Over Gods alleenheerschappij in: Ik geloof in één God. En over de ketterijen.
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Over Gods alleenheerschappij in: Ik geloof in één God. En over de ketterijen.
Catechese VI voor de illuminandi - Uitgesproken te Jeruzalem
Cyrillus van Jeruzalem
350
Kerkelijke schrijvers - Catecheses
1974, Catechesen van onze heilige vader Cyrillus van Jerusalem I - getypte versie: Benedictusberg, Lemiers
Vert. uit het Grieks
Alineaverdeling en -nummering en Bijbelreferenties naar CCEL
Datering onzeker
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Alineaverdeling en -nummering en Bijbelreferenties naar CCEL
Datering onzeker
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
1974
Mgr. J.J.M. van Susante
3 mei 2024
9253
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Over Gods alleenheerschappij in: Ik geloof in één God
Voorlezing uit Jesaja: 'Vernieuwt u tot Mij, eilanden. Israël, gij wordt door Jahweh verlost met een redding voor eeuwig; gij zult niet worden beschaamd en te schande worden gemaakt, in alle eeuwigheid niet' (Jes. 45, 16.17) [b:Jes. 45, 16.17].
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media1
Gezegend de God en Vader van onze Heer Jezus Christus (2 Kor. 1, 3) [b:2 Kor. 1, 3], gezegend ook diens eniggeboren Zoon. Wanneer men aan God denkt, moet men ook aan de Vader denken, opdat aan de Vader en de Zoon tegelijk met de Heilige Geest een verheerlijking zonder onderscheid gebracht wordt. De Vader en de Zoon hebben geen verschillende glorie, maar één en dezelfde met de Heilige Geest. Wanneer de Zoon de Eniggeborene is van de Vader, geniet Hij ook, als de Vader verheerlijkt wordt, met Deze de glorie. De glorie van de Zoon komt voort uit de eer van Zijn Vader en evenzo, wanneer de Zoon verheerlijkt wordt, wordt de Vader van zo'n grote en goede Zoon verheerlijkt.
Gezegend de God en Vader van onze Heer Jezus Christus (2 Kor. 1, 3) [b:2 Kor. 1, 3], gezegend ook diens eniggeboren Zoon. Wanneer men aan God denkt, moet men ook aan de Vader denken, opdat aan de Vader en de Zoon tegelijk met de Heilige Geest een verheerlijking zonder onderscheid gebracht wordt. De Vader en de Zoon hebben geen verschillende glorie, maar één en dezelfde met de Heilige Geest. Wanneer de Zoon de Eniggeborene is van de Vader, geniet Hij ook, als de Vader verheerlijkt wordt, met Deze de glorie. De glorie van de Zoon komt voort uit de eer van Zijn Vader en evenzo, wanneer de Zoon verheerlijkt wordt, wordt de Vader van zo'n grote en goede Zoon verheerlijkt.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media2
Het verstand begrijpt dit wel zeer snel, maar de tong heeft er een veelheid van woorden voor nodig. Het oog ziet ineens een grote veelheid van sterren, maar wil men afzonderlijk uiteenzetten welke de morgenster is, de avondster of welke dan ook, dan komen daar veel woorden aan te pas. Het verstand omvat eveneens in een kort ogenblik de aarde, de zee en alle uiteinde van de wereld, maar wat het in een kort ogenblik voor de geest haalt, dat moet het met veel woorden uitdrukken. Is het aangehaalde voorbeeld al groot, toch is het nog zwak en krachteloos. Wij kunnen niet over God spreken zoals Hij is, want dat is alleen aan Hem bekend, maar alleen wat de menselijke natuur zich veroorlooft erover de zeggen en onze zwakheid vermag te dragen. Wanneer wij willen uitleggen wat God is, moeten wij bewust erkennen dat wij het fijne ervan niet weten. In hetgeen God betreft, is het een grote kennis zijn onkunde te erkennen. 'Maakt groot de Heer met mij en verheffen wij tezamen zijn Naam' (Ps. 34, 3) [b:Ps. 34, 3]. Allen tegelijk, want één alleen is er niet toe in staat. Of hoever nog: al kwamen wij zelfs allen bij elkaar, dan nog zullen wij het niet naar believen doen. Ik bedoel niet u allen die hier aanwezig zijt, maar al kwamen allen van de gehele verspreide Kerk tezamen, van u en van de toekomst, dan nog zullen zij niet naar waarde hun Herder lof kunnen zingen.
Het verstand begrijpt dit wel zeer snel, maar de tong heeft er een veelheid van woorden voor nodig. Het oog ziet ineens een grote veelheid van sterren, maar wil men afzonderlijk uiteenzetten welke de morgenster is, de avondster of welke dan ook, dan komen daar veel woorden aan te pas. Het verstand omvat eveneens in een kort ogenblik de aarde, de zee en alle uiteinde van de wereld, maar wat het in een kort ogenblik voor de geest haalt, dat moet het met veel woorden uitdrukken. Is het aangehaalde voorbeeld al groot, toch is het nog zwak en krachteloos. Wij kunnen niet over God spreken zoals Hij is, want dat is alleen aan Hem bekend, maar alleen wat de menselijke natuur zich veroorlooft erover de zeggen en onze zwakheid vermag te dragen. Wanneer wij willen uitleggen wat God is, moeten wij bewust erkennen dat wij het fijne ervan niet weten. In hetgeen God betreft, is het een grote kennis zijn onkunde te erkennen. 'Maakt groot de Heer met mij en verheffen wij tezamen zijn Naam' (Ps. 34, 3) [b:Ps. 34, 3]. Allen tegelijk, want één alleen is er niet toe in staat. Of hoever nog: al kwamen wij zelfs allen bij elkaar, dan nog zullen wij het niet naar believen doen. Ik bedoel niet u allen die hier aanwezig zijt, maar al kwamen allen van de gehele verspreide Kerk tezamen, van u en van de toekomst, dan nog zullen zij niet naar waarde hun Herder lof kunnen zingen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media3
Abraham was groot en eerbiedwaardig, maar voor de mensen, want wanneer hij tot God naderde dan zei hij, zich wel bewust de waarheid te spreken: 'Ik ben aarde en stof’ (Gen. 18, 27) [b:Gen. 18, 27]. Hij zei niet 'aarde', om verder te zwijgen, maar hij voegde er terstond aan toe: 'en stof', om zijn vergankelijkheid en ontbindbaarheid uit te drukken. Is er iets dat kleiner en onbeduidender is dan stof? Vergelijk maar eens wat stof bij een huis; een huis bij een stad; ween stad bij een provincie; een provincie bij het gebied van de Romeinen; het gebied van de Romeinen bij de gehele aarde tot aan haar uiteinden; de gehele aarde bij de hemel die haar in haar schoot omvat. De aarde staat tot de hemel als het middelpunt van een cirkel tot de gehele omtrek, want zo is de verhouding van de aarde ten opzichte van de hemel. Bedenkt dan nog dat deze eerste hemel kleiner is dan de tweede en de tweede kleiner dan de derde (tot zover heeft de Schrift ze genoemd). Niet dat er niet meer zijn, maar meer te kennen was niet van belang voor ons). Wanneer gij zelf in uw geest alle hemelen zoudt kennen, dan nog zouden alle hemelen God niet naar behoren kunnen prijzen, zelfs al zouden zij een stem laten horen, luider dan de donder. Als dat grote gevaarte van de hemel God niet naar waarheid kan lofzingen, hoe zal dan 'aarde en stof’, dat het kleinste en geringste is van alle wezens, een God waardige hymne kunnen opzenden, of op waardige wijze over God kunnen spreken, 'die troont op het gewelf van de aarde, zodat haar bewoners als sprinkhanen zijn' (Jes. 40, 20) [b:Jes. 40, 20].
Abraham was groot en eerbiedwaardig, maar voor de mensen, want wanneer hij tot God naderde dan zei hij, zich wel bewust de waarheid te spreken: 'Ik ben aarde en stof’ (Gen. 18, 27) [b:Gen. 18, 27]. Hij zei niet 'aarde', om verder te zwijgen, maar hij voegde er terstond aan toe: 'en stof', om zijn vergankelijkheid en ontbindbaarheid uit te drukken. Is er iets dat kleiner en onbeduidender is dan stof? Vergelijk maar eens wat stof bij een huis; een huis bij een stad; ween stad bij een provincie; een provincie bij het gebied van de Romeinen; het gebied van de Romeinen bij de gehele aarde tot aan haar uiteinden; de gehele aarde bij de hemel die haar in haar schoot omvat. De aarde staat tot de hemel als het middelpunt van een cirkel tot de gehele omtrek, want zo is de verhouding van de aarde ten opzichte van de hemel. Bedenkt dan nog dat deze eerste hemel kleiner is dan de tweede en de tweede kleiner dan de derde (tot zover heeft de Schrift ze genoemd). Niet dat er niet meer zijn, maar meer te kennen was niet van belang voor ons). Wanneer gij zelf in uw geest alle hemelen zoudt kennen, dan nog zouden alle hemelen God niet naar behoren kunnen prijzen, zelfs al zouden zij een stem laten horen, luider dan de donder. Als dat grote gevaarte van de hemel God niet naar waarheid kan lofzingen, hoe zal dan 'aarde en stof’, dat het kleinste en geringste is van alle wezens, een God waardige hymne kunnen opzenden, of op waardige wijze over God kunnen spreken, 'die troont op het gewelf van de aarde, zodat haar bewoners als sprinkhanen zijn' (Jes. 40, 20) [b:Jes. 40, 20].
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media4
Wil iemand trachten de dingen uit een te zetten die God aangaan, dan moet hij beginnen, met aan te geven waar het uiteinde van de aarde is. Gij bewoont de aarde en uw huis, maar de grens van de aarde kent gij niet. Kunt gij dan op waardige wijze de Maker ervan begrijpen? De sterren ziet gij, de Maker ervan ziet gij niet. Tel de sterren die zichtbaar zijn en geeft dan een verklaring over Hem die niet zichtbar is. 'Die de menigte van de sterren telt en ze allen roept bij hun naam' (Ps. 147, 4) [b:Ps. 147, 4]. Onlangs hebben ons onstuimige regenbuien bezocht en bijna doen omkomen. Telt daarvan de waterdruppels die allen in deze stad zijn neergevallen. Omdat gij daartoe onmachtig zijt, komt dan tot de erkenning van uw eigen onmacht. Leert Gods macht daaruit kennen. Hij weet niet alleen hoeveel regendruppels er zijn gevallen (Job 36, 27) [b:Job 36, 27], maar zelfs hoeveel er ooit over de gehele aarde zullen zijn vergoten. Een maaksel, en nog wel een groot maaksel is de zon, maar zeer klein in vergelijking met de hemel. Begint met uw blik op de zon te vestigen en beschouwt dan aandachtig de Heer. 'Streeft niet naar wat u te boven gaat en tracht het verborgene niet te doorgronden, maar neemt hetgeen Hij u geboden heeft voortdurend ter harte' (Sir. 3, 21.22) [b:Sir. 3, 21.22].
Wil iemand trachten de dingen uit een te zetten die God aangaan, dan moet hij beginnen, met aan te geven waar het uiteinde van de aarde is. Gij bewoont de aarde en uw huis, maar de grens van de aarde kent gij niet. Kunt gij dan op waardige wijze de Maker ervan begrijpen? De sterren ziet gij, de Maker ervan ziet gij niet. Tel de sterren die zichtbaar zijn en geeft dan een verklaring over Hem die niet zichtbar is. 'Die de menigte van de sterren telt en ze allen roept bij hun naam' (Ps. 147, 4) [b:Ps. 147, 4]. Onlangs hebben ons onstuimige regenbuien bezocht en bijna doen omkomen. Telt daarvan de waterdruppels die allen in deze stad zijn neergevallen. Omdat gij daartoe onmachtig zijt, komt dan tot de erkenning van uw eigen onmacht. Leert Gods macht daaruit kennen. Hij weet niet alleen hoeveel regendruppels er zijn gevallen (Job 36, 27) [b:Job 36, 27], maar zelfs hoeveel er ooit over de gehele aarde zullen zijn vergoten. Een maaksel, en nog wel een groot maaksel is de zon, maar zeer klein in vergelijking met de hemel. Begint met uw blik op de zon te vestigen en beschouwt dan aandachtig de Heer. 'Streeft niet naar wat u te boven gaat en tracht het verborgene niet te doorgronden, maar neemt hetgeen Hij u geboden heeft voortdurend ter harte' (Sir. 3, 21.22) [b:Sir. 3, 21.22].
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media5
Maar nu zal iemand zeggen: indien het goddelijk wezen onbegrijpelijk is, waarom spreekt gij dan over deze dingen? Zal ik dan, omdat ik de gehele rivier niet kan uitdrinken, niet met mate nemen wat goed voor mij is. Zal ik dan, omdat ik met mijn ogen de gehele zon niet kan omvatten, ook niet voor zover het voldoende is er mijn voordeel bij doen? Wilt gij soms, als ik in een grote boomgaard kom, er tenslotte met honger uitga, om reden dat ik niet alle vruchten van die hoge bomen kan eten? Ik prijs en verheerlijk Degene die ons gemaakt heeft, want een goddelijk gebod zegt: 'Alles wat adem heeft, looft de Heer' (Ps. 150, 6) [b:Ps. 150, 6]. Ik ga nu niet verder zijn wezen uiteenzetten, maar vang nu aan met de Heer te loven, ofschoon ik mij wel bewust ben, dat ik in verheerlijking en waardigheid te kort zal schieten. Toch meen ik dat het een daad van godsvrucht is, het te trachten, op welke wijze dan ook. Jezus de Heer moedigt mij aan in mijn zwakheid met te zeggen: 'Nooit heeft iemand God gezien' (Joh. 1, 18) [b:Joh. 1, 18].
Maar nu zal iemand zeggen: indien het goddelijk wezen onbegrijpelijk is, waarom spreekt gij dan over deze dingen? Zal ik dan, omdat ik de gehele rivier niet kan uitdrinken, niet met mate nemen wat goed voor mij is. Zal ik dan, omdat ik met mijn ogen de gehele zon niet kan omvatten, ook niet voor zover het voldoende is er mijn voordeel bij doen? Wilt gij soms, als ik in een grote boomgaard kom, er tenslotte met honger uitga, om reden dat ik niet alle vruchten van die hoge bomen kan eten? Ik prijs en verheerlijk Degene die ons gemaakt heeft, want een goddelijk gebod zegt: 'Alles wat adem heeft, looft de Heer' (Ps. 150, 6) [b:Ps. 150, 6]. Ik ga nu niet verder zijn wezen uiteenzetten, maar vang nu aan met de Heer te loven, ofschoon ik mij wel bewust ben, dat ik in verheerlijking en waardigheid te kort zal schieten. Toch meen ik dat het een daad van godsvrucht is, het te trachten, op welke wijze dan ook. Jezus de Heer moedigt mij aan in mijn zwakheid met te zeggen: 'Nooit heeft iemand God gezien' (Joh. 1, 18) [b:Joh. 1, 18].
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media6
Wat zegt gij nu? Staat er niet geschreven dat de Engelen van de kleinen steeds het aangezicht van de Vader aanschouwen, die in de hemel is? (Mt. 18, 10) [b:Mt. 18, 10] Ja zeker, de Engelen zien Hem, niet zoals Hij is, maar zover het in hun vermogen ligt. Jezus zelf zegt het ons: 'Niemand heeft de Vader gezien behalve hij die uit God is, hij heeft de Vader gezien' (Joh. 6, 46) [b:Joh. 6, 46]. De Engelen zien God dus, voor zover zij het kunnen en de Aartsengelen voor zover dit in hun vermogen ligt Veel meer in vergelijking tot de eersten zien de tronen en de Vorstendommen van God, maar te weinig in vergelijking met de waardigheid van God. God kan alleen gezien worden door de Zoon en de Heilige Geest. 'Hij doorvorst alles en kent zelfs de diepte van God' (1 Kor. 2, 10) [b:1 Kor. 2, 10]. Zo kent de Zoon de Vader zoals het moet tezamen met de Heilige Geest. 'Want niemand kent de Vader, behalve de Zoon en aan wie de Zoon Hem wil openbaren' (Mt. 11, 27) [b:Mt. 11, 27]. Hij ziet immers zoals het moet en openbaart door de H. Geest naar ieders vermogen, omdat aan de goddelijke natuur van de Vader met de H. Geest de eniggeboren Zoon deelachtig is. Die zonder lijden voor de eeuwen geboren is, kent die Hem voortbracht. Als dus de Engelen Hem niet kennen, want de eniggeboren Zoon openbaart Hem naar ieders vermogen met en door de Heilige Geest, zoals wij reeds gezegd hebben, behoeft niemand van de mensen zich te schamen om zijn onwetendheid te erkennen. Ik spreek nu, en allen spreken op hun tijd, maar hoe wij spreken vermogen wij niet te zeggen. Hoe zal ik Hem dan zelf, die mij te spreken gaf, kunnen uiteen zetten? Ik, die een ziel heeft en niet bij machte ben haar eigenschappen te verhalen, hoe zal ik de Gever van de ziel kunnen uitspreken?
Wat zegt gij nu? Staat er niet geschreven dat de Engelen van de kleinen steeds het aangezicht van de Vader aanschouwen, die in de hemel is? (Mt. 18, 10) [b:Mt. 18, 10] Ja zeker, de Engelen zien Hem, niet zoals Hij is, maar zover het in hun vermogen ligt. Jezus zelf zegt het ons: 'Niemand heeft de Vader gezien behalve hij die uit God is, hij heeft de Vader gezien' (Joh. 6, 46) [b:Joh. 6, 46]. De Engelen zien God dus, voor zover zij het kunnen en de Aartsengelen voor zover dit in hun vermogen ligt Veel meer in vergelijking tot de eersten zien de tronen en de Vorstendommen van God, maar te weinig in vergelijking met de waardigheid van God. God kan alleen gezien worden door de Zoon en de Heilige Geest. 'Hij doorvorst alles en kent zelfs de diepte van God' (1 Kor. 2, 10) [b:1 Kor. 2, 10]. Zo kent de Zoon de Vader zoals het moet tezamen met de Heilige Geest. 'Want niemand kent de Vader, behalve de Zoon en aan wie de Zoon Hem wil openbaren' (Mt. 11, 27) [b:Mt. 11, 27]. Hij ziet immers zoals het moet en openbaart door de H. Geest naar ieders vermogen, omdat aan de goddelijke natuur van de Vader met de H. Geest de eniggeboren Zoon deelachtig is. Die zonder lijden voor de eeuwen geboren is, kent die Hem voortbracht. Als dus de Engelen Hem niet kennen, want de eniggeboren Zoon openbaart Hem naar ieders vermogen met en door de Heilige Geest, zoals wij reeds gezegd hebben, behoeft niemand van de mensen zich te schamen om zijn onwetendheid te erkennen. Ik spreek nu, en allen spreken op hun tijd, maar hoe wij spreken vermogen wij niet te zeggen. Hoe zal ik Hem dan zelf, die mij te spreken gaf, kunnen uiteen zetten? Ik, die een ziel heeft en niet bij machte ben haar eigenschappen te verhalen, hoe zal ik de Gever van de ziel kunnen uitspreken?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media7
Voor onze vroomheid is het voldoende te weten, dat wij een God hebben, één God, een die is, die altijd is, die altijd gelijk is aan zichzelf, van wie geen ander vader is, die niemand heeft die sterker is dan Hij, die niemand opvolgt of verdrijft uit zijn koninkrijk, die vele namen draagt, almachtig is en eenzelvig van wezen. Niet omdat Hij zowel goed, rechtvaardig, als almachtig en sabaoth genoemd wordt, is Hij verscheiden en andersoortig, maar hoewel Hij één en dezelfde is, lat Hij de ontelbare werkingen van zijn Godheid van zich uitgaan, Hij heeft niet van het een te veel en van het ander te weinig, maar aan alles is Hij zichzelf gelijk. Hij is niet groot aan menslievendheid, maar klein in wijsheid. Hij bezit in gelijke mate wijsheid en menslievendheid. Hij ziet niet het een terwijl Hij van het zien van iets anders verstoken blijft. Hij is geheel en al oog en geheel en al geest. Hij begrijpt niet ten dele en kent anderdeels niet; want dat woord is lasterlijk en het goddelijke wezen onwaardig. Al wat is, kent Hij tevoren. Hij is heilig en almachtig; beter dan allen en groter dan allen, wijzer dan allen. Wij zullen nooit in staat zijn, zijn begin, zijn gestalte, zijn gedaante uit te drukken. Want nooit hebt gij zijn stem gehoord of zijn gedaante gezien (Joh. 5, 37) [b:Joh. 5, 37], zegt de Schrift. Dat is de reden dat Mozes tot de Israë1ieten zegt: 'Bewaart uw zielen met zorg, want: gij hebt in het geheel geen gedaante aanschouwd' (Deut. 4, 15) [b:Deut. 4, 15]. Wanneer het dan geheel en al onmogelijk is zich een gelijkenis voor te stellen, zal dan de geest Zijn Wezen kunnen naderen?
Voor onze vroomheid is het voldoende te weten, dat wij een God hebben, één God, een die is, die altijd is, die altijd gelijk is aan zichzelf, van wie geen ander vader is, die niemand heeft die sterker is dan Hij, die niemand opvolgt of verdrijft uit zijn koninkrijk, die vele namen draagt, almachtig is en eenzelvig van wezen. Niet omdat Hij zowel goed, rechtvaardig, als almachtig en sabaoth genoemd wordt, is Hij verscheiden en andersoortig, maar hoewel Hij één en dezelfde is, lat Hij de ontelbare werkingen van zijn Godheid van zich uitgaan, Hij heeft niet van het een te veel en van het ander te weinig, maar aan alles is Hij zichzelf gelijk. Hij is niet groot aan menslievendheid, maar klein in wijsheid. Hij bezit in gelijke mate wijsheid en menslievendheid. Hij ziet niet het een terwijl Hij van het zien van iets anders verstoken blijft. Hij is geheel en al oog en geheel en al geest. Hij begrijpt niet ten dele en kent anderdeels niet; want dat woord is lasterlijk en het goddelijke wezen onwaardig. Al wat is, kent Hij tevoren. Hij is heilig en almachtig; beter dan allen en groter dan allen, wijzer dan allen. Wij zullen nooit in staat zijn, zijn begin, zijn gestalte, zijn gedaante uit te drukken. Want nooit hebt gij zijn stem gehoord of zijn gedaante gezien (Joh. 5, 37) [b:Joh. 5, 37], zegt de Schrift. Dat is de reden dat Mozes tot de Israë1ieten zegt: 'Bewaart uw zielen met zorg, want: gij hebt in het geheel geen gedaante aanschouwd' (Deut. 4, 15) [b:Deut. 4, 15]. Wanneer het dan geheel en al onmogelijk is zich een gelijkenis voor te stellen, zal dan de geest Zijn Wezen kunnen naderen?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media8
Men heeft zich vele voorstellingen gevormd en allen hebben gefaald. Sommigen meenden dat God vuur was, anderen dat Hij een mens was met vleugels, omdat hetgeen geschreven staat verkeerd wordt uitgelegd: 'Onder de schaduw van uw vleugels zult Gij mij beschutten' . Zij zijn onze Heer Jezus Christus vergeten, die gezegd heeft: 'Hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen zoals een hen de kuikens onder haar vleugels verzamelt'. Omdat zijn beschermende macht met vleugels wordt aangeduid, hebben zij, omdat zij het niet hebben begrepen en in een menselijke voorstelling zijn vervallen, gedacht dat Hij, die onnaspeurlijk is, een menselijk bestaan heeft. Weer anderen hebben het gewaagd te beweren, dat Hij zeven ogen heeft, omdat er geschreven staat: 'Zeven ogen van de Heer zien neer over de gehele aarde'. Want als Hij dan verdeeld ziet door zeven ogen, dan is het zien ten dele en niet geheel en al, en zoiets beweren van God is lastertaal. Want men moet geloven dat God in alles volmaakt is, volgens Christus woord: 'Uw hemelse Vader is volmaakt'. Volmaakt is Hij in het zien, volmaakt is Hij in het kennen, volmaakt is zijn grootheid, volmaakt is zijn voorkennis, volmaakt in goedheid, volmaakt in rechtvaardigheid, volmaakt in menslievendheid. Hij is niet aan een bepaalde plaats gebonden, maar is de Maker van alle plaatsen. Zich op alle plaatsen bevindend, wordt Hij door geen enkele begrensd. De hemel is Hem tot troon en Die erop gezeten is verheft zich boven alles. De aarde dient Hem tot voetbank, maar zijn macht reikt ook tot onder de aarde.
Men heeft zich vele voorstellingen gevormd en allen hebben gefaald. Sommigen meenden dat God vuur was, anderen dat Hij een mens was met vleugels, omdat hetgeen geschreven staat verkeerd wordt uitgelegd: 'Onder de schaduw van uw vleugels zult Gij mij beschutten' . Zij zijn onze Heer Jezus Christus vergeten, die gezegd heeft: 'Hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen zoals een hen de kuikens onder haar vleugels verzamelt'. Omdat zijn beschermende macht met vleugels wordt aangeduid, hebben zij, omdat zij het niet hebben begrepen en in een menselijke voorstelling zijn vervallen, gedacht dat Hij, die onnaspeurlijk is, een menselijk bestaan heeft. Weer anderen hebben het gewaagd te beweren, dat Hij zeven ogen heeft, omdat er geschreven staat: 'Zeven ogen van de Heer zien neer over de gehele aarde'. Want als Hij dan verdeeld ziet door zeven ogen, dan is het zien ten dele en niet geheel en al, en zoiets beweren van God is lastertaal. Want men moet geloven dat God in alles volmaakt is, volgens Christus woord: 'Uw hemelse Vader is volmaakt'. Volmaakt is Hij in het zien, volmaakt is Hij in het kennen, volmaakt is zijn grootheid, volmaakt is zijn voorkennis, volmaakt in goedheid, volmaakt in rechtvaardigheid, volmaakt in menslievendheid. Hij is niet aan een bepaalde plaats gebonden, maar is de Maker van alle plaatsen. Zich op alle plaatsen bevindend, wordt Hij door geen enkele begrensd. De hemel is Hem tot troon en Die erop gezeten is verheft zich boven alles. De aarde dient Hem tot voetbank, maar zijn macht reikt ook tot onder de aarde.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media9
Hij is één, overal aanwezig, alles ziende, alles begrijpend, alles bereidend door Christus. Alles is door Hem geworden en geen enkel ding zonder Hem. Hij is de grote en onuitputtelijke bron van alle goed, een stroom van weldaden, een eeuwig licht dat zonder ophouden zijn licht uitstraalt, een onoverwinnelijke kracht die onze zwakheid volgt; wij kunne het zelfs niet verdragen zijn naam te horen: 'Zult gij de weg van de Heer vinden’, zegt Job, of zijt gij doorgedrongen tot in de uiterste finesses van de dingen die gemaakt zijn, niet worden begrepen. Zal Hij die alles gemaakt heeft dan welbegrepen worden? 'Geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is het opgekomen, wat God heeft bereid voor hen die Hem liefhebben'. Als nu datgene, wat God heeft bereid onbevattelijk voor het verstand is, hoe kunnen wij dan Degene die alles bereid heeft met ons verstand bevatten? 'O diepte van rijkdom, wijsheid en kennis van God, hoe onnaspeurlijk zijn zijn raadsbesluiten, hoe onnaspeurlijk zijn wegen!' Als zijn raadsbesluiten en zijn wegen onnaspeurlijk zijn, zullen wij Hem dan kunnen begrijpen?
Hij is één, overal aanwezig, alles ziende, alles begrijpend, alles bereidend door Christus. Alles is door Hem geworden en geen enkel ding zonder Hem. Hij is de grote en onuitputtelijke bron van alle goed, een stroom van weldaden, een eeuwig licht dat zonder ophouden zijn licht uitstraalt, een onoverwinnelijke kracht die onze zwakheid volgt; wij kunne het zelfs niet verdragen zijn naam te horen: 'Zult gij de weg van de Heer vinden’, zegt Job, of zijt gij doorgedrongen tot in de uiterste finesses van de dingen die gemaakt zijn, niet worden begrepen. Zal Hij die alles gemaakt heeft dan welbegrepen worden? 'Geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is het opgekomen, wat God heeft bereid voor hen die Hem liefhebben'. Als nu datgene, wat God heeft bereid onbevattelijk voor het verstand is, hoe kunnen wij dan Degene die alles bereid heeft met ons verstand bevatten? 'O diepte van rijkdom, wijsheid en kennis van God, hoe onnaspeurlijk zijn zijn raadsbesluiten, hoe onnaspeurlijk zijn wegen!' Als zijn raadsbesluiten en zijn wegen onnaspeurlijk zijn, zullen wij Hem dan kunnen begrijpen?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media10
Terwijl God zo groot is, en nog groter, (zelfs al heel mijn wezen in tong zou veranderen dan zou ik niet naar waarde kunnen spreken; of sterker gezegd: al zouden alle Engelen samenkomen, nooit zullen zij naar waarde kunnen spreken), terwijl God dan zo groot en goed is, heeft de mens een steen uitgehouwen en tot die steen gezegd: Gij zijt mijn god. Wat een grove verblinding, die van zo'n grote hoogte tot zo'n laagheid is afgedaald! Het hout dat door God geplant is, en door de regen groeit, dat straks tot as verbrandt en vergaat, dát wordt als god uitgeroepen, maar de ware God wordt geminacht. Maar nog is de boosheid van de afgoderij niet uitgeroeid. De wilde kat, de wolf, de hond werden als God aanbeden, zelfs de leeuw die de mensen verslindt, werd in plaats van de zeer menslievende God aanbeden. De slang en de draak zijn oorzaak dat wij uit het paradijs zijn verdreven, en nu worden zij aanbeden in plaats van de zeer menslievende God, die het paradijs had aangelegd en gegeven, maar door hen thans wordt geminacht. Ik schaam mij het u te zeggen en toch moet ik het; bij sommigen wordt knokloof aanbeden. De wijn wordt gegeven om het hart van de mens te verblijden, maar in plaats van God wordt Dionysius aanbeden. God heeft het koren geschapen met deze woorden: 'De aarde moet zaadvormig gewas voortbrengen, dat zijn zaad uitzaait volgens zijn soort en gelijkenis, opdat het brood het hart van de mensen zal versterken', waarom wordt nu Demeter aanbeden? Tot op heden ontstaat het vuur door twee stenen tegen elkaar te slaan; waarom wordt Hephaestus gehouden voor de maker van het vuur.
Terwijl God zo groot is, en nog groter, (zelfs al heel mijn wezen in tong zou veranderen dan zou ik niet naar waarde kunnen spreken; of sterker gezegd: al zouden alle Engelen samenkomen, nooit zullen zij naar waarde kunnen spreken), terwijl God dan zo groot en goed is, heeft de mens een steen uitgehouwen en tot die steen gezegd: Gij zijt mijn god. Wat een grove verblinding, die van zo'n grote hoogte tot zo'n laagheid is afgedaald! Het hout dat door God geplant is, en door de regen groeit, dat straks tot as verbrandt en vergaat, dát wordt als god uitgeroepen, maar de ware God wordt geminacht. Maar nog is de boosheid van de afgoderij niet uitgeroeid. De wilde kat, de wolf, de hond werden als God aanbeden, zelfs de leeuw die de mensen verslindt, werd in plaats van de zeer menslievende God aanbeden. De slang en de draak zijn oorzaak dat wij uit het paradijs zijn verdreven, en nu worden zij aanbeden in plaats van de zeer menslievende God, die het paradijs had aangelegd en gegeven, maar door hen thans wordt geminacht. Ik schaam mij het u te zeggen en toch moet ik het; bij sommigen wordt knokloof aanbeden. De wijn wordt gegeven om het hart van de mens te verblijden, maar in plaats van God wordt Dionysius aanbeden. God heeft het koren geschapen met deze woorden: 'De aarde moet zaadvormig gewas voortbrengen, dat zijn zaad uitzaait volgens zijn soort en gelijkenis, opdat het brood het hart van de mensen zal versterken', waarom wordt nu Demeter aanbeden? Tot op heden ontstaat het vuur door twee stenen tegen elkaar te slaan; waarom wordt Hephaestus gehouden voor de maker van het vuur.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media11
Waar komt bij de Grieken de dwaling van het veelgodendom vandaan? God heeft geen lichaam, maar waarvandaan dan die beschuldigingen van echtbreuk bij hun zogenaamde goden? Ik zwijg nog van de verandering van Zeüs in een ooievaar, ik schaam mij te spreken van de gedaante verwisseling van een stier, want het is toch voor een god onwaardig te loeien. De god bij de Grieken werd overspelig bevonden en zij schamen er zich niet over? Wanneer hij en overspelige is, dan moet hij geen god genoemd worden. Ook spreken zij van hun goden van dood, ongeval en getroffen door de bliksem. Ziet gij waar zij terecht zijn gekomen na hun verheven grootheid? Is de Zoon van God tevergeefs neergedaald om zo'n grote wond te genezen? Vindt de Zoon dan totaal geen erkenning van de Vader? Gij weet wat de Eniggeborene heeft bewogen om van de rechter troon af te dalen. De Vader werd geminacht, de Zoon moest de dwaling herstellen. Hij, door wie alles gemaakt is geworden, moest alles terugbrengen tot de Heer van alles. De wonde moest geheeld worden. Welke ziekte was erger dan dat men een steen aanbad voor zijn God?
Waar komt bij de Grieken de dwaling van het veelgodendom vandaan? God heeft geen lichaam, maar waarvandaan dan die beschuldigingen van echtbreuk bij hun zogenaamde goden? Ik zwijg nog van de verandering van Zeüs in een ooievaar, ik schaam mij te spreken van de gedaante verwisseling van een stier, want het is toch voor een god onwaardig te loeien. De god bij de Grieken werd overspelig bevonden en zij schamen er zich niet over? Wanneer hij en overspelige is, dan moet hij geen god genoemd worden. Ook spreken zij van hun goden van dood, ongeval en getroffen door de bliksem. Ziet gij waar zij terecht zijn gekomen na hun verheven grootheid? Is de Zoon van God tevergeefs neergedaald om zo'n grote wond te genezen? Vindt de Zoon dan totaal geen erkenning van de Vader? Gij weet wat de Eniggeborene heeft bewogen om van de rechter troon af te dalen. De Vader werd geminacht, de Zoon moest de dwaling herstellen. Hij, door wie alles gemaakt is geworden, moest alles terugbrengen tot de Heer van alles. De wonde moest geheeld worden. Welke ziekte was erger dan dat men een steen aanbad voor zijn God?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Over de ketterijen
12
De duivel had niet alleen bij de heidenen dit weten in te voeren, maar ook velen die zich ten onrechte valselijk christenen noemen en nog aangesproken willen worden met de zeer welriekende naam van Christus, hebben zich op goddeloze wijze vergrepen en God vervreemd van zijn eigen schepselen. Men hen bedoel ik de zonen van de ketters, die onzalige goddeloze mannen, die veinzen vrienden van Christus te zijn, maar Hem absoluut haten. Wie de Vader van Christus lastert, is een vijand van de Zoon. Zij durven te beweren dat er twee godheden zijn: een goede en een kwade. Is er een godheid, dan moet het de goede zijn. Is zij echter niet goed, waarom draagt zij dan de naam van god? Als aan God de goedheid behoort, als het aan God past menslievend te zijn, wel te doen en almachtig te zijn, dan een van de twee: of zij moeten Hem met naam en daad God noemen, ofwel als zij Hem van zijn werken willen beroven, dan moeten zij Hem ook niet de naam van God geven.
De duivel had niet alleen bij de heidenen dit weten in te voeren, maar ook velen die zich ten onrechte valselijk christenen noemen en nog aangesproken willen worden met de zeer welriekende naam van Christus, hebben zich op goddeloze wijze vergrepen en God vervreemd van zijn eigen schepselen. Men hen bedoel ik de zonen van de ketters, die onzalige goddeloze mannen, die veinzen vrienden van Christus te zijn, maar Hem absoluut haten. Wie de Vader van Christus lastert, is een vijand van de Zoon. Zij durven te beweren dat er twee godheden zijn: een goede en een kwade. Is er een godheid, dan moet het de goede zijn. Is zij echter niet goed, waarom draagt zij dan de naam van god? Als aan God de goedheid behoort, als het aan God past menslievend te zijn, wel te doen en almachtig te zijn, dan een van de twee: of zij moeten Hem met naam en daad God noemen, ofwel als zij Hem van zijn werken willen beroven, dan moeten zij Hem ook niet de naam van God geven.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media13
Er zijn ketters die beweren dat er twee goden zijn en twee bronnen, nl. van goed en van kwaad en dat deze niet zijn voortgebracht. Als een van beide niet voortgebracht is, dan zijn in ieder geval beiden aan elkaar gelijk en even machtig. Hoe heft nu het licht de duisternis op? Bestaat zij misschien tegelijk of afzonderlijk? Dat zij tegelijk bestaan is onmogelijk. 'Wat heeft het licht met de duisternis te maken' (2 Kor. 6, 14) [b:2 Kor. 6, 14], vraagt de Apostel zich af. Maar wanneer zij ver van elkaar afstaan, dan is het zeker dat ieder ook zijn eigen plaats heeft, dan bevinden wij ons in het gebied van de éne God en aanbidden wij er ook maar één. Zo constateren wij dus, zelfs al laten wij ons meeslepen door hun dwaasheid, dat wij er één moeten aanbidden. Laten wij hen nu eens gaan ondervragen, wat zij wel van de goede God te zeggen hebben. Is Hij machtig of niet. Als Hij machtig is, hoe komt het dan dat het kwaad tegen zijn wil geschiedt? Hoe komt de boosheid tegen zijn wil de wereld binnen? Als Hij het niet kan verhinderen, ofschoon Hij het weet, dan wordt Hij van onmacht beschuldigd; als Hij het toch niet belet, ofschoon Hij het kan, dan beschuldigen zij Hem van verraad. Beschouw nu de dwaasheid. De ene keer zeggen zij dat de goede god niets gemeen heeft met de kwade, dan weer zeggen zij dat hij slechts het vierde part bezit. Van de goede zeggen zij wel dat hij de Vader van Christus is, maar de zon noemen zij Christus. Als volgens hun zeggen de wereld door de boze is gemaakt, en de zon voor de wereld dient, hoe komt het dan dat de Zoon van de goede tegen zijn wil in de gelederen van de boze dient? Wij worden besmeurd met dit te zeggen, maar dit doen wij, opdat niet de een of andere omstaander uit onwetendheid in het vuil van de ketters valt. Het is veel beter tijdens de aanklaging van anderen dwaze dingen te horen, dan er uit onkunde in te vallen. Veel beter is het de onreine te kennen en te haten dan in zijn handen te vallen omdat men hem niet kent. De goddeloosheid van de ketters is velerlei en daarom als men van de rechte weg afdwaalt, valt men herhaaldelijk in ravijnen.
Er zijn ketters die beweren dat er twee goden zijn en twee bronnen, nl. van goed en van kwaad en dat deze niet zijn voortgebracht. Als een van beide niet voortgebracht is, dan zijn in ieder geval beiden aan elkaar gelijk en even machtig. Hoe heft nu het licht de duisternis op? Bestaat zij misschien tegelijk of afzonderlijk? Dat zij tegelijk bestaan is onmogelijk. 'Wat heeft het licht met de duisternis te maken' (2 Kor. 6, 14) [b:2 Kor. 6, 14], vraagt de Apostel zich af. Maar wanneer zij ver van elkaar afstaan, dan is het zeker dat ieder ook zijn eigen plaats heeft, dan bevinden wij ons in het gebied van de éne God en aanbidden wij er ook maar één. Zo constateren wij dus, zelfs al laten wij ons meeslepen door hun dwaasheid, dat wij er één moeten aanbidden. Laten wij hen nu eens gaan ondervragen, wat zij wel van de goede God te zeggen hebben. Is Hij machtig of niet. Als Hij machtig is, hoe komt het dan dat het kwaad tegen zijn wil geschiedt? Hoe komt de boosheid tegen zijn wil de wereld binnen? Als Hij het niet kan verhinderen, ofschoon Hij het weet, dan wordt Hij van onmacht beschuldigd; als Hij het toch niet belet, ofschoon Hij het kan, dan beschuldigen zij Hem van verraad. Beschouw nu de dwaasheid. De ene keer zeggen zij dat de goede god niets gemeen heeft met de kwade, dan weer zeggen zij dat hij slechts het vierde part bezit. Van de goede zeggen zij wel dat hij de Vader van Christus is, maar de zon noemen zij Christus. Als volgens hun zeggen de wereld door de boze is gemaakt, en de zon voor de wereld dient, hoe komt het dan dat de Zoon van de goede tegen zijn wil in de gelederen van de boze dient? Wij worden besmeurd met dit te zeggen, maar dit doen wij, opdat niet de een of andere omstaander uit onwetendheid in het vuil van de ketters valt. Het is veel beter tijdens de aanklaging van anderen dwaze dingen te horen, dan er uit onkunde in te vallen. Veel beter is het de onreine te kennen en te haten dan in zijn handen te vallen omdat men hem niet kent. De goddeloosheid van de ketters is velerlei en daarom als men van de rechte weg afdwaalt, valt men herhaaldelijk in ravijnen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media14
Simon de tovenaar is de uitvinder van elke ketterij. In de Handelingen van de Apostelen kunnen we lezen, dat Simon had gehoopt voor geld de gaven van de H. Geest te kunnen kopen. Hij kreeg toen te horen: 'Part nog deel zult gij hieraan hebben, want uw hart is niet oprecht tegenover God' (Hand. 8, 18-21) [b:Hand. 8, 18-21]. Over hen staat geschreven: 'Zij zijn uit ons midden voortgekomen, maar toch maakten zij geen deel uit van ons, want hadden zij tot ons behoord, dan zouden zij bij ons gebleven zijn' (1 Joh. 2, 19) [b:1 Joh. 2, 19]. Deze Simon kwam dan, na door de Apostelen te zijn uitgeworpen in Rome aan, huwde met Helena, een ontuchtige vrouw, waagde het op lasterlijke wijze zich als God de Vader uit te roepen, die op de berg Sinaï verschenen was en later niet in het vlees bij de Joden verschenen was, maar in een schijngestalte en nu als de H. Geest optrad, die door Christus was beloofd als vertrooster. Zo bracht hij de stad van de Romeinen in dwaling, zodat zelfs Claudius een standbeeld voor hem oprichtte met het Latijnse opschrift: Simoni Deo Sancto.
Simon de tovenaar is de uitvinder van elke ketterij. In de Handelingen van de Apostelen kunnen we lezen, dat Simon had gehoopt voor geld de gaven van de H. Geest te kunnen kopen. Hij kreeg toen te horen: 'Part nog deel zult gij hieraan hebben, want uw hart is niet oprecht tegenover God' (Hand. 8, 18-21) [b:Hand. 8, 18-21]. Over hen staat geschreven: 'Zij zijn uit ons midden voortgekomen, maar toch maakten zij geen deel uit van ons, want hadden zij tot ons behoord, dan zouden zij bij ons gebleven zijn' (1 Joh. 2, 19) [b:1 Joh. 2, 19]. Deze Simon kwam dan, na door de Apostelen te zijn uitgeworpen in Rome aan, huwde met Helena, een ontuchtige vrouw, waagde het op lasterlijke wijze zich als God de Vader uit te roepen, die op de berg Sinaï verschenen was en later niet in het vlees bij de Joden verschenen was, maar in een schijngestalte en nu als de H. Geest optrad, die door Christus was beloofd als vertrooster. Zo bracht hij de stad van de Romeinen in dwaling, zodat zelfs Claudius een standbeeld voor hem oprichtte met het Latijnse opschrift: Simoni Deo Sancto.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media15
Toen de dwaling zich verbreidde, heeft het tweetal mannen, Petrus en Paulus, na hun komst het onheil herstelt. Degene die de brutaliteit had zich voor God uit te geven, hebben zij spoedig ten val gebracht. Toen Simon beloofde naar de hemel te verhuizen, en hij op een wagen van duivels door de lucht voer, bogen de dienaren van Christus hun knieën en toonden de eensgezindheid waarover Jezus had gesproken: 'Indien twee op aarde overeenstemmen, om wat ook te vragen, dan zullen zij het verkrijgen van mijn Vader, die in de hemel is' (Mt. 18, 19) [b:Mt. 18, 19]. Door hun gebed schoten zij de pijl van de eensgezindheid af op de tovenaar en wierpen hem op aarde neer. Hoe wonderlijk het ook leek, toch was het niets verwonderlijks, want Petrus droeg de sleutels van de hemel, en Paulus was weggerukt naar het paradijs en doorgedrongen tot in de derde hemel, (Mt. 16, 19) [b:Mt. 16, 19] waar hij geheime woorden had gehoord die een mens niet kan uitspreken. (2 Kor. 12, 2.4) [b:2 Kor. 12, 2.4] Dus het was helemaal niet verwonderlijk dat deze de zogenaamde god uit de lucht haalde en naar de onderwereld voerden. Dit was de eerste draak van de boosheid. Toen één kop was afgehouwen, bleek het een veelsoortig woud van boosheid te zijn.
Toen de dwaling zich verbreidde, heeft het tweetal mannen, Petrus en Paulus, na hun komst het onheil herstelt. Degene die de brutaliteit had zich voor God uit te geven, hebben zij spoedig ten val gebracht. Toen Simon beloofde naar de hemel te verhuizen, en hij op een wagen van duivels door de lucht voer, bogen de dienaren van Christus hun knieën en toonden de eensgezindheid waarover Jezus had gesproken: 'Indien twee op aarde overeenstemmen, om wat ook te vragen, dan zullen zij het verkrijgen van mijn Vader, die in de hemel is' (Mt. 18, 19) [b:Mt. 18, 19]. Door hun gebed schoten zij de pijl van de eensgezindheid af op de tovenaar en wierpen hem op aarde neer. Hoe wonderlijk het ook leek, toch was het niets verwonderlijks, want Petrus droeg de sleutels van de hemel, en Paulus was weggerukt naar het paradijs en doorgedrongen tot in de derde hemel, (Mt. 16, 19) [b:Mt. 16, 19] waar hij geheime woorden had gehoord die een mens niet kan uitspreken. (2 Kor. 12, 2.4) [b:2 Kor. 12, 2.4] Dus het was helemaal niet verwonderlijk dat deze de zogenaamde god uit de lucht haalde en naar de onderwereld voerden. Dit was de eerste draak van de boosheid. Toen één kop was afgehouwen, bleek het een veelsoortig woud van boosheid te zijn.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media16
Gerinthus, Menander, Carpocratus, de Ebionieten en Marcion, die muil van goddeloosheid hebben veel schade aan de Kerk toegebracht. Zij die verschillende goden prediken, de goede verschillend van de rechtvaardige, spreken de Zoon tegen die zegt: 'Rechtvaardige Vader' (Joh. 17, 25) [b:Joh. 17, 25]. Ook degene die zegt dat de Vader een ander is dan de schepper van de wereld, verzet zich tegen de Zoon die zegt: 'Als God nu het kruid op het veld, dat heden is en morgen in de over wordt geworpen zó aankleedt; die de zon doet opgaan over goeden en kwaden; die het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen' (Lc. 12, 28; Mt. 5, 45) [b:Lc. 12, 28; Mt. 5, 45]. Als tweede is Marcion de uitvinder van een andere boosheid. Hij werd weerlegd door getuigenissen van het Oude- en het Nieuwe Verbond. Toen heeft hij zich van dit getuigenis losgemaakt en daardoor God verlaten. Omdat hij het woord dat werd gepredikt van getuigen beroofde en deed alsof er geen herauten meer bestonden, heeft hij het geloof zelf van de kerk proberen kapot te maken.
Gerinthus, Menander, Carpocratus, de Ebionieten en Marcion, die muil van goddeloosheid hebben veel schade aan de Kerk toegebracht. Zij die verschillende goden prediken, de goede verschillend van de rechtvaardige, spreken de Zoon tegen die zegt: 'Rechtvaardige Vader' (Joh. 17, 25) [b:Joh. 17, 25]. Ook degene die zegt dat de Vader een ander is dan de schepper van de wereld, verzet zich tegen de Zoon die zegt: 'Als God nu het kruid op het veld, dat heden is en morgen in de over wordt geworpen zó aankleedt; die de zon doet opgaan over goeden en kwaden; die het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen' (Lc. 12, 28; Mt. 5, 45) [b:Lc. 12, 28; Mt. 5, 45]. Als tweede is Marcion de uitvinder van een andere boosheid. Hij werd weerlegd door getuigenissen van het Oude- en het Nieuwe Verbond. Toen heeft hij zich van dit getuigenis losgemaakt en daardoor God verlaten. Omdat hij het woord dat werd gepredikt van getuigen beroofde en deed alsof er geen herauten meer bestonden, heeft hij het geloof zelf van de kerk proberen kapot te maken.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media17
Na hem kwam er weer een ander, Basilides, iemand met een slechte naam en nog slechtere levenswijze, een prediker van losbandigheid. Aan zijn zijde streed ook Valentinus, een prediker van dertig goden. Met hem vergeleken kennen de heidenen er nog maar weinig. Maar deze nu, die zich christen noemde, maar hetallesbehalvee was, breidde de dwaling tot een dertigtal goden uit. Hij zei dat Rytus wat diepte betekent, hetgeen goed in zijn kraam van pas komt, voor zo'n afgrond van boosheid zei hij, dat Bythus Sigè (= stilzwijgen) heeft voortgebracht, en uit Sigè deed hij het woord geboren worden. Deze is slechter dan Zeus bij de Grieken, die met zijn zuster omgang had. Van Sigè werd gezegd dat het een kind was van Bythus. Ziet gij de dwaasheid omhangen met het kleed van het Christendom?
Na hem kwam er weer een ander, Basilides, iemand met een slechte naam en nog slechtere levenswijze, een prediker van losbandigheid. Aan zijn zijde streed ook Valentinus, een prediker van dertig goden. Met hem vergeleken kennen de heidenen er nog maar weinig. Maar deze nu, die zich christen noemde, maar hetallesbehalvee was, breidde de dwaling tot een dertigtal goden uit. Hij zei dat Rytus wat diepte betekent, hetgeen goed in zijn kraam van pas komt, voor zo'n afgrond van boosheid zei hij, dat Bythus Sigè (= stilzwijgen) heeft voortgebracht, en uit Sigè deed hij het woord geboren worden. Deze is slechter dan Zeus bij de Grieken, die met zijn zuster omgang had. Van Sigè werd gezegd dat het een kind was van Bythus. Ziet gij de dwaasheid omhangen met het kleed van het Christendom?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaWacht echter nog even! Volgens zijn zeggen zijn er acht zonen uit hem geboren, en uit hen weer twaalf kinderen, mannelijke en vrouwelijke. Hoe wordt dit nu bewezen? Zie nu de onzinnigheid van het gebodene. Waar is het bewijs voor dertig zonen? Er staat geschreven, zegt hij, dat toen Jezus gedoopt werd Hij dertig jaar oud was. (Lc. 3, 23) [b:Lc. 3, 23] Maar wat is dat voor een bewijs? Zijn er dan, omdat Hij vijf broden brak voor vijfduizend mensen, vijf goden? Of moesten er, omdat Hij twaalf leerlingen had, soms twaalf goden zijn?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media18
Dit alles is slechts gering in vergelijking met de rest van zijn goddeloosheid. Hij zegt dat de laatste van de goden van het vrouwelijke geslacht is en de god van de wijsheid is. O die goddeloosheid toch! Christus, de eniggeboren Zoon is Gods wijsheid (1 Kor. 1, 24) [b:1 Kor. 1, 24]; maar hij heeft op het vrouwelijk geslacht, het dertigste element en laatste schepsel, door zijn woord de wijsheid overgedragen. Volgens zijn bewering heeft de wijsheid getracht de eerste god te zien. Omdat zij de glans niet verdragen kon, is zij uit de hemel gevallen en van het dertigtal uitgestoten. Uit haar zuchten ontstond toen de duivel en van de tranen die zij bij haar uitstoting stortte is de zee ontstaan. Ziet gij nu zijn goddeloosheid? Hoe wordt uit wijsheid een duivel geboren? Hoe uit voorzichtigheid boosheid? Hoer uit licht duisternis? Op zijn beurt bracht de duivel weer anderen voort, die de wereld hebben gemaakt en zorgden dat Christus neerdaalde om ontrouw te zaaien tegen de maker van de wereld.
Dit alles is slechts gering in vergelijking met de rest van zijn goddeloosheid. Hij zegt dat de laatste van de goden van het vrouwelijke geslacht is en de god van de wijsheid is. O die goddeloosheid toch! Christus, de eniggeboren Zoon is Gods wijsheid (1 Kor. 1, 24) [b:1 Kor. 1, 24]; maar hij heeft op het vrouwelijk geslacht, het dertigste element en laatste schepsel, door zijn woord de wijsheid overgedragen. Volgens zijn bewering heeft de wijsheid getracht de eerste god te zien. Omdat zij de glans niet verdragen kon, is zij uit de hemel gevallen en van het dertigtal uitgestoten. Uit haar zuchten ontstond toen de duivel en van de tranen die zij bij haar uitstoting stortte is de zee ontstaan. Ziet gij nu zijn goddeloosheid? Hoe wordt uit wijsheid een duivel geboren? Hoe uit voorzichtigheid boosheid? Hoer uit licht duisternis? Op zijn beurt bracht de duivel weer anderen voort, die de wereld hebben gemaakt en zorgden dat Christus neerdaalde om ontrouw te zaaien tegen de maker van de wereld.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media19
Hoort nu wat zij zeggen van Jezus Christus, opdat gij hen nog meer zult gaan haten. Zij leren dat na de val van de wijsheid, om het getal dertig vol te maken, de negenentwintig zoons iets van henzelf bijeengebracht hebben en het Christus noemde, mannelijk en vrouwelijk tegelijk. Bestaat er wel iets goddelozer dan dit? Kunt u iets ellendigers indenken? Ik doe u van deze dwaling melding, opdat gij er met meer haat tegenover zult staan. Vlucht de goddeloosheid, groet zelfs zo'n persoon niet, om geen deel te krijgen aan die onvruchtbare werken van de duisternis (Ef. 5, 11) [b:Ef. 5, 11]. Sla op hen geen acht en praat zeker niet met hen.
Hoort nu wat zij zeggen van Jezus Christus, opdat gij hen nog meer zult gaan haten. Zij leren dat na de val van de wijsheid, om het getal dertig vol te maken, de negenentwintig zoons iets van henzelf bijeengebracht hebben en het Christus noemde, mannelijk en vrouwelijk tegelijk. Bestaat er wel iets goddelozer dan dit? Kunt u iets ellendigers indenken? Ik doe u van deze dwaling melding, opdat gij er met meer haat tegenover zult staan. Vlucht de goddeloosheid, groet zelfs zo'n persoon niet, om geen deel te krijgen aan die onvruchtbare werken van de duisternis (Ef. 5, 11) [b:Ef. 5, 11]. Sla op hen geen acht en praat zeker niet met hen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media20
Tegenover alle ketters moet gij een haat koesteren, maar vooral aan hen die de naam ontlenen aan 'Manus', hetgeen razernij betekent. Niet zo lang geleden zijn zij begonnen onder keizer Probus. Een jaar of zeventig geleden is die dwaling ontstaan en tot de dag van vandaag zijn er nog mensen, die hem met eigen ogen gezien hebben. Gij moet hem niet haten, omdat hij nog niet zolang geleefd heeft, maar vanwege zijn goddeloosheid moet gij dat vat van allerlei onreinheid, die modderpoel van een veelsoortige ketterij haten. In zijn vurig verlangen om in boosheid uit te munten, nam hij van alle voorganders het kwaad bij elkaar en voegde het samen tot een ketterij, die overloopt van allerlei laster en ketterij en veel schade aan de Kerk heeft berokkend, of beter gezegd: aan hen die buiten de Kerk staan en die hij als een rondlopende leeuw verslindt. Schenk aan hun vleierij geen aandacht, of aan hun zogenaamde nederigheid. Het zijn slangen, adderengebroed (Mt. 3, 7) [b:Mt. 3, 7]. Judas heeft verraad gepleegd toen hij zei: 'Gegroet Rabbi' (Mt. 26, 49) [b:Mt. 26, 49]. Geeft daarom op hun kussen geen acht, maar wacht u voor hun vergif.
Tegenover alle ketters moet gij een haat koesteren, maar vooral aan hen die de naam ontlenen aan 'Manus', hetgeen razernij betekent. Niet zo lang geleden zijn zij begonnen onder keizer Probus. Een jaar of zeventig geleden is die dwaling ontstaan en tot de dag van vandaag zijn er nog mensen, die hem met eigen ogen gezien hebben. Gij moet hem niet haten, omdat hij nog niet zolang geleefd heeft, maar vanwege zijn goddeloosheid moet gij dat vat van allerlei onreinheid, die modderpoel van een veelsoortige ketterij haten. In zijn vurig verlangen om in boosheid uit te munten, nam hij van alle voorganders het kwaad bij elkaar en voegde het samen tot een ketterij, die overloopt van allerlei laster en ketterij en veel schade aan de Kerk heeft berokkend, of beter gezegd: aan hen die buiten de Kerk staan en die hij als een rondlopende leeuw verslindt. Schenk aan hun vleierij geen aandacht, of aan hun zogenaamde nederigheid. Het zijn slangen, adderengebroed (Mt. 3, 7) [b:Mt. 3, 7]. Judas heeft verraad gepleegd toen hij zei: 'Gegroet Rabbi' (Mt. 26, 49) [b:Mt. 26, 49]. Geeft daarom op hun kussen geen acht, maar wacht u voor hun vergif.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media21
Maar ik wil zelfs de schijn niet wekken hen zonder reden aan te klagen en daarom wil ik in het voorbijgaan even zeggen, wie die Manus is en ook iets over zijn leer. Deze gehele tijd zal al zijn vuiligheid niet naar waarde kunnen verhalen. U moet daarom ook alleen maar datgene onthouden, wat u te gelegener tijd van pas kan komen. Hetgeen reeds gezegd is, dat zeg ik nu weer, opdat zij die er niet bij waren er nu van op de hoogte worden gesteld, en degenen die het reeds wisten, er nog eens aan worden herinnerd. Manus is helemaal niet van Christenen voortgekomen, noch is hij als Simon uit de Kerk gestoten, noch hij, noch hen die voor hem leraarden Hij is een dief van andermans kwaad, terwijl hij dat kwaad tot het zijne maakte. Luistert nu maar eens hoe en op welke wijze.
Maar ik wil zelfs de schijn niet wekken hen zonder reden aan te klagen en daarom wil ik in het voorbijgaan even zeggen, wie die Manus is en ook iets over zijn leer. Deze gehele tijd zal al zijn vuiligheid niet naar waarde kunnen verhalen. U moet daarom ook alleen maar datgene onthouden, wat u te gelegener tijd van pas kan komen. Hetgeen reeds gezegd is, dat zeg ik nu weer, opdat zij die er niet bij waren er nu van op de hoogte worden gesteld, en degenen die het reeds wisten, er nog eens aan worden herinnerd. Manus is helemaal niet van Christenen voortgekomen, noch is hij als Simon uit de Kerk gestoten, noch hij, noch hen die voor hem leraarden Hij is een dief van andermans kwaad, terwijl hij dat kwaad tot het zijne maakte. Luistert nu maar eens hoe en op welke wijze.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media22
Een zekere Scythianus bevond zich in Egypte; Araceen van afkomst had hij noch met het jodendom noch met het christendom iets gemeen. Deze nu ging te Alexandrië wonen en volgde daar de levenswijze van Aristoteles na, hij stelde daar vier boeken samen en één noemde hij het 'evangelie'. Het bevatte niet de daden van Christus, maar droeg zonder meer deze naam. Het tweede boek heette: De hoofdpunten; een derde: De mysteriën, en het laatste waar ze nu vooral mee rondzeulen is genaamd; De schatkamer. Hij had een leerling die Terebinthus heette. Toen Scythianus eens besloot om naar Juda te gaan, teneinde ook deze landstreek te besmetten, sloeg de Heer hem met een dodelijke ziekte en maakte op die manier een einde aan zijn treurig leven.
Een zekere Scythianus bevond zich in Egypte; Araceen van afkomst had hij noch met het jodendom noch met het christendom iets gemeen. Deze nu ging te Alexandrië wonen en volgde daar de levenswijze van Aristoteles na, hij stelde daar vier boeken samen en één noemde hij het 'evangelie'. Het bevatte niet de daden van Christus, maar droeg zonder meer deze naam. Het tweede boek heette: De hoofdpunten; een derde: De mysteriën, en het laatste waar ze nu vooral mee rondzeulen is genaamd; De schatkamer. Hij had een leerling die Terebinthus heette. Toen Scythianus eens besloot om naar Juda te gaan, teneinde ook deze landstreek te besmetten, sloeg de Heer hem met een dodelijke ziekte en maakte op die manier een einde aan zijn treurig leven.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media23
Terebinthus, zijn leerling in de boosheid, erfgenaam van zijn goud, boeken en ketterijen, besloot, toen hij in Palestina aangekomen was, - in Judea werd hij herkend en veroordeeld - naar Perzië te vertrekken. Om ook daar niet herkend te worden, veranderde hij zijn naam in Budda. Doch ook daar kreeg hij tegenstanders, o.a. de aanhangers van Mittras; hij werd te schande gemaakt door veel redeneringen en schermutselingen en in het nauw gedreven, nam hij tot een weduwe zijn toevlucht. Toen hij in haar huis was opgenomen, riep hij de luchtdemonen aan, welke tot op heden de Manicheeën plegen aan te roepen. Hij werd door God geslagen, viel van het dak en stierf. Zo was het tweede beest uit de weg geruimd.
Terebinthus, zijn leerling in de boosheid, erfgenaam van zijn goud, boeken en ketterijen, besloot, toen hij in Palestina aangekomen was, - in Judea werd hij herkend en veroordeeld - naar Perzië te vertrekken. Om ook daar niet herkend te worden, veranderde hij zijn naam in Budda. Doch ook daar kreeg hij tegenstanders, o.a. de aanhangers van Mittras; hij werd te schande gemaakt door veel redeneringen en schermutselingen en in het nauw gedreven, nam hij tot een weduwe zijn toevlucht. Toen hij in haar huis was opgenomen, riep hij de luchtdemonen aan, welke tot op heden de Manicheeën plegen aan te roepen. Hij werd door God geslagen, viel van het dak en stierf. Zo was het tweede beest uit de weg geruimd.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media24
Maar door zijn boeken bleef de herinnering aan zijn goddeloosheid voortbestaan. Nu was de weduwe erfgenaam geworden, zowel van zijn boeken als door zijn geld. Daar zij geen kinderen of verwanten had, besloot zij voor dat geld een knaap te kopen, Cubricus genaamd, die zij als kind aannam. Zij voedde hem op in de leer van de Perzen en scherpte daar tegen de mensheid een giftige pijl vol boosheid. De knaap Cubricus groeide temidden van de wijsgeren op en na de dood van de weduwe erfde hij op zijn beurt de boeken en het geld. Om niet meer de smadelijke naam Cubricus te dragen, gal hij zichzelf de naam Manus, welke volgens het Perzisch spraakgebruik 'onderhoud' betekent. In de waan dat hij een goed spreker was, noemde hij zich Manus, omdat hij zich zo'n goed prediker vond. Hij deed zijn best om zich in de taal van de Perzen een goede faam te verwerven, maar Gods voorzienigheid bewerkte, dat hij, zonder het te willen, zijn eigen aanklager werd. Wilde hij in Perzië zichzelf met deze naam eren, in Griekenland was de vertaling van deze naam 'Razernij'.
Maar door zijn boeken bleef de herinnering aan zijn goddeloosheid voortbestaan. Nu was de weduwe erfgenaam geworden, zowel van zijn boeken als door zijn geld. Daar zij geen kinderen of verwanten had, besloot zij voor dat geld een knaap te kopen, Cubricus genaamd, die zij als kind aannam. Zij voedde hem op in de leer van de Perzen en scherpte daar tegen de mensheid een giftige pijl vol boosheid. De knaap Cubricus groeide temidden van de wijsgeren op en na de dood van de weduwe erfde hij op zijn beurt de boeken en het geld. Om niet meer de smadelijke naam Cubricus te dragen, gal hij zichzelf de naam Manus, welke volgens het Perzisch spraakgebruik 'onderhoud' betekent. In de waan dat hij een goed spreker was, noemde hij zich Manus, omdat hij zich zo'n goed prediker vond. Hij deed zijn best om zich in de taal van de Perzen een goede faam te verwerven, maar Gods voorzienigheid bewerkte, dat hij, zonder het te willen, zijn eigen aanklager werd. Wilde hij in Perzië zichzelf met deze naam eren, in Griekenland was de vertaling van deze naam 'Razernij'.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media25
Daar was het dat hij beweerde dat hij de Parakleet was. Maar er staat geschreven: 'Alwie lastert tegen de H. Geest heeft geen vergiffenis'. Door zichzelf de H. Geest te noemen, heeft hij zich schuldig gemaakt aan een grot laster. Degene die met hem een bondgenootschap sluit, moet dan ook weten bij welk gezelschap hij zich voegt. Deze slaaf heeft de wereld in beroering gebracht. Er staat geschreven: ‘Door drie dingen komt de wereld in beroering en het vierde kan hij niet dulden; wanneer een slaaf als koning regeert'. Hij was zo gek dingen te beloven die de kracht van de mens te boven gaan. Zo was de zoon van de koning van de Perzen ziek geworden en een overvloed van geneesheren beproefde hun kunde. Als een vroom man zich aanbiedend beloofde hij door zijn gebed de jongen beter te maken. De geneesheren stuurde hij weg, maar met hen ging ook het leven van de knaap heen. De goddeloosheid van die man werd nu aan de kaak gesteld. De wijsgeer werd geboeid en in de gevangenis geworpen, niet omdat hij de koning overtuigd had van de waarheid, ook niet omdat hij afgodsbeelden zou hebben vernietigd, maar hij had beloofd redding te brengen en daarbij gelogen; of om het precies te zeggen, omdat hij een moord bedreven had. Hij heeft de jongen gedood, die door medische toeleg behouden had kunnen worden. Door in zorgeloosheid de geneesheren te verwijderen, heeft hij de jongen doen sterven.
Daar was het dat hij beweerde dat hij de Parakleet was. Maar er staat geschreven: 'Alwie lastert tegen de H. Geest heeft geen vergiffenis'. Door zichzelf de H. Geest te noemen, heeft hij zich schuldig gemaakt aan een grot laster. Degene die met hem een bondgenootschap sluit, moet dan ook weten bij welk gezelschap hij zich voegt. Deze slaaf heeft de wereld in beroering gebracht. Er staat geschreven: ‘Door drie dingen komt de wereld in beroering en het vierde kan hij niet dulden; wanneer een slaaf als koning regeert'. Hij was zo gek dingen te beloven die de kracht van de mens te boven gaan. Zo was de zoon van de koning van de Perzen ziek geworden en een overvloed van geneesheren beproefde hun kunde. Als een vroom man zich aanbiedend beloofde hij door zijn gebed de jongen beter te maken. De geneesheren stuurde hij weg, maar met hen ging ook het leven van de knaap heen. De goddeloosheid van die man werd nu aan de kaak gesteld. De wijsgeer werd geboeid en in de gevangenis geworpen, niet omdat hij de koning overtuigd had van de waarheid, ook niet omdat hij afgodsbeelden zou hebben vernietigd, maar hij had beloofd redding te brengen en daarbij gelogen; of om het precies te zeggen, omdat hij een moord bedreven had. Hij heeft de jongen gedood, die door medische toeleg behouden had kunnen worden. Door in zorgeloosheid de geneesheren te verwijderen, heeft hij de jongen doen sterven.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media26
Van het vele kwaad dat ik van hem vertel, moet gij op de eerste plaats zijn lastertaal onthouden; ten tweede zijn slavernij - niet dat slavernij een schande is, maar wel is het een kwaad wanneer een slaaf vrijheid voorwendt, - ten derde zijn leugenachtige belofte, ten vierde de moord op de jongen en ten vijfde de gevangenis waaruit hij wist te ontvluchten, hij die zichzelf paracleet noemde en een voorvechter van de waarheid, hij vluchtte. Hij was geen navolger van Jezus, die bereidwillig het kruis tegemoet ging, maar hij was precies het contrast met Hem, omdat hij op de vlucht sloeg. Na zijn vlucht beval de koning van de Perzen de gevangenisbewaarders ter doodstraf weg te voeren. Was Manus door zijn overmoed schuldig aan de dood van de jongen, nu werd hij het ook nog van de gevangenbewaarders. Moet iemand die van moord wordt beschuldigd aanbeden worden? Had hij Jezus niet moeten navolgen en met Hem zeggen: 'Indien gij Mij zoekt, laat dezen dan heen gaan?' (Joh. 18, 8) [b:Joh. 18, 8] Of had hij niet met Jonas moeten uitroepen: 'Neem mij op en werp mij in zee, want om mij is deze storm' (Jon. 1, 12) [b:Jon. 1, 12].
Van het vele kwaad dat ik van hem vertel, moet gij op de eerste plaats zijn lastertaal onthouden; ten tweede zijn slavernij - niet dat slavernij een schande is, maar wel is het een kwaad wanneer een slaaf vrijheid voorwendt, - ten derde zijn leugenachtige belofte, ten vierde de moord op de jongen en ten vijfde de gevangenis waaruit hij wist te ontvluchten, hij die zichzelf paracleet noemde en een voorvechter van de waarheid, hij vluchtte. Hij was geen navolger van Jezus, die bereidwillig het kruis tegemoet ging, maar hij was precies het contrast met Hem, omdat hij op de vlucht sloeg. Na zijn vlucht beval de koning van de Perzen de gevangenisbewaarders ter doodstraf weg te voeren. Was Manus door zijn overmoed schuldig aan de dood van de jongen, nu werd hij het ook nog van de gevangenbewaarders. Moet iemand die van moord wordt beschuldigd aanbeden worden? Had hij Jezus niet moeten navolgen en met Hem zeggen: 'Indien gij Mij zoekt, laat dezen dan heen gaan?' (Joh. 18, 8) [b:Joh. 18, 8] Of had hij niet met Jonas moeten uitroepen: 'Neem mij op en werp mij in zee, want om mij is deze storm' (Jon. 1, 12) [b:Jon. 1, 12].
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media27
Na zijn vlucht uit de gevangenis begeeft hij zich naar Mesopotamië. Maar dan treedt hem de bisschop Archaleus tegemoet met de wapenrusting van de gerechtigheid. Ten overstaan van filosofen en rechters klaagde deze hem aan, na een heidens gehoor bijeengebracht te hebben, opdat wanneer de Christenen zouden oordelen, de rechters de schijn op zich zouden nemen bevooroordeeld te zijn. 'Zeg op wat gij preekt', zei Archalaus tot Manus. Toen deze zijn mond opende was het slechts om lastertaal uit te spuwen. Hij beschuldigde de God van het Oude Testament als de uitvinder van het kwaad, omdat Hij van zichzelf gezegd had; ‘Ik ben een verterend vuur op aarde komen brengen' (deut. 4, 24) [b:deut. 4, 24]. Wanneer gij Degene beschuldigt die zegt: 'God maakt dood en levend' (1 Sam. 2, 6) [b:1 Sam. 2, 6], waarom eert gij dan Petrus wel die Tabitha heeft opgewekt, maar Safira met de dood heeft gestraft? Als gij het laakt dat Hij vuur heeft gebracht, waarom klaagt gij Hem niet aan die zegt: 'Gaat weg van Mij in het eeuwig vuur' (Mt. 25, 41) [b:Mt. 25, 41]? Als gij God laakt die zegt: 'Ik ben het die vrede brengt en onheil schept' (Jes. 45, 7) [b:Jes. 45, 7]. Verklaar het dan hoe het komt dat Jezus zegt: 'Ik ben niet gekomen om vrede te brengen maar het zwaard'. Daar beiden hetzelfde zeggen, dan een van de twee: ofwel beiden zijn goed omdat zij beiden hetzelfde zeggen, ofwel als men Jezus niet kan berispen wanner Hij zo spreekt, waarom hekelt gij dan Degene die in het Oude Verbond hetzelfde heeft gezegd?
Na zijn vlucht uit de gevangenis begeeft hij zich naar Mesopotamië. Maar dan treedt hem de bisschop Archaleus tegemoet met de wapenrusting van de gerechtigheid. Ten overstaan van filosofen en rechters klaagde deze hem aan, na een heidens gehoor bijeengebracht te hebben, opdat wanneer de Christenen zouden oordelen, de rechters de schijn op zich zouden nemen bevooroordeeld te zijn. 'Zeg op wat gij preekt', zei Archalaus tot Manus. Toen deze zijn mond opende was het slechts om lastertaal uit te spuwen. Hij beschuldigde de God van het Oude Testament als de uitvinder van het kwaad, omdat Hij van zichzelf gezegd had; ‘Ik ben een verterend vuur op aarde komen brengen' (deut. 4, 24) [b:deut. 4, 24]. Wanneer gij Degene beschuldigt die zegt: 'God maakt dood en levend' (1 Sam. 2, 6) [b:1 Sam. 2, 6], waarom eert gij dan Petrus wel die Tabitha heeft opgewekt, maar Safira met de dood heeft gestraft? Als gij het laakt dat Hij vuur heeft gebracht, waarom klaagt gij Hem niet aan die zegt: 'Gaat weg van Mij in het eeuwig vuur' (Mt. 25, 41) [b:Mt. 25, 41]? Als gij God laakt die zegt: 'Ik ben het die vrede brengt en onheil schept' (Jes. 45, 7) [b:Jes. 45, 7]. Verklaar het dan hoe het komt dat Jezus zegt: 'Ik ben niet gekomen om vrede te brengen maar het zwaard'. Daar beiden hetzelfde zeggen, dan een van de twee: ofwel beiden zijn goed omdat zij beiden hetzelfde zeggen, ofwel als men Jezus niet kan berispen wanner Hij zo spreekt, waarom hekelt gij dan Degene die in het Oude Verbond hetzelfde heeft gezegd?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media28
Daarop antwoordde Manus hem: 'Maar wat voor een God maakt blind? Paulus zelf zegt het: 'Wier ongelovig verstand de God van deze wereld verblind heeft, opdat het licht van het Evangelie hen niet zou verlichten'. Maar weer luidde het antwoord van Archalaus goed: 'Lees hetgeen er een weinig voor staat: 'En zo er nog een sluier ligt over ons Evangelie, dan is het alleen bij hen die verloren gaan'. Zelf ziet gij niet dat er bij hen die verloren gaan een sluier ligt. Het heilige moet men niet aan de honden geven. Heeft de God van het Oude Verbond bovendien alleen verblinding gebracht over het verstand van de ongelovigen? Heeft Jezus niet gezegd: 'Ik spreek tot hen in parabelen, opdat zij ziende niet zien'. Was het omdat Hij hen haatte? Wilde Hij dat zij niet zagen? Of waren zij het onwaardig en sloten daarom de ogen? Waar vrijwillige boosheid is, wordt de genade onthouden. 'Wie heeft zal gegeven worden en hij die niet heeft zal zelfs hetgeen hij meent te hebben nog ontnomen worden'.
Daarop antwoordde Manus hem: 'Maar wat voor een God maakt blind? Paulus zelf zegt het: 'Wier ongelovig verstand de God van deze wereld verblind heeft, opdat het licht van het Evangelie hen niet zou verlichten'. Maar weer luidde het antwoord van Archalaus goed: 'Lees hetgeen er een weinig voor staat: 'En zo er nog een sluier ligt over ons Evangelie, dan is het alleen bij hen die verloren gaan'. Zelf ziet gij niet dat er bij hen die verloren gaan een sluier ligt. Het heilige moet men niet aan de honden geven. Heeft de God van het Oude Verbond bovendien alleen verblinding gebracht over het verstand van de ongelovigen? Heeft Jezus niet gezegd: 'Ik spreek tot hen in parabelen, opdat zij ziende niet zien'. Was het omdat Hij hen haatte? Wilde Hij dat zij niet zagen? Of waren zij het onwaardig en sloten daarom de ogen? Waar vrijwillige boosheid is, wordt de genade onthouden. 'Wie heeft zal gegeven worden en hij die niet heeft zal zelfs hetgeen hij meent te hebben nog ontnomen worden'.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media29
Sommigen verklaren dit anders en het is niet verkeerd. Zij zeggen: ook al heeft Hij het verstand van de ongelovigen verduisterd, dan doet Hij dat ten goede, opdat zij weder op het goede hun blikken kunnen vestigen. Hij heeft niet gezegd: Hij heeft hun ziel verblind, maar het verstand, de gedachten van de ongelovigen. Als gij van een ontuchtige zijn ontuchtige gedachte verblindt, dan is die mens behouden; als gij van een rover zijn roofzuchtige en gemene geest verblindt, dan is die mens behouden. Er is nog een andere uitleg. De zon verblindt zowel hen die bijziende zijn als hen die aan een oogziekte lijden. Beiden ondervinden nadeel van het zonlicht. Dit ligt niet aan de zon, maar aan het gestel van de ogen. Hetzelfde geldt voor de ongelovigen. Omdat zij ziek zijn van hart, kunnen zij niet in de stralen van de godheid kijken. Hij heeft niet gezegd: Hij heeft hun gedachten verblind, opdat zij het Evangelie niet zouden horen, maar opdat de uitstraling van het Evangelie hen niet zou verlichte. Het horen van het Evangelie is aan allen toegestaan, maar de glorie ervan blijft beperkt tot de echte leerlingen. De Heer sprak in parabels tot hen die niet konden horen, maar voor de leerlingen ontsloot Hij ze. De glans van de glorie is voor hen die reeds verlicht zijn, de verblinding voor de ongelovigen. Het is geen gewoonte deze mysteries voor de heidenen uit een te zetten, maar de Kerk onderwijst u wel hierin, die op het punt staat uit de rij van de geloofsleerlingen te treden. Ten aanhoren van een heiden weiden wij hierover niet uit. Zelfs in tegenwoordigheid van catechumenen spreken wij niet openlijk over deze geheimen die de Vader, de Zoon en de H. Geest betreffen. Wel spreken wij dikwijls onder bedekte termen, opdat de gelovigen die ervan op de hoogte zijn, het begrijpen, terwijl zij die er niet van op de hoogte zijn er geen nadeel van ondervinden.
Sommigen verklaren dit anders en het is niet verkeerd. Zij zeggen: ook al heeft Hij het verstand van de ongelovigen verduisterd, dan doet Hij dat ten goede, opdat zij weder op het goede hun blikken kunnen vestigen. Hij heeft niet gezegd: Hij heeft hun ziel verblind, maar het verstand, de gedachten van de ongelovigen. Als gij van een ontuchtige zijn ontuchtige gedachte verblindt, dan is die mens behouden; als gij van een rover zijn roofzuchtige en gemene geest verblindt, dan is die mens behouden. Er is nog een andere uitleg. De zon verblindt zowel hen die bijziende zijn als hen die aan een oogziekte lijden. Beiden ondervinden nadeel van het zonlicht. Dit ligt niet aan de zon, maar aan het gestel van de ogen. Hetzelfde geldt voor de ongelovigen. Omdat zij ziek zijn van hart, kunnen zij niet in de stralen van de godheid kijken. Hij heeft niet gezegd: Hij heeft hun gedachten verblind, opdat zij het Evangelie niet zouden horen, maar opdat de uitstraling van het Evangelie hen niet zou verlichte. Het horen van het Evangelie is aan allen toegestaan, maar de glorie ervan blijft beperkt tot de echte leerlingen. De Heer sprak in parabels tot hen die niet konden horen, maar voor de leerlingen ontsloot Hij ze. De glans van de glorie is voor hen die reeds verlicht zijn, de verblinding voor de ongelovigen. Het is geen gewoonte deze mysteries voor de heidenen uit een te zetten, maar de Kerk onderwijst u wel hierin, die op het punt staat uit de rij van de geloofsleerlingen te treden. Ten aanhoren van een heiden weiden wij hierover niet uit. Zelfs in tegenwoordigheid van catechumenen spreken wij niet openlijk over deze geheimen die de Vader, de Zoon en de H. Geest betreffen. Wel spreken wij dikwijls onder bedekte termen, opdat de gelovigen die ervan op de hoogte zijn, het begrijpen, terwijl zij die er niet van op de hoogte zijn er geen nadeel van ondervinden.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media30
Op deze en nog veel andere wijze werd de draak weerlegd en met deze schermutselingen sloeg Archalaus ze neer. Manes, die uit de gevangenis was ontvlucht, zag ook hier kans te ontvluchten. Zo gauw hij zich van zijn tegenstander had losgemaakt, begaf hij zich naar een klein dorp, zoals de slang in het paradijs Adam achterliet en zich naar Eva begaf. Maar de goede herder Archalaus waakte over zijn kudde en zodra hij van zijn vlucht gehoord had, snelde hij hem achterna en spoorde hem op. Op het moment dat Manes zijn wreker op zich af zag komen, vluchtte hij weg en ontsnapte. Het was echter zijn laatste vlucht. De gerechtsdienaars van de koning zochten hem overal en vonden tenslotte de vluchteling. Het vonnis dat hij onder Archalaus had moeten ondergaan, werd nu door de gerechtsdienaars van de koning voltrokken. Manus die door zijn leerlingen aanbeden werd, werd gevangen genomen en voor de koning gebracht. Deze verweet hem zijn leugen en zijn vlucht, hij bespotte zijn staat van slaaf en wreekte de dood van zijn zoon. Bovendien werd hij veroordeeld van moord op de gevangenisbewaarders. Hij beval Manes volgens de wet van de Perzen te villen en de rest van zijn lichaam gaf hij prijs aan de wilde dieren, om door deze te worden verslonden. De huid waarin zijn slechte geest had gehuisd, hing hij bij wijze van zak aan de poorten op. Hij die zichzelf de paracleet noemde en luide de toekomst verkondigde, had zijn eigen vlucht en gevangenneming niet gekend.
Op deze en nog veel andere wijze werd de draak weerlegd en met deze schermutselingen sloeg Archalaus ze neer. Manes, die uit de gevangenis was ontvlucht, zag ook hier kans te ontvluchten. Zo gauw hij zich van zijn tegenstander had losgemaakt, begaf hij zich naar een klein dorp, zoals de slang in het paradijs Adam achterliet en zich naar Eva begaf. Maar de goede herder Archalaus waakte over zijn kudde en zodra hij van zijn vlucht gehoord had, snelde hij hem achterna en spoorde hem op. Op het moment dat Manes zijn wreker op zich af zag komen, vluchtte hij weg en ontsnapte. Het was echter zijn laatste vlucht. De gerechtsdienaars van de koning zochten hem overal en vonden tenslotte de vluchteling. Het vonnis dat hij onder Archalaus had moeten ondergaan, werd nu door de gerechtsdienaars van de koning voltrokken. Manus die door zijn leerlingen aanbeden werd, werd gevangen genomen en voor de koning gebracht. Deze verweet hem zijn leugen en zijn vlucht, hij bespotte zijn staat van slaaf en wreekte de dood van zijn zoon. Bovendien werd hij veroordeeld van moord op de gevangenisbewaarders. Hij beval Manes volgens de wet van de Perzen te villen en de rest van zijn lichaam gaf hij prijs aan de wilde dieren, om door deze te worden verslonden. De huid waarin zijn slechte geest had gehuisd, hing hij bij wijze van zak aan de poorten op. Hij die zichzelf de paracleet noemde en luide de toekomst verkondigde, had zijn eigen vlucht en gevangenneming niet gekend.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media31
Hij had drie leerlingen verworven: Thomas, Baddes en Hermas. Niemand moet derhalve het evangelie van Thomas lezen, daar het niet door een van de twaalf Apostelen is geschreven, maar door een van de drie boze geesten van Manes. Niemand mag zich aansluiten bij de Manicheeën, want het zijn moordenaars van zielen. Met een aftreksel van kaf veinzen zij hun gestrengheid in het vasten en terwijl zij de Schepper van de spijzen lasteren, geven zij zich over aan gulzigheid. Tevens leren zij, dat alwie een bepaald gewas uittrekt, zelf daarin veranderd wordt. Maar als dat waar is, wat dan met de landbouwer en de tuinders. De tuinman hanteert bij zoveel gewassen het mes, in welk daarvan wordt hij veranderd? Het zijn werkelijk belachelijke leerstellingen, vol verachting en schande. Een schaapherder zal zijn schaap offeren en de wolf doodden, waarin wordt hij nu veranderd? Mensen die in hun netten vissen vangen of vogels lijmen, waarin worden zij veranderd?
Hij had drie leerlingen verworven: Thomas, Baddes en Hermas. Niemand moet derhalve het evangelie van Thomas lezen, daar het niet door een van de twaalf Apostelen is geschreven, maar door een van de drie boze geesten van Manes. Niemand mag zich aansluiten bij de Manicheeën, want het zijn moordenaars van zielen. Met een aftreksel van kaf veinzen zij hun gestrengheid in het vasten en terwijl zij de Schepper van de spijzen lasteren, geven zij zich over aan gulzigheid. Tevens leren zij, dat alwie een bepaald gewas uittrekt, zelf daarin veranderd wordt. Maar als dat waar is, wat dan met de landbouwer en de tuinders. De tuinman hanteert bij zoveel gewassen het mes, in welk daarvan wordt hij veranderd? Het zijn werkelijk belachelijke leerstellingen, vol verachting en schande. Een schaapherder zal zijn schaap offeren en de wolf doodden, waarin wordt hij nu veranderd? Mensen die in hun netten vissen vangen of vogels lijmen, waarin worden zij veranderd?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media32
Manicheeën zijn zonen van de luiheid, voeren zelf niets uit maar eten wel de producten op waarvoor anderen gewerkt hebben. Degenen die hen de spijzen reiken, ontvangen zij met lachende gezichten, maar zegeningswoorden spreken zij niet uit. Wanneer hij van iemand brood krijgt, - degenen die zich bekeerd hebben bekennen dat - dan zegt de Manicheeër tot het brood: ik heb u niet gemaakt en zendt vervolgens verwensingen naar de Allerhoogste.
Manicheeën zijn zonen van de luiheid, voeren zelf niets uit maar eten wel de producten op waarvoor anderen gewerkt hebben. Degenen die hen de spijzen reiken, ontvangen zij met lachende gezichten, maar zegeningswoorden spreken zij niet uit. Wanneer hij van iemand brood krijgt, - degenen die zich bekeerd hebben bekennen dat - dan zegt de Manicheeër tot het brood: ik heb u niet gemaakt en zendt vervolgens verwensingen naar de Allerhoogste.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media33
Maar al dit kwaad is in vergelijking met het volgende nog klein. Ik durf hun doopbad niet te verhalen in tegenwoordigheid van mannen en vrouwen. Ik durf u niet te zeggen waarin zij de vijg dopen, om hen daarna aan de ongelukkigen te geven. Het mag slechts met tekenen worden aangeduid. Mannen moeten denken wat er in de slaap bij hen gebeurt en de vrouwen wat er bij hen maandelijks geschiedt. Werkelijk, ik bezoedel mijn mond met dit te zeggen. Zijn er onder de heidenen smeriger lieden dan dezen? Zijn de Samaritanen goddelozer, de Joden ongodsdienstiger dan zij; de ontuchtigen onreiner? In een uur van wellust volvoert de ontuchtige zijn handeling, maar zijn daad veroordelend, is hij er zich van bewust dat hij een afwassing nodig heeft. Hij erkent de afzichtelijkheid van zijn handeling, waarmee hij zich heeft bezoedeld. Maar de Manicheeër plaatst het midden op het altaar en bezoedelt zijn tong en zijn mond. Mens, wilt gij nog uit zulk een mond onderricht ontvangen? Wilt gij deze mensen nog naderen en kussen? Ontvlucht deze mensen die nog losbandiger, slechter en afzichtelijker zijn dan welke prostitué?
Maar al dit kwaad is in vergelijking met het volgende nog klein. Ik durf hun doopbad niet te verhalen in tegenwoordigheid van mannen en vrouwen. Ik durf u niet te zeggen waarin zij de vijg dopen, om hen daarna aan de ongelukkigen te geven. Het mag slechts met tekenen worden aangeduid. Mannen moeten denken wat er in de slaap bij hen gebeurt en de vrouwen wat er bij hen maandelijks geschiedt. Werkelijk, ik bezoedel mijn mond met dit te zeggen. Zijn er onder de heidenen smeriger lieden dan dezen? Zijn de Samaritanen goddelozer, de Joden ongodsdienstiger dan zij; de ontuchtigen onreiner? In een uur van wellust volvoert de ontuchtige zijn handeling, maar zijn daad veroordelend, is hij er zich van bewust dat hij een afwassing nodig heeft. Hij erkent de afzichtelijkheid van zijn handeling, waarmee hij zich heeft bezoedeld. Maar de Manicheeër plaatst het midden op het altaar en bezoedelt zijn tong en zijn mond. Mens, wilt gij nog uit zulk een mond onderricht ontvangen? Wilt gij deze mensen nog naderen en kussen? Ontvlucht deze mensen die nog losbandiger, slechter en afzichtelijker zijn dan welke prostitué?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media34
De Kerk deelt u dit alles mee en raakt zelfs de modder aan, opdat gij onbesmeurd mag blijven. Zij noemt de wonden, opdat gij ongedeerd mag blijven. Het zij u voldoende dit te weten en houdt u daarom ver van ieder experiment in deze. Als God het laat donderen, beven wij allen, maar zij stoten dan godslasteringen uit. Laat God het bliksemen, dan knielen wij neer op de grond, maar zij moeten dan ook nog met hun tong de hemel verwensen. Jezus zegt dat zijn Vader de zon doet opgaan over rechtvaardigen en onrechtvaardigen, en het laat regenen over goeden en slechten. Zij beweren dat de regen uit liefdeswaanzin bestaat.
De Kerk deelt u dit alles mee en raakt zelfs de modder aan, opdat gij onbesmeurd mag blijven. Zij noemt de wonden, opdat gij ongedeerd mag blijven. Het zij u voldoende dit te weten en houdt u daarom ver van ieder experiment in deze. Als God het laat donderen, beven wij allen, maar zij stoten dan godslasteringen uit. Laat God het bliksemen, dan knielen wij neer op de grond, maar zij moeten dan ook nog met hun tong de hemel verwensen. Jezus zegt dat zijn Vader de zon doet opgaan over rechtvaardigen en onrechtvaardigen, en het laat regenen over goeden en slechten. Zij beweren dat de regen uit liefdeswaanzin bestaat.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media35
Ook beweren zij nog dat er in de hemel zich een maagd van schone gestalte bevindt alsook een jongeling en die op dezelfde tijd als wolven en kamelen, hun tijd hebben van schandelijke begeerten. De jongeling loopt in de winter op waanzinnige wijze het meisje achterna. Als zij vlucht, blijft hij haar achtervolgen en het zweet van die achtervolging is de regen. Dit kunt u vinden in de boeken van de Manicheeën. Wij hebben het gelezen, omdat wij het niet wilden geloven toen ons dit verteld werd. Omwille van uw veiligheid hebben wij hun bederf besproken.
Ook beweren zij nog dat er in de hemel zich een maagd van schone gestalte bevindt alsook een jongeling en die op dezelfde tijd als wolven en kamelen, hun tijd hebben van schandelijke begeerten. De jongeling loopt in de winter op waanzinnige wijze het meisje achterna. Als zij vlucht, blijft hij haar achtervolgen en het zweet van die achtervolging is de regen. Dit kunt u vinden in de boeken van de Manicheeën. Wij hebben het gelezen, omdat wij het niet wilden geloven toen ons dit verteld werd. Omwille van uw veiligheid hebben wij hun bederf besproken.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media36
Moge de Heer ons voor zulke dwalingen vrijwaren! Dat u vijandschap gegeven mogen worden met deze draak, opdat, terwijl zij de hiel van u beloert, gij haar de kop mag verpletteren. Prent in uw geheugen hetgeen u vandaag gezegd is. Heeft immers het licht iets met de duisternis uit te staan; de vroomheid van de Kerk iets met de smerigheid van de Manicheeën? Hier heerst orde, hier is gestaafde kennis, vroomheid en heiligheid, hier wordt het zelfs veroordeeld een vrouw met begeerlijkheid aan te zien. Hier bestaat een huwelijk in vroomheid, hier aanhoudende zelfbeheersing, hier gelijkt de maagdelijkheid in waardigheid op die van de Engelen. Wij maken onder dankzegging gebruik van de spijzen, er heerst erkentelijkheid jegens de Schepper van alles. Hier wordt de Vader van Christus aanbeden, vrees en siddering geleerd voor hem die het laat regenen, en er worden lofprijzingen opgezonden tot Hem die het laat donderen en bliksemen.
Moge de Heer ons voor zulke dwalingen vrijwaren! Dat u vijandschap gegeven mogen worden met deze draak, opdat, terwijl zij de hiel van u beloert, gij haar de kop mag verpletteren. Prent in uw geheugen hetgeen u vandaag gezegd is. Heeft immers het licht iets met de duisternis uit te staan; de vroomheid van de Kerk iets met de smerigheid van de Manicheeën? Hier heerst orde, hier is gestaafde kennis, vroomheid en heiligheid, hier wordt het zelfs veroordeeld een vrouw met begeerlijkheid aan te zien. Hier bestaat een huwelijk in vroomheid, hier aanhoudende zelfbeheersing, hier gelijkt de maagdelijkheid in waardigheid op die van de Engelen. Wij maken onder dankzegging gebruik van de spijzen, er heerst erkentelijkheid jegens de Schepper van alles. Hier wordt de Vader van Christus aanbeden, vrees en siddering geleerd voor hem die het laat regenen, en er worden lofprijzingen opgezonden tot Hem die het laat donderen en bliksemen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media37
Sluit u bij de schapen aan en vlucht de wolven; laat u nooit afscheiden van de Kerk, maar schuw hen, over wie zulke dingen gezegd worden. . Houdt u vast aan wat goed is en verafschuw het kwaad. Zo gij ooit zo zijt geweest, houdt u dan in het vervolg verre van die dwaling die gij zelf hebt bekend. Wanneer gij niet alleen met uw lippen maar met uw ziel van hen losrukt; wanneer gij de Vader van Christus aanbidt, de God van de Wet en van de Profeten; wanneer gij de rechtvaardige en goede God erkent, dan zijt gij op de weg van de verlossing. Moge God u daarom allen bewaren, onwankelbaar bewaren, zonder ergernis en standvastig in het geloof, in Christus Jezus onze Heer, aan wie de glorie zij in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Sluit u bij de schapen aan en vlucht de wolven; laat u nooit afscheiden van de Kerk, maar schuw hen, over wie zulke dingen gezegd worden. . Houdt u vast aan wat goed is en verafschuw het kwaad. Zo gij ooit zo zijt geweest, houdt u dan in het vervolg verre van die dwaling die gij zelf hebt bekend. Wanneer gij niet alleen met uw lippen maar met uw ziel van hen losrukt; wanneer gij de Vader van Christus aanbidt, de God van de Wet en van de Profeten; wanneer gij de rechtvaardige en goede God erkent, dan zijt gij op de weg van de verlossing. Moge God u daarom allen bewaren, onwankelbaar bewaren, zonder ergernis en standvastig in het geloof, in Christus Jezus onze Heer, aan wie de glorie zij in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.be/toondocument/9253-over-gods-alleenheerschappij-in-ik-geloof-in-een-god-en-over-de-nl