijke aandoeningen, waaraan de goddelijke Verlosser onderhevig was, duidelijk hebben gemaakt, dat Hij een volledige menselijke natuur had aangenamen. "Indien Hij niet deelde in onze natuur, zou Hij niet zo dikwijls smartelijk zijn aangedaan". 63, 2; PG. LIX, 350 [[1028]]
- Uit de Latijnse Vaders willen Wij vooral degenen citeren, die de Kerk thans vereert als haar voornaamste leraren. Sint-Ambrosius getuigt, dat de uit de zintuigen voortkomende aandoeningen, waaraan ook het mensgeworden Woord van God onderworpen was, uit de zelfstandige vereniging als uit hun natuurlijk beginsel voortkomen: "Omdat Hij immers een ziel aannam, heeft Hij ook de aandoeningen der ziel aangenomen, want zover Hij God was, kon Hij noch in verwarring raken noch sterven". 11, 7, 56: PL. XVI 594 [[1029]]
- De Heilige Hiëronymus bewijst voornamelijk uit deze aandoeningen, dat Christus de menselijke natuur waarlijk heeft aangenomen: Onze Heer heeft om te bewijzen, dat Hij waarlijk mens was, waarlijk bedroefd willen zijn." vgl: XXVI, 37: PL XXVI, 205 [[[1030]]]
- Sint-Augustinus vestigt speciaal de aandacht op het verband tussen de aandoeningen van het mensgeworden Woord en het doel van de verlossing der mensen: "De Heer heeft deze aandoeningen, die aan onze menselijke zwakheid eigen zijn, evenals de zwakheid van het menselijk lichaam en de dood, niet aangenomen, omdat Hij dit moest, maar vrijwillig uit barmhartigheid. Hij wilde Zijn lichaam, dat is de Kerk, waarvan Hij Zich verwaardigde het hoofd te zijn, naar Zichzelf omvormen nl. Zijn ledematen maken tot zijn heiligen en getrouwen, opdat als iemand hunner door menselijke bekoringen bedroefd en gedrukt zou zijn, hij niet zou denken vervreemd te zijn van Christus' genade. Deze bekoringen zijn immers geen zonden maar het bewijs van onze menselijke zwakheid. Zoals een koor leert doordat de melodie wordt voorgezongen, zo moest ook Zijn lichaam leren van zijn Hoofd". LXXXVII, 3: PL. XXXVII, 1111 [[838]]
- Bondiger maar niet minder duldelijk geven de volgende plaatsen uit St. Johannes Damascenus de leer der Kerk weer: "Met heel zijn Persoon heeft Hij mij d.i. de menselijke natuur aangenomen, en geheel is Hij met die menselijke natuur verenigd, om aan heel de menselijke natuur het heil te brengen. Want onmogelijk kon genezen worden, wat niet door het Woord was aangenomen". De fide Orth. III, 6: PG... De fide Orth. III, 6: PG. XCIV, 1006 "Alles heeft Hij dus aangenomen om alles te heiligen". 111, 20: PG. XCIV, 1081 [[855]]
Referenties naar alinea 25: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 De natuurlijke symboliek van Jezus' Hart aangeduid in de H. Schrift en bij de Vaders
26
Men moet er nu wel opletten, dat deze citaten uit de H. Schrift en de Vaders en de vele soortgelijke, die Wij niet hebben aangehaald er weliswaar duidelijk getuigenis voor afleggen, dat Jezus Christus zintuiglijke bewegingen en gemoedsaandoeningen bezat en de menselijke natuur heeft aangenomen om ons eeuwig heil te bewerken, maar toch nooit deze aandoeningen zo in verband brengen met zijn lichamelijk Hart, dat zij het onomwonden aanwijzen als het symbool van de oneindige liefde. Doch al schrijven de Evangelisten en de heilige schrijvers niet direct over het Hart van onze Verlosser, dat leeft en gewaarwordingen heeft evenals het onze, en dat klopt en beweegt van brandende liefde door de gemoedsbewegingen en aandoeningen, die voortkomen uit Zijn tweevoudige wil; toch wijzen zij dikwijls op Zijn goddelijke liefde en de zintuiglijke aandoeningen, waarmee deze gepaard gaat b.v. verlangen, blijdschap, smart, vrees en toorn, die blijken uit Zijn woorden en gedragingen. Vooral het gelaat van onze aanbiddelijke Verlosser verried en weerspiegelde aandoeningen, die op allerlei wijze het gemoed in beweging brachten, en als in wisselwerking ook Zijn allerheiligst Hart raakten en deden kloppen. Hiervoor geldt, wat de engelachtige Leraar, steunend op de algemene ervaring over de psychologie van de mens en wat daarmee samenhangt, opmerkt: "De verwarring, die ontstaat door toorn, verraadt zich ook naar buiten en vooral in de organen, die het duidelijkst weergeven, wat er omgaat in het hart nl. in de ogen, in het gelaat en het spraakvermogen". ia-iiae q. 48 a. 4 [[t:ia-iiae q. 48 a. 4]]
Referenties naar alinea 26: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
27
Met recht beschouwt men daarom het Hart van het mensgeworden Woord als het voornaamste kenteken en symbool van die drievoudige liefde, waarmee de goddelijke Verlosser de Eeuwige Vader en alle mensen onophoudelijk bemint. Het is het symbool van de goddelijke liefde, die Hij met de Vader en de H. Geest gemeenschappelijk heeft, maar die ons alleen in Hem, het Woord dat vlees geworden is, geopenbaard wordt door een zwak en broos menselijk lichaam "In Hem immers woont heel de volheid Gods op lichamelijke wijze" (Kol. 2, 9) [b:Kol. 2, 9]. Eveneens is het Hart het symbool van de allervurigste liefde, die in Christus' ziel is ingestort, en Zijn ziel verrijkt, waarvan de werking wordt voorgelicht en geleid door een tweevoudige volmaakte, zalige, geschonken en ingestorte kennis. vgl: iii, q. 9, a. 1+ a. 3 [[[t:iii, q. 9, a. 1+ a. 3]]] En tenslotte is het Hart het directe en geheel natuurlijke symbool van de zintuiglijke aandoeningen, want het lichaam van Jezus Christus, dat in de schoot der maagd Maria door de H. Geest is gevormd, bezit zelfs een volmaakter gevoel- en waarnemingsvermogen dan welk ander menselijk lichaam ook. vgl: III, q. 33, a. 2, ad 3+ q. 46, a. 6 [[[t:III, q. 33, a. 2, ad 3+ q. 46, a. 6]]]
Referenties naar alinea 27: 1
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
28
Nu leren de H. Schrift en de erkende documenten van het katholiek geloof ons, dat in de heilige Ziel van Jezus Christus steeds de volmaakste harmonie en eendracht heerst en dat Hij zijn drievoudige liefde klaarblijkelijk gericht heeft op het bereiken van Zijn doel nl. onze verlossing; en dus kunnen wij terecht het Hart van de goddelijke Verlosser beschouwen en vereren als een sprekend beeld van Zijn liefde, als een bewijs voor onze verlossing en als een mystieke ladder, waarlangs wij kunnen opklimmen tot de omhelzing "van God, onze Zaligmaker" (Tit. 3, 4) [b:Tit. 3, 4]. Als een bewijs van die drievoudige liefde moeten wij Zijn woorden, Zijn handelingen, Zijn voorschriften en tekenen met bewondering beschouwen, doch vooral de werken, die nog duidelijker getuigen van Zijn liefde voor ons nl. de installing der H. Eucharistie, de smartelijke folteringen en Zijn dood, dat Hij ons Zijn heilige Moeder tot moeder gegeven heeft, en ten slotte dat Hij Zijn Apostelen en ons de H. Geest heeft gezonden.
Wij moeten ook met innige aandoening de harteklop overwegen van Zijn allerheiligst Hart, waar- niee Hij a.h.w. de tijd van Zijn aardse pelgrimstocht tot op dat laatste ogenblik heeft gemeten, waarvan de Evangelisten zeggen: "Met luider stem roepende zeide Hij: Het is volbracht. En het hoofd buigend gaf Hij de geest" (Mt. 27, 50; Joh. 19, 30) [b:Mt. 27, 50; Joh. 19, 30].
Toen hield Zijn Hart op te kloppen en ook aan Zijn liefde, voor zover die op zintuiglijke aandoeningen steunde, kwam tijdelijk een einde, tot Hij na overwinning van de dood verrees uit het graf. Nadat echter Zijn lichaam in de staat der eeuwige verheerlijking was overgegaan en opnieuw verenigd was met de ziel van de goddelijke Verlosser, de overwinnaar van de dood, heeft Zijn Allerheiligst Hart nooit opgehouden te kloppen in onverstoorbare, rust en kalmte en zal het blijven kloppen tot in eeuwigheid en tevens zal dit Hart nooit meer ophouden het symbool te zijn van de drievoudige liefde, waardoor de Zoon Gods met zijn hemelse Vader en met heel de gemeenschap der mensen, waarvan Hij met onaanvechtbaar recht het mystieke Hoofd is, verbonden blijft.
Wij moeten ook met innige aandoening de harteklop overwegen van Zijn allerheiligst Hart, waar- niee Hij a.h.w. de tijd van Zijn aardse pelgrimstocht tot op dat laatste ogenblik heeft gemeten, waarvan de Evangelisten zeggen: "Met luider stem roepende zeide Hij: Het is volbracht. En het hoofd buigend gaf Hij de geest" (Mt. 27, 50; Joh. 19, 30) [b:Mt. 27, 50; Joh. 19, 30].
Toen hield Zijn Hart op te kloppen en ook aan Zijn liefde, voor zover die op zintuiglijke aandoeningen steunde, kwam tijdelijk een einde, tot Hij na overwinning van de dood verrees uit het graf. Nadat echter Zijn lichaam in de staat der eeuwige verheerlijking was overgegaan en opnieuw verenigd was met de ziel van de goddelijke Verlosser, de overwinnaar van de dood, heeft Zijn Allerheiligst Hart nooit opgehouden te kloppen in onverstoorbare, rust en kalmte en zal het blijven kloppen tot in eeuwigheid en tevens zal dit Hart nooit meer ophouden het symbool te zijn van de drievoudige liefde, waardoor de Zoon Gods met zijn hemelse Vader en met heel de gemeenschap der mensen, waarvan Hij met onaanvechtbaar recht het mystieke Hoofd is, verbonden blijft.
Referenties naar alinea 28: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 De actieve en innige deelneming van het Hart van Jezus aan Zijn zending als Verlosser
- Artikel 1 Het Hart van Jezus, symbool van volmaakte liefde gedurende het aardse leven van de Verlosser
29
Eerbiedwaardige Broeders,om uit deze beschouwingen een overvloedige en heilzame vrucht te trekken,willen wij in overweging verwijlen bij de menselijke en goddelijke aandoeningen van onze Verlosser Jezus Christus, die Zijn Hart in de loop van zijn sterfelijk leven veruiterlijkte, nu veruiterlijkt en eeuwigheid veruiterlijken zal. Uit de bladen van het Evangelie straalt ons een licht tegemoet, dat ons voorlicht en sterkt, om binnen te kunnen gaan in het heiligdom van dit Hart en ons met de Apostel der heidenen "te verbazen over de overvloedige rijkdom der genade (Gods), die Hij in Zijn goedheid over ons in Christus Jezus heeft uitgestort" (Ef. 2, 7) [b:Ef. 2, 7].
Referenties naar alinea 29: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
30
Bij de 50e verjaardag van de Encycliek Haurietis Aquas in gaudio ->=geentekst=
Het aanbiddelijk Hart van Jezus Christus klopt gedreven door een goddelijke en menselijke liefde vanaf het ogenblik, waarop het Woord Gods, nadat de maagd Maria haar edelmoedig "Fiat" gesproken had, naar de opmerking van de Apostel: "In de wereld kwam en zeide: Offers en gaven hebt Gij niet gewild, maar Mij een lichaam gevormd; brand- en zoenoffers voor de zonden hebben U niet behaagd. Toen sprak Ik: Zie hier ben Ik, om - zoals er in het begin van Uw Boek geschreven staat - Uw wil te doen, o God. Uit kracht van die wil zijn wij mensen voorgoed geheiligd door het offervan het lichaam van Christus" (Hebr. 10, 5-7.10) [b:Hebr. 10, 5-7.10]. Uit liefde werd dit Hart ook bewogen door de aandoeningen van Zijn menselijke wil, die volmaakt overeenstemde met de goddelijke liefde, toen Hij in het huis te Nazareth met zijn lieve moeder en zijn voedstervader Jozef, die Hij gehoorzaam hielp in het timmervak, hemelse gesprekken voerde.
Door diezelfde algenoemde drievoudige liefde werd Hij ook gedreven bij Zijn lange apostolische tochten; toen Hij die talloze wonderen deed, waardoor Hij zelfs doden opwekte en allerlei soorten zieken de gezondheid gaf; toen Hij zware inspanning volhield; toen Hij in het zweet Zijns aanschijns werkte en honger en dorst verdroeg; toen Hij de nachten doorwaakte in innig gebed tot Zijn hemelse Vader; en tenslotte bij zijn toespraken en het voorhouden en verklaren van gelijkenissen, vooral die over de barmhartigheid, b.v. over de verloren drachme, het verloren schaap, en de verloren zoon. Gregorius de Grote merkt op, dat juist in deze daden en woorden het Hart Gods openbaar wordt. "Leer Gods Hart verstaan uit Gods Woorden, om vuriger te verlangen naar wat eeuwig blijft". ep. 31 ad Theodorum medicum; PL. LXXVII, 706 [[1031]]
Door diezelfde algenoemde drievoudige liefde werd Hij ook gedreven bij Zijn lange apostolische tochten; toen Hij die talloze wonderen deed, waardoor Hij zelfs doden opwekte en allerlei soorten zieken de gezondheid gaf; toen Hij zware inspanning volhield; toen Hij in het zweet Zijns aanschijns werkte en honger en dorst verdroeg; toen Hij de nachten doorwaakte in innig gebed tot Zijn hemelse Vader; en tenslotte bij zijn toespraken en het voorhouden en verklaren van gelijkenissen, vooral die over de barmhartigheid, b.v. over de verloren drachme, het verloren schaap, en de verloren zoon. Gregorius de Grote merkt op, dat juist in deze daden en woorden het Hart Gods openbaar wordt. "Leer Gods Hart verstaan uit Gods Woorden, om vuriger te verlangen naar wat eeuwig blijft". ep. 31 ad Theodorum medicum; PL. LXXVII, 706 [[1031]]
Referenties naar alinea 30: 2
Redemptoris Custos ->=geentekst=Bij de 50e verjaardag van de Encycliek Haurietis Aquas in gaudio ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
31
Een nog sterkere liefde ontroerde het Hart van Jezus Christus, toen uit zijn mond woorden naar buiten drongen ademend van brandende liefde. Toen Hij b.v. zag dat het volk vermoeid was en door honger uitgeput riep Hij: "Ik heb medelijden met de schare" (Mc. 8, 2) [b:Mc. 8, 2]; en over Jerusalem, Zijn veelgeliefde stad, verblind door haar zonden en dus bestemd voor een totale ondergang, uitte Hij Zich, toen Hij haar in de verte liggen zag, als volgt: "Jerusalem, Jerusalem, dat de profeten doodt, en stenigt wie tot u worden gezonden, hoe dikwijls heb Ik u willen vergaderen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, maar gij hebt niet gewild!" (Mt. 23, 37) [b:Mt. 23, 37]. Van heilige verontwaardiging trilde Zijn Hart en uit liefde tot Zijn Vader, toen Hij de heiligschennende handel zag in de tempel en de schenners schold Hij met deze woorden: "Mijn Huis is een Huis des gebeds, en gij hebt er een rovershol van gemaakt" (Mt. 21, 13) [b:Mt. 21, 13].
Referenties naar alinea 31: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
32
Toen Hij voorzag, dat het uur der heftigste folteringen nabij was, werd Zijn Hart ontroerd door hevige liefde en vrees; en uit natuurlijke aandrift walgend van de smarten en de dood, die Hem dreigden, riep Hij: "Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze kelk aan Mij voorbijgaan" (Mt. 26, 39) [b:Mt. 26, 39]. Met onverwonnen liefde maar in de diepste smart sprak Hij de verrader, die Hem gekust had, met deze woorden toe: "Vriend, waartoe zijt gij gekomen? Verraadt gij de mensenzoon met een kus?" (Mt. 26, 50; Lc. 22, 48) [b:Mt. 26, 50; Lc. 22, 48]. Woorden, die als een allerlaatste uitnodiging van Zijn allerbarmhartigst Hart zijn, gedaan aan een vriend, die Hem met een goddeloos, trouweloos en hard gemoed zou overleveren aan de beulen. Vol ontferming en genegen liefde ook sprak Hij tot de vrouwen, die Hem toen Hij onverdiend de straf der kruisiging zou ondergaan, beweenden: "Dochters van Jerusalem, weent niet over Mij, inaar over uwe kinderen, want als men dit doet met het groene hout, wat zal er met het dorre geschieden?" (Lc. 23, 28.31) [b:Lc. 23, 28.31].
Referenties naar alinea 32: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
33
Ten laatste hangend aan het kruis voelde de goddelijke Verlosser Zijn Hart gloeien van hevige maar tegenstrijdige aandoeningen nl. van brandende liefde, van angstige verwarring, van barmhartigheid, van heftig verlangen en kalme rust. De volgende woorden geven deze aandoeningen duidelijk te kennen:
- "Vader vergeef hen, ze weten niet wat ze doen" (Lc. 23, 34) [b:Lc. 23, 34].
- "Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten" (Mt. 27, 46) [b:Mt. 27, 46].
- "Voorwaar Ik zeg u, heden zult gij met Mij zijn in het paradijs" (Lc. 23, 43) [b:Lc. 23, 43].
- "Ik heb dorst" (Joh. 19, 28) [b:Joh. 19, 28].
- "Vader, in Uwe Handen beveel Ik Mijn geest" (Lc. 23, 46) [b:Lc. 23, 46].
Referenties naar alinea 33: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 De Eucharistie, de Moedermaagd, en het H. Priesterschap gaven van het liefdevol Hart van Jezus
34
Wie is in staat het kloppen van dit goddelijk Hart waardig te beschrijven als een kenteken van Zijn oneindige liefde op die ogenblikken, waarop Hij de mensen zijn grootste gaven gaf nl. Zichzelf in het sacrament der Eucharistie; Zijn allerheiligste Moeder en het deelgenootschap in Zijn priesterlijk ambt?
Referenties naar alinea 34: 1
Bij de 50e verjaardag van de Encycliek Haurietis Aquas in gaudio ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
35
Voor Hij het laatste avondmaal at met zijn leerlingen, gaf Onze Heer, Die wist dat Hij het sacrament ging instellen van Zijn lichaam en zijn bloed, waarvan het vergieten het Nieuwe Verbond bezegelen zou, met deze woorden aan Zijn Apostelen de hevige aandoening, waardoor Zijn Hart werd gegrepen, te kennen: "Vurig heb Ik verlangd dit Paasmaal met u te eten, voor Ik ga lijden" (Lc. 22, 15) [b:Lc. 22, 15]. En zonder twijfel werden deze bewegingen nog heviger, toen Hij "het brood nemend, dankzegde, het brak en gaf aan Zijn leerlingen en sprak: Dit is Mijn lichaam, dat voor u wordt gegeven. Doet dit ter mijner gedachtenis. En zo nam Hij ook na het maal de kelk en zeide: Deze kelk is het Nieuwe Verbond in Mijn bloed, dat voor u zal worden vergo- ten" (Lc. 22, 19-20) [b:Lc. 22, 19-20].
Referenties naar alinea 35: 1
Bij de 50e verjaardag van de Encycliek Haurietis Aquas in gaudio ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
36
Wij kunnen dus,met recht zeggen, dat de H. Eucharistie samen met het priesterschap inderdaad een gave is van het allerheiligste Hart van Jezus; Zij is immers sacrament, dat is een gave aan de mensen, en offer, dat is een voortdurende offering van en door Christus Zelf "van de opgang der zon tot aan haar ondergang" (Mal. 1, 11) [b:Mal. 1, 11].
Referenties naar alinea 36: 1
Bij de 50e verjaardag van de Encycliek Haurietis Aquas in gaudio ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
37
Wij zeiden reeds, dat Maria, de verheven moeder Gods en ook onze lieve moeder eveneens een allerkostbaarst geschenk is van het Allerheiligst Hart. Zij, die de moeder was van onze Verlosser naar zijn mensheid en Zijn gezellin bij Zijn taak de kinderen van Eva terug te roepen tot het leven der goddelijke genade, werd ook met recht gehuldigd als geestelijke moeder van heel het menselijk geslacht. St. Augustinus schrijft hieromtrent over haar "Waarlijk zij is moeder der ledematen van de Zaligmaker, dus van ons, omdat zij door haar liefde heeft medegeholpen, dat de gelovigen, dit zijn de ledematen van Christus, het Hoofd, in de Kerk zouden worden geboren" VI: PL. 399 [[1009]]
Referenties naar alinea 37: 1
Bij de 50e verjaardag van de Encycliek Haurietis Aquas in gaudio ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
38
Bij de 50e verjaardag van de Encycliek Haurietis Aquas in gaudio ->=geentekst=
Aan het onbloedig geven van Zichzelf onder de gedaante van brood en wijn wilde onze Zaligmaker Jezus Christus, als het grootste bewijs van Zijn innige en oneindige liefde, het bloedig kruisoffer toevoegen. Door deze handelwijze gaf Hij het voorbeeld van die verheven liefde, die Hij zelf aan Zijn leerlingen als de uiterste mogelijkheid had voorgehouden: "Niemand heeft groter liefde, dan Hij die zijn leven geeft voor zijn vrienden" (Joh. 15, 13) [b:Joh. 15, 13]. Daarom openbaart ook de liefde van Gods Zoon Jezus Christus door het offer van Golgotha op oniniskenbaar duidelijke wijze de liefde van God Zelf: "Hieraan herkennen wij de liefde Gods, dat Hij d.i. Christus Zijn leven voor ons gegeven heeft en daarom moeten ook wij ons leven voor onze broeders geven." (1 Joh. 3, 16) [b:1 Joh. 3, 16]. Waarlijk onze goddelijke Verlosser is veeleer door liefde dan door de kracht der beulen aan het kruis gehecht en juist Zijn vrijwillige opoffering is de hoogste liefdegave, die Hij aan ieder afzonderlijk geeft naar het kernachtig woord van de Apostel: "Hij heeft mij bemind en Zich daarom voor mij overgeleverd" (Gal. 2, 20) [b:Gal. 2, 20].
Referenties naar alinea 38: 2
Bij de 50e verjaardag van de Encycliek Haurietis Aquas in gaudio ->=geentekst=Bij de 50e verjaardag van de Encycliek Haurietis Aquas in gaudio ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Ook de Kerk en de sacrementen zijn gaven van het Allerheiligst Hart
39
Het Allerheiligst Hart van Jezus heeft op zeer innige wijze deel aan het leven van het mensgeworden Woord en is daarom meer nog dan de andere ledematen van Zijn mensheid aangenomen als werktuig der Godheid, om de werken der goddelijke genade en der goddelijke almacht te volvoeren. iiia q. 19 a. 1 [[t:iiia q. 19 a. 1]] Zonder twijfel is het daarom bij uitstek het symbool van die onmetelijke liefde, die onze Verlosser er toe dreef, om door het storten van Zijn bloed een mystiek huwelijk aan te gaan met de Kerk: "Uit liefde heeft Hij geleden, om de Kerk als bruid aan Zich te verbinden". suppl q. 42 a. 1 ad 3 [[t:suppl q. 42 a. 1 ad 3]] Uit het gewonde Hart van de Verlosser is de Kerk, de uitdeelster van het bloed onzer verlossing, geboren. Uit dit zelfde Hart vloeiden ook in overvloed de sacramentele genaden, waaruit de kinderen der Kerk het hemels leven putten. Wij lezen dat in de liturgie "Uit het gespleten Hart wordt de Kerk, Christus' bruid geboren ....... Die de genade uitgiet door Uw Hart". Vesperhymne op het feest v.h... Vesperhymne op het feest v.h. H. Hart Over de betekenis van dit symbool, dat ook aan de oude Vaders en kerkelijke schrijvers bekend was, schrijft ons aller leraar, St. Thomas, en herhaalt daarmee slechts hun woorden. "Uit Christus' zijde vloeide water om af te wassen, bloed om te verlossen. Daarom past het bloed bij de Eucharistie, het water echter bij het sacrament van het doopsel; het water heeft het vermogen om af te wassen uit de kracht van Christus' bloed" iiia q. 66 a. 3 ad 3 [[t:iiia q. 66 a. 3 ad 3]] Wat hier geschreven staat over de zijde van Christus, die door de soldaat doorstoken en geopend werd, moet men ook over het Hart zeggen, dat immers door de lansstoot werd geraakt, want de soldaat stootte zijn lans, opdat de dood van de gekruisigde Jezus Christus ontwijfelbaar vast zou staan. Om die reden is de wonde in het Allerheiligst Hart van de reeds gestorven Jezus door alle eeuwen heen het levende beeld van de uit eigen beweging betoonde liefde, waardoor God Zijn Eengeboren Zoon gaf, om de mensen te verlossen en Christus ons allen zozeer heeft liefgehad, dat Hij Zichzelf op de Calvarieberg voor ons als bloedig offer opdroeg: "Christus heeft ons liefgehad en Zichzelf voor ons als gave en offerande aan God opgedragen tot welriekende geur" (Ef. 5, 2) [b:Ef. 5, 2].
Referenties naar alinea 39: 1
Bij de 50e verjaardag van de Encycliek Haurietis Aquas in gaudio ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 Het Allerheiligst Hart van Jezus, symbool van Zijn drievoudige liefde voor de mensheid, in het leven van de hemelse heerlijkheid
40
Ook nadat onze Verlosser ten hemel was opgestegen en met Zijn lichaam, doorglansd van eeuwige heerlijkheid, was gaan zitten aan de rechterhand des Vaders, heeft Hij niet opgehouden Zijn bruid, de Kerk, te omgeven met de vurige liefde, die Zijn Hart doet kloppen. Want in Zijn handen, Zijn voeten en in Zijn zijde draagt Hij de glanzende wondetekenen, die het teken zijn van Zijn drievoudige overwinning nl. op de duivel, de zonde en de dood, en in Zijn Hart liggen als in een kostbaar schrijn de onmetelijke schatten van Zijn verdiensten, die de vruchten zijn van zijn drievoudige overwinning, waarvan Hij rijkelijk uitdeelt aan de verloste mensheid. Van deze troostvolle waarheid getuigt de Apostel der heidenen met de volgende woorden: "Hij is opgestegen ten hemel, heeft de gevangenschap gevankelijk medegevoerd en de mensen gaven gegeven. - Die is neergedaald, Diezelfde is ook boven alle hemelen opgestegen om alles te vervullen" (Ef. 4, 8.10) [b:Ef. 4, 8.10].
Referenties naar alinea 40: 1
Bij de 50e verjaardag van de Encycliek Haurietis Aquas in gaudio ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 5 De gaven van de H. Geest zijn ook de gaven van Jezus' Hart
41
Het geven van de H. Geest, Die tot Zijn leerlingen gezonden werd, is het eerste duidelijke teken van Zijn vrijgevige liefde, nadat Hij zegevierend nanx de rechterhand van de Vader was opgegaan. Want na tien dagen is de Geest en Trooster, die door de hemelse Vader gegeven was, over hen neergedaald, toen zij in de avondmaalszaal tezamen waren, zoals dat door Christus bij het laatste avondmaal was beleefd: "Ik zal het de Vader vragen, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u mag blijven in eeuwigheid" (Joh. 14, 16) [b:Joh. 14, 16]. Deze Geest nu en Trooster, Die de als Persoon bestaande onderlinge liefde van de Vader voor de Zoon en van de Zoon voor de Vader is, wordt door Beiden gezonden en stort onder de gedaante van vurige tongen in hun harten een overvloed van goddelijke liefde en van andere hemelse genadegaven. De instorting van deze goddelijke liefde neemt ook haar oorsprong uit het Hart van onze Verlosser "waarin alle schatten van wijsheid en wetenschap verborgen zijn" (Kol. 2, 3) [b:Kol. 2, 3]. Want deze goddelijke liefde is een gave van het Hart van Jezus maar ook van de H. Geest, Die voortkomt uit de Vader en de Zoon. Door deze gave wordt in het ontstaan der Kerk en haar wonderbare verbreiding openbaar aan de heidenvolken, die door afgoderij, broederhaat en door bedorven en wilde zeden waren besmet.
Deze goddelijke liefde is ook die allerkostbaarste gave van Christus' Hart en zijn H. Geest, die aan de Apostelen en martelaren de kracht gegeven heeft, waardoor zij als heiden streden tot de dood, om het Evangelie te verkondigen en er met hun bloed voor te getuigen. Deze liefde stortte aan de Kerkleraren vurige ijver in om het katholiek geloof te verklaren en te verdedigen. Zij sterkte de deugd der belijders en wekte hen op tot deugdelijke en bewonderenswaardige werken, die tot tijdelijk en eeuwig heil van henzelf en anderen zouden strekken. Deze liefde heeft ook de maagden er toe gedreven vrijwillig en met vreugde afstand te doen van de zinnelijke genoegens en zich geheel te wijden aan de liefde van de hemelse Bruidegom. Om deze goddelijke liefde te verheerlijken, die stromend uit het Hart van het mensgeworden Woord door de hulp van de H. Geest in de harten van alle gelovigen wordt uitgestort, zingt de Apostel der heidenen een zegelied, dat de overwinning verkondigt van Jezus Christus, het Hoofd en van de ledematen van Zijn mystiek lichaam op alles, dat hoe dan ook aan de vestiging van het rijk der goddelijke liefde onder de mensen in de weg zou staan.
Deze goddelijke liefde is ook die allerkostbaarste gave van Christus' Hart en zijn H. Geest, die aan de Apostelen en martelaren de kracht gegeven heeft, waardoor zij als heiden streden tot de dood, om het Evangelie te verkondigen en er met hun bloed voor te getuigen. Deze liefde stortte aan de Kerkleraren vurige ijver in om het katholiek geloof te verklaren en te verdedigen. Zij sterkte de deugd der belijders en wekte hen op tot deugdelijke en bewonderenswaardige werken, die tot tijdelijk en eeuwig heil van henzelf en anderen zouden strekken. Deze liefde heeft ook de maagden er toe gedreven vrijwillig en met vreugde afstand te doen van de zinnelijke genoegens en zich geheel te wijden aan de liefde van de hemelse Bruidegom. Om deze goddelijke liefde te verheerlijken, die stromend uit het Hart van het mensgeworden Woord door de hulp van de H. Geest in de harten van alle gelovigen wordt uitgestort, zingt de Apostel der heidenen een zegelied, dat de overwinning verkondigt van Jezus Christus, het Hoofd en van de ledematen van Zijn mystiek lichaam op alles, dat hoe dan ook aan de vestiging van het rijk der goddelijke liefde onder de mensen in de weg zou staan.
"Wie zal ons scheiden van Christus' liefde, kwelling of benauwdheid, honger of dorst, gevaren of vervolging, of het zwaard? ...... Over al deze dingen triomferen wij om Hem, Die ons heeft liefgehad. Ik ben er zeker van dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch heerschappijen, noch het tegenwoordige, noch het toekomstige, noch kracht, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons kan scheiden van de liefde Gods, die is in Christus Jezus, onze Heer" (Rom. 8, 35.37-39) [b:Rom. 8, 35.37-39].
Referenties naar alinea 41: 1
Bij de 50e verjaardag van de Encycliek Haurietis Aquas in gaudio ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 6 De verering van het Allerheiligst Hart van Jezus en de verering van de Persoon van het mensgeworden Woord
42
Zonder enig bezwaar kunnen wij dus het Allerheiligst Hart van Jezus Christus aanbidden, omdat het deel heeft aan en tevens het natuurlijke en meest sprekende symbool is van de onuitputtelijke liefde, waarvan de onze goddelijke Verlosser nu nog gloeit voor de mensen. Want ofschoon het niet meer onderhevig is aan de stoornissen en opwindingen van ons sterfelijk leven, leeft het nochtans en klopt en is op onverbreekbare wijze verbonden met de Persoon van het goddelijk Woord en daardoor en daarin verbonden met Zijn goddelijke Wil.
Daarom is ook Christus Hart, dat overvloeit van menselijke en goddelijke liefde en rijk is aan alle genadeschatten, die onze Verlosser door Zijn lijden en Zijn dood verworven heeft, de bron van die eeuwigblijvende liefde, die Zijn Geest uitstort over al de ledematen van Zijn mystiek lichaam. Het Hart van onze Verlosser is dus in zekere zin het beeld van de goddelijke Persoon van het Woord, van Zijn tweevoudige natuur nl. de goddelijke en de menselijke, en wij kunnen er niet alleen het symbool, maar ook de samenvatting in zien van heel het geheim onzer verlossing.
Daarom is ook Christus Hart, dat overvloeit van menselijke en goddelijke liefde en rijk is aan alle genadeschatten, die onze Verlosser door Zijn lijden en Zijn dood verworven heeft, de bron van die eeuwigblijvende liefde, die Zijn Geest uitstort over al de ledematen van Zijn mystiek lichaam. Het Hart van onze Verlosser is dus in zekere zin het beeld van de goddelijke Persoon van het Woord, van Zijn tweevoudige natuur nl. de goddelijke en de menselijke, en wij kunnen er niet alleen het symbool, maar ook de samenvatting in zien van heel het geheim onzer verlossing.
Referenties naar alinea 42: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
43
Wanneer wij het Allerheiligst Hart van Jezus Christus aanbidden, aanbidden wij in en door dit Hart zowel de ongeschapen liefde van het mensgeworden Woord als de menselijke liefde met alle aandoeningen en deugden. Volgens het woord immers van de Apostel hebben beide liefden onze Verlosser bewogen Zich op te offeren voor ons en voor heel de Kerk, Zijn bruid: "Christus heeft de Kerk liefgehad en Zich voor haar overgeleverd, om haar te heiligen, haar wassend in het doopwater vergezeld van een levenbrengend woord, opdat zij voor Hem zou staan als een heerlijke Kerk, zonder vlek, zonder rimpel of welke ontsiering ook, maar heilig en onbevlekt" (Ef. 5, 25-27) [b:Ef. 5, 25-27].
Referenties naar alinea 43: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
44
Zoals Christus eens de Kerk heeft liefgehad, zo bemint Hij haar nog allervurigst met diezelfde drievoudige liefde. Deze beweegt Hem als onze voorspreker (1 Joh. 2, 1) [[b:1 Joh. 2, 1]] van de Vader voor ons genade en barmhartigheid te verkrijgen: "want Hij leeft voor eeilwig om voor ons ten beste te spreken" (Hebr. 7, 25) [b:Hebr. 7, 25]. Zijn gebed, dat voortkomt uit zijn onuitputtelijke liefde en zich richt tot de Vader, wordt nooit onderbroken. Zoals "in de dagen van Zijn sterfelijk leven" (Hebr. 5, 7) [b:Hebr. 5, 7] bidt Hij nu als overwinnaar in de hemel tot de hemelse Vader en niet met minder vrucht! Hij toont Zijn levend Hart, dat als doorwond is en dat brandt van nog heviger liefde, dan toen het na de dood door de Romeinse soldaat werd gekwetst, aan Hem "Die de wereld zozeer heeft liefgehad, dat Hij zijn Eengeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder, die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar het eeuwige leven zou bezitten" (Joh. 3, 16) [b:Joh. 3, 16]. "(Uw Hart) is daarom gewond, opdat wij door de zichtbare wonde de onzichtbare wonde der liefde zouden aanschouwen". X, Vitis Mystica, c. III, n. 5 [[3998]] vgl: iiia q. 54 a. 4 [[[t:iiia q. 54 a. 4]]]
Referenties naar alinea 44: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
45
Er is daarom geen twijfel aan of de hemelse Vader: "Die ook zijn Eigen Zoon nietgespaard heeft, maar Hem voor ons allen heeft overgeleverd" (Rom. 8, 32) [b:Rom. 8, 32], zal nu Hem door zulk een Voorspreker en met zoveel liefde daarom gevraagd wordt door die Zoon een overvloed van goddelijke genaden doen neerdalen over alle mensen.
Referenties naar alinea 45: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 4 Ontstaan en ontwikkeling van de H. Hartverering
- Artikel 1 Eerste begin van de H. Hartverering in de devotie voor de heilige wonden
46
Eerbiedwaardige Broeders, Wij hebben voor u en het christenvolk in hoofdlijnen de diepere kern van de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus willen uiteenzetten en gewezen op de blijvende rijkdom, die uit deze verering voortvloeit, zoals die blijken uit de door God geopenbaarde waarheid als voornaamste bron. Wij menen nu, dat Onze uiteenzettingen, die Wij met licht uit het Evangelie hebben verduidelijkt, het evident hebben gemaakt, dat deze verering, wat haar kern aangaat, niets anders is dan de verering van de goddelijke en menselijke liefde van het mensgeworden Woord en verering ook van de liefde, waarmede de hemelse Vader en de H. Geest de zondige mensen beminnen. De engelachtige Leraar leert immers dat "de liefde der verheven Drieëenheid het beginsel is van de verlossing der mensen, voorzover zij rijkelijk uitstromend over de menselijke wil van Jezus Christus en Zijn aanbiddelijk Hart Hem aanspoort, om door deze liefde bewogen, Zijn bloed te vergieten, om ons vrij te kopen uit de slavernij der zonde". ed. Leon. tom. XI, 1903, p. 467 [[t:iiia q. 48 a. 5]] "Met een doopsel moet Ik gedoopt worden, en hoe smacht Ik er naar, dat dit geschieden gaat" (Lc. 12, 50) [b:Lc. 12, 50].
Referenties naar alinea 46: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
47
Naar Onze overtuiging heeft de verering van de liefde van God en Jezus Christus voor de mensen, onder het verheven symbool van het doorstoken Hart van de gekruisigde Verlosser, nooit geheel ontbroken in het vroomheidsleven der gelovigen; doch is eerst in een nabij verleden in een helder licht komen te staan en naar alle kanten in de Kerk op wonderbare wijze verbreid; voornamelijk nadat onze Heer Zelf dit goddelijk geheim aan enige Zijner kinderen, die Hij met een overvloed van genadegaven begiftigd had en had uitgekozen tot boden en verkondigers daarvan, in private openbaringen had kenbaar gemaakt.
Referenties naar alinea 47: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
48
Te allen tijde zijn er godsdienstige mensen geweest, die het voorbeeld hebben gevolgd van de verheven Moeder Gods, der Apostelen en der grote kerkvaders, en die in aanbidding, dankbaarheid en liefde Christus' allerheiligste mensheid en vooral ook de wonden, die Zijn lichaam verscheurden, toen het voor ons heil folteringen verdroeg, hebben vereerd.
Referenties naar alinea 48: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
49
Wordt niet reeds in de woorden zelf: "Mijn Heer en Mijn God" (Joh. 20, 28) [b:Joh. 20, 28] die de Apostel Thomas gezegd heeft en die aanduidden, dat hij van ongelovig gelovig geworden was, een duidelijke beeltenis van geloof, aanbidding en liefde afgelegd, die van de gewonde mensheid des Heren opgaat naar de goddelijke Majesteit van Zijn Persoon?
Referenties naar alinea 49: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
50
De woorden van de profeet Zacharias, die de Evangelist Johannes op de gekruisigde Jezus toepast: "Zij zullen opzien tot Hem, Die zij hebben doorstoken" (Joh. 19, 37) [b:Joh. 19, 37] (Zach. 12, 10) [[b:Zach. 12, 10]] werden wel tot de Christenen van alle tijden gesproken - en daarom zijn de mensen er door het doorboorde Hart van de Verlosser steeds met grote aandrang toe aangezet om Zijn onmetelijke liefde voor de mensen te vereren, - maar toch moeten wij toegeven, dat eerst langzaam aan en geleidelijk dit Hart een speciaal eerbetoon ontving als beeld van de goddelijke en menselijke liefde, die woont in het mensgeworden Woord.
Referenties naar alinea 50: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Begin en ontwikkeling van de H. Hartverering in de Middeleeuwen en daarna
51
Daar Wij de voornaamste stadia van deze verering in de geschiedenis der vroomheid maar even willen aanstippen, komen Ons aanstonds de namen te binnen van hen, die in dezen grotere bekendheid hebben verworven en als voorboden moeten gezien worden van déze vorm van godsvrucht, die nog zonder openlijke erkenning langzamerhand steeds meer doordrong in godsdienstige genootschappen. Grote verdiensten voor de erkenning en verbreiding van de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus hebben b.v. gehad St. Bonaventura, de Heilige Albertus de Grote, de Heilige Gertrudis, de Heilige Catharina van Siëna, de Zalige Henricus Seuse (Suso), Sint Petrus Canisius en Sint Franciscus van Sales. Dat het eerste liturgische officie ter ere van het Allerheiligst Hart van Jezus gevierd werd, danken wij aan de Heilige Joannes Eudes. Deze plechtigheid had voor de eerste maal plaats op de 20e oktober van het jaar 1677 met goedkeuring van vele Franse bisschoppen. Maar zonder twijfel neemt de Heilige Margarita Maria Alacoque de voornaamste plaats in onder hen, die deze edelste vorm van godsvrucht hebben bevorderd. Door haar heel bijzonder toeleg heeft zij met de hulp van haar geestelijke leidsman, de Zalige Claudius de la Colombière bereikt, dat de eigen aard van deze verering, door welige uitbloei verrijkt, tot grote bewondering der gelovigen, kwam vast te staan en van de andere vormen van Christelijke vroomheid onderscheiden werd door haar bijzondere eigenschappen van liefde en eerherstel. vgl: A.A.S. XX, 1928, pp. 167- 168 [[[643]]]
Referenties naar alinea 51: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
52
Het volstaat, maar even te herinneren aan de tijd, waarin deze verering van het Allerheiligst Hart van Jezus zich uitbreidde, om ons duidelijk te doen inzien, dat haar wonderbare verbreiding hieraan moet worden toegeschreven, dat zij met de eigen aard van de christelijke godsdienst, die een godsdienst van liefde is, geheel overeenstemde. We moeten dus niet zeggen, dat deze verering is ontstaan omdat zij door God in private openbaringen is kenbaar gemaakt, of plotseling in de Kerk is opgekomen; maar eerder, dat zij uit een levend geloof en uit vurige godsvrucht spontaan is opgebloeid. Want daardoor werden mensen, die rijk begenadigd waren, er toe aangetrokken om de Verlosser en Zijn verheerlijkte wonden, die sterk op het gemoed werkten als bewijzen van Zijn onmetelijke liefde, te aanbidden.
Wat aan de Heilige Margarita Maria geopenbaard is heeft dan ook, zoals blijkt, niets nieuws aan de katholieke leer toegevoegd. Maar het is van belang, omdat Christus de Heer door Zijn Allerheiligst Hart te tonen op een buitengewone en uitzonderlijke wijze de mensenharten heeft willen oproepen tot het beschouwen en vereren van het geheim van Gods barmhartige liefde voor de mensen. Immers bij deze bijzondere openbaring heeft Christus herhaaldelijk en met uitdrukkelijke woorden Zijn Hart aangewezen als het symbool, waardoor de mensen tot de kennis en erkenning van Zijn liefde zouden worden aangetrokken en het tevens tot een teken en onderpand gesteld van barmhartigheid en genade voor de noden der Kerk in onze dagen.
Wat aan de Heilige Margarita Maria geopenbaard is heeft dan ook, zoals blijkt, niets nieuws aan de katholieke leer toegevoegd. Maar het is van belang, omdat Christus de Heer door Zijn Allerheiligst Hart te tonen op een buitengewone en uitzonderlijke wijze de mensenharten heeft willen oproepen tot het beschouwen en vereren van het geheim van Gods barmhartige liefde voor de mensen. Immers bij deze bijzondere openbaring heeft Christus herhaaldelijk en met uitdrukkelijke woorden Zijn Hart aangewezen als het symbool, waardoor de mensen tot de kennis en erkenning van Zijn liefde zouden worden aangetrokken en het tevens tot een teken en onderpand gesteld van barmhartigheid en genade voor de noden der Kerk in onze dagen.
Referenties naar alinea 52: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Pauselijke goedkeuring van het feest van het H. Hart
53
Verder wordt uit het feit, dat de Apostolische Stoel de plechtige liturgische viering eerder heeft goedgekeurd dan de geschriften van de H. Margarita Maria, duidelijk bewezen, dat deze verering voortkomt uit de beginselen zelf der christelijke leer. Want de Congregatie der Heilige Riten heeft niet zozeer terwille van de een of andere private openbaring Gods, maar om gehoor te geven aan de verlangens der gelovigen door een decreet van de 25e januari 1765 [9020], dat door Onze voorganger Clemens de XIIe op 6 februari van het zelfde jaar werd goedgekeurd, aan de bisschoppen van Polen en aan de Romeinse aartsbroederschap van het Allerheiligst Hart een liturgisch feest toegestaan. De H. Stoel heeft dit gedaan met de bedoeling een bloeiende en reeds bestaande verering vooruit te helpen, die tot taak zou hebben "onder een symbool de herinnering levendig te houden aan de goddelijke liefde" vgl. A. Gardellini, Decreta.. vgl. A. Gardellini, Decreta authentica 1857, no. 4579, tom. III, p. 174 waardoor onze Verlosser gedreven werd, om Zich te geven als zoenoffer voor de zonden der mensen.
Referenties naar alinea 53: 1
Investigabiles Divitias Christi ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
54
Op deze eerste goedkeuring, die bij wijze van voorrecht en met beperkende bepalingen gegeven werd, is ongeveer een eeuw later een andere in plechtiger termen gevat gevolgd. Wij bedoelen het decreet door de Congregatie der Heilige Riten [9019] gegeven op 23 augustus 1854, waarin Onze voorganger Pius de IXe onsterfelijker gedachtenis, ingaande op het verzoek van de Bisschoppen van Frankrijk en van de gehele Katholieke wereld, het feest van het Allerheiligst Hart uitstrekte tot de hele Kerk en beval het op passende wijze te vieren. vgl. Declaratie S.C. Rituum.. vgl. Declaratie S.C. Rituum bij N. Nilles De rationibus festorum Sacratissimi Cordis Jesu et purissimi Cordis Mariae, ed. 5a Innsbruck, 1885, tom. 1, p. 167 Dit feit dient terecht bij de gelovigen in blijvende herinnering te leven, omdat zoals er geschreven staat in de liturgie van dit plechtig feest "vanaf die tijd de verering van het Allerheiligst Hart als een stroom, die buiten zijn oevers treedt en alle hindernissen wegspoelt, zich over de hele aarde heeft verbreid".
Referenties naar alinea 54: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
55
Uit hetgeen Wij tot hier toe hebben uiteengezet, Eerbiedwaardige Broeders, blijkt nu wel duidelijk, dat de gelovigen, als zij in de eigen aard van de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus willen doordringen en daaruit in vrome overweging voedsel willen opdoen, om het vuur van hun godsvrucht te voeden en aan te wakkeren, zullen moeten putten uit de diepe en zuivere bron, die het Evangelie, de leer der vaders en de liturgie is. Het is wel onmogelijk, dat een gelovig gemoed, dat deze verering trouw, met juiste kennis en dieper inzicht beoefent niet komt tot die kennis van de liefde van Christus, die het hoogtepunt is 'van het christelijk leven, zoals de Apostel, die dit in zichzelf ervaren had, zegt: "Daarom buig ik mijn knie, en voor de Vader van onze Heer Jezus Christus...... opdat Hij u naar de rijkdom Zijner heerlijkheid moge geven sterk te worden naar de inwendige mens; opdat Christus door het geloof moge wonen in uw harten en gij geworteld en gegrondvest zijn i! n de liefde, opdat gij ...... de liefde van Christus moogt kennen, die alle begrip te boven gaat, zodat ge vervuld moogt worden met heel de volheid Gods" (Ef. 3, 14) [b:Ef. 3, 14]
Van deze alles omvattende volheid Gods is het Hart zelf van Jezus Christus het sprekendste beeld. We bedoelen de volheid van barmhartigheid, die eigen is aan het Nieuwe Verbond, waarin ons de "genegenheid en menslievendheid van God, onze Zaligmaker verschenen is" (Tit. 3, 4) [b:Tit. 3, 4], "want God heeft Zijn Zoon niet in de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat door Hem de wereld zou worden gered" (Joh. 3, 17) [b:Joh. 3, 17].
Van deze alles omvattende volheid Gods is het Hart zelf van Jezus Christus het sprekendste beeld. We bedoelen de volheid van barmhartigheid, die eigen is aan het Nieuwe Verbond, waarin ons de "genegenheid en menslievendheid van God, onze Zaligmaker verschenen is" (Tit. 3, 4) [b:Tit. 3, 4], "want God heeft Zijn Zoon niet in de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat door Hem de wereld zou worden gered" (Joh. 3, 17) [b:Joh. 3, 17].
Referenties naar alinea 55: 1
Bij de 50e verjaardag van de Encycliek Haurietis Aquas in gaudio ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 Geestelijk en verheven karakter van de H. Hartverering
56
De Kerk, de leermeesteres der mensen, is er vanaf het ogenblik, waarop ze de eerste officiële documenten openbaar maakte over de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus, steeds van overtuigd geweest, dat de eigenlijke kernpunten van deze verering nl. akten van liefde en eerherstel, die de onmetelijke liefde Gods voor het menselijk geslacht eren, geenszins bestempeld mogen worden als materialisme of als een soort bijgeloof. Integendeel zij weet, dat deze verering een vorm van vroomheid is, waardoor een werkelijk tot de ziel doordringende en geheel ware godsdienstigheid wordt bereikt. Dezelfde die de Verlosser, toen Hij sprak met de Samaritaanse aankondigde: "Het uur komt en het is er nu, waarop de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid. Want zulke aanbidders zoekt de Vader. God is geest en wie Hem aanbidden moeten aanbidden in geest en waarheid" (Joh. 4, 23-24) [b:Joh. 4, 23-24].
Referenties naar alinea 56: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
57
Het is dus onjuist te beweren, dat de beschouwing van het lichamelijke Hart van Jezus een beletsel is, om te komen tot een innige liefde voor God en de ziel tegenhoudt op de weg naar de hoogste deugd. Deze onware mystieke leer verwerpt de Kerk geheel, zoals Zij door Onze Voorganger Innocentius de XIe z.g. de dwalingen verworpen heeft van hen, die het volgende beweerden: "De zielen die op deze inwendige weg zijn moeten geen akte van liefde verwekken voor de Heilige Maagd, voor de heiligen of voor de mensheid van Christus: want omdat deze voorwerpen van liefde onder de zinnen vallen is ook de liefde er voor zinnelijk. Geen enkel schepsel ook niet de Heilige Maagd of de heiligen mag bezit nemen van ons hart, want God alleen wil het bewonen en bezitten". Bullarium Romanum, Romae, 1734, torn. VIII, p. 443 [[1451|(35-36)]] Wie dit gevoelen zijn toegedaan, menen, zoals blijkt, dat het symbool van Christus' Hart niets ander! s aanduidt dan alleen Zijn zintuiglijke liefde en dat het dus niet van die aard is, dat daarop als op een nieuw fundament onze godsverering steunen kan die immers alleen te doen heeft met wat van nature goddelijk is.
Referenties naar alinea 57: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
58
Maar deze manier om de heilige symbolen of beelden te verklaren is, zoals iedereen weet, geheel onjuist, daar hun veel wijdere betekenis hier binnen al te nauwe grenzen wordt gedrongen. De katholieke theologen zijn van een ander gevoelen en leren iets heel anders dan dezen. St.-Thomas schrijft: "Aan de beelden wordt geen godsverering gebracht voor zover ze in zich zelf worden beschouwd, dus voor zover ze zaken zijn, maar juist in zover het symbolen zijn, die ons brengen tot de mensgeworden God. De innerlijke beweging die ons dringt naar het symbool, voor zover het een symbool is, blijft niet staan bij het symbool, maar richt zich op datgene, waarvan het een symbool is. En daarom verandert er niets in de godsverering noch in de deugd van godsdienstigheid doordat wij godsverering bewijzen aan de afbeeldingen van Christus" ed. Leon. torn. IX, 1897, p. 180 [[t:iia-iiae q. 82 a. 1]]. De verering, die zich in relatieve zin richt op de afbeeldingen, richt zich dus op de Persoon van het mensgeworden Woord als doel, of het nu relieken zijn van het bitter lijden, dat de Verlosser voor ons doorstond, of die afbeelding zelf, die in betekenis en kracht alle overtreft nl. het doorboorde Hart van de gekruisigde Christus. Daarom mogen en moeten wij, gesteund op het ons christelijk geloof, uitgaande van iets lichamelijks nl. het Hart van Christus Jezus met zijn natuurlijke betekenis, opstijgen niet alleen tot de beschouwing van Zijn zintuiglijke liefde, maar verder gaan en Zijn verheven ingestorte liefde overwegen en aanbidden, om tenslotte door een aangename en verheven aandrift van onze geest tot de overweging en aanbidding van de goddelijke liefde van het mensgeworden Woord te geraken. Wij kunnen immers uit ons geloof, dat de beide naturen, de menselijke en de goddelijke, in de Persoon van Christus verenigd zijn, ons een beeld maken van de enge verbindingen tussen de zintuiglijke liefde van Jezus' lichamelijk Hart en Zijn tweevoudige geestelijke, maar toch menselijke, en goddelijke liefde. Deze vormen van liefde bestaan niet alleen samen in de aanbiddelijke Persoon van de goddelijke Verlosser, maar zijn ook door een natuurlijke band met elkaar verbonden, voor zover nl. de zintuiglijke en menselijke liefde onderworpen zijn aan de goddelijke en daarmee een analoge gelijkenis vertonen.
Wij beweren niet, dat wij het Hart van Jezus zo moeten opvatten, dat wij daarin een formeel d.i. volkomen toereikend symbool of een volmaakt en absoluut teken zouden bezitten en aanbidden van Zijn goddelijke liefde, want het innerlijk wezen van deze liefde kan door geen enkel geschapen symbool toereikend worden weergegeven. Maar de gelovige, die het Hart van Jezus vereert, aanbidt met de Kerk een teken of spoor van de goddelijke liefde, die zover gegaan is, dat Zij met het Hart van het mensgeworden Woord het mensdom beminde, dat door zoveel zonden bevlekt was.
Wij beweren niet, dat wij het Hart van Jezus zo moeten opvatten, dat wij daarin een formeel d.i. volkomen toereikend symbool of een volmaakt en absoluut teken zouden bezitten en aanbidden van Zijn goddelijke liefde, want het innerlijk wezen van deze liefde kan door geen enkel geschapen symbool toereikend worden weergegeven. Maar de gelovige, die het Hart van Jezus vereert, aanbidt met de Kerk een teken of spoor van de goddelijke liefde, die zover gegaan is, dat Zij met het Hart van het mensgeworden Woord het mensdom beminde, dat door zoveel zonden bevlekt was.
Referenties naar alinea 58: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
59
Het is daarom nodig, dat ieder altijd voor ogen houdt in dit gewichtige en inzicht brengende leerstuk, dat de ware betekenis van de natuurlijke Symboliek, waardoor het Hart van Jezus gericht wordt op de Persoon van het Woord, geheel berust op een grondwaarheid van ons geloof nl. op de zelfstandige vereniging. Wie dit ontkennen zou, komt aan met waandenkbeelden, die door de Kerk al meermalen verworpen zijn, omdat ze in strijd zijn met de waarheid, dat er in Christus één Persoon is, terwijl de beide naturen van elkaar onderscheiden en onaangetast blijven.
Referenties naar alinea 59: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
60
Nu deze gewichtige waarheid vaststaat, begrijpen wij, dat het Hart van Jezus het hart is van een goddelijke Persoon nl. van het mensgeworden Woord, en dat het daarom heel de liefde, waarmee Hij ons heeft omgeven en nog omgeeft, voorstelt en als het ware tastbaar maakt. Daarom moeten wij de verering van het Allerheiligst Hart zo hoogschatten, dat wij haar, als waarlijk beleefd en beoefend wordt, zien als de meest volledige belijdenis van het christelijk geloof. De godsdienst, die Jezus ons gepredikt heeft, berust geheel op Zijn Middelaar zijn tussen God en de mensen, zodat wij niet kunnen naderen tot Gods Hart dan door het Hart van Christus, zoals Hijzelf zegt: "Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij" (Joh. 14, 6) [b:Joh. 14, 6]. Wij kunnen dus gemakkelijk inzien, dat de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus uiteraard de verering is van de liefde, waarmee God ons door Jezus heeft liefgehad en tevens van onze kant het in praktijk brengen van onze liefde voor God en de mensen. Met andere woorden deze verering richt zich op de liefde Gods voor ons, op de liefde, die wij moeten aanbidden, danken en navolgen en heeft tot uiteindelijk doel, dat wij de liefde, waardoor wij met God en de mensen verbonden zijn tot een volstrekte volmaaktheid opvoeren, dagelijks met opgewektheid het "nieuwe" gebod volbrengend, dat de goddelijke Meester als een heilig erfdeel aan Zijn Apostelen naliet, toen Hij zeide: "Ik geef u een nieuw gebod, dat gij elkander lief zult hebben, zoals Ik u heb bemind ...... Dit is Mijn gebod, dat gij elkander lief zult hebben, zoals Ik u heb liefgehad" (Joh. 13, 34; Joh. 15, 12) [b:Joh. 13, 34; Joh. 15, 12]. Dit gebod is inderdaad "nieuw" en Christus "eigen", zoals de Aquinaat zegt:
"Dit is inderdaad in het kort het verschil tussen het Oude en het Nieuwe Verbond. Want Jeremias zegt Ik zal een nieuw Verbond sluiten met het huis van Israël" (Jer. 31, 31). Dat dit gebod onder het Oude Verbond reeds voortkwam uit ! vreze en heilige liefde, wees naar het Nieuwe; vandaar dat dit gebod n iet in de oude wet gevonden werd als iets eigens, maar als een voorbereiding op de nieuwe wet". c. XIII, lect. VII, 3; ed. Parmae, 1860, tom. X. p. 541 [[1337]]
Referenties naar alinea 60: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 5 Aansporing om de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus juister op te vatten en ruimer te verspreiden
- Artikel 1 Uitnodiging tot een beter bergijpen en beoefenen van de verschillende vormen van godsvrucht tot het Allerheiligst Hart
61
Voor Wij dit geschrift beëindigen, waarin Wij u veel schoons en troostvols over de ware aard van deze verering en haar voortreffelijkheid voor het christelijke leven hebben voorgelegd, houden Wij het in het bewustzijn van Ons Apostolisch ambt, dat voor het eerst aan de H. Petrus werd toevertrouwd na zijn drievoudige liefdesbetuiging voor Christus, voor passend u, Eerbiedwaardige Broeders, en door u alle geliefde kinderen, die Wij bezitten in Christus, nogmaals aan te sporen, deze aantrekkelijke vorm van godsverering met nog grotere toeleg te bevorderen. Want Wij vertrouwen, dat daaruit ook voor onze tijd groot nut zal voortkomen.
Referenties naar alinea 61: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
62
Inderdaad, indien de aangehaalde gronden, waarop de verering van het doorboorde Hart van Jezus steunt, naar behoren worden overwogen, zal het allen wel duidelijk zijn, dat hier niet gesproken wordt over de een of andere gewone devotie, die ieder naar wens van weinig betekenis mag achten en bij andere achter stellen, doch over een vorm van godsverering, die buitengewoon dienstig is voor het bereiken der christelijke volmaaktheid. Want als "devotio", volgens de theologische en gebruikelijke betekenis, die de engelachtige Leraar er aan geeft, "niets anders is, dan de wil zich bereidwillig te geven aan hetgeen betrekking beeft op de dienst van God" ed. Leon. tom. IX, 1897 p. 187 [[t:iia-iiae q. 82 a. 1]], kan er dan een dienst Gods bestaan, die passender, noodzakelijker en tevens edeler en aangenamer is dan die, waarin men de liefde mag dienen? Want wat behaagt God meer en is Hem aangenamer dan dienstbaarheid aan de goddelijke liefde, die uit liefde dient? Immers iedere dienst, die uit eigen beweging wordt bewezen is in zekere zin een geschenk en de liefde "is wel het voornaamste geschenk, omdat dit de bron is van alle belangeloze gaven". Ed. Leon. tom. IV, 1888, p. 393 [[t:ia q. 38 a. 2]] Wij moeten dus die vorm van godsverering, waardoor de mens God meer eert en bemint en zich gemakkelijker en vrijer valt aan de liefde Gods, onze hoogste waardering geven. Onze Verlosser zelf heeft haar aan het Christenvolk willen leren en aanbevelen en de Pausen hebben haar door het openbaar maken van gewichtige documenten beschermd en hogelijk geprezen. Daarom zou iemand, die deze gave, die door Jezus Christus aan Zijn Kerk is gegeven, gering acht, iets vermetels, ja schadelijks doen en God zelf beledigen.
Referenties naar alinea 62: 1
Bij de 50e verjaardag van de Encycliek Haurietis Aquas in gaudio ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
63
Er is dus geen twijfel aan of de Christenen, die het Allerheiligst Hart van de Verlosser eren, vervullen de ernstige plicht, die hen oplegt God te dienen en wijden tegelijk zichzelf en al het hunne, hun gedachten en hun activiteiten, aan hun Schepper en Verlosser en gehoorzamen aldus aan dit goddelijke bevel: "Gij zult de Heer, uw God, beminnen met geheel uw hart, met geheel uw ziel, met geheel uw verstand en uit al uw kracht" (Mc. 12, 30; Mt. 22, 37) [b:Mc. 12, 30; Mt. 22, 37]. Zij hebben ook de onwrikbare zekerheid, dat zij niet op de eerste plaats door eigen belang d.i. door hetgeen hier en hiernamaals nuttig is voor hun lichaam of hun ziel, tot het dienen van God worden gedreven. Zij worden gedreven door de goedheid van God zelf, Die zij trachten te eren door wederliefde, door aanbidding en verschuldigde dankzegging.
Zou dit laatste niet gebeuren, dan zou hun verering van het Allerheiligst Hart van Jezus allerminst stroken met de ware kern van het Christendom, omdat een mens met een dergelijke verering niet vóór alles de goddelijke liefde dient. En daarom worden zij, die deze edele vorm van vroomheid verkeerd begrijpen en in praktijk brengen, er soms niet ten onrechte van beschuldigd, dat zij een te grote eigenliefde hebben en te bezorgd zijn voor zichzelf. Allen moeten er dus van overtuigd zijn, dat in de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus uitwendige werken van vroomheid niet de eerste en voornaamste plaats innemen en dat de reden waarom zij beoefend wordt niet op de eerste plaats mag steunen op de beloften, die Christus, de Heer, in private openbaringen heeft gedaan, met de bedoeling de mensen er toe te brengen de voornaamste verplichtingen van het christelijk leven nl. die van liefde en uitboeting met grotere ijver te vervullen en op die wijze het best te zorgen voor hun eigen geestelijk heil.
Zou dit laatste niet gebeuren, dan zou hun verering van het Allerheiligst Hart van Jezus allerminst stroken met de ware kern van het Christendom, omdat een mens met een dergelijke verering niet vóór alles de goddelijke liefde dient. En daarom worden zij, die deze edele vorm van vroomheid verkeerd begrijpen en in praktijk brengen, er soms niet ten onrechte van beschuldigd, dat zij een te grote eigenliefde hebben en te bezorgd zijn voor zichzelf. Allen moeten er dus van overtuigd zijn, dat in de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus uitwendige werken van vroomheid niet de eerste en voornaamste plaats innemen en dat de reden waarom zij beoefend wordt niet op de eerste plaats mag steunen op de beloften, die Christus, de Heer, in private openbaringen heeft gedaan, met de bedoeling de mensen er toe te brengen de voornaamste verplichtingen van het christelijk leven nl. die van liefde en uitboeting met grotere ijver te vervullen en op die wijze het best te zorgen voor hun eigen geestelijk heil.
Referenties naar alinea 63: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
64
Wij dringen er dan bij al onze kinderen in Christus met nadruk op aan deze vorm van godsvrucht met ijver te beoefenen, zowel bij hen, die reeds gewoon zijn te scheppen van het heilzaam water, dat vloeit uit het Hart van de Verlosser, als vooral bij hen, die nog nieuwsgierig en aarzelend als toeschouwers uit de verte staan toe te zien. De laatsten moeten eens zorgvuldig overwegen, dat dit, Wij hebben het reeds gezegd, een verering is, die reeds lang in de Kerk bestaat, sterke steun vindt in het Evangelie, een bevoorrechte plaats in de leer der Vaders en der liturgie inneemt en door de Roomse Pausen talloze malen hogelijk is geprezen. Dezen vonden het nog niet genoeg een feest in te stellen ter ere van het Allerheiligst Hart van de Verlosser en dit uit te strekken tot de gehele Kerk, maar hebben er ook voor gezorgd, dat heel het menselijk geslacht aan dit Allerheiligst Hart plechtig werd opgedragen en toegewijd. vgl: Annum Sacrum [[[1025]]] vgl: in Decr. Auth. III, n. 3712 [[[1750]]] vgl: Miserentissimus Redemptor [[[643]]] vgl: A.A.S. XXI, 1929, p. 77. [[[1749]]]
Referenties naar alinea 64: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
65
Wij worden vervuld van dankbaarheid en blijdschap, als Wij tot Onze vertroosting het wonderbaar schouwspel zien van de verbreiding en vurigheid van de godsvrucht tot het Allerheiligst Hart onder alle rangen der gelovigen. Daarom kunnen Wij niet nalaten, na eerst onze Verlosser, de schatkamer van eindeloze goedheid, bedankt te hebben, ook allen, geestelijken en leken, die tot de verbreiding van deze verering actief hebben bijgedragen, als Vader van harte geluk te wensen.
Referenties naar alinea 65: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Het grote nut van de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus voor de tegenwoordige noden van de Kerk
66
Doch, Eerbiedwaardige Broeders, al brengt de godsvrucht tot het Allerheiligst Hart van Jezus overal heilzame vruchten voort van echt christelijk leven, het zal wel niemand ontgaan, dat de strijdende Kerk op aarde en vooral de burgerlijke samenleving nog niet gekomen is tot de volle en volstrekte volmaaktheid, die beantwoordt aan de wensen van Jezus Christus, de mystieke bruidegom der Kerk en Verlosser van het menselijk geslacht. Vele kinderen der Kerk immers schenden de gelaatstrekken dezer moeder in zichzelve met talloze vlekken en rimpels. Niet alle Christenen blinken uit door heilige levenswandel, waartoe zij toch door God geroepen zijn. Niet alle zondaren, die het Vaderhuis te kwader ure verlieten, zijn teruggekeerd om daar opnieuw "het beste kleed" (Lc. 15, 22) [b:Lc. 15, 22] aan te doen en weer de ring, het teken van trouw aan de bruidegom hunner ziel, te ontvangen. Niet alle heidenen zijn reeds aangenomen als ledematen van Christus' mystiek lichaam.
En dat is nog niet alles! Want als Wij bedroefd worden door het kwijnend geloof der goeden, in wier hart door de bedrieglijke zucht naar aardse goederen de gloed der liefde afneemt en langzamerhand vermindert, veel meer nog kwellen Ons de pogingen der goddelozen, die als gedreven door de helse vijand, juist met onverzoenlijke haat openlijk woeden tegen God, de Kerk en voornamelijk tegen Hem, die de plaatsbekleder van de goddelijke Verlosser op aarde is en Diens liefde op aarde vertegenwoordigt volgens dit bekende woord van (St.-Ambrosius) de kerkleraar van Milaan: "Petrus wordt ondervraagd, omdat anderen aan hem twijfelen, maar de Heer, Die ondervraagt twijfelt niet. Hij vraagt niet om iets te weten te komen, maar om aan te wijzen, wie Hij ons, na ten hemel te zijn opgestegen, zou nalaten als vertegenwoordiger van Zijn liefde" 1. X, n. 175; PL. XV, 1942 [[852]]
En dat is nog niet alles! Want als Wij bedroefd worden door het kwijnend geloof der goeden, in wier hart door de bedrieglijke zucht naar aardse goederen de gloed der liefde afneemt en langzamerhand vermindert, veel meer nog kwellen Ons de pogingen der goddelozen, die als gedreven door de helse vijand, juist met onverzoenlijke haat openlijk woeden tegen God, de Kerk en voornamelijk tegen Hem, die de plaatsbekleder van de goddelijke Verlosser op aarde is en Diens liefde op aarde vertegenwoordigt volgens dit bekende woord van (St.-Ambrosius) de kerkleraar van Milaan: "Petrus wordt ondervraagd, omdat anderen aan hem twijfelen, maar de Heer, Die ondervraagt twijfelt niet. Hij vraagt niet om iets te weten te komen, maar om aan te wijzen, wie Hij ons, na ten hemel te zijn opgestegen, zou nalaten als vertegenwoordiger van Zijn liefde" 1. X, n. 175; PL. XV, 1942 [[852]]
Referenties naar alinea 66: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
67
Werkelijk een mens, die naar Gods beeld en gelijkenis geschapen is en bestemd tot het genieten van Gods volmaakte vriendschap, die in de hemel eeuwig duren zal, kan geen groter misdrijf begaan dan God en Zijn wettige plaatsbekleders haten. Want haat tegen God maakt de mens geheel los van het Hoogste Goed, zet hem aan om van zichzelf en anderen alles verre te houden, wat van God komt of met God verbindt of leidt tot het aanschouwen Gods nl. waarheid, deugd, vrede en gerechtigheid vgl: Ed. Leon. tom. VIII, 1895 p. 274 [[[t:iia-iiae q. 34 a. 2]]]
Referenties naar alinea 67: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
68
Daar men helaas hier en daar het getal dergenen ziet aangroeien, die er groot op gaan vijanden te zijn van de eeuwige God, de valse leerstukken van het materialisme in theorie en praktijk verspreiden en een teugelloze vrijheid voor de begeerlijkheid aanprijzen, hoe kan het dan nog verwondering wekken, dat het vuur der liefde in de harten gedoofd wordt: der liefde, die de grondwet is van het Christendom, die de vaste grondslag is voor ware en volmaakte gerechtigheid, die de oorsprong is van hun geneugten? Onze Verlosser hield het ons reeds voor: "Door het aangroeien der ongerechtigheid zal de liefde van velen verkoelen" (Mt. 24, 12) [b:Mt. 24, 12].
Referenties naar alinea 68: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 De verering van het Allerheiligst Hart van Jezus, teken van redding en heil voor de moderne wereld
69
Eerbiedwaardige Broeders, waar moeten wij een geneesmiddel zoeken voor zoveel rampen, die heden meer dan ooit te voren de afzonderlijke mensen, de gezinnen, de volkeren en heel de aarde in verwarring brengen? Kan er een vorm van godsvrucht gevonden worden, die geschikter is dan de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus, die meer overeenstemt met het wezen van het katholiek geloof, die beter beantwoordt aan de tegenwoordige noden van de Kerk en het mensdom? Welke godsverering is edeler, milder en heilzamer dan een verering, die zich geheel richt op Gods liefde? Miserentissimus Redemptor [[643]] Wat kan de gelovigen krachtiger bewegen da de liefde van Christus, die de godsvrucht tot het Allerheiligst Hart van Jezus dagelijks vermeerdert en aanwakkert, om de wet van het Evangelie inderdaad in praktijk te brengen? Zonder deze wet is er onder de mensen geen ware vrede mogelijk. De H. Geest leert ons dat met onmiskenbaar duidelijke woorden: "Vrede is een vrucht der gerechtigheid" (Jes. 32, 17) [b:Jes. 32, 17].
Referenties naar alinea 69: 1
Bij de 50e verjaardag van de Encycliek Haurietis Aquas in gaudio ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
70
Daarom richten Wij gaarne naar het voorbeeld van Onze onmiddellijke Voorganger tot al Onze beminde kinderen in Christus nogmaals de vermaning van Leo de XIIIe onsterfelijker gedachtenis, die Hij aan het einde van de vorige eeuw richtte tot alle Christenen en tot allen, die oprecht bezorgd waren voor het heil der burgerlijke samenleving en hun eigen heil: "Ziet heden glanst een ander veelbelovend en goddelijk teken voor onze ogen ...... het Allerheiligst Hart van Jezus, dat in vlammen straalt met verblindende gloed. Op dit teken moet onze hoop gevestigd zijn, daaruit moeten de mensen het vurig verlangde heil verwachten" Acta Leonis, vol. XIX, 1900, p. 79 [[1025]] Miserentissimus Redemptor [[643]]
Referenties naar alinea 70: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
71
Het is Onze vurigste wens, dat allen, die de erenaam van Christen dragen en metterdaad strijden om het rijk van Christus op deze wereld te vestigen, de liefdevolle verering van het Allerheiligst Hart van Jezus beschouwen als een veldteken der eenheid en een bron van heil en vrede. Nu moet niemand menen, dat door deze verering enige afbreuk wordt gedaan aan de andere vormen van verering, die de Christenen op het voorbeeld der Kerk aan de goddelijke Verlosser bewijzen. Integendeel een vurige godsvrucht tot het Hart van Jezus, zal zonder twijfel de verering van het Heilig Kruis en de liefde tot het Allerheiligst Sacrament des Altaars aanwakkeren.
Want Wij kunnen met recht verzekeren, dat niemand - wat Jezus Christus aan St.-Gertrudis en de Heilige Margarita Maria openbaarde, belicht dit uitstekend - ooit voldoende begrijpen zal, wat de gekruisigde Jezus Christus voor ons deed, behalve hij voor wie de geheime binnenkamer van dit Hart is opengegaan. Noch zal iemand gemakkelijk begrijpen door welke liefdeskracht Christus gedreven werd, om Zichzelf aan ons tot geestelijke spijze te geven, tenzij juist door de verering te bevorderen tot het Eucharistisch Hart van Jezus, die, zoals Onze Voorganger Leo de XIIIe zaliger gedachtenis zegt: "bedoelt de allerhoogste liefdedaad te herdenken, waardoor de Verlosser door het uitstorten van de schatkamers Zijner liefde het aanbiddelijk Sacrament der Eucharistie instelde, om bij ons te blijven tot aan het uiteinde der tijden" Acta Leonis I vol. XXII, 1903, p. 307 [[1745]] Mirae caritatis [[1746]] "Waarlijk, de H. Eucharistie is niet de kleinste gave van Zijn Hart, want Hij heeft haar met zo grote liefde gegeven". VI, tr. 1, c. 1: Opera Omnia ed Borgnet, vol XXXVIII, Parisiis, 1890, p. 358 [[1747]]
Want Wij kunnen met recht verzekeren, dat niemand - wat Jezus Christus aan St.-Gertrudis en de Heilige Margarita Maria openbaarde, belicht dit uitstekend - ooit voldoende begrijpen zal, wat de gekruisigde Jezus Christus voor ons deed, behalve hij voor wie de geheime binnenkamer van dit Hart is opengegaan. Noch zal iemand gemakkelijk begrijpen door welke liefdeskracht Christus gedreven werd, om Zichzelf aan ons tot geestelijke spijze te geven, tenzij juist door de verering te bevorderen tot het Eucharistisch Hart van Jezus, die, zoals Onze Voorganger Leo de XIIIe zaliger gedachtenis zegt: "bedoelt de allerhoogste liefdedaad te herdenken, waardoor de Verlosser door het uitstorten van de schatkamers Zijner liefde het aanbiddelijk Sacrament der Eucharistie instelde, om bij ons te blijven tot aan het uiteinde der tijden" Acta Leonis I vol. XXII, 1903, p. 307 [[1745]] Mirae caritatis [[1746]] "Waarlijk, de H. Eucharistie is niet de kleinste gave van Zijn Hart, want Hij heeft haar met zo grote liefde gegeven". VI, tr. 1, c. 1: Opera Omnia ed Borgnet, vol XXXVIII, Parisiis, 1890, p. 358 [[1747]]
Referenties naar alinea 71: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
72
Ten slotte, omdat Wij paal en perk willen stellen aan de goddeloze ondernemingen der vijanden van God en de Kerk, en de huisgezinnen en de burgerlijk samenleving willen terugbrengen tot liefde voor God en de naasten, durven Wij verzekeren, dat er geen krachtdadiger scholing is in de goddelijke liefde dan de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus. Op de goddelijke liefde immers moet het rijk Gods in de harten der afzonderlijke personen, in de huisgezinnen en in de staten worden gegrondvest naar het wijze woord van Onze Voorganger z.g. Leo de XIIIe: "Het rijk van Jezus Christus ontleent zijn schoonheid en kracht aan de goddelijke liefde, een heilige en geordende liefde is zijn grondslag en kern. En daaruit vloeit noodzakelijk voort: trouwe plichtsvervulling, eerbiediging van ieders rechten, menselijke goederen stellen beneden de hemelse en de liefde Gods boven alles." Acta Leonis vol. XX, 1900, p. 303 [[1748|26]]
Referenties naar alinea 72: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
73
Om echter te zorgen, dat uit de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus voor heel de christelijke wereld, ja zelfs voor heel het menselijk geslacht overvloediger vrucht voortkomt, moeten de gelovigen deze verering verbinden met die voor het onbevlekt Hart van Maria, de Moeder Gods. Immers de heilige Maagd Maria is naar Gods wil onverbrekelijk verbonden met Christus bij het volbrengen van het werk der verlossing en wel zo innig, dat ons heil geworden is uit de liefde van Jezus Christus en Zijn leden, waarmee de liefde van Zijn Moeder en haar smarten nauw verbonden waren. Daarom is het passend, dat de Christenen, die van Christus het goddelijk leven ontvingen vóór Maria, na aan het Allerheiligst Hart van Jezus de verschuldigde eer te hebben gebracht, ook aan het beminnelijk Hart van deze hemelse Moeder hun gevoelens van kinderlijke aanhankelijkheid, liefde, dankbaarheid en eerherstel tonen. Geheel in overeenstemming met dit wijze en milde plan der goddelijke voorzienigheid is dan ook de akte van toewijding, waardoor Wijzelf de heilige Kerk en heel de wereld aan het onbevlekt Hart van de Heilige Maagd Maria plechtig hebben toegewijd. vgl: Mais de uma vez [[[415]]]
Referenties naar alinea 73: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 Uitnodiging tot een waardige viering van het eeuwfeest
74
Daar Wij echter, zoals Wij boven vermeldden, dit jaar het eerste eeuwfeest vieren van de instelling voor de gehele Kerk van het feest van het Allerheiligst Hart van Jezus door Onze Voorganger Pius de IXe z.g., verlangen Wij vurig, Eerbiedwaardige Broeders, dat dit feest door het Christenvolk overal plechtig zal worden gevierd door een openbaar eerbetoon ter ere van het goddelijk Hart van Jezus, een eerbetoon van aanbidding, dank en eerherstel. Natuurlijk zal dit feest van christelijke vreugde en vroomheid met heel bijzondere vurigheid - één in liefde en gebed met heel de Christenheid - worden gevierd door dat volk, waaruit naar de beschikking Gods, de heilige maagd geboren werd, die deze verering heeft bevorderd en er de onvermoeibare heraut van was.
Referenties naar alinea 74: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
75
Wij vleien Ons met zoete hoop in het vooruitzicht der vruchten, die, als wat Wij u over de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus hebben voorgehouden goed wordt begrepen en met ijver in praktijk wordt gebracht, in grote overvloed over de Kerk zullen uitstromen. En Wij smeken God, dat Hij Onze vurige verlangens moge bijstaan met de hulp Zijner genade en dat zijn goddelijke hulp het gelukkig resultaat moge hebben, dat door de voorgeschreven viering van dit jaar de liefde der gelovigen voor het Allerheiligst Hart van Jezus steeds meer moge aangroeien en dat over de hele wereld Zijn milde Heerschappij en Zijn Rijk wordt uitgebreid, "het rijk van waarheid en leven, het rijk van heiligheid en genade, het rijk van gerechtigheid, liefde en vrede". Missale Romanum: Prefatie op.. Missale Romanum: Prefatie op het feest van Christus, Koning van het Heelal
Referenties naar alinea 75: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
76
Eerbiedwaardige Broeders, als onderpand van deze genadegaven geven Wij aan ieder van u afzonderlijk, maar ook aan de geestelijkheid en het volk, die aan uw zorgen zijn toevertrouwd, en vooral aan allen, die metterdaad de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus beoefenen en bevorderen, van ganser harte Onze Apostolische Zegen.
Gegeven te Rome, bij St. Pieter, de 15e mei van het jaar 1956,
het achttiende van Ons Pontificaat. Paus Pius XII
Referenties naar alinea 76: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 5
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.be/toondocument/271-haurietis-aquas-in-gaudio-nl