Inhoudsopgave
- Inhoud
1
I.
De kracht en wijsheid van het christelijk geloof, zeer geliefden, is de liefde tot God en de lief de tot den naaste; en men schiet in geen enkele van zijn verplichtingen te kort wanneer men zich beijvert zijn Heer te dienen en zijn medeknecht te helpen. Deze beide tot een eenheid verbonden vormen van genegenheid moeten ongetwijfeld te allen tijde beoefend en met goed gevolg tot ontwikkeling gebracht worden, maar zij moeten nu toch door een nog rijker groei tot wasdom komen, opdat de veertigdaagse vasten, die aan het Paasfeest voorafgaat, het inwendig oor van ons hart zó moge beroeren, als was het de stem van Joannes den Dooper, die met de woorden van den profeet Isaias zeide: “Bereidt den weg des Heren, maakt recht Zijn paden". Want of wij nu denken aan dat gedeelte van het volk, hetwelk den strijd volgens het Evangelie reeds lang begonnen is en door den wedloop in de geestelijke renbaan onophoudelijk naar de zegepraal streeft, ofwel aan hen, die zich bewust zijn van doodzonden en zich door middel van de verzoening naar de vergiffenis spoeden, of aan hen, die door het doopsel van den Heiligen Geest gaan herboren worden en den ouden Adam verlangen uit te trekken om zich te bekleden met de nieuwheid van Christus, tot hen allen wordt te recht en tot ieders nut gezegd: "Bereid den weg des Heren, maakt recht Zijn paden". Welke nu de wegen des Heren en welke Zijn paden zijn, vernemen wij door een aansporing van dienzelfden heraut, die, toen hij de werken en gaven der goddelijke genade beloofde, de resultaten der toekomstige veranderingen weergaf door er deze uitspraak van den profeet aan toe te voegen: "Ieder dal zal gevuld en iedere berg en heuvel zal geslecht worden; de kronkelpaden zullen recht en de oneffen wegen zullen geëffend worden". Het dal nu duidt de zachtmoedigheid der nederigen aan, berg en heuvel de zelfverheffing der hoogmoedigen. Maar wijl "hij, die zich vernedert", zoals de Waarheid zegt, "verheven en hij, die zich verheft, vernederd zal worden", is terecht aan de dalen hun vulling en aan de bergen hun slechting aangekondigd, opdat in het geëffende geen struikelblok en in het rechte niets kroms meer zou gevonden worden. Ofschoon immers de weg, die tot het leven voert, smal en steil is, is hij toch niet moeilijk te begaan voor hem, die gesterkt wordt door de waarheid en de vroomheid; en het genot van het voortschrijden zal niet ontbreken aan hem, wiens gang vastheid krijgt door de rots der deugden en niet wankelt in het zand der gebreken.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
II.
Maar laten wij, om vollediger te weten langs welke wegen wij moeten trachten Gods belofte te bereiken, luisteren naar wat de profeet David leert: "Alle wegen des Heren zijn barmhartigheid en waarheid". De levenswijze der gelovigen krijgt dus haar vorm naar het voorbeeld van Gods eigen werken, en te recht eist God te worden nagevolgd door hen, die Hij naar Zijn beeld en gelijkenis geschapen heeft. Deze roemvolle waardigheid zal ongetwijfeld slechts dan ons deel zijn, als in ons zowel de barmhartigheid als de waarheid wordt aangetroffen. Langs diezelfde wegen immers, waarlangs de Verlosser gekomen is tot hen, die verlost moesten worden, moeten ook de verlosten naderen tot Hem, Die hen verlost: zodat Gods barmhartigheid ons barmhartig en Zijn waarheid ons waarheidlievend doet zijn. Zoals nu een rechtvaardige geest den weg der waarheid bewandelt, zo bewandelt een milde geest den weg der barmhartigheid. Toch zijn deze wegen nooit zó van elkander onderscheiden, alsof men elk van deze deugden afzonderlijk langs verschillende paden zou kunnen bereiken, en het iets anders zou zijn in barmhartigheid te groeien, of in de waarheid vooruitgang te maken. Een vijand der waarheid is niet barmhartig en een liefdeloos mens is niet ontvankelijk voor de rechtvaardigheid; geen van beide deugden staat hem ten dienste, die niet door beiden verrijkt wordt. De liefde is de kracht van het geloof, het geloof de sterkte der liefde. En eerst dan is beider naam en beider vrucht waarachtig, wanneer de vereniging van beiden onverbreekbaar blijft. Waar zij immers niet te samen zijn, zijn zij samen afwezig, daar zij voor elkander een hulp en een licht zijn, totdat het hunkeren van het geloof vervuld wordt door de beloning der aanschouwing en men onveranderlijk ziet en bemint wat men nu zonder het geloof niet liefheeft en zonder de liefde niet gelooft. Daar nu, zoals de Apostel zegt, "in Christus Jesus besnijdenis noch onbesnedenheid van enige waarde is, maar wel het geloof, dat werkt door de liefde", moeten wij ons tegelijkertijd en zonder ze te scheiden zowel op de liefde als op het geloof toeleggen. Dit is immers als het ware een vlucht op twee vleugels, waardoor de zuivere ziel zich onweerstaanbaar verheft tot het verwerven en het zien van God, terwijl zij zich niet laat neerdrukken door den last der vleselijke zorgen. Want hij die zegt: "Zonder het geloof is het onmogelijk om aan God te behagen", zegt eveneens: "Als ik het volle geloof bezit, zodat ik bergen verzet, maar de liefde niet heb, ben ik niets". Om derhalve de goddelijke Paasgeheimen op waardige wijze te ontvangen, moet men zich met meer ijver toeleggen op deze twee deugden, waarin de leer van alle geboden haar knooppunt vindt, en waardoor ieder gelovige tot een offer en tot een tempel wordt voor God. Laat het geloof niet ophouden te hopen wat het gelooft; laat de liefde niet ophouden naar de gunst te dingen van wat zij liefheeft: beide daden komen toe aan hem, die bemint, beide aan hem, die gelooft. En laten wij ons door de navolging van Zijn liefde verenigen met Hem, aan Wien wij ons onderwerpen door het buigen van ons verstand. Er is een woord van God: "Weest heilig, omdat Ik heilig ben". En er is en woord van den Heer: "Weest barmhartig, zoals ook uw Vader barmhartig is".
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
III.
Om nu tenslotte geen twijfel te laten bestaan of aan God gegeven wordt wat aan den arme wordt uitgedeeld, moet wij luisteren, welke ruilhandel zij ondernemen, die aalmoezen uitdelen ; want de Heer zegt ons, van welken aard Zijn oordeel zal zijn, waar Hij tot hen, die aan Zijn rechterhand geplaatst zijn, zegt: "Komt gezegenden Mijns Vaders, neemt bezit van het rijk, dat van de grondvesting der wereld af voor u bereid is. Want ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven. Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen. Ik was naakt, en gij hebt Mij gekleed; ziek, en gij hebt Mij bezocht. Ik was in den kerker en gij zijt tot Mij gekomen" Als de rechtvaardigen dan vragen wanneer en hoe zij dit voor Hem hebben kunnen doen, zal de Koning antwoorden en tot hen zeggen: "Voorwaar, voorwaar Ik zeg u, zo vaak gij dit voor een van Mijn geringste broeders gedaan hebt, hebt gij het voor Mij gedaan". Wat is er vruchtbaarder dan dit werk? Wat is er gelukkiger dan deze menslievendheid, die men haar lof zelfs niet zou mogen onthouden, als zij enkel omwille van de gemeenschap van natuur door een mens aan een hulpbehoevend mens bewezen werd ? Maar wijl datgene, wat niet uit de bron van het geloof voorkomt, de eeuwige beloning niet bereikt, is het lot der hemelse werken een ander dan dat der aardse. De goedgunstigheid der wereld heeft haar einddoel in hen, die zij help ; de christelijke naastenliefde dringt door tot haar Bewerker; wij worden weldadig genoemd ten opzichte van Hem, Die naar wij belijden, in ons werkt volgens het woord des Heren: "Uw licht moet zo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken, Die in den hemel .."
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
IV.
Verheugt u daarom, gelovigen, en laat, nu gij erkent, dat uw roem gelegen is in den roem van Hem, Die in u werkt, uw vurigheid ontvlammen door dit Paasfeest. Want het is uw plicht om bereid te zijn mede te lijden met Hem, Die voor allen geleden heeft: omdat het vrome leven der heiligen nooit te scheiden is van Christus' kruis, zolang het de begeerten des vleses doorboort met de nagelen der zelfbeheersing, en de lichamelijke verlangens doodt door de kracht van den Geest, Die in hen woont. Moeilijk zal men iemand kunnen vinden, die niets in zich draagt, wat hij moet uitroeien. Opvliegendheid moet onderdrukt worden, hoogmoed moet gedood worden, wellust moet vernietigd worden, en ook de wortel der hebzucht moet men steeds grondiger bestrijden, opdat de kiem van alle slechte daden kan worden uitgerukt, als men erin geslaagd zal zijn hun alle voedsel te onttrekken. Ofschoon men wel onophoudelijk de ziel op deze zorgvuldige wijze veredelen moet en het lichaam zo benutten moet, dat de lagere natuur de vereiste dienstbaarheid betoont aan haar meester, moet men nu toch in het bijzonder het lichaam door de teugels der zelfbeheersing in bedwang houden, en alles uitroeien wat aan bovenaardse verlangens in den weg staat. Terwijl immers beide substanties door overeenkomstige reinigingen voor de viering van het Pasen des Heren worden voorbereid, wordt een gewoonte gevoed, die ten allen tijde nuttig zal zijn. Hartvochtige machtsuitoefening tegenover ondergeschikten moet men matigen, men moet een einde maken aan het wreken van misdrijven, en laten zij, die zich schuldig gemaakt hebben aan misdaden, zich verheugen, dat zij deze dagen bereikt hebben, waarin onder heilige en vrome vorsten zelfs gestrenge publieke straffen worden kwijtgescholden. Alle haat moet verdwijnen, veten moet vernietigd worden, de gevoelens van vrede en welwillendheid moeten toenemen en hij, die zich misschien door kwaadaardigheid besmeurd heeft, moet zich nu beijveren om zich door voorkomendheid te reinigen. Want zoals het oordeel Gods verschrikkelijk zal zijn voor de hardvochtigen, zo zal het genadig zijn voor de barmhartigen, en nadat zij, die ter linker zijde staan, omwille van hun wreedheid in het vuur der hel geworpen zijn, zullen zij, die ter rechterzijde staan en geprezen worden om hun liefdevolle aalmoezen, opgenomen worden in de eeuwige zaligheid van het hemelrijk. Door onzen Heer Jesus Christus, Die met den Vader en den Heiligen Geest leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://rkdocumenten.be/toondocument/9068-7e-preek-over-de-veertigdaagse-vasten-nl