Inhoudsopgave
- Inhoud
Geachte kardinalen en patriarchen,
geachte broeders in het bisschopsambt en in het priesterschap,
geliefde broeders en zusters!
Het is voor mij een grote vreugde om deze concelebratie met de nieuwe kardinalen te presideren, na het consistorie van gisteren, en ik beschouw het als een teken van de voorzienigheid dat deze plaatsvindt op de liturgische feestdag van de aankondiging van de Heer en onder de zon die de Heer ons schenkt. Met de incarnatie van de Zoon van God erkennen wij namelijk het begin van de Kerk. Daar komt alles vandaan. Elke historische verwezenlijking van de Kerk en ook elke instelling ervan moet teruggaan op die oorspronkelijke Bron. Ze moet teruggaan op Christus, het vleesgeworden Woord van God. Het is Hem die wij altijd vieren: de Immanuël, de God-met-ons, door wie de heilbrengende wil van God de Vader is vervuld. En toch (juist vandaag beschouwen we dit aspect van het Mysterie) stroomt de goddelijke Bron door een bevoorrecht kanaal: de Maagd Maria. Met een sprekend beeld spreekt de heilige Bernardus in dit verband over
aquaeductus. Als we de incarnatie van de Zoon vieren, kunnen we daarom niet anders dan de Moeder eren. De engel richtte zich tot haar; zij aanvaardde zijn boodschap en toen zij vanuit het diepst van haar hart antwoordde: “Zie, ik ben de dienstmaagd des Heren; mij geschieden naar uw woord” , begon op dat moment het eeuwige Woord als mens in de tijd te bestaan.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
Van generatie op generatie blijft de verwondering over dit onuitsprekelijke mysterie levend. De heilige Augustinus, die zich voorstelt dat hij zich tot de engel van de aankondiging richt, vraagt: “Zeg mij, o engel, waarom is dit in Maria gebeurd?”. Het antwoord, zegt de boodschapper, ligt vervat in de woorden van de groet zelf: “Wees gegroet, vol van genade.” De engel noemt haar bij zijn komst niet bij haar aardse naam, Maria, maar bij haar goddelijke naam, zoals God haar altijd ziet en benoemt: “Vol van genade – gratia plena”, wat in het oorspronkelijke Grieks κεχαριτωµενηis, ”vol van genade“, en genade is niets anders dan de liefde van God, dus zouden we dit woord uiteindelijk kunnen vertalen als: ”geliefd" door God. Origenes merkt op dat een dergelijke titel nog nooit aan een mens is gegeven en dat deze in de hele Heilige Schrift niet voorkomt. Het is een titel die in passieve vorm wordt uitgedrukt, maar deze “passiviteit” van Maria, die altijd en voor altijd de “geliefde” van de Heer is, impliceert haar vrije instemming, haar persoonlijke en originele antwoord: door geliefd te zijn, door de gave van God te ontvangen, is Maria volledig actief, omdat zij met persoonlijke beschikbaarheid de golf van Gods liefde die zich over haar uitstort, ontvangt. Ook hierin is zij de volmaakte leerling van haar Zoon, die in gehoorzaamheid aan de Vader zijn vrijheid volledig realiseert en juist zo zijn vrijheid uitoefent, door te gehoorzamen. In de tweede lezing hebben we de prachtige passage gehoord waarin de auteur van de Brief aan de Hebreeën Psalm 39 interpreteert in het licht van de incarnatie van Christus: “Toen Christus de wereld binnenkwam, zei hij: ... Zie, ik kom om uw wil te doen, o God” . Geconfronteerd met het mysterie van deze twee “Hier ben ik”, het “Hier ben ik” van de Zoon en het “Hier ben ik” van de Moeder, die elkaar weerspiegelen en één enkel Amen vormen op de liefdevolle wil van God, blijven wij versteld staan en aanbidden wij vol dankbaarheid.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
Wat een groot geschenk, broeders, om deze suggestieve viering te mogen houden op de plechtige feestdag van de Aankondiging van de Heer! Hoeveel licht kunnen we uit dit mysterie putten voor ons leven als dienaren van de Kerk. In het bijzonder u, beste nieuwe kardinalen, welke steun kunt u krijgen voor uw missie als eminente “Senaat” van de Opvolger van Petrus! Dit voorzienige toeval helpt ons om de gebeurtenis van vandaag, waarin het Petrus-principe van de Kerk bijzonder naar voren komt, te beschouwen in het licht van het andere principe, het Maria-principe, dat nog oorspronkelijker en fundamenteler is. Het belang van het Maria-principe in de Kerk werd na het Concilie bijzonder benadrukt door mijn geliefde voorganger paus Johannes Paulus II, in overeenstemming met zijn motto Totus tuus. In zijn spirituele benadering en zijn onvermoeibare ambt werd de aanwezigheid van Maria als Moeder en Koningin van de Kerk voor iedereen zichtbaar. Meer dan ooit werd deze moederlijke aanwezigheid door hem gevoeld tijdens de aanslag op 13 mei 1981 hier op het Sint-Pietersplein. Ter herinnering aan die tragische gebeurtenis wilde hij dat een mozaïek met de afbeelding van de Maagd vanaf de top van het Apostolisch Paleis uitkeek over het Sint-Pietersplein, om de hoogtepunten en het gewone verloop van zijn lange pontificaat te begeleiden, dat precies een jaar geleden de laatste fase inging, pijnlijk en tegelijk triomfantelijk, echt het Pasen uitend. Het icoon van de Annunciatie laat ons beter dan enig ander icoon duidelijk zien hoe alles in de Kerk teruggaat naar dat mysterie van de aanvaarding van het goddelijke Woord, waar door het werk van de Heilige Geest het verbond tussen God en de mensheid op volmaakte wijze werd bezegeld. Alles in de Kerk, elke instelling en elk ambt, ook dat van Petrus en zijn opvolgers, wordt ‘omvat’ door de mantel van de Maagd, in de ruimte vol genade van haar ‘ja’ aan de wil van God. Het is een band die bij ons allen natuurlijk een sterke emotionele weerklank heeft, maar die in de eerste plaats een objectieve waarde heeft. Tussen Maria en de Kerk bestaat namelijk een natuurlijke verwantschap die het Tweede Vaticaans Concilie sterk heeft benadrukt met de gelukkige keuze om de behandeling van de Heilige Maagd aan het einde van de Constitutie over de Kerk, de , te plaatsen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
Het thema van de relatie tussen het petrinsche en het mariale principe vinden we ook terug in het symbool van de ring, die ik u zo dadelijk zal overhandigen. De ring is altijd een huwelijkssymbool. Bijna allen hebben u deze reeds ontvangen op de dag van uw bisschopswijding, als uitdrukking van trouw en toewijding om de heilige Kerk, de bruid van Christus, te bewaren. De ring die ik u vandaag overhandig, eigen aan de kardinaalwaardigheid, wil deze verbintenis bevestigen en versterken, opnieuw uitgaande van een huwelijksgeschenk, dat u eraan herinnert dat u in de eerste plaats innig verenigd bent met Christus, om de missie van echtgenoten van de Kerk te vervullen. Het ontvangen van de ring is voor u dus als het hernieuwen van uw “ja”, uw “hier ben ik”, gericht aan zowel de Heer Jezus, die u heeft gekozen en aangesteld, als aan zijn heilige Kerk, die u geroepen bent om met echtelijke liefde te dienen. De twee dimensies van de Kerk, de mariale en de petrinische, komen dus samen in wat de vervulling van beide vormt, namelijk in de hoogste waarde van de naastenliefde, het “grootste” charisma, de “beste weg van allemaal”, zoals de apostel Paulus schrijft .
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
Alles gaat voorbij in deze wereld. In de eeuwigheid blijft alleen de Liefde over. Daarom, broeders, laten we, gebruikmakend van de gunstige tijd van de vastentijd, ons ertoe verbinden om na te gaan of alles in ons persoonlijk leven, evenals in de kerkelijke activiteit waarin we zijn opgenomen, door de liefde wordt bewogen en naar de liefde neigt. Ook hiervoor verlicht ons het mysterie dat we vandaag vieren. Het eerste wat Maria deed nadat ze de boodschap van de engel had aanvaard, was namelijk “haastig” naar het huis van haar nicht Elisabeth gaan om haar te dienen. Dat van de Maagd was een initiatief van authentieke naastenliefde, nederig en moedig, gedreven door het geloof in het Woord van God en door de innerlijke drang van de Heilige Geest. Wie liefheeft, vergeet zichzelf en stelt zich ten dienste van de naaste. Dat is het beeld en het model van de Kerk! Elke kerkgemeenschap is, net als de Moeder van Christus, geroepen om met volledige beschikbaarheid het mysterie van God te aanvaarden, die in haar komt wonen en haar op de wegen van de liefde voortstuwt. Dit is de weg die ik bij het begin van mijn pontificaat heb willen inslaan door iedereen in mijn eerste encycliek uit te nodigen om de Kerk op te bouwen in naastenliefde, als een “gemeenschap van liefde” Bij het nastreven van dit doel, geachte broeders kardinalen, is uw spirituele en actieve nabijheid voor mij een grote steun en troost. Daarvoor dank ik u, terwijl ik u allen, priesters, diakens, religieuzen en leken, uitnodig om u te verenigen in de aanroeping van de Heilige Geest, opdat het College van Kardinalen steeds vuriger mag worden in pastorale naastenliefde, om de hele Kerk te helpen de liefde van Christus in de wereld uit te stralen, tot lof en eer van de Heilige Drie-eenheid. Amen!
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://rkdocumenten.be/toondocument/9761-gemeenschap-van-liefde-maria-vol-van-genade-nl