Waarom ik vandaag nog steeds in de Kerk ben
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Waarom ik vandaag nog steeds in de Kerk ben
Katholieke Academie, München
Joseph Ratzinger
4 juni 1970
Kerkelijke schrijvers - Toespraken
Vert. uit het Engels
Ontleend aan Fundamental Speeches from Five Decades, 2012, Ignatius Press.
Bron, geraadpleegd op 1 september 2023
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Ontleend aan Fundamental Speeches from Five Decades, 2012, Ignatius Press.
Bron, geraadpleegd op 1 september 2023
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
24 januari 2025
Dr. W.J.G.A. Veth pr.
25 januari 2025
9421
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
Tegenwoordig zijn er veel en tegenstrijdige redenen om niet meer in de Kerk te zijn. Gezien de parameters van een...Gezien de parameters van een lezing en de speciale aard van het mij toegewezen thema, is het vanzelfsprekend dat het niet mogelijk was om een uitgebreide presentatie te ondernemen van de objectieve redenen om in de Kerk te zijn. Ik moest er genoegen mee nemen dat ik, als in een mozaïek, enkele opmerkingen over een beslissing die uiteindelijk mijn eigen persoonlijke verantwoordelijkheid was, in elkaar liet passen, maar die toch op hun eigen manier misschien iets van een objectieve wet duidelijk kunnen maken. De mensen die zich vandaag de dag aangezet voelen om de Kerk de rug toe te keren, zijn niet alleen degenen die vervreemd zijn geraakt van het geloof van de Kerk of die de Kerk als te ouderwets beschouwen, te middeleeuws, te vijandig tegenover de wereld en het leven, maar ook degenen die hielden van de historische vorm van de Kerk, haar aanbidding, haar tijdloosheid en de weerspiegeling van het eeuwige in haar. Het lijkt hen dat de Kerk in het proces zit van verraad aan wat het meest kenmerkend voor haar is, dat ze zichzelf verkoopt aan de huidige mode en daardoor haar ziel verliest: ze zijn teleurgesteld als een minnaar die het verraad van een grote liefde moet ervaren en serieus moet overwegen haar zijn rug toe te keren.
Een publiek van bijna duizend reageerde op 4 juni 1970 in München op een uitnodiging van de Katholieke Academie in Beieren voor een avondlezing door professor Joseph Ratzinger, op dat moment Ordinarius voor Dogmatiek op de universiteit van Regensburg. Blijkbaar had het onderwerp "Waarom ik vandaag nog steeds in de Kerk ben" een probleem aangesproken dat de geest van veel mensen bezig hield. De tweede voordracht voor deze verdediging in de serie "Christelijk leven en Kerk" werd gegeven op 11 juni 1970, met een even grote response, door de theoloog Dr. Hans Urs von Balthasar uit Basel (Zwitserland) met de titel "Waarom ik vandaag nog steeds een christen ben".
Tegenwoordig zijn er veel en tegenstrijdige redenen om niet meer in de Kerk te zijn. Gezien de parameters van een...Gezien de parameters van een lezing en de speciale aard van het mij toegewezen thema, is het vanzelfsprekend dat het niet mogelijk was om een uitgebreide presentatie te ondernemen van de objectieve redenen om in de Kerk te zijn. Ik moest er genoegen mee nemen dat ik, als in een mozaïek, enkele opmerkingen over een beslissing die uiteindelijk mijn eigen persoonlijke verantwoordelijkheid was, in elkaar liet passen, maar die toch op hun eigen manier misschien iets van een objectieve wet duidelijk kunnen maken. De mensen die zich vandaag de dag aangezet voelen om de Kerk de rug toe te keren, zijn niet alleen degenen die vervreemd zijn geraakt van het geloof van de Kerk of die de Kerk als te ouderwets beschouwen, te middeleeuws, te vijandig tegenover de wereld en het leven, maar ook degenen die hielden van de historische vorm van de Kerk, haar aanbidding, haar tijdloosheid en de weerspiegeling van het eeuwige in haar. Het lijkt hen dat de Kerk in het proces zit van verraad aan wat het meest kenmerkend voor haar is, dat ze zichzelf verkoopt aan de huidige mode en daardoor haar ziel verliest: ze zijn teleurgesteld als een minnaar die het verraad van een grote liefde moet ervaren en serieus moet overwegen haar zijn rug toe te keren.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Omgekeerd zijn er echter ook vrij tegenstrijdige redenen om in de Kerk te blijven: degenen die blijven zijn niet alleen alleen degenen die vastberaden hechten aan hun geloof in haar missie of degenen die niet bereid zijn hun banden los te maken met een dierbare oude gewoonte (hoewel ze van die gewoonte weinig gebruik maken). Ook vandaag de dag zijn er zeer nadrukkelijk degenen die haar hele historische karakter verwerpen en hartstochtelijk strijden tegen de betekenis die haar functionarissen haar proberen te geven of hoog te houden. Hoewel ze willen verwijderen wat de Kerk was en is, zijn ze vastbesloten niet te worden buitengesloten, zodat ze van haar kunnen maken wat naar hun mening ze moet worden.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Voorlopige reflectie op de situatie van de Kerk
Dit alles leidt echter tot een ware toren van Babel binnen de Kerk: niet alleen worden de redenen voor en tegen op de vreemdste manieren door elkaar gehaald, maar het lijkt nauwelijks nog mogelijk om enige akkoord te bereiken. Bovenal is er sprake van wantrouwen, omdat het lidmaatschap van de Kerk zijn duidelijke betekenis heeft verloren en in de resulterende ambiguïteit niemand de eerlijkheid van de ander durft te vertrouwen. Romano Guardini's hoopvolle oordeel, geschreven in 1921, lijkt in een tegendeel te zijn veranderd. "Een gedenkwaardig proces is ingezet: de Kerk ontwaakt in zielen." Vandaag lijkt het erop dat het gezegde andersom moet worden gelezen: inderdaad, er vindt een gedenkwaardig proces plaats - de Kerk dooft uit in zielen en stort in in gemeenschappen. Te midden van een wereld die naar eenheid streeft, brokkelt de Kerk af tot nationalistische wrok, een veroordeling van alles wat vreemd is en de verheerlijking van wat eigen is. Tussen de beheerders van wereldlijkheid en de reactionairen die zich te veel vasthouden aan het uitwendige en wat alleen maar is geweest, tussen een minachting voor traditie en positivistisch bouwen op de letter van de wet, lijkt er geen midden te zijn - publieke opinie wijst onverzoenlijk ieder zijn eigen plaats. Zij heeft duidelijke etiketten nodig en kan zich geen zorgen maken over nuances: iedereen die niet voor vooruitgang is, is ertegen. Men moet een conservatief of een progressief zijn. Natuurlijk is de realiteit, godzijdank, anders: rustig en bijna stemloos, tussen die uitersten zijn er zelfs vandaag eenvoudige gelovigen, zelfs vandaag op dit uur van verwarring voeren zij de ware taak van de Kerk uit: aanbidding en het geduld van het dagelijks leven, gevoed door het Woord van God. Maar zij passen niet in het gewenste plaatje, en daarom blijven ze voor het grootste deel stil. Deze ware Kerk is weliswaar niet onzichtbaar, maar toch diep verborgen onder de menselijke toevoegingen.
Dit alles leidt echter tot een ware toren van Babel binnen de Kerk: niet alleen worden de redenen voor en tegen op de vreemdste manieren door elkaar gehaald, maar het lijkt nauwelijks nog mogelijk om enige akkoord te bereiken. Bovenal is er sprake van wantrouwen, omdat het lidmaatschap van de Kerk zijn duidelijke betekenis heeft verloren en in de resulterende ambiguïteit niemand de eerlijkheid van de ander durft te vertrouwen. Romano Guardini's hoopvolle oordeel, geschreven in 1921, lijkt in een tegendeel te zijn veranderd. "Een gedenkwaardig proces is ingezet: de Kerk ontwaakt in zielen." Vandaag lijkt het erop dat het gezegde andersom moet worden gelezen: inderdaad, er vindt een gedenkwaardig proces plaats - de Kerk dooft uit in zielen en stort in in gemeenschappen. Te midden van een wereld die naar eenheid streeft, brokkelt de Kerk af tot nationalistische wrok, een veroordeling van alles wat vreemd is en de verheerlijking van wat eigen is. Tussen de beheerders van wereldlijkheid en de reactionairen die zich te veel vasthouden aan het uitwendige en wat alleen maar is geweest, tussen een minachting voor traditie en positivistisch bouwen op de letter van de wet, lijkt er geen midden te zijn - publieke opinie wijst onverzoenlijk ieder zijn eigen plaats. Zij heeft duidelijke etiketten nodig en kan zich geen zorgen maken over nuances: iedereen die niet voor vooruitgang is, is ertegen. Men moet een conservatief of een progressief zijn. Natuurlijk is de realiteit, godzijdank, anders: rustig en bijna stemloos, tussen die uitersten zijn er zelfs vandaag eenvoudige gelovigen, zelfs vandaag op dit uur van verwarring voeren zij de ware taak van de Kerk uit: aanbidding en het geduld van het dagelijks leven, gevoed door het Woord van God. Maar zij passen niet in het gewenste plaatje, en daarom blijven ze voor het grootste deel stil. Deze ware Kerk is weliswaar niet onzichtbaar, maar toch diep verborgen onder de menselijke toevoegingen.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Dit geeft ons een eerste aanwijzing over de achtergrond van de vraag die vandaag de dag opkomt: waarom blijf ik nog steeds in de Kerk? Als we ze zinvol willen beantwoorden, moeten we eerst deze achtergrond in grotere diepte analyseren, wat vanwege dat kleine woord "vandaag" direct betrekking heeft op ons onderwerp, en we moeten nu verder gaan dan het identificeren van de situatie om te vragen naar de redenen ervoor.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Hoe kon deze opmerkelijke situatie in de toren van Babel ontstaan, juist op het moment dat we hoopten op een nieuw Pinksteren? Hoe was het mogelijk dat op het moment dat het Concilie zich in de volwassen oogst van het ontwaken van de laatste decennia leek te hebben verzameld, het resultaat plotseling een beangstigende leegte was in plaats van een schat aan vervulling? Hoe kon het gebeuren dat deze geweldige nieuwe beweging gericht op eenheid desintegratie moest veroorzaken? Ik zou in de eerste plaats willen proberen te antwoorden met een vergelijking, die tegelijkertijd de taak die voor ons ligt kan onthullen en daardoor de redenen kan aandragen die, ondanks alles wat negatief is, het mogelijk maken een bevestigend antwoord te blijven geven. Het lijkt erop dat we bij onze pogingen om de Kerk te begrijpen – wat uiteindelijk tijdens het Concilie een actieve strijd om haar werd, een concreet project om aan de Kerk te werken – zo dicht bij deze zelfde Kerk zijn gekomen dat het ons nu niet langer lukt het om het geheel waar te nemen. Door de huizen zien we de stad niet meer, door de bomen het bos niet meer. Deze situatie, waar de wetenschap ons met betrekking tot de realiteit zo vaak naartoe heeft geleid, lijkt zich nu ook met betrekking tot de Kerk te hebben voorgedaan. We zien het specifieke detail met zo'n buitensporige precisie dat het voor ons onmogelijk wordt om het geheel waar te nemen. En net als in de wetenschap, zo ook hier: de winst in nauwkeurigheid betekent een verlies aan waarheid. Hoe onbetwistbaar alles correct is dat de microscoop ons laat zien wanneer we naar een stukje van een boom eronder kijken, kan het nog steeds tegelijkertijd de waarheid verhullen als het ons laat vergeten dat het specifieke detail niet alleen het specifieke is, maar het zijn bestaan binnen het geheel heeft, dat niet onder de microscoop kan worden geplaatst en toch waar is, meer waar dan het geïsoleerde detail.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Laten we nu dingen benoemen zonder metafoor. Het hedendaagse perspectief heeft onze kijk op de Kerk verder gewijzigd: in de praktijk zien we de Kerk nu uitsluitend onder het aspect van haalbaarheid, wat we van haar kunnen maken. De intensieve inspanning tot hervorming in de Kerk zorgde er uiteindelijk voor al het andere te vergeten. Voor ons vandaag is ze slechts een structuur die we kunnen veranderen, die ons confronteert met de vraag wat we moeten veranderen om haar "efficiënter" te maken voor welke doeleinden dan ook het individu in gedachten heeft. In de populaire mind-set is het idee van hervorming tot een grote mate gedegenereerd in deze manier om de vraag in te kaderen en is dus beroofd van zijn essentie. Want hervorming is in de oorspronkelijke zin een geestelijk proces, nauw verwant aan bekering en maakt in die zin deel uit van de kern van het Christendom: alleen door bekering wordt men Christen. Dit geldt voor het individu gedurende zijn hele leven, en dit geldt voor de Kerk de hele geschiedenis door. Ook zij leeft, als Kerk, van het feit dat ze zich steeds opnieuw bekeert tot de Heer en zich afkeert van haar koppige aandringen op wat haar eigen is, wat gewoonte is, wat, hoewel geruststellend, zo gemakkelijk in strijd kan zijn met de waarheid. Maar als hervorming los wordt gezien van deze context, van de sleur van bekering, en verlossing nu uitsluitend wordt verwacht door verandering bij andere mensen, van steeds nieuwe vormen en steeds nieuwe aanpassingen aan de tijd, dan kunnen er nog steeds veel nuttige dingen gebeuren, maar over het algemeen wordt zij een karikatuur van zichzelf. Strikt genomen kunnen zulke hervormingen alleen de onbelangrijke, secundaire zaken in de Kerk beïnvloeden; geen wonder dat de Kerk zelf uiteindelijk van ondergeschikt belang blijkt te zijn! Als we daarover nadenken, begrijpen we ook de paradox die het resultaat lijkt te zijn van de huidige inspanningen tot vernieuwing: de poging om rigide structuren los te maken, om vormen van kerkelijk ambt te corrigeren die teruggaan op de Middeleeuwen of, nog meer, naar het tijdperk van het absolutisme, en om de Kerk van dergelijke aangroei te bevrijden ter wille van een eenvoudiger dienstbetoon in de geest van het Evangelie – deze inspanning heeft in feite geleid tot een te grote nadruk op het officiële element in de Kerk, die bijna ongekend is in de geschiedenis. Toegegeven, de instituties en ambten in de Kerk worden vandaag de dag radicaler bekritiseerd dan ooit tevoren, maar ze trekken ook onze aandacht meer exclusief dan vroeger: nogal wat mensen veronderstellen dat de Kerk vandaag de dag alleen nog uit die dingen bestaat. De vraag naar de Kerk wordt vervolgens uitgeput in het gevecht om haar instituties; mensen willen niet dat zo'n uitgebreid apparaat onbenut blijft, maar ze vinden het grotendeels onpraktisch voor de nieuwe doeleinden die eraan zijn toegewezen.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Achter dit punt nog een ander, het cruciale, dat zichtbaar wordt: de geloofscrisis, wat de werkelijke kern van het proces is. Met betrekking tot haar sociologische radius, reikt de Kerk nog steeds ver buiten de cirkel van werkelijke gelovigen, en door deze geïnstitutionaliseerde onwaarheid is ze diep vervreemd geraakt van haar ware aard. De hevige publiciteit rond het Concilie en de schijnbare mogelijkheid van een toenadering tussen geloof en ongeloof (wat de berichtgeving vrijwel onvermijdelijk veinsde) radicaliseerde deze vervreemding tot het uiterste: het applaus voor het Concilie kwam deels van degenen die geen enkele intentie hadden om zelf gelovigen te worden, zoals de christelijke traditie het opvat, maar eerder de "vooruitgang" begroetten die de Kerk boekte ten opzichte van hun eigen standpunt als een bevestiging van hun eigen weg. Tegelijkertijd bevond het geloof zich natuurlijk ook binnen de Kerk in een opwindende staat van gisting. Het probleem van historische bemiddeling zorgt ervoor dat de oude Geloofsbelijdenis een onduidelijke schemering binnengaat waarin de contouren van dingen vervagen; de claims van de natuurwetenschappen, en nog meer van wat wordt beschouwd als het moderne wereldbeeld, doen hun deel om dit proces te verergeren. De grenzen tussen interpretatie en ontkenning worden steeds onherkenbaarder, precies in de kern van de zaak: wat betekent "verrezen uit de dood" eigenlijk? Wie gelooft, wie interpreteert, wie ontkent? En in het gehele debat over de grenzen van interpretatie, verdwijnt het gezicht van God merkbaar. "De dood van God" is een heel reëel proces dat zich vandaag de dag tot diep in het binnenste van de Kerk uitstrekt. God is aan het sterven in het Christendom, zo lijkt het. Want wanneer de verrijzenis een ervaring wordt van een opdracht die in ouderwetse beelden wordt opgevat, dan is God niet aan het werk. Is hij wel aan het werk? Dat is de vraag die meteen volgt. Maar wie wil zo reactionair zijn dat hij aandringt op een realistisch "hij is verrezen"? Dus wat de ene persoon noodzakelijkerwijs beschouwt als ongeloof is vooruitgang voor een ander, en wat tot nu toe ondenkbaar was, wordt normaal: dat mannen die lang geleden het Credo van de Kerk hebben verlaten zichzelf in goed geweten als de echt progressieve christenen beschouwen. Voor hen is echter de enige maatstaf waaraan ze de Kerk kunnen meten de opportuniteit waarmee zij functioneert; natuurlijk blijft de vraag wat opportuun is en met welk doel het geheel eigenlijk zou moeten functioneren. Voor sociale kritiek, voor ontwikkelingshulp, voor revolutie? Of voor gemeenschapsvieringen? Hoe dan ook, men moet vanaf de grond opnieuw beginnen, omdat de Kerk oorspronkelijk niet voor dat alles is gemaakt, en bovendien is ze in haar huidige vorm waarschijnlijk niet echt capabel om zo te functioneren ook. Zo neemt het onbehagen onder gelovigen en ongelovigen toe. Het eigendomsrecht dat het ongeloof in de Kerk zich heeft verworven, zorgt ervoor dat de situatie voor beide groepen steeds ondraaglijker lijkt; bovenal is het hervormingsprogramma door deze ontwikkelingen op tragische wijze in een vreemde dubbelzinnigheid terechtgekomen waarvoor veel mensen geen oplossing meer zien. Nu kan iemand natuurlijk zeggen: Maar dat is niet de hele situatie waarmee we worden geconfronteerd. Inderdaad, er zijn inderdaad ook zoveel positieve ontwikkelingen geweest in de afgelopen jaren die eenvoudigweg niet kunnen worden genegeerd - de nieuwe toegankelijkheid van de liturgie, het verhoogde bewustzijn voor sociale problemen, een beter begrip tussen afgescheiden christenen, de ontmanteling van vele angsten die waren voortgekomen uit een vals geloof in de letter van de wet, en veel meer. Dat is waar en het mag niet worden geringschat. Maar het is niet kenmerkend voor het "overheersende weersysteem" in de Kerk van vandaag (als ik het zo mag zeggen). Integendeel, ook dit alles is inmiddels meegesleept in de schemering die is voortgekomen uit het vervagen van de grenzen tussen geloof en ongeloof. Alleen aanvankelijk leek het resultaat van deze vervaging bevrijdend. Vandaag is het duidelijk dat, ondanks alle bestaande tekenen van hoop, dit proces geen moderne Kerk heeft opgeleverd, maar een die diep verdeeld en vertwijfeld is. Laten we het heel bot zeggen: het Eerste Vaticaans Concilie had de Kerk beschreven als "signum levatum in nationes" (een banier tot teken voor de naties), als de grote eschatologische vlag die van ver zichtbaar is en de mensheid oproept en verenigt. Zij is (zei het Concilie van 1870) de “vlag” of standaard waarop Jesaja hoopte (Jes 11,12)[b:Jes 11,12], zichtbaar van ver, die iedereen kan herkennen en die ondubbelzinnig de weg wijst aan iedereen: met haar wonderbaarlijke verspreiding, haar sublieme heiligheid, haar vruchtbaarheid in elk goed werk en haar onwrikbare stabiliteit, zij is het echte wonder van het Christendom, zijn voortdurende authenticiteit in de ogen van de geschiedenis, alle andere tekenen en wonderen vervangend.Denzinger-Schönmetzer,...Denzinger-Schönmetzer, Enchiridion Symbolorum, 32e ed. (Freiburg, 1963), nrs. 3013f. Vandaag lijkt dit allemaal in het tegenovergestelde te zijn veranderd: geen wonderlijke verspreiding, maar een provinciale, stagnerende club die niet in staat was om de grenzen van de Europese of middeleeuwse geest te overtreffen; geen sublieme heiligheid, maar eerder een compendium van alle menselijke misdaden, verontreinigd en vernederd door een geschiedenis die geen enkel schandaal heeft gemist, van het verbranden van ketters tot heksenjachten, van de vervolging van joden en de slavernij van het geweten aan zelfdogmatisering en verzet tegen wetenschappelijk bewijs, zodat iedereen die tot deze geschiedenis behoort alleen zijn hoofd kan bedekken met schaamte; en ten slotte geen stabiliteit, maar eerder het meegesleept worden door alle stromingen van de geschiedenis, door kolonialisme en nationalisme, en nu in het proces van in het reine komen met het marxisme en, indien mogelijk, zichzelf grotendeels daarmee te identificeren... Zo lijkt de Kerk niet een teken te zijn dat ons tot het geloof oproept, maar eerder het voornaamste obstakel om het te aanvaarden.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Als er nu een echte theologie van de Kerk moet komen, lijkt het erop dat deze alleen kan bestaan uit het wegnemen van haar theologische attributen en haar als iets puur politieks te beschouwen en te bespreken. De Kerk zelf lijkt niet langer een realiteit van het geloof te zijn, maar een vrij bijkomstige, zelfs als misschien onmisbare, organisatie van gelovigen, die zo snel als mogelijk zou moeten worden geherstructureerd volgens de nieuwste bevindingen van de sociologie. Vertrouwen is goed, maar verificatie is beter - na alle teleurstellingen is dit nu de slogan met betrekking tot het kerkelijke ambt. Het sacramentele principe is niet langer begrijpelijk; democratische checks and balances lijken nu het enige betrouwbare alternatief te zijn: Er kan enige rechtvaardiging...Er kan enige rechtvaardiging zijn voor een dergelijke eis, en in grote mate kan deze zeer verenigbaar zijn met de sacramenteel gedefinieerde vorm van kerkelijk leiderschap; dit punt wordt, met de nodige nuances, uitgewerkt in J. Ratzinger en H. Maier, Demokratie in der Kirche (Limburg, 1970). zelfs de Heilige Geest is tenslotte veel te ongrijpbaar. Iedereen die niet bang is om naar het verleden te kijken, weet natuurlijk dat de vernederingen van de geschiedenis waren gebaseerd precies op het volgen van dit pad: de mens wist de macht te grijpen en meende dat zijn prestaties het enige ware waren.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Een beeld voor de aard van de Kerk
Een Kerk die alleen wordt bekeken in politieke termen, in tegenstelling tot haar hele geschiedenis en haar onderscheidende aard, heeft geen zin, en een louter politieke beslissing om in de Kerk te blijven is oneerlijk, zelfs als het de slogan van eerlijkheid zingt. Maar dan, gezien de huidige situatie, hoe kan men rechtvaardigen in de Kerk te blijven? Anders gezegd: de beslissing ten gunste van de Kerk moet een geestelijke beslissing zijn, wil zij enige betekenis hebben – maar hoe kan zo'n geestelijke beslissing gerechtvaardigd worden? En opnieuw wil ik in een vergelijking een voorlopig antwoord geven, terwijl ik terugverwijs naar de verklaring die eerder werd geboden om de situatie te beschrijven. We hadden gezegd dat we door te knoeien met de Kerk zo dicht bij haar zijn gekomen dat onze perceptie van het geheel verdwenen is. We kunnen deze gedachte vergroten door een beeld toe te passen dat de Kerkvaders hebben gevonden in hun symbolische meditatie over de Kerk en de wereld. Ze legden uit dat de maan in de inrichting van de kosmos een beeld is van wat de Kerk is in de inrichting van de verlossing in het geestelijk-intellectuele universum. Hier wordt de oersymboliek uit de geschiedenis van de religie overgenomen (hoewel de Kerkvaders niet spraken over een “theologie van religies”, brachten ze die in de praktijk), waarbij de maan een symbool is van zowel vruchtbaarheid als zwakheid, een symbool van dood en vergankelijkheid, maar ook een symbool van hoop op wedergeboorte en verrijzenis, was een beeld van het menselijk bestaan, "pathetisch en troostrijk tegelijkertijd". M. Eliade, Die Religionen und...M. Eliade, Die Religionen und das Heilige (Salzburg, 1954), 215; zie in het algemeen het hele hoofdstuk in dat boek getiteld "Mond und Mondmystik", 180-216. Lunaire en aardse symboliek smelten in veel opzichten samen. De maan, zowel in haar vergankelijkheid als in haar wedergeboorte, vertegenwoordigt de wereld van mensen, de aardse wereld, de wereld die gekenmerkt wordt door ontvankelijkheid en behoeftigheid, die haar vruchtbaarheid van elders ontvangt: van de zon. Zo is de maansymboliek tegelijkertijd een symbool voor de mens, voor de mensheid zoals weergegeven in de vrouw: ontvankelijk en vruchtbaar door de kracht van wat wordt ontvangen.
Een Kerk die alleen wordt bekeken in politieke termen, in tegenstelling tot haar hele geschiedenis en haar onderscheidende aard, heeft geen zin, en een louter politieke beslissing om in de Kerk te blijven is oneerlijk, zelfs als het de slogan van eerlijkheid zingt. Maar dan, gezien de huidige situatie, hoe kan men rechtvaardigen in de Kerk te blijven? Anders gezegd: de beslissing ten gunste van de Kerk moet een geestelijke beslissing zijn, wil zij enige betekenis hebben – maar hoe kan zo'n geestelijke beslissing gerechtvaardigd worden? En opnieuw wil ik in een vergelijking een voorlopig antwoord geven, terwijl ik terugverwijs naar de verklaring die eerder werd geboden om de situatie te beschrijven. We hadden gezegd dat we door te knoeien met de Kerk zo dicht bij haar zijn gekomen dat onze perceptie van het geheel verdwenen is. We kunnen deze gedachte vergroten door een beeld toe te passen dat de Kerkvaders hebben gevonden in hun symbolische meditatie over de Kerk en de wereld. Ze legden uit dat de maan in de inrichting van de kosmos een beeld is van wat de Kerk is in de inrichting van de verlossing in het geestelijk-intellectuele universum. Hier wordt de oersymboliek uit de geschiedenis van de religie overgenomen (hoewel de Kerkvaders niet spraken over een “theologie van religies”, brachten ze die in de praktijk), waarbij de maan een symbool is van zowel vruchtbaarheid als zwakheid, een symbool van dood en vergankelijkheid, maar ook een symbool van hoop op wedergeboorte en verrijzenis, was een beeld van het menselijk bestaan, "pathetisch en troostrijk tegelijkertijd". M. Eliade, Die Religionen und...M. Eliade, Die Religionen und das Heilige (Salzburg, 1954), 215; zie in het algemeen het hele hoofdstuk in dat boek getiteld "Mond und Mondmystik", 180-216. Lunaire en aardse symboliek smelten in veel opzichten samen. De maan, zowel in haar vergankelijkheid als in haar wedergeboorte, vertegenwoordigt de wereld van mensen, de aardse wereld, de wereld die gekenmerkt wordt door ontvankelijkheid en behoeftigheid, die haar vruchtbaarheid van elders ontvangt: van de zon. Zo is de maansymboliek tegelijkertijd een symbool voor de mens, voor de mensheid zoals weergegeven in de vrouw: ontvankelijk en vruchtbaar door de kracht van wat wordt ontvangen.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
De toepassing van de maansymboliek op de Kerk door de Vaders ontsproot voornamelijk uit twee vertrekpunten: vanuit de verbinding tussen maan en vrouw (moeder) en vanuit het gezichtspunt dat het licht van de maan geleend licht is, het licht van helios, zonder welke de maan louter duisternis zou zijn; ze schijnt, maar haar licht is niet haar eigen licht, maar eerder het licht van een ander. Zie H. Rahner, Griechische...Zie H. Rahner, Griechische Mythen in christlicher Deutung (Darmstadt, 1957), 200-224; H. Rahner, Symbole der Kirche (Salzburg, 1964), 89-173. Hij maakt de interessante opmerking dat de natuurwetenschap in de Oudheid de vraag grondig besprak of de maan zijn eigen licht heeft of van een ander. De meeste Kerkvaders onderschreven deze laatste theorie, die de overheersende theorie was geworden, en kenden er symbolische theologische waarde aan toe (zie vooral. blz. 100). Zij is duisternis en straalt tegelijkertijd. De maan zelf is duisternis, maar zij schenkt helderheid die komt van een ander hemellichaam wiens licht zij overbrengt. Juist daarin verbeeldt zij echter de Kerk, die straalt, ook al is ze zelf donker: ze is niet helder vanwege haar eigen licht, maar ze ontvangt veeleer licht van de ware Helios, Christus, zodat zij, hoewel zij zelf slechts aardse steen is (zoals de maan, die tenslotte gewoon een andere aarde is), toch licht kan geven in de nacht van onze ballingschap van God: "De maan spreekt van het mysterie van Christus.” Ambrosius, Exameron IV 8, 23...Ambrosius, Exameron IV 8, 23 CSEL 32, 1, blz. 137, ll. 27f.; H. Rahner, Griechische Mythen, 201.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
We moeten symbolen niet forceren; ze zijn juist waardevol vanwege hun figuratieve karakter, dat zich aan logische schematisering onttrekt. Desalniettemin kan in het tijdperk van de maanreis een uitbreiding van de vergelijking te binnen schieten, waarin de specifieke kenmerken van onze situatie (ook met betrekking tot de realiteit "Kerk") zichtbaar kunnen worden gemaakt door deze combinatie van fysisch en symbolisch denken. De maanreiziger of de maansonde ontdekt de maan alleen als rotsen, woestijn, zand, bergen, maar niet als licht. Enop zichzelf is het nietsmeer dan woestijn, zand en rotsen. En toch is ze ook licht – niet in zichzelf, maar uit een andere bron en met een ander doel – en dat blijft zo, zelfs in het tijdperk van de ruimtevaart. Het is wat het zelf niet is. Het andere dat het niet van haarzelf is, is toch haar realiteit, ook - als wat "niet eigen" is. Er is een waarheid van de fysica, en er is een waarheid van poëzie, van symbolen, en de een heft de ander niet op. En nu vraag ik: is dit niet een zeer exact beeld van de Kerk? Iemand die over haar heen rijdt en monsters neemt met een maansonde, kan alleen woestijn, zand en rotsen ontdekken, de menselijke zwakheden van de mens en zijn geschiedenis met zijn woestijnen, zijn stof en zijn hoogten. Dat is van haar. En toch is dat niet essentieel aan haar. Het beslissende is dat zij, hoewel slechts zand en steen, niettemin licht is van de Heer, van iemand anders: wat niet van haar is toch echt en haar eigen. Inderdaad, haar aard ligt in het feit dat zij zelf niet telt, maar eerder, wat aan haar telt, is wat ze niet is, dat ze alleen bestaat om zich van zichzelf te ontdoen - het feit dat zij een licht heeft dat ze niet is en alleen daarom niettemin is. Ze is "maan" -mysterium lunae- en aldus doet ze ertoe voor de gelovige, want precies hierin is zij de plaats van een blijvende geestelijke beslissing.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Omdat de stand van zaken die in dit beeld wordt aangeroerd mij cruciaal lijkt, wil ik deze graag verduidelijken door middel van een andere observatie voordat ik probeer deze vanuit de beeldtaal te vertalen naar objectieve uitspraken. Nadat de liturgie was vertaald in het Duits (ad experimentum, als onderdeel van de liturgische beweging) vóór de recente hervorming van de (postconciliaire) hervorming, had ik herhaaldelijk taalkundige scrupules over één passage die kwam uit dezelfde context en symptomatisch nog eens illustreert slechts waar we het over hebben gehad. Het Suscipiat in het Duits zegt dat de Heer het offer zou kunnen accepteren "zum segen für uns und Seine ganze heilige Kirche” (tot zegen voor ons en voor geheel zijn heilige kerk). Steeds opnieuw merkte ik dat ik zei: "en voor heel onze heilige Kerk". Het hele probleem waar we het over hebben, komt aan het licht in deze taalkundige scrupules, en het maakt de hele verschuiving die we hebben ervaren duidelijk. Zijn Kerk is vervangen door onze Kerk en dus door vele kerken, omdat iedereen de zijne heeft. De kerken zijn onze ondernemingen geworden, waarop we trots zijn of ons schamen; veel kleine privé-eigendommen staan op een rij, werkelijk "onze" kerken, die we zelf maken, wat ons werk en eigendom is, en die we proberen te herschikken of dienovereenkomstig te behouden. Achter "onze kerk" of zelfs "uw kerk" is "zijn Kerk" uit het zicht verdwenen. Maar dat is de enige die ertoe doet, en als ze niet meer bestaat, moet "onze" kerk ook ontslag nemen. Kerk als de onze en alleen van ons is een zinloos spel in een speeltuin.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Maar daarmee hebben we in principe al het antwoord gegeven op de vraag waarover mij werd gevraagd te spreken: ik ben in de Kerk omdat ik geloof dat nu zoals altijd en onherroepelijk door ons, "zijn Kerk" leeft achter "onze kerk" en dat ik alleen bij hem kan zijn als ik sta bij en in zijn Kerk. Ik ben in de Kerk omdat ik, ondanks alles, geloof dat ze op het diepste niveau niet onze, maar precies "zijn" Kerk is.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Om het heel concreet te zeggen: het is de Kerk die, ondanks alle menselijke zwakheden van de mensen in haar, ons Jezus Christus geeft, en alleen door haar kunnen wij Hem ontvangen als een levende, gezaghebbende realiteit die mij roept en begiftigt hier en nu. Henri de Lubac formuleerde deze stand van zaken als volgt: Zelfs degenen die haar nauwelijks kennen of haar verkeerd begrijpen, realiseren zij zich dat als ze nog steeds Christus ontvangen, zij het aan de Kerk te danken hebben? ... Jezus leeft voor ons. Maar zonder de zichtbare continuïteit van de Kerk zou het woestijnzand al lang, zo niet misschien zijn naam en nagedachtenis, toch zeker de invloed van zijn Evangelie en het geloof in zijn goddelijkheid hebben bedolven … "Zonder de Kerk verdampt Christus, wordt gefragmenteerd of heft zichzelf op." En wat zou de mens zijn zonder Christus? Zie over dit onderwerp vooral...Zie over dit onderwerp vooral J. Pieper, Leisure, the Basis of Culture, vert. Alexander Dru (South Bend, Ind.: St. Augustine’s Press, 1998).
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Deze elementaire erkenning moet vanaf het begin worden gemaakt: welke ontrouw er ook is of kan zijn in de Kerk, hoe waar het ook is dat ze voortdurend opnieuw moet worden beoordeeld door Jezus Christus, toch is er uiteindelijk geen tegenstelling tussen Christus en de Kerk. Het is door de Kerk dat Hij levend blijft ondanks de afstand in de geschiedenis, dat Hij vandaag tot ons spreekt, vandaag bij ons is als meester en Heer, als onze broeder die ons allen bijeen brengt als broeders. En omdat de Kerk, en zij alleen, ons Jezus Christus geeft, zorgt dat hij leeft en aanwezig is in de wereld, hem in elk tijdperk opnieuw ter wereld brengt in het geloof en gebed van de mensen, geeft ze de mensheid een licht, een steun en een standaard zonder welke de mensheid ondenkbaar zou zijn. Iedereen die de aanwezigheid van Jezus Christus in de mensheid wil vinden, kan deze niet tegengesteld vinden aan de Kerk, maar alleen in haar.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Daarmee hebben we het volgende punt al gemaakt. Ik ben in de Kerk om dezelfde redenen als waarom ik in de eerste plaats Christen ben. Want men kan niet solitair geloven. Men kan slechts als mede-gelovige geloven. Geloof is van nature een kracht tot eenwording. Het oorspronkelijke beeld is het relaas van Pinksteren, het wonder van begrip onder mensen die door hun oorsprong en geschiedenis vreemd voor elkaar zijn. Geloof is kerkelijk, of het is geen geloof. Verder: Net zoals men niet afzonderlijk kan geloven, maar alleen als mede-gelovige, kan men ook niet geloven op basis van eigen autoriteit en vindingrijkheid, maar alleen als er een machtiging is om te geloven wat niet binnen mijn macht ligt en niet van mij komt, maar eerder mij voor gaat. Een geloof van iemands eigen denken is een tegenstelling. Want een zelfgemaakt geloof zou alleen maar kunnen instaan voor en kunnen zeggen wat ik al ben en al weet; het zou niet verder kunnen reiken dan de grens van mijn ego. Vandaar dat een zelfgemaakte Kerk, een geloofsgemeenschap die zichzelf creëert, die bestaat door zijn eigen genaden, ook een tegenstelling is. Hoewel geloof een gemeenschap eist, is het het soort gemeenschap dat autoriteit heeft en het voortouw neemt, niet het soort dat mijn eigen creatie is, het instrument van mijn eigen wensen.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
De hele zaak kan ook worden geformuleerd in termen van een meer historisch aspect: óf deze Jezus was meer dan een mens, zodat hij een inherente autoriteit had die meer was dan het product van zijn eigen willekeurige wil, of hij was dat niet. Met andere woorden: óf er ging een gezag van hem uit dat zich door de eeuwen heen uitstrekt en voortduurt, óf hij heeft zo’n autoriteit niet nagelaten. In het laatste geval moet ik vertrouwen op mijn eigen reconstructies, en dan is hij niets meer dan enig ander groot stichtingsfiguur dat men aanwezig maakt door reflectie. Maar als hij meer is dan dat, dan is hij niet afhankelijk van mijn reconstructies; dan is de autoriteit die hij naliet zelfs vandaag nog geldig.
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Laten we terugkeren naar het cruciale punt: Christen zijn is alleen mogelijk in de Kerk. Niet dichtbij. En laten we niet aarzelen om nogmaals, heel nuchter, de melodramatische vraag te stellen: waar zou de wereld zijn zonder Christus? Zonder een God die spreekt en de mens kent en die gekend kan worden door de mens? Tegenwoordig wordt de poging om een dergelijke wereld te construeren gedragen met zo'n grimmige koppigheid dat we precies weten wat het antwoord is: een absurd experiment. Een experiment zonder enige standaard. Hoe veel het Christendom in de praktijk ook in zijn geschiedenis is mislukt (en het heeft steeds weer verschrikkelijk gefaald), de normen van rechtvaardigheid en liefde zijn desalniettemin voortgekomen uit het goede nieuws dat in de Kerk is bewaard, zelfs tegen haar wil, vaak ondanks haar, en toch nooit zonder de kalme kracht van wat in haar is neergelegd.
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
Met andere woorden: ik blijf in de Kerk omdat ik het geloof – dat alleen in haar beoefend kan worden en uiteindelijk niet tegen haar – beschouw als een noodzaak voor de mens, ja zelfs voor de wereld die van dat geloof leeft, zelfs als die het niet deelt. Want als er geen God meer is – en een stille God is geen God – dan is er geen enkele waarheid meer die toegankelijk is voor de wereld en voor de mens. In een wereld zonder waarheid kan men echter niet blijven leven; zelfs als we veronderstellen dat we het zonder de waarheid kunnen stellen, voeden we ons nog steeds met de stille hoop dat deze nog niet echt is verdwenen, net zoals het licht van de zon nog een tijdje kan blijven bestaan nadat de zon tot een einde is gekomen, en de wereldomvattende nacht voor het moment nog is verhuld.
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
We zouden hetzelfde nogmaals anders kunnen uitdrukken vanuit een ander perspectief: ik blijf in de Kerk omdat alleen het geloof van de Kerk de mens redt. Dat klinkt heel traditioneel, dogmatisch en onwerkelijk, maar het is behoorlijk sober en realistisch gemeend. In onze wereld van dwangmatig handelen en frustraties is het verlangen naar verlossing met orkaankracht opnieuw ontwaakt. De inspanningen van Freud en C. G. Jung zijn slechts pogingen om de onverlosten te verlossen. Marcuse, Adorno en Habermas gaan op hun eigen manier, met verschillende uitgangspunten, door om heil te zoeken en te verkondigen. Op de achtergrond staat Marx, en ook zijn vraag is de kwestie van de verlossing. Hoe meer bevrijd, verlicht en machtiger de mens wordt, hoe meer het verlangen naar verlossing aan hem knaagt, hoe minder vrij hij zichzelf vindt. Het gemeenschappelijke element in de inspanningen van Marx, Freud en Marcuse is dat ze naar verlossing zoeken door te streven naar een wereld die verlost is van lijden, ziekte en nood. Een wereld vrij van overheersing, lijden en onrecht is de grote slogan van onze generatie geworden; de stormachtige protesten van de jongeren zijn gericht op deze belofte, en de wrok van de oude woede tegen het feit dat het nog niet is vervuld, dat er nog steeds overheersing is, onrecht en lijden. Strijden tegen lijden en onrecht in de wereld is inderdaad een geheel christelijke impuls. Maar het idee dat men een wereld kan voortbrengen zonder lijden door sociale hervorming, door de afschaffing van de overheid en de rechtsorde, en het verlangen om dat hier en nu te bereiken zijn symptomen van valse doctrine, van een diepgaand misverstand van de menselijke natuur. Ongelijkheid van bezit en macht, om de waarheid te zeggen, zijn niet de enige oorzaken van lijden in deze wereld. En lijden is niet alleen de last die de mens moet afwerpen: iemand die dat probeert te doen moet vluchten in de illusoire wereld van drugs om zichzelf in alle ernst te vernietigen en tot de werkelijkheid te komen door het conflict. Alleen door zelf te lijden en door vrij te worden van de tirannie van egoïsme door lijden, vindt de mens zichzelf, zijn waarheid, zijn vreugde, zijn geluk. We worden bedrogen als we denken dat het mogelijk is om een mens te worden zonder zichzelf te veroveren, zonder het geduld van verzaking en het zwoegen om zichzelf te overwinnen; we zijn voor de gek gehouden door te denken dat er geen behoefte is aan de hardheid van volharding in wat er is ondernomen om geduldig de spanning te verdragen tussen wat de mens zou moeten zijn en wat hij in feite is: dit is de essentie van de crisis van het uur. Haal de ontberingen van een mens weg en leid hem op een dwaalspoor in het dromenparadijs van de dwaas, en hij verliest wat onderscheidend het zijne is: zichzelf. Een mens wordt in feite op geen enkele andere manier gered dan door het kruis, door aanvaarding van zijn eigen passie en die van de wereld, die in Gods Passie tot plaats van verlossende betekenis werd. Alleen op die manier, in deze acceptatie, wordt een mens vrij. Alle aanbod die het beloven tegen minder inspanning, zullen mislukken en bedrieglijk blijken te zijn. De hoop van het Christendom, het vooruitzicht van geloof is uiteindelijk gebaseerd simpelweg op het feit dat zij de waarheid zegt. Het vooruitzicht van geloof is het vooruitzicht van waarheid, dat kan worden verdoezeld en vertrapt, maar dat niet kan vergaan. We komen op ons laatste punt. Een mens ziet altijd alleen in de mate dat hij bemint. Zeker is er ook de scherpzinnigheid van ontkenning en haat. Maar zij kunnen alleen zien wat bij hen past: het negatieve. Ze kunnen daardoor liefde bewaren voor een blindheid waarin het voorbij kan zien aan eigen beperkingen en risico's. Maar ze kunnen niet opbouwen. Zonder een zekere mate van liefde vindt men niets. Iemand die tenminste een tijdje niet betrokken raakt bij het experiment van het geloof, bij het experiment om op positieve wijze betrokken te raken bij de Kerk, die niet het risico neemt om met de ogen van liefde te kijken, irriteert zichzelf alleen maar. Het risico van liefde is de voorwaarde voor geloof. Als zij wordt gewaagd, dan hoeft men zich niet te verbergen voor de donkere gebieden in de Kerk. Maar men ontdekt dat deze toch niet het enige zijn. Men ontdekt dat er naast de kerkelijke geschiedenis van schandalen een andere kerkgeschiedenis is die door de eeuwen heen vruchtbaar is gebleken in grote figuren als Augustinus, Franciscus van Assisi, de Dominicaan priester Las Casas, die hartstochtelijk streed voor de Indianen, Vincentius de Paul en Johannes XXIII. Men ontdekt dat de Kerk in de geschiedenis een schitterend pad heeft voortgebracht dat niet genegeerd kan worden. En de schoonheid die is ontbloeid in reactie op haar boodschap en zich nog steeds voor ons manifesteert in onvergelijkbare kunstwerken wordt voor hem een getuige van de waarheid: iets dat zich zou kunnen uitdrukken op die wijze kan niet slechts duisternis zijn. De schoonheid van de grote kathedralen, de schoonheid van de muziek die zich heeft ontwikkeld binnen de context van het geloof, de waardigheid van de liturgie van de Kerk, en in het algemeen de realiteit van feestelijke vieringen, die men niet voor zichzelf kan maken maar alleen ontvangen, Zie over dit onderwerp vooral...Zie over dit onderwerp vooral J. Pieper, Leisure, the Basis of Culture, vert. Alexander Dru (South Bend, Ind.: St. Augustine’s Press, 1998). de uitwerking van de seizoenen in het liturgische jaar, waarin toen en nu, tijd en eeuwigheid elkaar doordringen – dat alles is naar mijn mening geen onbelangrijk toeval. Schoonheid is de uitstraling van de waarheid, zei Thomas van Aquino ooit, en je zou eraan kunnen toevoegen dat de vervorming van het schone de zelf-ironie is van verloren waarheid. De blijvende indruk dat het christelijke geloof in staat was om de geschiedenis te maken, getuigt van de waarheid die erachter staat.
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
Er is nog een punt dat ik niet wil overslaan, ook al lijkt het ons naar het rijk van de subjectiviteit te leiden. Zelfs vandaag de dag kan men, als men de ogen open houdt, nog steeds mensen ontmoeten die een levende getuige zijn van de bevrijdende kracht van het christelijk geloof. En er is niets mis mee om Christen te zijn en te blijven, vanwege de mensen die het Christendom voor ons hebben vorm gegeven en het door hun leven de moeite waard hebben gemaakt om te geloven en lief te hebben. Het is tenslotte een illusie wanneer een persoon probeert zichzelf tot een soort transcendentaal subject te maken in wie alleen dat wat niet toevallig is, enige geldigheid heeft. Zeker bestaat er dan een plicht om over dergelijke ervaringen na te denken, de betrouwbaarheid ervan te beproeven, ze te zuiveren en er opnieuw gevolg aan te geven. Maar zelfs dan, in dit noodzakelijke proces om ze objectief te maken, is het geen respectabel bewijs van het Christendom dat het mensen menselijk heeft gemaakt door hen met God te verenigen? Is niet het meest subjectieve element hier tegelijkertijd iets volledig objectief waarvoor we ons jegens niemand hoeven te verontschuldigen?
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
22
Nog een opmerking ter afsluiting. Als we spreken, zoals we hier hebben gedaan, over het feit dat men niets kan bezien zonder liefde, dat men daarom ook moet leren van de Kerk te houden om haar te erkennen, dan worden veel mensen vandaag de dag ongemakkelijk: is liefde niet het tegenovergestelde van kritiek? En is het uiteindelijk niet de uitvlucht van de heersende machten die trachten de kritiek af te leiden en de status quo in hun eigen voordeel te handhaven? Dienen we de mensheid door haar gerust te stellen en de huidige situatie een goed voorkomen te geven, of dienen we haar door voortdurend voor haar op te komen tegen diepgeworteld onrecht en tegen onderdrukkende sociale structuren? Dit zijn zeer verstrekkende vragen die hier niet in detail kunnen worden onderzocht. Maar één ding moet duidelijk zijn: echte liefde is noch statisch, noch onkritisch. Als er ergens enige mogelijkheid bestaat een andere persoon ten goede te veranderen dan is dat alleen door van hem te houden en door hem langzaam te helpen veranderen van wie hij is in wat hij kan zijn. Moet het bij de Kerk anders zijn? Kijk eens naar de recente geschiedenis: in de liturgische en theologische vernieuwing in de eerste helft van de twintigste eeuw ontwikkelde zich een echte hervorming die een positieve verandering bracht; dat was alleen mogelijk omdat er waakzame individuen waren die, met het geschenk van onderscheidingsvermogen, de Kerk "kritisch" beminden en bereid waren voor haar te lijden. Als er vandaag de dag niets meer lukt, komt dat misschien doordat we allemaal maar al te graag willen bewijzen dat we gelijk hebben. In een Kerk blijven die we eigenlijk eerst moeten maken om haar de moeite waard te laten zijn om er in te blijven, is gewoon niet de moeite waard; het is in tegenspraak met zichzelf. Blijven in de Kerk omdat ze de moeite waard is om rond zich te hebben; omdat ze de moeite waard is om lief te hebben en door liefde steeds te transformeren, zodat ze zichzelf overstijgt en vollediger zichzelf wordt -dat is de weg die de verantwoordelijkheid van geloof ons zelfs vandaag toont.
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.be/toondocument/9421-ik-nog-steeds-in-de-kerk-ben-nl