Mandement over het Onderwijs
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Mandement over het Onderwijs
De Bisschoppen van Nederland
22 juli 1868
Bischoppenconferenties - Mandementen - Nederland
1943, Lux (Curaçao)
1943
9 oktober 2024
9177
nl
Referenties naar dit document: 1
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
Wanneer gij ziet, Beminde Geloovigen, dat al de Bisschoppen van Nederland een gezamenlijk schrijven rigten tot hunne onderhoorigen, dan begrijpt Gij reeds aanstonds, dat hetgeen zij U willen zeggen, in hun oog iets van zeer groot, van algemeen, van waarlijk katholiek belang moet wezen. Inderdaad, het geldt hier eene zaak, die in het naauwste verband staat met de godsdienstige en zedelijke toekomst van het opgroeijend geslacht, van het geslacht dat eenmaal in onze plaats moet treden; Wij willen spreken over het onderwijs der katholieke jeugd; en hetgeen Wij U daarover gaan zeggen is, na 's Hemels verlichting afgesmeekt te hebben, de vrucht van rijpe beraadslagingen in eene daartoe opzettelijk belegde vergadering.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaWij katholieken van Nederland, die thans leven, gaan weldra heen, om ons bij den Oppersten Regter voor de eeuwigheid te verantwoorden; die Regter zal niet verzuimen ons te vragen, wie wij na ons achterlaten, om het katholiek geloof in ons vaderland waardig te vertegenwoordigen. - Hij zal ons vragen, wat er geworden is van de katholieke jeugd en jongelingschap; hoe wij hebben getracht te verhinderen, dat zij in godsdienst en zeden van den ouden stam ontaardden; hoe wij bezorgd zijn geweest om een echt geloovig, godsdienstig, deugdzaam geslacht van katholieken in Nederland op te kweeken.
Referenties naar deze alinea: 1
Mandement over de oprichting van de katholieke universiteit ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaWelnu, B.G., eene der zaken, die, naar Onze overtuiging, het meest zouden kunnen toebrengen, om, wat God verhoede, eene jammerlijke ontaarding in godsdienst en zeden voor te bereiden, zou zijn het gebrek aan - het verwaarloozen van een degelijk katholiek onderwijs.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaImmers, het is van den eenen kant niet te ontkennen, dat het niet katholieke onderwijs met den dag voor de katholieke jeugd meer en meer onbruikbaar, uiterst gevaarlijk dreigt te worden; dit is het natuurlijk gevolg van het ongeloof dat buiten de katholieke Kerk dagelijks veld wint, en van de verderfelijke beginselen die overal verwoestend om zich heen grijpen. Ten andere is het blijkbaar, dat juist de voortgang, welken de kwade tijdgeest rondom ons doet, het meer en meer noodig maakt, dat de beginselen van ons H. Geloof, echt katholieke geest en gezindheid en ware christelijke deugd diep en vast in de harten der opgroeijende katholieken wortelen. Daarom ziet ieder, die oplettend den toestand overweegt, meer en meer de behoefte aan voldoend katholiek onderwijs dringend worden; niet alleen opdat de jeugd aan het verderf van schadelijke scholen ontsnappe, maar opdat zij tot grondige katholieke godsdienstigheid en deugd naar eisch worde gevormd.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaHet is daarom, B.G., dat Wij, door God belast met de zorg uwer zielen, U thans de katholieke beginselen over een zoo gewichtig onderwerp willen voorhouden, ten einde U op te wekken, om een echt katholiek onderwijs, in zoo ver het bestaat, te benuttigen, in zoo ver het nog ontbreekt, te helpen tot stand brengen en bevorderen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaHoe de H. Kerk aangaande het onderwijs denkt, laat zich in weinige woorden aldus zamenvatten: De Kerk wil, dat de jeugd in de wetenschappen onderwezen worde; - maar zij eischt tevens, dat dit onderwijs in alle opzigten katholiek en godsdienstig zij. Van de eene zijde wil zij niet, dat de jeugd in onwetendheid opgroeije; maar van de andere zijde keurt zij niet elk onderwijs goed. Zij verwerpt niet alleen alle ongodsdienstig, maar ook alle godsdienstloos, onzijdig onderwijs, waarbij de godsdienst is uitgesloten. Het eerste verfoeit zij als verderfelijk; het andere keurt zij af, als minstens onvoldoende en gebrekkig; het eerste mag nimmer, het andere slechts bij gebrek aan beter, worden aangewend.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
1
I.
Vooreerst, de H. Kerk verlangt, dat de jeugd onderwezen worde; zij is er verre af zich er tegen te stellen, dat men het verstand door gepaste oefening ontwikkele en met doelmatige kennissen verrijke; de moeite daartoe aangewend, juicht zij van harte toe; ja, zij zelve heeft nooit opgehouden, naar vermogen en omstandigheden te ijveren voor het behoud en de verspreiding van kennis en wetenschap onder alle standen der maatschappij. Het zal goed zijn, B.G., hierbij een weinig stil te staan; een katholiek toch in onze dagen moet wel eens het verwijt hooren, dat de Kerk de verbreiding van onderwijs en wetenschap ongaarne ziet; de Kerk, zegt men hem, schuwt met opzet het licht en zoekt hare geloovigen in domheid en onwetendheid te houden; als hadde de goddelijke waarheid, waarvan de katholiek zich bewust is, iets van ware wetenschap of verlichting te vreezen! als wist de Kerk niet, dat alle waarheid, alle wetenschap, en derhalve ook alle natuurlijke kennis, wèl beoefend, slechts dienen kan, om hulde te brengen aan de waarheid van ons heilig Geloof! Slechts verwaandheid, trotsche eigendunk, of bedorvenheid des harten, nimmer ware wetenschap, kan de Kerk of het geloof vijandig wezen. Doch waarom niet liever de feiten laten spreken? Van waar, B.G., komt de verlichting en beschaving, waarop Europa zoo veel roem draagt? Immers van de Kerk. De Kerk, dit bewijst de geschiedenis, wel verre van de wetenschap te haten en te vreezen, heeft ze bewaard, verspreid, en met milde hand uitgedeeld. De Kerk, en de Kerk alléén, heeft de schatten der gewijde en ongewijde letteren en wetenschappen behouden, toen een stroom van half wilde volken uit het noorden, de Romeinsche wereld wegsleepte, verwoestte en vescheurde. Zij, de Kerk, heeft aan die ruwe heidenen tegelijk met de kennis der zaligheid ook de kundigheden der Grieken en Romeinen medegedeeld. Het eerst heeft zij het onderrigt, dat vroeger schier uitsluitend aan meer vermogenden te beurt viel, voor alle standen, ook voor de lagere volksklassen, ja voor de armsten toegankelijk gemaakt. De herleving en verbreiding der letteren was steeds verbonden aan de namen van Pausen, Bisschoppen en kloosters. In het diep geschokte Italië is nauwelijks eenige rust teruggekeerd, of een H. Paus Agapitus vormt met Cassiodorus het eerste plan tot eene oefenschool voor hoogere wetenschappen; de twee scholen van Rome waren het werk van den H. Paus Gregorius den Groote; te Milaan ontmoeten wij den H. Aartsbisschop Benedictus Crispus; te Modena den Bisschop Giso; op den berg Casino den H. Abt Benedictus met zijne kloosterbroeders, allen bezig om met de godsdienst ook de wetenschap te doen bloeijen. Volgt in de volgende eeuwen de voetstappen van geloofsverkondigers of kloosterlingen, naar Ierland, Gallië, Duitschland, - overal rijzen bisschoppelijke, parochiale, kloosterscholen op. Reeds in de eerste helft der achtste eeuw vinden wij het oprigten van scholen voor de jeugd aan de Bisschoppen door Kerkvergaderigen aanbevolen, en die stem der Kerkvergaderingen herhaalt zich van eeuw tot eeuw. Later ziet men door gansch Europa hoogescholen oprijzen, schier alle door Pausen opgerigt, of ten minste door hen goedgekeurd, bevoorregt en begunstigd. In het kort, het is de Kerk, die de Europeesche maatschappij heeft opgevoed en onderwezen; en nog bij den Munsterschen vrede in 1648 moest men naast kerken en hospitalen, ook nog de scholen onder de heilige en kerkelijke zaken optellen. Lord Macauley was niet katholiek, maar hij had toch in de geschiedenis gelezen, dat het geloof overal in Eu- ropa door ware wetenschap op den voet werd gevolgd: een ongeloovig Fransch schrijver van onze dagen zeide ook, niet uit vooringenomenheid met de Katholieke Kerk, maar door de kracht der waarheid gedwongen: ‘de geestelijkheid, in het bezit der wetenschap, bood die steeds met milde hand aan grooten en geringen aan.’ En is nog thans niet de Kerk, waar zij kan, ijverig in die richting werkzaam? Is het niet haar geest, die zoo vele geestelijke vereenigingen tot dat doel opwekte en goedkeurde? Is zij het niet, die voortdurend de aandacht der zielenherders en katholieke ouders op het onderwijs der jeugd gevestigd houdt, en hen aanspoort om van de gelegenheid daartoe naarstig gebruik te maken? Dit deden ook altijd in uw midden, B.G., de Eerwaarde Heeren Geestelijken, en dit zullen zij steeds blijven doen, gedachtig aan de aanbevelingen hun daaromtrent ten allen tijde gedaan, en nog onlangs in het Provinciaal Concilie van Utrecht, in het jaar 1865 te 's Hertogenbosch gehouden, hernieuwd, ‘opdat’, zoo drukken de besluiten van dat Concilie zich uit, ‘de jeugd niet in onwetendhed opgroeije, noch ook de noodige godsdienstige opleiding misse.’
Vooreerst, de H. Kerk verlangt, dat de jeugd onderwezen worde; zij is er verre af zich er tegen te stellen, dat men het verstand door gepaste oefening ontwikkele en met doelmatige kennissen verrijke; de moeite daartoe aangewend, juicht zij van harte toe; ja, zij zelve heeft nooit opgehouden, naar vermogen en omstandigheden te ijveren voor het behoud en de verspreiding van kennis en wetenschap onder alle standen der maatschappij. Het zal goed zijn, B.G., hierbij een weinig stil te staan; een katholiek toch in onze dagen moet wel eens het verwijt hooren, dat de Kerk de verbreiding van onderwijs en wetenschap ongaarne ziet; de Kerk, zegt men hem, schuwt met opzet het licht en zoekt hare geloovigen in domheid en onwetendheid te houden; als hadde de goddelijke waarheid, waarvan de katholiek zich bewust is, iets van ware wetenschap of verlichting te vreezen! als wist de Kerk niet, dat alle waarheid, alle wetenschap, en derhalve ook alle natuurlijke kennis, wèl beoefend, slechts dienen kan, om hulde te brengen aan de waarheid van ons heilig Geloof! Slechts verwaandheid, trotsche eigendunk, of bedorvenheid des harten, nimmer ware wetenschap, kan de Kerk of het geloof vijandig wezen. Doch waarom niet liever de feiten laten spreken? Van waar, B.G., komt de verlichting en beschaving, waarop Europa zoo veel roem draagt? Immers van de Kerk. De Kerk, dit bewijst de geschiedenis, wel verre van de wetenschap te haten en te vreezen, heeft ze bewaard, verspreid, en met milde hand uitgedeeld. De Kerk, en de Kerk alléén, heeft de schatten der gewijde en ongewijde letteren en wetenschappen behouden, toen een stroom van half wilde volken uit het noorden, de Romeinsche wereld wegsleepte, verwoestte en vescheurde. Zij, de Kerk, heeft aan die ruwe heidenen tegelijk met de kennis der zaligheid ook de kundigheden der Grieken en Romeinen medegedeeld. Het eerst heeft zij het onderrigt, dat vroeger schier uitsluitend aan meer vermogenden te beurt viel, voor alle standen, ook voor de lagere volksklassen, ja voor de armsten toegankelijk gemaakt. De herleving en verbreiding der letteren was steeds verbonden aan de namen van Pausen, Bisschoppen en kloosters. In het diep geschokte Italië is nauwelijks eenige rust teruggekeerd, of een H. Paus Agapitus vormt met Cassiodorus het eerste plan tot eene oefenschool voor hoogere wetenschappen; de twee scholen van Rome waren het werk van den H. Paus Gregorius den Groote; te Milaan ontmoeten wij den H. Aartsbisschop Benedictus Crispus; te Modena den Bisschop Giso; op den berg Casino den H. Abt Benedictus met zijne kloosterbroeders, allen bezig om met de godsdienst ook de wetenschap te doen bloeijen. Volgt in de volgende eeuwen de voetstappen van geloofsverkondigers of kloosterlingen, naar Ierland, Gallië, Duitschland, - overal rijzen bisschoppelijke, parochiale, kloosterscholen op. Reeds in de eerste helft der achtste eeuw vinden wij het oprigten van scholen voor de jeugd aan de Bisschoppen door Kerkvergaderigen aanbevolen, en die stem der Kerkvergaderingen herhaalt zich van eeuw tot eeuw. Later ziet men door gansch Europa hoogescholen oprijzen, schier alle door Pausen opgerigt, of ten minste door hen goedgekeurd, bevoorregt en begunstigd. In het kort, het is de Kerk, die de Europeesche maatschappij heeft opgevoed en onderwezen; en nog bij den Munsterschen vrede in 1648 moest men naast kerken en hospitalen, ook nog de scholen onder de heilige en kerkelijke zaken optellen. Lord Macauley was niet katholiek, maar hij had toch in de geschiedenis gelezen, dat het geloof overal in Eu- ropa door ware wetenschap op den voet werd gevolgd: een ongeloovig Fransch schrijver van onze dagen zeide ook, niet uit vooringenomenheid met de Katholieke Kerk, maar door de kracht der waarheid gedwongen: ‘de geestelijkheid, in het bezit der wetenschap, bood die steeds met milde hand aan grooten en geringen aan.’ En is nog thans niet de Kerk, waar zij kan, ijverig in die richting werkzaam? Is het niet haar geest, die zoo vele geestelijke vereenigingen tot dat doel opwekte en goedkeurde? Is zij het niet, die voortdurend de aandacht der zielenherders en katholieke ouders op het onderwijs der jeugd gevestigd houdt, en hen aanspoort om van de gelegenheid daartoe naarstig gebruik te maken? Dit deden ook altijd in uw midden, B.G., de Eerwaarde Heeren Geestelijken, en dit zullen zij steeds blijven doen, gedachtig aan de aanbevelingen hun daaromtrent ten allen tijde gedaan, en nog onlangs in het Provinciaal Concilie van Utrecht, in het jaar 1865 te 's Hertogenbosch gehouden, hernieuwd, ‘opdat’, zoo drukken de besluiten van dat Concilie zich uit, ‘de jeugd niet in onwetendhed opgroeije, noch ook de noodige godsdienstige opleiding misse.’
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
II.
Zoo begeert de Kerk bestrijding der onwetendheid, en beschaving en oefening van het verstand; doch, gelijk de laatste woorden van het Provinciaal Concilie aanduiden, zij beoogt met het onderwijs nog een ander doel, en het is tot dat doel inzonderheid, dat het schoolonderwijs moet ingerigt en gestierd worden. - Dienaangaande drukt hetzelfde hoofdstuk van het Concilie zich meer in het breede aldus uit: ‘De Kerk heeft ten allen tijde eene bijzondere zorgvuldigheid getoond voor de volksschool welke zij het eerst in het leven heeft geroepen, en die zij altoos heeft aangezien als bestemd, om de jeugd èn in de beginselen der wetenschappen te onderwijzen, èn tot goede zeden te vormen.
Zoo begeert de Kerk bestrijding der onwetendheid, en beschaving en oefening van het verstand; doch, gelijk de laatste woorden van het Provinciaal Concilie aanduiden, zij beoogt met het onderwijs nog een ander doel, en het is tot dat doel inzonderheid, dat het schoolonderwijs moet ingerigt en gestierd worden. - Dienaangaande drukt hetzelfde hoofdstuk van het Concilie zich meer in het breede aldus uit: ‘De Kerk heeft ten allen tijde eene bijzondere zorgvuldigheid getoond voor de volksschool welke zij het eerst in het leven heeft geroepen, en die zij altoos heeft aangezien als bestemd, om de jeugd èn in de beginselen der wetenschappen te onderwijzen, èn tot goede zeden te vormen.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaWare deugd en zedelijkheid wordt alleen door ons H. Geloof voortgebragt, onderhouden en vermeerderd; weshalve de Kerk nimmer eene andere opleiding der jeugd heeft gekend, dan die, welke met de wetenschap der natuurlijke dingen en de kennis van het doel en de verrigtingen des maatschappelijken levens, ook het godsdienstig onderrigt verbindt, en daaraan de eerste plaats inruimt. Ja, in de scholen, tot welke de kinderen van alle volksklassen toegang hebben, moet het godsdienstig onderrigt, gelijk onze H. Vader, Paus Pius IX leert, eene zoo voorname plaats in de opvoeding innemen, en zoo zeer alles beheerschen, dat, in vergelijking daarvan, de overige kundigheden, die er aan de jeugd worden meegedeeld, als bijzaken voorkomen. Gevolgelijk heeft diezelfde hoogst roemwaardige Paus veroordeeling uitgesproken over de stelling, die beweert: dat de katholieken hunne goedkeuring zouden kunnen hechten aan eene opleiding der jeugd, afgescheiden van het katholiek geloof en de magt der Kerk, en waarbij men zich de kennis van bloot natuurlijke dingen en de doeleinden van het aardsche maatschappelijke leven, uitsluitend, of althans hoofdzakelijk, ten doel stelt.’
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaZiedaar de bondige verklaringen der katholieke grondbeginselen, vervat in de besluiten van het Provinciaal Concilie, goedgekeurd door den H. Stoel, en overigens getrokken uit de uitdrukkelijke leer van onzen H. Vader Paus Pius IX. Elkeen dus, die er prijs op stelt echt katholiek te wezen, katholiek in den zin der katholieke Kerk, heeft zich aan deze beginselen te houden, en zich overeenkomstig deze beginselen te gedragen. Tot nadere verklaring en toepassing dier beginselen moet dienen al hetgeen Wij U thans nog zullen zeggen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
III.
De H. Kerk kent aan het schoolonderwijs een grooten invloed toe op de godsdienstige vorming der jeugd: hierin herhaalt zij slechts een grondbeginsel, dat door ondervinding alle opvoedkundigen erkennen. Ook de ongeloovigsten spreken nog altoos van de school als van een der krachtigste middelen tot veredeling van den volksgeest en tot vorming van het hart. En geen wonder: men behoeft slechts even na te denken over den aanhoudenden, regelmatigen, gemakkelijken invloed, welken een bekwaam onderwijzer op het gemoed zijner leerlingen kan uitoefenen. In de school wordt beschikt over het grootste gedeelte van den tijd, dien het kind of de opgroeijende knaap aan ernstige oefening kan besteden; de onderwijzer volgt dag aan dag de trapsgewijze ontwikkeling van den jeugdigen geest, en kan aldus geregeld, allengs en ongevoelig, begrippen inprenten die, vermengd met de overige leerstof, het voedsel uitmaken van het verstand, dat zich ontwikkelt, en zich daarmede als vereenzelvigt. Voegt hierbij het gezag, het aanzien van kunde en wijsheid dat een bekwaam onderwijzer bij de jeugd geniet; - de afwisseling, die hij in zijne godsdienstige of ongodsdienstige lessen weet te brengen, door ze nu eens bij het leesonderrigt, dan bij het verhalen eener geschiedenis, dan bij eenige andere leeroefeningen te pas te brengen; dit alles werkt om hem het inprenten van goede en kwade beginselen in de harten der kinderen gemakkelijk te maken. Hetgeen Wij hier zeggen, doelt gedeeltelijk meer biezonder op de lagere scholen waar de jeugd hare eerste vorming ontvangt; van een anderen kant echter is het evenzeer waar van zulke scholen, waar de aankomende jongelingschap een meer wetenschappelijk onderrigt komt zoeken. Immers daar vooral bieden zich leervakken aan, waarbij van zelf de godsdienst en zedeleer te sprake komen. Iedereen, die iets weet van het onderwijs in de geschiedenis, in letterkunde, in natuurwetenschap, in opvoedingsleer, ziet in, hoe ligt het valt, de lessen als het ware ongezocht met ware of valsche stellingen betrekkelijk godsdienst en zedeleer te doorweven, en zoo in het gemoed der leergrage jeugd met het lokaas der wetenschap tegelijk het vergif eener schadelijk leer, of het gezonde voedsel der katholieke waarheid te doen indringen.
De H. Kerk kent aan het schoolonderwijs een grooten invloed toe op de godsdienstige vorming der jeugd: hierin herhaalt zij slechts een grondbeginsel, dat door ondervinding alle opvoedkundigen erkennen. Ook de ongeloovigsten spreken nog altoos van de school als van een der krachtigste middelen tot veredeling van den volksgeest en tot vorming van het hart. En geen wonder: men behoeft slechts even na te denken over den aanhoudenden, regelmatigen, gemakkelijken invloed, welken een bekwaam onderwijzer op het gemoed zijner leerlingen kan uitoefenen. In de school wordt beschikt over het grootste gedeelte van den tijd, dien het kind of de opgroeijende knaap aan ernstige oefening kan besteden; de onderwijzer volgt dag aan dag de trapsgewijze ontwikkeling van den jeugdigen geest, en kan aldus geregeld, allengs en ongevoelig, begrippen inprenten die, vermengd met de overige leerstof, het voedsel uitmaken van het verstand, dat zich ontwikkelt, en zich daarmede als vereenzelvigt. Voegt hierbij het gezag, het aanzien van kunde en wijsheid dat een bekwaam onderwijzer bij de jeugd geniet; - de afwisseling, die hij in zijne godsdienstige of ongodsdienstige lessen weet te brengen, door ze nu eens bij het leesonderrigt, dan bij het verhalen eener geschiedenis, dan bij eenige andere leeroefeningen te pas te brengen; dit alles werkt om hem het inprenten van goede en kwade beginselen in de harten der kinderen gemakkelijk te maken. Hetgeen Wij hier zeggen, doelt gedeeltelijk meer biezonder op de lagere scholen waar de jeugd hare eerste vorming ontvangt; van een anderen kant echter is het evenzeer waar van zulke scholen, waar de aankomende jongelingschap een meer wetenschappelijk onderrigt komt zoeken. Immers daar vooral bieden zich leervakken aan, waarbij van zelf de godsdienst en zedeleer te sprake komen. Iedereen, die iets weet van het onderwijs in de geschiedenis, in letterkunde, in natuurwetenschap, in opvoedingsleer, ziet in, hoe ligt het valt, de lessen als het ware ongezocht met ware of valsche stellingen betrekkelijk godsdienst en zedeleer te doorweven, en zoo in het gemoed der leergrage jeugd met het lokaas der wetenschap tegelijk het vergif eener schadelijk leer, of het gezonde voedsel der katholieke waarheid te doen indringen.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
IV.
Van dien onberekenbaren invloed van het onderwijs schijnen zich de voorstanders van den ongodsdienstigen, enkel stoffelijk gezinden geest dezer eeuw beter bewust, dan sommige nalatige katholieken. Immers die mannen, ‘wel wetende,’ gelijk het Provinciaal Concilie spreekt, ‘hoezeer van een godsdienstig onderwijs der jeugd de ware christelijke geest der maatschappij afhangt,’ laten niets onbeproefd, om dit onderwijs door een ander, naar hunne beginselen ingerigt, te verdringen. Hun toeleg en hunne verwachtingen zijn geen geheim: beide kon men, ook in ons vaderland, bij monde en in geschriften openlijk hooren verkondigen. Dan eens komen personen, wier betrekking aan hun schrijven invloed bijzet, den onderwijzer den weg wijzen, hoe hij, zonder vrees voor klagten en onaangenaamheden, met veel takt en beleid, bedektelijk de moderne beginselen op de school kan voortplanten, zelfs al komen die ook in strijd met zekere godsdienstige begrippen, b.v. het geloof aan wonderen. Dan weder hoopt men, dat zeker soort van onderwijs behendig zal worden aangewend om langzaam de scherpe afscheiding tusschen verschillende godsdienstige gezindheden uit te wisschen; natuurlijk door uitwissching van de godsdienstige overtuiging zelve. Dan eindelijk zegt men zonder omwegen, dat het onderwijs den laatsten stoot moet geven aan alle soort van godsdienstige vooroordeelen, en eene gezondere beschouwing van wereldorde en menschheid in de plaats stellen; als middel om door de school 's volks lang vertraagde godsdienstige ontwikkeling te bevorderen, geeft men op een volslagen ongeloof, dat zich boven elken vorm van kerkelijk geloof verheft. Die taal wordt gevoerd door mannen van naam, en om strijd geven vele anderen, in tijdschriften, dagbladen en elders, hunne instemming met die beginselen te kennen.
Van dien onberekenbaren invloed van het onderwijs schijnen zich de voorstanders van den ongodsdienstigen, enkel stoffelijk gezinden geest dezer eeuw beter bewust, dan sommige nalatige katholieken. Immers die mannen, ‘wel wetende,’ gelijk het Provinciaal Concilie spreekt, ‘hoezeer van een godsdienstig onderwijs der jeugd de ware christelijke geest der maatschappij afhangt,’ laten niets onbeproefd, om dit onderwijs door een ander, naar hunne beginselen ingerigt, te verdringen. Hun toeleg en hunne verwachtingen zijn geen geheim: beide kon men, ook in ons vaderland, bij monde en in geschriften openlijk hooren verkondigen. Dan eens komen personen, wier betrekking aan hun schrijven invloed bijzet, den onderwijzer den weg wijzen, hoe hij, zonder vrees voor klagten en onaangenaamheden, met veel takt en beleid, bedektelijk de moderne beginselen op de school kan voortplanten, zelfs al komen die ook in strijd met zekere godsdienstige begrippen, b.v. het geloof aan wonderen. Dan weder hoopt men, dat zeker soort van onderwijs behendig zal worden aangewend om langzaam de scherpe afscheiding tusschen verschillende godsdienstige gezindheden uit te wisschen; natuurlijk door uitwissching van de godsdienstige overtuiging zelve. Dan eindelijk zegt men zonder omwegen, dat het onderwijs den laatsten stoot moet geven aan alle soort van godsdienstige vooroordeelen, en eene gezondere beschouwing van wereldorde en menschheid in de plaats stellen; als middel om door de school 's volks lang vertraagde godsdienstige ontwikkeling te bevorderen, geeft men op een volslagen ongeloof, dat zich boven elken vorm van kerkelijk geloof verheft. Die taal wordt gevoerd door mannen van naam, en om strijd geven vele anderen, in tijdschriften, dagbladen en elders, hunne instemming met die beginselen te kennen.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaEene luidklinkende waarschuwing, B.G., voor velen, die, als zij zich in de droevige noodzakelijkheid zien, om hunne kinderen op niet katholieke, zoo gezegde onzijdige scholen te zenden, te meer zullen toezien, wie en hoe men daar onderwijs geeft, en wat waarborg er is, dat de jeugd daar niet gevaar loopt van in geloof of zeden schipbreuk te lijden. - Immers waar wezenlijk gevaar zou wezen, dat de kinderen in eene verkeerde rigting van denken en handelen zouden worden gestuurd, daar zou het volstrekt ongeoorloofd worden, van zulk eene school gebruik te maken. In dusdanig geval zou men zich de uitspraak des Heren moeten herinneren: ‘wat baat het den mensch, dat hij de gansche wereld wint, als hij schade lijdt aan zijn ziel’? Was de onwetendheid niet duizendmaal verkieslijk boven zulk een onderwijs? Ach, B.G., laat toch op niemand uwer ooit het verwijt passen, dat de H. Joannes Chrysostomus aan sommige zorglooze ouders van zijnen tijd toevoegde: ‘Als er een ezeldrijver of stalknecht te huren is, neemt men alle voorzorg om eene goede keuze te doen; maar moet men een onderwijzer kiezen voor zijne kinderen, men is met den eersten den besten tevreden. O schandelijke nalatigheid! o onvergeeflijk dwaasheid! wat is er toch grooter, waar wordt meer behoedzaamheid gevorderd, dan waar het te doen is, om aan het hart de juiste rigting te geven, het jeugdige gemoed tot deugd te vormen?’
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaWij hebben eene betere verwachting van U.B.G.; Wij vertrouwen dat nimmer een katholiek pligtvergetend genoeg zal zijn, om zijne kinderen prijs te geven aan den rampzaligen toeleg van sommigen, die den invloed van het onderwijs zoeken te misbruiken; - maar Wij vreezen, dat er eenigen zijn, die te weinig ijver toonen, om dien invloed ten goede aan te wenden, gelijk de H. Kerk dit bedoelt en voorschrijft. Eenigen konden zich namelijk inbeelden, dat zij zich van hunnen pligt gekweten hebben, wanneer zij slechts een bepaald goddeloos en verderfelijk onderwijs vermijden, zonder te bedenken, dat zij eerst dan als ware katholieken handelen, wanneer zij voor een degelijk katholiek onderwijs hunner kinderen, zooveel mogelijk, zorg dragen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
V.
Zal eene school het vertrouwen der katholieken allezins waardig zijn, en hunne goedkeuring wegdragen, dan is het niet voldoende dat zij de katholieke godsdienst (gelijk het heet) eerbiedige, dat is, volstrekt onaangeroerd late; maar zij moet die godsdienst zelve leeren kennen en beoefenen. Op zulk eene school is het zoogezegde maatschappelijk onderrigt met het godsdienstige ten nauwste verbonden; het godsdienstig beginsel doordringt geheel het onderwijs, en overal doet zich de invloed der godsdienst gevoelen. Zij straalt in alles door; in de leerboeken zijn, zooveel mogelijk, met beleid de groote waarheden des Geloofs, de zedeleer van het Evangelie, lessen van katholieke godsvrucht ingevlochten; de onderwijzer zelf weet deze te gelegener tijd en plaats in onderscheidene oefeningen in te weven. Met één woord, het onderwijs is daar niet bloot het verkoopen van zekere eerste kundigheden; niet enkel een fatsoeneren der jeugd tot burgerlijke welgemanierdheid en tucht; ook niet het opkweeken van een regtschapen heiden, die slechts eigen volmaking tot doel, zelfbehagen tot grootste drijfveer zal hebben; neen, het is daar een middel, dat den ouders en zielzorgers te hulp komt in de opvoeding van een jongen christen, die als kind Gods, als zoon der katholieke Kerk, als erfgenaam des hemels, moet leeren denken, gevoelen, en als christen de christelijke deugden beoefenen. Christelijke deugd, niet zoo als sommigen dat woord misbruiken, maar echt christelijke deugd, gegrond op het geloof, - aangewakkerd door de beweegredenen van schuldige gehoorzaamheid, van liefde, dankbaarheid, hoop en vrees, welke het geloof aangeeft, - gesteund door de hulpmiddelen die het geloof als noodzakelijk en nuttig leert erkennen en gebruiken; - dat is het, wat de onderwijzer aldaar aan zijne kweekelingen zoekt in te prenten en hen van nu af reeds te doen beoefenen. Het spreekt van zelf, dat in eene zaak van zoo hoog godsdienstig belang, het toezicht der kerkelijke Overheid op zoodanige school niet ontbreekt, die tevens door raad en voorlichting, door werkzame hulp de taak des onderwijzers zal verligten.
Zal eene school het vertrouwen der katholieken allezins waardig zijn, en hunne goedkeuring wegdragen, dan is het niet voldoende dat zij de katholieke godsdienst (gelijk het heet) eerbiedige, dat is, volstrekt onaangeroerd late; maar zij moet die godsdienst zelve leeren kennen en beoefenen. Op zulk eene school is het zoogezegde maatschappelijk onderrigt met het godsdienstige ten nauwste verbonden; het godsdienstig beginsel doordringt geheel het onderwijs, en overal doet zich de invloed der godsdienst gevoelen. Zij straalt in alles door; in de leerboeken zijn, zooveel mogelijk, met beleid de groote waarheden des Geloofs, de zedeleer van het Evangelie, lessen van katholieke godsvrucht ingevlochten; de onderwijzer zelf weet deze te gelegener tijd en plaats in onderscheidene oefeningen in te weven. Met één woord, het onderwijs is daar niet bloot het verkoopen van zekere eerste kundigheden; niet enkel een fatsoeneren der jeugd tot burgerlijke welgemanierdheid en tucht; ook niet het opkweeken van een regtschapen heiden, die slechts eigen volmaking tot doel, zelfbehagen tot grootste drijfveer zal hebben; neen, het is daar een middel, dat den ouders en zielzorgers te hulp komt in de opvoeding van een jongen christen, die als kind Gods, als zoon der katholieke Kerk, als erfgenaam des hemels, moet leeren denken, gevoelen, en als christen de christelijke deugden beoefenen. Christelijke deugd, niet zoo als sommigen dat woord misbruiken, maar echt christelijke deugd, gegrond op het geloof, - aangewakkerd door de beweegredenen van schuldige gehoorzaamheid, van liefde, dankbaarheid, hoop en vrees, welke het geloof aangeeft, - gesteund door de hulpmiddelen die het geloof als noodzakelijk en nuttig leert erkennen en gebruiken; - dat is het, wat de onderwijzer aldaar aan zijne kweekelingen zoekt in te prenten en hen van nu af reeds te doen beoefenen. Het spreekt van zelf, dat in eene zaak van zoo hoog godsdienstig belang, het toezicht der kerkelijke Overheid op zoodanige school niet ontbreekt, die tevens door raad en voorlichting, door werkzame hulp de taak des onderwijzers zal verligten.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaZóó en niet anders heeft de katholieke Kerk altoos de school begrepen, zóó wil zij ze door ieder harer geloovigen begrepen zien. Wie een ander denkbeeld van eene volmaaktere inrichting zou willen staande houden, die zou vallen onder de veroordeeling, tegen de 45, 47 en 48 stellingen in de Syllabus uitgesproken.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaEn, B.G., is het wel te verwonderen, dat de Kerk het noodig acht, de godsdienst vooral niet te laten ontbreken in de school, waar zij zoo zegenrijk kan werken? Is het wonder, dat zij den jeugdigen christen de godsdienst, zoo mogelijk, overal wil doen ontmoeten, overal op hem doen werken, daar toch de godsdienst eenmaal, of liever reeds van nu af, de ziel van geheel zijn leven moet zijn?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
VI.
Wat heeft men dus te denken van scholen, waar de invloed van de Kerk en de godsdienst is verbannen, en slechts eene zekere natuurlijke zedeleer, of wat verkieslijker zou wezen, noch godsdienst noch zedeleer eene plaats vindt: - Wij stellen allen kwaden toeleg des onderwijzers ter zijde. Wij vragen niet eens, of niet welligt, zonder boos opzet, bij eene poging om een zoogezegd kleurloos onderwijs tot zedelijke vorming dienstbaar te maken, er beginselen en leerstellingen tusschenvloeijen, die min of meer schadelijk, gevaarlijk, of zelfs geheel valsch zijn. Wij zeggen niet, welken indruk het kind ontvangt van een onderwijzer, die, door zijne betrekking verpligt zich buiten of liever boven alle godsdienst te houden, in het oog zijner kweekelingen al zijne godsdienst, - zoo zij weten, dat hij er eene heeft, - tot eenige uiterlijke plichten bepaalt, en overigens handelt alsof hij zich om geene godsdienst bekommerde. Wij nemen aan, dat in vele gevallen de onderwijzer bekwaam en behoedzaam genoeg is, om deze klippen, althans voor het grootste gedeelte te vermijden. Wat hier van zij, B.G., zoo veel blijft zeker, dat zulk onderwijs gebrekkig is, en men bij zulk onderwijs ook vreezen moet, dat de godsdienstige opvoeding gebrekkig zal wezen. Vandaar de veroordeeling, door Pius IX uitgesproken juist tegen diegenen, die zeggen, dat katholieken hunne goedkeuring daaraan kunnen schenken. Het tegenovergestelde moet dus waar zijn: dat is, katholieken mogen zulk onderwijs niet goedkeuren; hoeveel minder, B.G., het aanprijzen, het ten nadeele van het katholieke onderwijs bevorderen!
Wat heeft men dus te denken van scholen, waar de invloed van de Kerk en de godsdienst is verbannen, en slechts eene zekere natuurlijke zedeleer, of wat verkieslijker zou wezen, noch godsdienst noch zedeleer eene plaats vindt: - Wij stellen allen kwaden toeleg des onderwijzers ter zijde. Wij vragen niet eens, of niet welligt, zonder boos opzet, bij eene poging om een zoogezegd kleurloos onderwijs tot zedelijke vorming dienstbaar te maken, er beginselen en leerstellingen tusschenvloeijen, die min of meer schadelijk, gevaarlijk, of zelfs geheel valsch zijn. Wij zeggen niet, welken indruk het kind ontvangt van een onderwijzer, die, door zijne betrekking verpligt zich buiten of liever boven alle godsdienst te houden, in het oog zijner kweekelingen al zijne godsdienst, - zoo zij weten, dat hij er eene heeft, - tot eenige uiterlijke plichten bepaalt, en overigens handelt alsof hij zich om geene godsdienst bekommerde. Wij nemen aan, dat in vele gevallen de onderwijzer bekwaam en behoedzaam genoeg is, om deze klippen, althans voor het grootste gedeelte te vermijden. Wat hier van zij, B.G., zoo veel blijft zeker, dat zulk onderwijs gebrekkig is, en men bij zulk onderwijs ook vreezen moet, dat de godsdienstige opvoeding gebrekkig zal wezen. Vandaar de veroordeeling, door Pius IX uitgesproken juist tegen diegenen, die zeggen, dat katholieken hunne goedkeuring daaraan kunnen schenken. Het tegenovergestelde moet dus waar zijn: dat is, katholieken mogen zulk onderwijs niet goedkeuren; hoeveel minder, B.G., het aanprijzen, het ten nadeele van het katholieke onderwijs bevorderen!
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
VII.
Dit beteekent echter niet, B.G., dat men in geen geval van dergelijk onderwijs kan gebruik maken. Neen, wanneer men niet in de gelegenheid is om het noodige onderwijs te hebben op eene school, die de H. Kerk in allen deele goedkeurt, dan kan men zijne toevlucht nemen tot eene niet katholieke school; altoos echter op voorwaarde dat in die school niets onderwezen worde in strijd met de godsdienst en zedeleer. De plaatselijke geestelijken zullen, voor zoo veel het in hunne magt is, daarop een waakzaam oog houden, en mogten zij ondervinden, dat de school voor het geloof of de zeden hunner onderhoorige kinderen gevaar oplevert, zullen zij al hunnen invloed gebruiken om ze van die school te verwijderen.
Dit beteekent echter niet, B.G., dat men in geen geval van dergelijk onderwijs kan gebruik maken. Neen, wanneer men niet in de gelegenheid is om het noodige onderwijs te hebben op eene school, die de H. Kerk in allen deele goedkeurt, dan kan men zijne toevlucht nemen tot eene niet katholieke school; altoos echter op voorwaarde dat in die school niets onderwezen worde in strijd met de godsdienst en zedeleer. De plaatselijke geestelijken zullen, voor zoo veel het in hunne magt is, daarop een waakzaam oog houden, en mogten zij ondervinden, dat de school voor het geloof of de zeden hunner onderhoorige kinderen gevaar oplevert, zullen zij al hunnen invloed gebruiken om ze van die school te verwijderen.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaEchter beschouwe men het bijwonen van het onderwijs in zulke school nimmer anders dan als eene droevige noodzakelijkheid, niet als de gewone handelwijze in een regelmatigen toestand van zaken. Wij hebben de uitdrukking reeds vroeger gebezigd en Wij herhalen die; de noodzakelijkheid is droevig, wij moeten ze betreuren, er het hoofd niet bij neerleggen, maar uitzien naar de middelen om die te doen verdwijnen. Ondertusschen, en zoolang de noodzakelijkheid aanhoudt, vermanen Wij degenen, die zich in zulk geval bevinden, om zooveel doenlijk van een anderen kant door meerderen ijver en zorgvuldigheid in het ontbrekende ter opvoeding te voorzien, en door vurig gebed Gods zegen daarover af te smeeken; zoo mag men hopen, dat wat te kort schiet, eenigermate zal worden vergoed.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
VIII.
Niet aldus evenwel zouden Wij kunnen spreken van die ouders, welke door eigene schuld de gelegenheid zouden verzuimen om hunne kinderen op eene school, volgens onze H. Godsdienst ingerigt, te doen onderwijzen; - welke zonder nood aan het altoos gebrekkige, onvoldoende onderwijs op niet katholieke scholen de voorkeur zouden geven. Hoe toch zouden zij zulk gedrag voor God kunnen verantwoorden? Is hun kind niet voor alles een christen, een kind Gods, een lid der katholieke Kerk? - Heeft God het hun niet vooral geschonken, opdat zij het, Hem ter eere, in geloof en heiligheid voor den hemel zouden opvoeden? En zij laten zonder vrees een zoo onovertreffelijk middel om in die groote zaak te slagen ongebruikt? En zij beijveren zich niet, om althans voor een gedeelte zich van die gewigtige taak te ontlasten op anderen, die doen zullen, wat zij niet bij magte zijn genoegzaam door zich zelven te doen?
Niet aldus evenwel zouden Wij kunnen spreken van die ouders, welke door eigene schuld de gelegenheid zouden verzuimen om hunne kinderen op eene school, volgens onze H. Godsdienst ingerigt, te doen onderwijzen; - welke zonder nood aan het altoos gebrekkige, onvoldoende onderwijs op niet katholieke scholen de voorkeur zouden geven. Hoe toch zouden zij zulk gedrag voor God kunnen verantwoorden? Is hun kind niet voor alles een christen, een kind Gods, een lid der katholieke Kerk? - Heeft God het hun niet vooral geschonken, opdat zij het, Hem ter eere, in geloof en heiligheid voor den hemel zouden opvoeden? En zij laten zonder vrees een zoo onovertreffelijk middel om in die groote zaak te slagen ongebruikt? En zij beijveren zich niet, om althans voor een gedeelte zich van die gewigtige taak te ontlasten op anderen, die doen zullen, wat zij niet bij magte zijn genoegzaam door zich zelven te doen?
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaIeder moge voor zich de redenen wegen, die hij meent te kunnen hebben om zoo te handelen; maar hij wege ze in de schaal des heiligdoms, voor de oogen van God. Wat ons betreft, B.G., Wij nemen niet op Ons, iemand hieromtrent ligtelijk gerust te stellen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaMen zegge niet: Maar hoe gaat het dan daar, waar men geene katholieke scholen heeft? Wordt dan daar de jeugd niet Christelijk opgevoed? - Bemerkt men dan daar een zigtbaren achteruitgang in het katholieke leven? - Wij zullen op deze vraag eenvoudig en gemeenzaam antwoorden.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaMen vraagt, B.G., hoe gaat het dan elders? Wij zeggen: het gaat er gelijk het kan, niet zooals het wel behoorde. Men doet er, wat naar omstandigheden mogelijk is, en zoo geschiedt het, dat de christelijke opvoeding min gebrekkig is dan men anders moest vreezen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaEn wat de volstrekte uitkomst betreft. zoo mag men minstens twijfelen of menigeen die in latere jaren met nieuwe en vreemde beginselen, katholiek op zijne wijze is geworden, nog niet een opregt katholiek in denken, spreken en handelen zou wezen, zoo in zijne eerste en latere studiën de godsdienst altoos had voorgezeten; - of niet velen, wier godsdienstige kennis en zin zeer bekrompen en oppervlakkig is, geheel anders zouden wezen, zoo zij in hunne jeugd de weldaad eener katholieke school hadden kunnen genieten. Wij antwoorden verder, indien de uitkomst minder bedroevend is geweest, wat heeft men niet te vreezen bij het toenemend ongeloof en zedebederf, zoals wij reeds aangemerkt hebben.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaEn buitendien, welke huisvader meent genoeg te doen voor zijne kinderen, als hij zorgt, dat zij voor vergiftiging en voor den hongersnood bewaard blijven? En toch, zoo ongeveer zou men willen handelen met de ziel van het kind. Neen, B.G., alles is niet gedaan, als men van den eenen kant waakt tegen een goddeloos schoolonderwijs en van den anderen kant voor het hoog noodzakelijke ter godsdienstige opvoeding meent te hebben gezorgd. Men heeft nog slechts vergiftiging en hongersnood geweerd: men heeft nog niet voldaan aan den pligt van christelijke ouderliefde.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaHoe zou men handelen, als aan het bezoek van katholieke scholen het vooruitzigt van tijdelijke eer, aanzien, rijkdom voor de kinderen verbonden was? Hoe vlijtig zou men ze bezoeken? Hoe gaarne zou men zich daarvoor eenige opoffering getroosten? Maar als het te doen is om een onberekenbaar geestelijk voordeel, dat het kind uit zulk een onderwijs moest trekken; - doch neen! B.G., te hard zoude het wezen zulke beschamende vergelijking aan katholieken voor te werpen; Wij zwijgen liever hiervan, en stellen nog slechts eenige onbetwistbare grondregels, die men wel zal doen zich te herinneren:
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaEen katholiek kind moet noodzakelijk eene katholieke opvoeding ontvangen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaEen der gewone hulpmiddelen daartoe is de katholieke school.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaMet al de middelen, die de godsdienst ter opvoeding aanwendt, slaagt men er nog niet altoos in, een jong mensch te vormen, gelijk men moet wenschen; zoo groot is het bederf van 's menschen hart.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaIn eene zaak van zoo groot belang moet men het zekerste kiezen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaZiedaar, B.G., wat uwe Bisschoppen U op het hart meenen te moeten drukken. Moge hun woord, dat voor U steeds het woord was van Hem, in wiens naam zij tot U spreken, vooral in deze zoo gewigtige aangelegenheid een grooten en blijvenden indruk op U maken! Uwe goede, uwe echt katholieke gezindheid, die steeds Ons zoo duidelijk is gebleken en Ons in onze moeilijke bediening tot troost verstrekte, zal, hopen Wij, vooral in deze zoo belangrijke zaak van het christelijk onderwijs ook uitschijnen. Wij twijfelen dan ook niet, of al hetgeen de Eerwaarde Geestelijkheid, overeenkomstig de beginselen in dit herderlijk schrijven vervat, in de verschillende parochiën van onze bisdommen, ter oprigting, bestendiging en bevordering van katholieke scholen zal ondernemen, of hetgeen Wij, uwe Bisschoppen, oordeelen uit kracht onzer herderlijke pligten nog te zullen moeten doen, zal ingang bij U vinden. - Gij zult ook niet nalaten uwe vurigste gebeden met de onze te vereenigen, opdat de Heer onze pogingen ter verbetering in den toestand van het onderwijs gelieve te zegenen en den katholiek de gelegenheid worde vergund, om in de opvoeding zijner kinderen, volgens den geest en de voorschriften van zijn H. Geloof te kunnen voorzien; in dat gebed volhardende, mogen Wij met vertrouwen hopen, dat de goede God, die zijne Kerk in Nederland zoo zigtbaar beschermd en bijgestaan heeft, ook in deze gewigtige zaak, de opvoeding en het onderwijs van het toekomstig geslacht, eene gunstige uitkomst zal geven; dat het zoo geschiede.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media†A.I. SCHAEPMAN,
Aartsbisschop van Utrecht.
†J. ZWIJSEN,
Aartsbisschop-Bisschop van 's Bosch.
†G.P. WILMER,
Bisschop van Haarlem.
†J.A. PAREDIS,
Bisschop van Roermond.
†J. VAN GENK,
Bisschop van Breda.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaGedaan te 's Bosch, den 22 Julij 1868.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 1
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.be/toondocument/9177-mandement-over-het-onderwijs-nl