Quas Primas
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Quas Primas
Over het feest van Christus Koning
Christus, Koning van het Heelal
Paus Pius XI
11 december 1925
Pauselijke geschriften - Encyclieken
1940, Ecclesia Docens nr. 119, Gooi & Sticht, Hilversum
Vert. uit het Latijn; tussentitels: redactie Ecclesia Docens
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
1940
G.M. Versteegen C.ss.R.
14 november 2024
700
nl
Referenties naar dit document: 6
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inhoud
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- === Inleiding
- Artikel 1 Een terugblik op 's pausen eerste encycliek: de vrede van Christus in het rijk van Christus; betere vooruitzichten
1
In het eerste rondschrijven, dat wij na het aanvaarden van het pausschap tot alle bisschoppen hebben gericht, gingen wij de diepere oorzaken na van de zware rampspoeden, waardoor de mensheid heden ten dage wordt bezocht en geteisterd. Wij hebben het toen, naar ons wel heugt, ondubbelzinnig uitgesproken, enerzijds, dat de bron van die stortvloed van ellende, waarmee de wereld wordt overstelpt, deze is: dat de meeste mensen Jezus Christus en Zijn heilige wet zowel uit hun persoonlijk gedrag en hun familieleven, als uit de maatschappij hebben verbannen. Anderzijds hebben wij er op gewezen, dat gegronde hoop op een duurzame vrede onder de volkeren nimmer zal dagen, zolang de mensen individueel en in staatsverband de heerschappij van onze Verlosser blijven miskennen en verwerpen. Daarom hebben wij er toe aangespoord de vrede van Christus in het rijk van Christus te zoeken, en tevens beloofd daartoe van onze kant al het mogelijke te doen. vgl: Ubi Arcano Dei Concilio[[[649]]] Wij herhalen het: in het rijk van Christus; want wij achten geen middel doeltreffender om het herstel en de bevestiging van de vrede te bereiken, dan de heerschappij van onze Heer Jezus Christus weer in ere te herstellen.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Weliswaar heeft intussen één verschijnsel bij ons de stellige verwachting op betere tijden gewekt. Het is de opvallende belangstelling onder de volkeren voor Christus en Zijn Kerk, de enige die redding brengt; een belangstelling, deels van jongen datum, deels nu veel krachtiger opgeleefd. Hieruit bleek tevens, dat bij velen, die eenmaal door verwerping van het gezag van onze Heiland als van Zijn rijk uitgesloten waren, te goeder ure de weg wordt geëffend om mettertijd tot de gehoorzaamheid aan Christus terug te keren.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Het heilig jaar en Christus' koninkrijk: de Vaticaanse missietentoonstelling, talrijke bedevaarten naar Rome, de heiligverklaringen, het eeuwfeest van de kerkvergadering van Nicea
3
Is er in de loop van het heilig jaar veel tot stand gebracht en geschied, wat ongetwijfeld in gedurig aandenken verdient te blijven: welk een grote eer en glorie is daardoor niet gebracht aan de Stichter van de Kerk, onze opperste Heer en Koning!
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Bij de Vaticaanse missietentoonstelling namelijk hebben verscheiden punten sterk de aandacht getrokken en diepen indruk gemaakt. Vooreerst de moeite die de Kerk zich aanhoudend getroost om het rijk van haar Bruidegom steeds verder uit te breiden naar alle landen, ja, tot op de meest afgelegen eilanden in den oceaan toe. Verder het grote aantal landstreken die door dappere en onversaagde missionarissen, ten koste van veel inspanning en bloed, reeds voor het katholicisme gewonnen zijn. Dan nog de uitgestrekte gebieden die nog overblijven om aan de heilbrengende en milde heerschappij van onzen Koning te onderwerpen.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Wanneer voorts gedurende deze tijd van zegen talloze scharen onder leiding van hun bisschoppen of priesters van heinde en ver naar de heilige stad getogen zijn, dan hadden zij allen daarbij maar één doel: hun zielen te zuiveren van zondeschuld en dan bij de graven van de Apostelen in ons bijzijn te betuigen, dat zij nu en voor altijd horen en willen blijven horen tot Christus' rijk.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
En dit rijk van onze Zaligmaker zag men juist in nieuwe luister stralen, toen wij zes belijders en maagden, wier loffelijke en buitengewone deugden bewezen waren, tot de verering onder de heiligen in de hemel hebben toegelaten. Deze zes heiligen zijn: S.... Deze zes heiligen zijn: S. Teresia van het Kindje Jezus, heilig verklaard op 17 mei; S. Petrus Canisius op Hemelvaartsdag 21 mei; S. Maria Magdalena Postel en S. Magdalena Sophia Barat op 24 mei; S. Joannes Baptista Maria Vianney (‘Pastoor van Ars’) en S. Johannes Eudes op Pinksterdag 31 mei 1925. O welk een vreugde en welk een troost heeft ons hart in die ogenblikken vervuld, toen in het majestueuze heiligdom van de Sint Pieter, na onze beslissende uitspraak, onder het danklied uit de mond van een ontzaglijke menigte gelovigen die jubelkreet weerklonk: Tu, Rex gloriae, Christe: Gij, o Christus, zijt de Koning van de glorie! Want terwijl overal, waar de mensheid van God vervreemd is, enkelingen zowel als staten, tengevolge van de hoog opgelaaide onderlinge afgunst en van inwendige beroeringen, hun verval en ondergang tegemoet snellen, zet de Kerk haar taak voort om aan het mensdom geestelijk voedsel toe te dienen. Zij schenkt aan Christus, haar Bruidegom, steeds weer nieuw heilig kroost, mannelijk en vrouwelijk, en brengt dat voor Hem groot; en Hij van Zijn kant blijft zonder ophouden de trouwste en gehoorzaamste onderdanen van Zijn rijk op aarde oproepen tot de eeuwige zaligheid in het rijk des hemels.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Eindelijk werd tijdens het groot jubilee de zestiende eeuwkring afgesloten sinds de kerkvergadering van Nicea. Wij hebben dat eeuwenheugende feit laten vieren en ook persoonlijk aan de herdenking in de Vaticaanse basiliek deelgenomen; en wij deden dat met des te meer genoegen, omdat die kerkvergadering niet alleen de medezelfstandigheid van de eniggeboren Zoon met de Vader plechtig heeft erkend en als katholieke geloofsleer voorgeschreven, maar tevens door die woorden „wiens rijk geen einde zal hebben” in haar geloofsbelijdenis of symbolum op te nemen, de koninklijke waardigheid van Christus heeft uitgesproken.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Slot van het jubeljaar: instelling van een feest voor Christus' koningschap.
8
Daar dit heilig jaar derhalve meer dan één aanleiding heeft geboden om Christus' koningschap in een nieuw licht te plaatsen, menen wij volkomen te handelen in overeenstemming met ons apostolisch ambt, als wij dit eigen jaar besluiten met een bijzonder feest van Onze Heer Jezus Christus Koning in de liturgie van de Kerk in te voeren. Wij zullen daarmee aan talrijke verzoeken, voldoen, afzonderlijk of gezamenlijk, zowel door kardinalen en bisschoppen als door gelovigen tot ons gericht. Het onderwerp stemt ons zo gelukkig, dat wij wensen daarover enige woorden tot u, eerbiedwaardige broeders, te richten. Het zal dan daarna uw taak zijn, om alles wat wij over de verering van Christus Koning zullen zeggen, zo voor het begrip en de godsdienstige ontwikkeling van de brede lagen des volks pasklaar te maken, dat het invoeren van deze jaarlijkse feestviering voor de toekomst overvloedige zegen ten gevolge zal hebben.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 1 De leer omtrent het Koningschap van Christus
- Artikel 1 Hoe is de leer van Christus' koningschap te verstaan? Zeker, men noemt Christus algemeen en met recht koning ook in oneigenlijke zin.
9
Om Christus Koning te noemen in de overdrachtelijke zin dien dit woord heeft, namelijk wegens de hoogste trap van volkomenheid, waardoor Hij boven al het geschapene de kroon spant, dat is reeds lang algemeen spraakgebruik geworden. Zo heet het immers, dat Hij heerst over het verstand van de mensen, niet zozeer om de scherpte van Zijn geest en de grote omvang van Zijn kennis, als wel omdat Hijzelf de Waarheid is, en alle mensen noodzakelijk aan Hem de waarheid moeten ontlenen en ze van Hem in gehoorzaamheid aanvaarden.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Eveneens zegt men, dat Hij heerst over de wil van de mensen: niet alleen omdat een volmaakte en ongerepte gelijkvormigheid van Zijn menselijke wil beantwoordt aan de heiligheid van de goddelijke wil in Hem; maar bovendien beweegt Hij door Zijn opwekking en ingeving onze vrije wil om voor de edelste goederen in vuur te geraken.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Eindelijk wordt Christus als Koning van de harten erkend om Zijn „liefde die alle begrip te boven gaat” (Ef. 3, 19)[b:Ef. 3, 19] en om de aantrekkingskracht, die Zijn zachtmoedigheid en goedertierenheid op alle harten uitoefent. Want er is nooit iemand geweest en er zal ook in de toekomst nooit iemand zijn, die zozeer de algemene liefde van de mensen genoot of bezitten zal, als Jezus Christus.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Christus is ook koning in eigenlijke zin
12
Doch om nader op de zaak in te gaan: klaarblijkelijk moet de titel en de macht van Koning ook in de eigenlijke zin worden opgeëist en gehandhaafd voor Christus als mens; want alleen in zover Hij mens is, kan van Hem gezegd worden, dat Hij van de Vader „macht en heerlijkheid en koningschap” (Dan. 7, 13-14)[b:Dan. 7, 13-14] heeft ontvangen. Immers als het eeuwige Woord Gods en met de Vader één in wezen, heeft Hij natuurnoodzakelijk alles met de Vader gemeenschappelijk, dus ook het directe, opperste en onbeperkte gezag over de gehele schepping.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 1 Bewijzen uit de heilige Schrift: de boeken van het Oude Verbond
13
Lezen wij niet allerwegen in de heilige Schrift, dat Christus Koning is? Immers Hij is het, die daar genoemd wordt de heerser die van Jacob zal stammen, (Num. 24, 19)[[b:Num. 24, 19]] die door de Vader is aangesteld tot Koning over Zijn heiligen berg Sion en die de volkeren tot Zijn erfdeel zal ontvangen en de grenzen van de aarde tot Zijn eigendom. (Ps. 2)[[b:Ps. 2]] En het bruiloftslied, waarin onder het beeld en in de gelijkenis van een zeer rijk en machtig koning de ware toekomstige Koning van Israël wordt verheerlijkt, zingt aldus: „Uw koningstroon, o God, duurt in eeuwigheid, een staf van gerechtigheid is de scepter van Uw koningschap.” (Ps. 45, 7)[b:Ps. 45, 7] En om vete dergelijke plaatsen maar stilzwijgend voorbij te gaan: het is als om de trekken van den Christus duidelijker te schetsen, wanneer op een andere plaats werd voorspeld, dat Zijn koninkrijk door geen grenzen beperkt zou zijn, en dat de weldaden van rechtvaardigheid en vrede den rijkdom er van zouden uitmaken. „In Zijn dagen zal er rechtvaardigheid en overvloedige vrede ontstaan.... En Hij zal heersen van zee tot zee en van de stroom tot aan de grenzen van de aardkring.” (Ps. 72, 7-8)[b:Ps. 72, 7-8]
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Hierbij voegen zich nog uitvoeriger uitspraken van profeten, vooral die overbekende van Jesaja:
„Een Kind is ons geboren en een Zoon is ons geschonken en de heerschappij is op Zijn schouders gelegd; en Zijn naam wordt genoemd: wonderbaar, raadsman, God, sterke, Vader van de toekomende tijd, Vredevorst! Zijn rijksmacht zal zich uitbreiden en aan de vrede zal geen einde zijn: op de zetel van David en over zijn rijk zal Hij tronen, om het te bevestigen en te versterken in recht en rechtvaardigheid, voor nu en tot in eeuwigheid.” (Jes. 9, 6-7)[b:Jes. 9, 6-7]
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
En de andere profeten spreken naar de zin niet anders als Jesaja. Zo Jeremias, die voorspelde dat „een rechtvaardige spruit” van Davids stam zou voortkomen, en dat deze Zoon van David „als koning zal heersen en wijs zijn, en recht zal doen in het land.” (Jer. 23, 5)[b:Jer. 23, 5] Zo ook Daniël, die aankondigt, hoe door de God des hemels een rijk zal gesticht worden, dat „in eeuwigheid niet ten gronde zal gaan en eeuwig zal blijven bestaan.” (Dan. 2, 44)[b:Dan. 2, 44] Wat later voegt hij er aan toe:
„Ik schouwde in een nachtelijk visioen en zie, met de wolken des hemels kwam iemand als een mensenzoon en hij trad voor de hoogbejaarden en men leidde hem in diens tegenwoordigheid. En hij gaf hem macht en heerlijkheid en koningschap, en alle volkeren, stammen en talen zullen hem dienen. Zijn macht is een eeuwige macht, die nooit zal vergaan, en zijn koninkrijk is er een, dat nooit zal worden verwoest.” (Dan. 7, 13-14)[b:Dan. 7, 13-14]En dan die voorspelling van Zacharias over de zachtmoedige Koning, die „rijdend op een ezel, het veulen van een ezelin, rechtvaardig en als Verlosser”, (Zach. 9, 9)[b:Zach. 9, 9] onder de jubel van de volksmenigte Jeruzalem zou binnentrekken; waarvan, nietwaar, reeds de gewijde schrijvers van de Evangeliën de vervulling hebben erkend en vastgesteld.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 Bewijzen uit de boeken van het Nieuwe Testament
16
Ligt dus deze leer over Christus' koningschap in de boeken van het Oude Testament bezegeld, zoals wij terloops hebben aangetoond, zij verdwijnt niet op de bladen van het Nieuwe Testament, integendeel: zij wordt er zelfs op grootse wijze en in schitterende bewoordingen verkondigd.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Wij behoeven hiervoor nauwelijks meer aan te halen de boodschap van de aartsengel, van wie de heilige Maagd verneemt, dat zij een Zoon zal baren, aan wie „God de Heer de zetel van Zijn vader David zal geven en die over het huis van Jacob zal heersen in eeuwigheid en wiens rijk geen einde zal hebben.” (Lc. 1, 32-33)[b:Lc. 1, 32-33] Christus zelf immers legt getuigenis af van Zijn vorstenmacht: want zowel toen Hij in Zijn laatste rede tot het volk sprak over het loon dat de rechtvaardigen zullen verwerven en de straffen die de schuldigen zullen ondergaan, alsook toen Hij de Romeinse landvoogd te woord stond, die Hem officieel ondervroeg of Hij koning was, en ook toen Hij na Zijn verrijzenis aan de apostelen de taak opdroeg om alle volkeren te onderwijzen en te dopen: bij iedere voorkomende gelegenheid kende Hij Zichzelf de titel van koning toe (Mt. 25, 31-40)[[b:Mt. 25, 31-40]] en verzekerde Hij openlijk, dat Hij koning was (Joh. 18, 37)[[b:Joh. 18, 37]] en verkondigde Hij plechtig, dat aan Hem „alle macht was gegeven in de hemel en op de aarde”; (Mt. 28, 18)[b:Mt. 28, 18] woorden waardoor ongetwijfeld niets anders wordt uitgedrukt, dan de grote omvang van Zijn macht en de onbegrensdheid van Zijn koninkrijk. Kan het ons dus verwonderen, als Hij, die Johannes noemt: „Opperste onder de koningen der aarde”, (Openb. 1, 5)[b:Openb. 1, 5] tevens op Zijn kleed en op Zijn heup het opschrift draagt: „Koning der koningen en Heer der heren”, (Openb. 19,16)[b:Openb. 19,16] zoals aan deze apostel in dat bekende profetische visioen vertoond werd? Immers God de Vader heeft Christus „gesteld tot erfgenaam van al Zijn bezit” (Hebr. 1, 1)[b:Hebr. 1, 1] en „Hij moet Zijn koningschap uitoefenen tot Hij” - bij het vergaan van de wereld - „Al Zijn vijanden aan de voeten van God de Vader zal neerleggen.” (1 Kor. 15, 25)[b:1 Kor. 15, 25]
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 Praktische erkenning van Christus' koningschap door de Kerk: vooral in de liturgie.
18
"De Kerk van de levende God - pijler en grondslag van de waarheid" (1 Tim. 3, 15) ->=geentekst=
Uit die algemene leer van de heilige Boeken volgde ongetwijfeld voor de katholieke Kerk - want zij is Christus' rijk op aarde, werkelijk bestemd om zich over alle mensen en alle landen uit te breiden, - de verplichting om haar Grondlegger en Stichter in de jaarkring van de liturgie als haar Koning en Heer en als Koning van de koningen te huldigen onder menigvuldige vormen van verering. Genoemde eretitels zijn even zovele benamingen, die in een rijke afwisseling van klank een en dezelfde grondgedachte vertolken. Inderdaad, zulke huldeblijken heeft de Kerk reeds gegeven bij het aloude gebruik van het bidden en zingen van de psalmen en in de sacramentaria uit de oudheid; en zij kent ze ook tegenwoordig nog, zowel bij haar dagelijks officieel gebed tot de goddelijke Majesteit, als bij het opdragen van het onbevlekte offer. In deze gedurige lofprijzing op Christus de Koning neemt men gemakkelijk een heerlijke overeenkomst waar tussen onze ritus en de Oosterse kerkgebruiken, zodat ook op dit gebied het bekende beginsel geldt: de regel voor het bidden geeft de regel voor het geloven aan. Legem credendi lex statuit...Legem credendi lex statuit supplicando
Referenties naar alinea 18: 2
Instructio de Peculiaribus Casibus Admittendi Alios Christianos ad Communionem Eucharisticam in Ecclesia Catholica ->=geentekst="De Kerk van de levende God - pijler en grondslag van de waarheid" (1 Tim. 3, 15) ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 De juridische grondslag voor Christus' koningschap
- Paragraaf 1 De rechten die volgen uit de hypostatische vereniging
19
Wat nu de grondslag betreft, waarop deze waardigheid en macht berust, deze geeft de heilige Cyrillus van Alexandrië zeer juist aan met de opmerking: „Want Hij bezit - in één woord gezegd - de heerschappij over alle schepselen, zonder dat Hij ze door geweld heeft afgedwongen of van buiten heeft ontleend, maar als Zijn eigen recht krachtens Zijn wezen en natuur.” 10[[1410]] Zijn oppermacht namelijk steunt juist op die wonderbare vereniging, die men de hypostatische vereniging noemt; immers uit deze vereniging vloeit voort, dat Christus niet alleen als God moet aanbeden worden, door engelen en mensen, maar ook dat aan Zijn gezag als mens de engelen zowel als de mensen onderworpen zijn en moeten gehoorzamen. Dat wil dus zeggen, dat Christus alleen al op titel van de hypostatische vereniging macht over alle schepselen bezit.
Referenties naar alinea 19: 1
"De Kerk van de levende God - pijler en grondslag van de waarheid" (1 Tim. 3, 15) ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 De verdienste van het verlossingswerk
20
Maar is het voor ons niet een hoogst welkome en weldadig aandoende gedachte, dat Christus niet alleen door geboorterecht over ons heerst, maar ook door een verworven recht, namelijk de verdienste van de verlossing? vgl: Annum Sacrum, 5-6[[[1025|5-6]]]
Referenties naar alinea 20: 1
Ad Caeli Reginam ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
O mochten. toch alle mensen bij hun vergeetachtigheid dikwijls bedenken, welk een grote prijs wij aan onze Verlosser gekost hebben! „Niet met vergankelijk goud of zilver zijt gij vrijgekocht, maar door het kostbaar bloed van Christus, een vlekkeloos Lam zonder gebreken.” (1 Pt. 1, 18-19)[b:1 Pt. 1, 18-19] Wij zijn niet meer ons eigendom, daar Christus ons „voor een hoge prijs” (1 Kor. 6, 20)[b:1 Kor. 6, 20] heeft gekocht; ja zelfs „ons lichaam is een lidmaat van Christus.” (1 Kor. 6, 15)[b:1 Kor. 6, 15]
Referenties naar alinea 21: 1
Ad Caeli Reginam ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 4 Aard en betekenis van Christus' koningschap: het omvat een drievoudige macht, namelijk de wetgevende, rechterlijke en uitvoerende macht
22
Om nu de aard en de betekenis van deze heerschappij in het kort te verklaren, behoeft het nauwelijks gezegd, dat zij bestaat in een drievoudige macht, zonder welke een vorstenmacht nauwelijks denkbaar is. De aan de heilige Schrift ontleende en boven aangehaalde getuigenissen over de algemene heerschappij van onze Verlosser bewijzen juist dit meer dan afdoende en wij moeten dit dus als een geloofspunt aannemen: Christus is stellig aan de mensen gegeven, behalve als Verlosser op wie zij hun vertrouwen mogen stellen, tevens als Wetgever, wie zij moeten gehoorzamen. vgl: Sessio VI - Decretum de iustificatione, 51[[[668|51]]]
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
23
En de Evangeliën geven niet zozeer het verhaal, dat Hij wetten heeft uitgevaardigd, als wel laten Hem gedurig wetgevend optreden; en van al degenen, die deze geboden zullen onderhouden, zegt de goddelijke Meester telkens met wisselende uitdrukking, dat zij daardoor hun liefde jegens Hem zullen bewijzen en in Zijn genegenheid zullen blijven. (Joh. 14, 5; Joh. 15, 10)[[b:Joh. 14, 5; Joh. 15, 10]]
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
Wat de rechterlijke macht betreft, geeft Jezus zelf te kennen, dat die Hem door Zijn Vader toegewezen is, want in Zijn antwoord aan de Joden; als zij Hem een verwijt maken van het schenden van de sabbatrust door de wonderbare genezing van een lamme, zegt Hij aldus: „De Vader immers oordeelt niemand, maar Hij heeft het oordeel geheel aan de Zoon gegeven.” (Joh. 5, 22)[b:Joh. 5, 22] En dat Hij de mensen al tijdens hun leven met het volste recht beloning en straffen uitdeelt, ligt daarin ook opgesloten, want dat is onafscheidelijk met oordelen verbonden.
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
25
Bovendien moeten wij aan Christus de uitvoerenderende macht toekennen; want aan Zijn bevel moeten allen noodzakelijk gehoorzamen, en wel onder bedreiging, dat Hij op de weerspannigen straffen zal toepassen, waaraan niemand zal kunnen ontkomen.
Referenties naar alinea 25: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 5 Christus' koningschap is hoofdzakelijk van geestelijk karakter
- Paragraaf 1 Getuigenissen hiervoor
26
Het geschetste koningschap is evenwel voornamelijk van geestelijke aard en ligt op geestelijk gebied. Dat tonen de hierboven uit de Bijbelboeken aangehaalde uitspraken overduidelijk en dat bevestigt Christus door Zijn wijze van handelen. Immers bij meer dan een gelegenheid, terwijl de Joden, ja zelfs de apostelen in de waan verkeerden, dat de Messias het volk zou bevrijden en het koninkrijk van Israël herstellen, moest Hij die waanvoorstelling verstoren en hun die ijdele hoop ontnemen. Toen Hij door de bewonderende menigte, die Hem omstuwde, tot koning zou uitgeroepen worden, wees Hij die titel en die eer van de hand door te vluchten en Zich verborgen te houden, en tegenover de Romeinse landvoogd verklaarde Hij, dat Zijn rijk „niet van deze wereld” was. (Joh. 18, 36)[b:Joh. 18, 36]
Referenties naar alinea 26: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 Dat geestelijk karakter blijkt ook uit de voorwaarden van intrede in Zijn rijk en uit de nagestreefde doeleinden
27
Dit rijk immers wordt ons in de Evangeliën aldus voorgesteld, dat men om er binnen te treden zich voorbereidt door het doen van boetvaardigheid, en dat men er alleen kan binnentreden door het geloof en het doopsel; een uitwendige ritus, die evenwel een inwendige wedergeboorte betekent en bewerkt.
Referenties naar alinea 27: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
28
Als tegenstanders kent dit koninkrijk Gods alleen het rijk van Satan en de macht van de duisternis. Het vraagt van zijn aanhangers, dat zij hun hart vrijmaken van rijkdom en stoffelijke dingen, dat zij zich, zachtmoedig tonnen, dat zij hongeren en dorsten naar de gerechtigheid en bovendien, dat zij zichzelf verloochenen en hun kruis op zich nemen. Daar echter Christus de Kerk verworven heeft door Zijn Bloed als Verlosser, en Zichzelf tot een zoenoffer voor de zonden heeft opgedragen, wat Hij ook gedurig blijft doen als Priester, zal hieruit iedereen begrijpen, dat ook Zijn koninklijke waardigheid de aard van die beide andere bedieningen moet aannemen en er in doelen.
Referenties naar alinea 28: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 Wel bezit Christus een absoluut recht op alle aardse goederen; maar Hij laat de uitoefening daarvan aan anderen over
29
Het zou daartegenover een schromelijke dwaling zijn, om aan Christus als mens de macht over alle tijdelijke zaken, onverschillig welke, geheel te willen ontzeggen. Want de macht over al het geschapene, die Hij van den Vader heeft, is zo volstrekt onbeperkt, dat alles van Zijn wilsbeschikking afhankelijk is gemaakt. Toch heeft Hij, zoolang Hij Zijn leven op aarde leidde, ten enenmale er van afgezien dit eigendomsrecht uit te oefenen. En zoals Hij eens het bezitten en beheren van goederen voor menselijk gebruik niet heeft geteld, zo liet Hij ze toen en laat ze ook nu nog aan hun eigenaars over, zoals zeer mooi die zinsnede uitdrukt: „Hij rooft vergankelijke rijken niet, die ons het rijk der hemelen biedt!” Hymne Crudelis Herodes, in...Hymne Crudelis Herodes, in het officie van Epiphanie
Referenties naar alinea 29: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 6 Christus' koninkrijk omvat alle mensen als particulieren maar ook de staten
30
Derhalve omvat de vorstenmacht van onze Verlosser alle mensen; en hiervoor maken wij de woorden van onze voorganger onsterfelijker gedachtenis, Leo XIII, gaarne tot de onze: „Zijn machtssfeer namelijk reikt niet slechts tot alle katholieken, en ook niet alleen tot hen die door het heilig Doopsel gereinigd zijn en rechtens zeker tot de Kerk behoren, al zijn zij dan door dwaalleringen van den waren weg afgeweken of door scheuring van haar liefde gescheiden; neen, Zijn rijk omvat ook allen die buiten het christelijk geloof leven, zodat in volle waarheid het mensdom in zijn geheel onder het gezag van Jezus Christus staat.” Annum Sacrum, 3[[1025|3]] En dit geldt evengoed als voor enkelingen, ook voor de gemeenschap van het gezin en van de staat, want verbonden door een sociale band staan de mensen evenzeer onder Christus' gezag als afzonderlijk. Hij toch is de enige bron, waaruit zowel het algemene als het bijzondere welzijn voortkomt. „En bij niemand anders is er redding, en er is onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij zalig moeten worden.” (Hand. 4, 12)[b:Hand. 4, 12] Hij is zowel voor de staat als voor individuen de gever van voorspoed en van echt geluk. „Want het geluk van de maatschappij ontspringt aan dezelfde bron als dat van het individu; een maatschappij immers is niets anders dan een eendrachtig strevende menigte van mensen.” cap. 3[[1411]]
Referenties naar alinea 30: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 1 Het gewicht van deze leer voor het behoud van de staat
31
Willen dus de staatshoofden hun eigen gezag onaangetast handhaven en de welvaart van hun land bevorderen en vergroten, dan moeten zij niet weigeren zowel voor hun eigen persoon als in hun volk openlijk eerbiedige gehoorzaamheid te betonen aan Christus' gezag. Wij hebben immers al bij den aanvang van ons pausschap een klacht neergeschreven over de ernstige verzwakking van de achting voor het recht en van de eerbied voor het gezag; en die woorden hebben tegenwoordig niets van hun actualiteit en toepasselijkheid verloren:
„Men had God en Jezus Christus uit wetgeving en staatsbestuur verbannen, en dientengevolge leidde men het gezag niet meer af van God maar van de mensen. Maar het gevolg dáárvan was.... de omverwerping van de grondslagen zelf van het gezag. Men had immers de principiële reden laten vallen, waarom de enen het recht hebben om te bevelen en de anderen den plicht om te gehoorzamen. Dit moest als onvermijdelijk gevolg hebben een wankelen van de gehele maatschappij, die nu zonder enige hechte stut en zonder enige verdediging was.” Ubi Arcano Dei Concilio[[649]]
Referenties naar alinea 31: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 Die erkenning zal zegeningen aftrekken over de dragers van het gezag en over de onderdanen
32
Als derhalve de mensen eindelijk in hun particulier en in hun openbaar leven de koninklijke macht van Christus zullen erkennen, dan kan het niet uitblijven, dat voor geheel de maatschappij onnoemelijke zegeningen en voordelen daaruit voortvloeien, namelijk rechtmatige vrijheid, orde en tucht, rust, eendracht en vrede. Want terwijl de koninklijke waardigheid van onze goddelijke Heer aan het menselijk gezag van vorsten en bewindvoerders een zekere godsdienstige wijding geeft, veredelt zij van de anderen kant ook de plichtsvervulling en gehoorzaamheid van de staatsburgers. Daarom gaf de apostel Paulus, terwijl hij aan de vrouwen beval om in hun man, en aan de slaven om in hun meesters Christus te eerbiedigen, hun toch de raad, om hen niet als mensen te gehoorzamen, maar enkel omdat zij Christus' plaats bekleedden; want aan mensen door Christus verlost paste het niet slaafs mensen te dienen: „Gij zijt voor een hoge prijs gekocht: weest toch geen slaven van mensen.” (1 Kor. 7, 23)[b:1 Kor. 7, 23]
Referenties naar alinea 32: 1
"De Kerk van de levende God - pijler en grondslag van de waarheid" (1 Tim. 3, 15) ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 Het bestuur zal rechtvaardig en mild zijn: er ontstaat vrede, orde en eendracht
33
En als de vorsten en wettig gekozen overheden eenmaal de overtuiging hebben, dat zij niet zozeer krachtens eigen recht, als wel in opdracht en in plaats van de goddelijke Koning het bestuur voeren, dan zullen zij klaarblijkelijk van hun gezag een heilig en verstandig gebruik maken. Zij zullen dan in de wetgeving en in de toepassing van de wetten rekening houden met het algemene welzijn en met de menselijke waardigheid van hun ondergeschikten. Vandaar zal ongetwijfeld, daar iedere oorzaak tot opstand uit de weg geruimd is, de rust in de orde opbloeien en standhouden. Want al zal ook een burger in zijn vorst of in andere bestuurders van den staat zijns gelijken zien, of mensen die om enige reden onwaardig en berispelijk zijn, toch zal hij daarom hun macht nog niet afwijzen, daar hij immers in hun persoon het beeld en het gezag van den Godmens Christus zal uitgedrukt zien.
Referenties naar alinea 33: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
34
En wat de weldaden van eendracht en vrede aangaat, is één ding volkomen duidelijk: hoe verder dit koninkrijk zich uitstrekt en hoe meer het de mensheid in haar vollen omvang gaat omvatten, naar die mate worden de mensen zich óók meer bewust van hun gemeenschapsverhouding onderling En dit bewustzijn voorkomt niet alleen veel conflicten en maakt ze overbodig, maar vermindert en verzacht ook steeds hun scherpte.
Referenties naar alinea 34: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 7 Conclusie van het eerste deel
35
Troostvolle hoop en vooruitzichten
Als dus Christus' rijk eens werkelijk allen zal omvatten, zoals het hen rechtens omvat, waarom zouden we dan nog wanhopen aan die vrede, die de Vredevorst op aarde is komen brengen? Hij, die „alles kwam verzoenen” en die „niet kwam om gediend te worden, maar om te dienen”, (Mt. 20, 28)[b:Mt. 20, 28] en die, terwijl Hij de Heer van allen was, toch zichzelf tot een voorbeeld van nederigheid heeft gesteld en bovendien een heel voornaam gebod van nederigheid heeft gegeven, dat met het gebod van de liefde in zeer nauw verband staat, en die bovendien gezegd heeft: „Mijn juk is zoet en mijn last is licht"? (Mt. 11, 30)[b:Mt. 11, 30] O; wat zouden de mensen een geluk kunnen genieten, als alle mensen, individuen, gezinnen en staten zich door Christus lieten besturen!
Als dus Christus' rijk eens werkelijk allen zal omvatten, zoals het hen rechtens omvat, waarom zouden we dan nog wanhopen aan die vrede, die de Vredevorst op aarde is komen brengen? Hij, die „alles kwam verzoenen” en die „niet kwam om gediend te worden, maar om te dienen”, (Mt. 20, 28)[b:Mt. 20, 28] en die, terwijl Hij de Heer van allen was, toch zichzelf tot een voorbeeld van nederigheid heeft gesteld en bovendien een heel voornaam gebod van nederigheid heeft gegeven, dat met het gebod van de liefde in zeer nauw verband staat, en die bovendien gezegd heeft: „Mijn juk is zoet en mijn last is licht"? (Mt. 11, 30)[b:Mt. 11, 30] O; wat zouden de mensen een geluk kunnen genieten, als alle mensen, individuen, gezinnen en staten zich door Christus lieten besturen!
„Dan eindelijk" - om de woorden te gebruiken, die onze voorganger Leo XIII 25 jaar geleden tot alle bisschoppen richtte, - "dan zullen zoveel wonden kunnen genezen; dan zal het recht weer overal mogen hopen op de erkenning die het vroeger vond; dan zal de luister van de vrede hersteld worden, zal het zwaard vanzelf neerzinken en zullen de wapenen aan de hand ontvallen, als allen Christus' oppermacht gewillig zullen aanvaarden en Hem gehoorzamen, en iedere tong zal belijden, dat Jezus Christus de Heer is tot glorie van God de Vader.” Annum Sacrum[[1025]]
Referenties naar alinea 35: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 2 Het feest van Christus' koningschap
- Artikel 1 Algemene reden tot het instellen van feesten
- Paragraaf 1 Leringen vinden beter ingang door een feestelijke viering dan door het schriftelijk voorhouden en uitleggen
36
Nu is het onze bedoeling, dat deze hoogst welkome voordelen aan de gemeenschap van de christenen overvloediger mogen ten deel vallen en blijvender in de christelijke samenleving ingang vinden. En daar hiertoe de kennis van de koninklijke waardigheid van onzen Zaligmaker zooveel mogelijk verspreid moet worden, komt het ons voor, dat tot deze opzet niets zozeer zal bijdragen, als het instellen van een eigen en bijzondere feestdag , van Christus Koning. Want om het volk van geloofswaarheden te doordringen en het daardoor tot de innerlijke levensvreugde op te wekken, heeft het jaarlijks vieren van de heilige mysteriën groter uitwerking dan ieder stuk, hoe gewichtig ook, uitgaande van het kerkelijk leergezag. Zulke lerende stukken immers bereiken in de regel slechts een minderheid van meer onderlegden, maar bovengenoemde plechtigheden ontroeren en beleren alle gelovigen; de eerste spreken slechts eenmaal, de andere spreken om zo te zeggen jaarlijks en aldoor; de eerste richten zich vooral tot het verstand, de andere maken een heilzame indruk op geest en gemoed, dus op de gehele mens. Want daar de mens uit ziel en lichaam bestaat, heeft hij er ongetwijfeld behoefte aan door uitwendige plechtigheden op feestdagen ontroerd en diep getroffen te worden. En dan zal, dank zij de schoonheid en de verscheidenheid van de heilige handelingen, de hemelse leer dieper in hem doordringen, en als ze hem in vlees en bloed is overgegaan, zal hij ze zich ten nutte maken tot zijn voortgang in het geestelijk leven.
Referenties naar alinea 36: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 Er zijn in den loop van de tijden dikwijls feesten ingesteld tot onderrichting van brede lagen van het volk
37
Het wordt overigens door schriftelijke oorkonden gestaafd, dat dergelijke plechtigheden in de loop van de eeuwen de een na de andere zijn ingevoerd op het tijdstip, waarop de behoefte of het welzijn van de christenen dit bleek te eisen. Bijvoorbeeld, wanneer het nodig was bij algemeen gevaar het volk te sterken of tegen de voortsluipende dwalingen te beschermen of ook om het krachtiger er toe op te wekken en aan te vuren een of ander geloofsgeheim of een weldaad van Gods goedheid met grotere godsvrucht te herdenken.
Referenties naar alinea 37: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 Bijv. feesten ter ere van de martelaren en belijders, en bijzonder die ter ere van Onze Lieve Vrouw
38
En zo is al in de eerste eeuwen na de verlossing, toen de Christenen met grote bitterheid werden vervolgd, het gebruik ontstaan om de martelaren met een kerkelijke viering te gedenken, „opdat" - naar het getuigenis van St. Augustinus - "de plechtige verering van de martelaren een aanmoediging zou zijn tot het martelaarschap.” 47, de Sanctis[[880]] En de liturgische verering, die naderhand ook gebracht werd aan belijders, maagden en weduwen, heeft een buitengewoon gelukkige invloed gehad op een vurig streven naar deugd onder de christenen, dat ook in rustige tijden onmisbaar is.
Referenties naar alinea 38: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
39
Maar bovenal het vieren van feesten ter ere van de allerheiligste Maagd heeft tot vrucht gehad, niet alleen dat het gelovige volk haar als Gods Moeder en als zijn krachtdadigste beschermster met meer godsvrucht vereert, maar ook dat het een vuriger liefde heeft opgevat voor haar als zijn Moeder, die de goddelijke Verlosser het als bij testament heeft nagelaten.
Referenties naar alinea 39: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 4 Heiligen- en Mariaverering heeft de Kerk tegen ketterijen beschermd
40
Onder de weldaden, die aan de wettige openbare verering van de Moeder Gods en van de heiligen des hemels te danken zijn, behoort ook en heel bijzonder, dat de Kerk door alle eeuwen heen van de besmetting van ketterijen en dwalingen volkomen is vrij gebleven. En wij moeten in dezen Gods wijze Voorzienigheid bewonderen, die zelfs uit het kwaad nog het goede pleegt te trekken. En zo heeft Hij somwijlen toegelaten, dat het geloof of de godsvrucht van de massa verslapte, of dat valse leringen de katholieke waarheid bedreigden; maar steeds was de einduitslag, dat zij als in een nieuwe luister straalde en dat het geloofsleven, eenmaal uit zijn loomheid ontwaakt, zijn vlucht nam tot grotere heiligheid.
Referenties naar alinea 40: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 5 Sacramentsdag en de feestdag van het H. Hart
41
Een dergelijke oorsprong hadden ook andere feesten, die in latere eeuwen in het kader van het kerkelijk jaar zijn opgenomen, en die eveneens zulke vruchten hebben afgeworpen. Zo bijvoorbeeld is, toen de eerbied en de godsvrucht voor het hoogwaardig Sacrament des Altaars verkoeld was, het feest van Sacramentsdag ingesteld, waarvan de viering beoogde, door de pracht en praal van processies en gezamenlijke bidstonden acht dagen achtereen, de mensen er weer toe te brengen Ons Heer openlijk te aanbidden. Zo ook is het feest van het Allerheiligst Hart van Jezus ingesteld, in een tijd, toen de harten, ontmoedigd en terneergeslagen door de stroefheid en sombere strengheid van de Jansenisten, geheel verkoeld waren en zich van de liefde Gods en de vertrouwvolle hoop op hun zaligheid lieten vervreemden.
Referenties naar alinea 41: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Bijzondere redenen voor dit feest
- Paragraaf 1 Een geneesmiddel tegen de ergste kwaal van onze tijd: het laïcisme, met zijn warnet van dwalingen; voornamelijk de ontkenning van de rechten van de Kerk
42
Welnu, wanneer ook wij aan alle katholieken gaan voorschrijven om Christus als Koning te vereren, dan hebben wij daarbij tevens de bedoeling te voorzien in de noden van onze tijd en een zeer voornaam geneesmiddel toe te passen tegen de plaag die de maatschappij teistert. Wij bedoelen met die plaag onzer dagen het zogenaamde laïcisme, met al zijn dwalingen en heel zijn verderfelijk streven. Zoals gij wel weet, eerbiedwaardige broeders, is deze gruwel niet op één dag tot volle uitwerking gekomen, maar lag hij reeds lang in het binnenste van de maatschappij te gisten. Want men was begonnen met de ontkenning van Christus' heerschappij over alle volkeren; daarop ontzegde men aan de Kerk het onmiddellijk van Christus' recht afgeleide recht om het mensdom te onderwijzen, om wetten uit te vaardigen, om aan de volkeren de leiding te geven, waardoor zij toch tot de eeuwige zaligheid moeten komen. Toen het zover was, durfde men allengs de christelijke godsdienst met valse godsdiensten te vergelijken en allesbehalve eervol op één lijn te stellen. Verder wilde men de godsdienst aan de staatsmacht onderwerpen en ongeveer geheel afhankelijk maken van de willekeur van vorsten en overheden. Nog verder gingen sommigen die meenden, dat de geopenbaarde godsdienst plaats moest maken voor een soort natuurgodsdienst, een zeker natuurlijk religieus gevoel. Zelfs waren er staten die meenden het wel zonder God te kunnen stellen, en die heel hun religie lieten bestaan in verwaarlozing van God en godsdienst.
Referenties naar alinea 42: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 Wrange vruchten van geloofsafval en laïcisme
43
Wat wrange vruchten heeft deze afval van Christus bij enkelingen zowel als in de maatschappij sinds lange tijd overvloedig afgeworpen! Hebben wij die reeds in onze encycliek Ubi Arcano Dei Concilio[649] betreurd, wij moeten heden andermaal daarover klagen. Immers daaraan is het te wijten, dat de kiemen van tweedracht overal zijn uitgestrooid, dat er zulk een afgunst is opgelaaid en zo hevige conflicten tussen de volkeren zijn uitgebroken, die nog steeds onoverkomelijke hinderpalen vormen voor vrede en verzoening. Verder, dat er een ongebreidelde begeerlijkheid heerst, niet zelden met het belang van de staat of de vaderlandsliefde als dekmantel en dat daaruit weer, behalve verdeeldheid onder de burgers, ook dat blinde en mateloze egoïsme voortkomt, dat geen oog heeft voor iets anders en geen andere maatstaf aanlegt dan eigen nut en voordeel. Ook is de afval van Christus schuld er aan, dat door het vergeten en verwaarlozen van de plicht de vrede in de huisgezinnen grondig is verstoord, dat de familiebanden en tradities verbroken zijn, en ten slotte dat heel het maatschappelijke leven ontwricht is en zich op weg naar de ondergang bevindt.
Referenties naar alinea 43: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 Plicht van de katholieken om de wereld voor Christus te heroveren ondanks hun ongunstige positie
44
Doch wij hebben goede hoop, dat de maatschappij te rechter tijd de weg tot onze allerbeminnelijkste Zaligmaker terug zal vinden. Wij steunen hierbij op de viering van Christus' koningschap, die voortaan ieder jaar zal plaats hebben. Op de katholieken zou ongetwijfeld een plicht rusten om door krachtdadige ijver deze terugkeer voor te bereiden en te verhaasten.
Referenties naar alinea 44: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
45
Maar het schijnt, dat heel velen onder hen in het maatschappelijk verkeer niet den rang bekleden en het gezag hebben, die voor hen, als fakkeldragers van de waarheid, onmisbaar zijn. Deze ongunstige positie is misschien te wijten aan -een zekere traagheid of vreesachtigheid van de weldenkenden, die het kwaad geen of te weinig energieke tegenstand bieden; iets waardoor de tegenstanders van de Kerk vanzelfsprekend in durf en vermetelheid zullen toenemen. Maar als de gelovigen eens algemeen gaan begrijpen, dat zij onder Christus' banieren een dappere en volhardende strijd hebben te voeren, dan zullen zij weldra, vol apostolische ijver, er voor werken om onwetende en van de echte aard vervreemde geesten weer met God, hun Heer, te verzoenen en hun best doen om Zijn rechten onverkort te handhaven.
Referenties naar alinea 45: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 4 Wat in dit verband de jaarlijkse viering van Christus' koningschap beoogt
46
Bovendien komt het ons voor, dat de jaarlijkse viering van Christus' Koningschap overal ter wereld een machtig middel zal zijn om die openlijke afval, die het laïcisme tot grote schade van de maatschappij heeft veroorzaakt, aan de kaak te stellen en enigermate weer goed te maken. Wordt immers niet bij internationale bijeenkomsten en in de volksvertegenwoordiging de allerzoetste naam van onze Verlosser in een onwaardig stilzwijgen gesmoord? Welnu, des te luider moeten wij die verheven naam uitroepen en de rechten van Christus' koninklijke waardigheid en macht in des te wijdere kring bevestigen.
Referenties naar alinea 46: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Voorgeschiedenis van dit feest
- Paragraaf 1 De toewijding van de gezinnen en van het mensdom aan Jezus' heilig Hart; de eucharistische congressen
47
Trouwens, wij zien sinds het einde van de vorige eeuw op een buitengewoon gelukkige wijze de weg gebaand tot het instellen van deze feestdag. Het is immers algemeen bekend, hoe deze vorm van verering op even degelijke als heldere wijze is verdedigd in zeer vele werken, overal in de wijde wereld in verschillende talen uitgegeven. Ook de invoering van de vrome praktijk in ontelbaar veel families, om zich met heel het gezin aan het allerheiligst Hart van Jezus toe te wijden, heeft Christus’ koninklijke macht en opperheerschappij veel erkenning bezorgd. En ze bleef niet tot huisgezinnen beperkt, maar ook staten en koninkrijken namen haar over; ja zelfs is op initiatief en onder leiding van Leo XIII in de loop van het heilig jaar 1900 geheel de mensheid aan dat Goddelijk Hart toegewijd.
Referenties naar alinea 47: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
48
Wij mogen ook de tegenwoordig geregeld gehouden en zeer druk bezochte eucharistische congressen niet stilzwijgend voorbijgaan. Ook zij hebben buitengewoon veel er toe bijgedragen om deze koningsmacht van Christus over de menselijke maatschappij plechtig te belijden. Hun taak is immers de gelovigen van een afzonderlijk diocees, of die van een geheel volk of land, of zelfs van de gehele wereld, uit te nodigen om Christus, hun Koning, verborgen onder de eucharistische gedaanten, te vereren en te aanbidden. Zij willen dan ook door het houden van toespraken en preken op vergaderingen en in kerken, door openbare uitstelling en aanbidding van het verheven Sacrament en door prachtige processies Christus als de door God gegeven Koning huldigen. Diezelfde Jezus, die een goddeloos geslacht, toen Hij in Zijn eigendom was gekomen, niet heeft willen erkennen, heeft het gelovige katholieke volk, als door een goddelijke ingeving, - zo mag men met het volste recht zeggen - uit de stilte en verborgenheid van het gewijde kerkgebouw als een triomfator langs de straten van de steden willen geleiden, om Hem in al Zijn koninklijke rechten te herstellen.
Referenties naar alinea 48: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 De geesten zijn er op voorbereid, de tijd er voor is aangebroken
49
Welnu, om ons reeds besproken plan uit te voeren, biedt het heilig Jaar, dat nu ten einde spoedt, waarlijk een zo geschikte gelegenheid, als men zich maar kan denken. Want nadat dit jubeljaar geest en hart van de gelovigen hemelwaarts gericht had tot de goederen die alle voorstelling te boven gaan. heeft God in Zijn grote goedertierenheid hen opnieuw met de gave van Zijn genade verrijkt, of hen bevestigd op den goeden weg, onder hernieuwde aansporing om naar betere genadegaven te streven. Gezien dan de vele verzoeken bij ons ingediend en gezien alles wat zich tijdens het groot jubilee heeft voorgedaan, is er zeker reden om aan te nemen, dat nu eindelijk de algemeen verbeide dag is aangebroken voor de plechtige uitspraak: dat wij Christus met een eigen en bijzonder feest behoren te vereren als koning van de gehele mensheid. Want, zoals wij in de aanvang al gezegd hebben, is die goddelijke Koning, die inderdaad „wonderbaar is in Zijn heiligen” (Ps. 67)[b:Ps. 67] dit jaar „glorierijk verheerlijkt” (Ex. 15, 1)[b:Ex. 15, 1], doordat aan een nieuwe schaar van Zijn strijders de eer van de heiligen werd toegekend. Ook heeft in dit jaar een tentoonstelling, geheel enig in haar soort, door ieder een blik te gunnen op de omgeving, ja, men mag haast zeggen: op het werk zelf van de geloofsverkondigers, het mogelijk gemaakt om van nabij de successen te bewonderen door die herauten van Christus bij de uitbreiding van Zijn koninkrijk behaald. Ten slotte hebben wij dit jaar door het eeuwgetij van het concilie van Nicea te vieren herdacht, hoe de medezelfstandigheid van de mensgeworden Zoon van God met de Vader op die kerkvergadering is verdedigd en gehandhaafd; een waarheid, waarop de rijksmacht van diezelfde Christus over alle volkeren steunt als op haar onmiddellijke grondslag.
Referenties naar alinea 49: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 Plechtige afkondiging van het nieuwe feest
50
Derhalve stellen wij krachtens ons apostolisch gezag het feest in van onze Heer Jezus Christus Koning, jaarlijks overal ter wereld te vieren op de laatste zondag van oktober Red.: In het Missaal van Paus...Red.: In het Missaal van Paus Paulus VI (1970) is dit hoogfeest verplaatst naar de laatste zondag van het kerkelijk jaar, die het feest van Allerheiligen onmiddellijk voorafgaat. Ook schrijven wij voor, dat op diezelfde dag jaarlijks de toewijding van de gehele mensheid aan het allerheiligst Hart van Jezus[d:51] zal herhaald worden, waarvan reeds vroeger onze voorganger Pius X z.g. de jaarlijkse vernieuwing had voorgeschreven. Voor dit jaar evenwel verlangen wij, dat die toewijding op de 31e van deze maand zal plaats vinden, en op die dag zullen wij zelf met pontificale plechtigheid het heilig Offer opdragen en diezelfde toewijding in onze tegenwoordigheid laten doen. Het komt ons voor, dat wij het heilig Jaar niet beter en passender kunnen besluiten, en dat wij aan Christus „de onsterfelijke Koning der eeuwen” geen schitterender blijk van onze dankbaarheid kunnen geven voor al de weldaden in deze tijd van zegen aan ons zelf, aan de Kerk, kortom aan alle katholieken bewezen; wij zullen daarbij dan ook de dankbaarheid van de gehele katholieke wereld vertolken.
Referenties naar alinea 50: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 5 Weerlegging van bezwaren die tegen een afzonderlijk feest van Christus Koning kunnen worden ingebracht
51
Ook behoeven wij u, eerbiedwaardige broeders, niet lang en breed uiteen te zetten, waarom wij een afzonderlijk feest van Christus Koning te vieren hebben voorgeschreven, naast andere feesten, waarin een zekere aanduiding en herdenking van die waardigheid zou liggen opgesloten. Immers wij kunnen volstaan met er op te wijzen, dat, ofschoon bij alle feesten van Onze Heer het zg. materiële object hetzelfde is, toch het formele object volstrekt onderscheiden is van de macht en de titel van ‘koning’. En wij hebben dit feest op zondag gezet hierom, opdat niet alleen de clerus door het heilig Misoffer en het psalmgebed aan de goddelijke Koning zijn hulde zal betuigen, maar ook het volk, vrij van zijn dagelijkse bezigheden en in de geest van heilige blijdschap, een schitterend getuigenis van zijn gehoorzaamheid en verknochtheid aan Christus zal afleggen. Doch voor deze viering leek ons veel meer dan andere zondagen geschikt: de laatste zondag van oktober Red.: In het Missaal van Paus...Red.: In het Missaal van Paus Paulus VI (1970) is dit hoogfeest verplaatst naar de laatste zondag van het kerkelijk jaar, wanneer de kringloop van het kerkelijk jaar weldra gaat gesloten worden. Want de herdenking van de geheimen van Christus' leven, die in de loop van het voorafgaand jaar heeft plaats gehad, vindt zo door het plechtig feest van Christus Koning haar afsluiting en bekroning. Ook wordt dan, alvorens wij de glorie van alle heiligen[d:386] vieren, de roem en heerlijkheid verkondigd van Hem die in al Zijn heiligen en uitverkorenen triomfeert.
Referenties naar alinea 51: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
52
Het zal derhalve uw taak zijn, eerbiedwaardige broeders, en tot uw opdracht horen, om te zorgen dat aan die jaarlijkse viering voorafgaand op vastgestelde dagen voor de gelovigen van iedere parochie preken over dit onderwerp worden gehouden. Zij moeten daarin zorgvuldig worden onderricht over de natuur, de betekenis en het gewicht van het feestgeheim, en worden opgewekt om ook hun leven zo in te richten, als het past aan getrouwe en toegewijde onderdanen van hun goddelijke Koning.
Referenties naar alinea 52: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 3 Besluit
- Artikel 1 Verwachtingen die de paus van de viering koestert
- Paragraaf 1 Voor de Kerk en de geestelijke orden
53
Intussen willen wij u, eerbiedwaardige broeders, op het einde van dit rondschrijven in het kort de voordelen uiteenzetten, welke wij van de openbaren eredienst aan Christus als koning verwachten en verhopen, zo voor het welzijn van de Kerk en de burgerlijke maatschappij, als voor het heil van de gelovigen ieder afzonderlijk. Ongetwijfeld zullen door deze eerbewijzen aan het koningschap des Heren vanzelf diverse waarheden in herinnering gebracht worden; vooreerst deze: daar de Kerk door Christus is ingericht als een volkomen maatschappij, kan zij beslist krachtens oorspronkelijk en onvervreemdbaar recht aanspraak maken op onbeperkte vrijheid van en onaantastbaarheid door de burgerlijke macht. En daar de taak om te leren, te besturen en allen die tot Christus' rijk behoren tot de eeuwige zaligheid te brengen, haar van Godswege is opgedragen, moet zij in het uitoefenen daarvan onafhankelijk zijn van vreemde willekeur.
Referenties naar alinea 53: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
54
En zelfs moet de staat bovendien een soortgelijke vrijheid verlenen aan orden en genootschappen voor kloosterlingen van beiderlei geslacht, die voor de herders van de Kerk een krachtige hulp zijn en buitengewoon verdienstelijk werken voor de uitbreiding en bevestiging van het rijk Gods. Want zij bestrijden de drievoudige begeerte van de wereld door hun gebondenheid aan de heilige geloften en hebben de verplichting tot een volmaakter leven op zich genomen; door een en ander doen zij die heiligheid, welke de goddelijke Stichter tot onderscheidend kenmerk van Zijn Kerk heeft gemaakt, in onafgebroken en dagelijks toenemende luister voor aller ogen uitstralen en schitteren.
Referenties naar alinea 54: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 Voor de staatslieden en het gelovige volk
55
Ook zal de jaarlijks herhaalde viering van dit feest op zichzelf reeds de staten er aan herinneren, dat de overheden en regeringen evenzeer als de particulieren gehouden en verplicht zijn om Christus in het openbaar te erkennen en Hem te gehoorzamen. En het zal hen doen denken aan dat laatste oordeel, waarin Christus niet alleen zijn uitbanning uit het openbare leven, maar ook die verachtelijke miskenning en veronachtzaming als een groot onrecht zeer streng zal wreken. Het is immers een eis van Zijn koninklijke waardigheid, dat het gehele openbare leven naar de geboden Gods en de christelijke beginselen worde geregeld, zoowel in de wetgeving en in de rechtspraak, als ook in de opvoeding van de jeugd tot een gezonde leer en reine zeden.
Referenties naar alinea 55: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
56
Bovendien zullen de gelovigen uit de verklaring van deze gewichtige waarheden zeer veel kracht en moed kunnen putten om hun innerlijk leven naar de zuiver christelijke levensbeginselen te vormen. Want als aan Christus onze Heer alle macht is gegeven in de hemel en op de aarde, en als alle mensen, door Zijn allerkostbaarst Bloed verlost, hierom op een nieuwe titel aan Zijn macht zijn onderworpen; als kortom Zijn heerschappij geheel de menselijke natuur omvat, dan spreekt het vanzelf, dat geen enkel onzer vermogens van onderwerping aan die macht is vrijgesteld.
Referenties naar alinea 56: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Gevolgtrekking en vermaning
57
En daarom moet Hij heersen in 's mensen verstand, dat in volmaakte onderwerping vast en onwankelbaar behoort in te stemmen met de geopenbaarde waarheden en met de leer van Christus. Hij moet heersen in 's mensen wil, en deze behoort aan Gods wetten en geboden te gehoorzamen; Hij moet heersen in 's mensen hart, en dit behoort God boven alles te beminnen en Hem alleen aan te hangen, met achterstelling van zijn natuurlijke verlangens. Ja, Hij moet heersen in ons lichaam en zijn ledematen, die als werktuigen, of liever om met Sint Paulus te spreken, als „wapenen van gerechtigheid voor God” (Rom. 6, 13)[b:Rom. 6, 13] de innerlijke heiliging van de ziel dienstbaar moeten zijn. Als men dit alles aan de gelovigen voorhoudt, opdat zij het grondig beschouwen en overwegen, dan zal het hun de weg tot grote volmaaktheid veel vergemakkelijken.
Referenties naar alinea 57: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Slotwens van de paus
58
O, mogen velen buiten de Kerk, eerbiedwaardige broeders, tot hun heil naar het zoete juk van Christus verlangen en het ook aannemen; en mogen wij allen, die door de barmhartige wil van God reeds Zijn huisgenoten zijn, dat zoete juk niet bedrukt, maar gaarne, maar met liefde en op heilige wijze dragen. En als wij ons leven naar de wetten van Gods koninkrijk inrichten, dan zullen wij een verblijdenden overvloed van goede vruchten oogsten; wij zullen dan, door Christus als goede en trouwe dienaren erkend, in Zijn hemels koninkrijk de eeuwige zaligheid en glorie bij Hem deelachtig worden. Moge deze vrome heilwens voor u, eerbiedwaardige broeders, bij het naderen van het heilig Kerstfeest, een bewijs zijn van onze vaderlijke liefde voor u; en ontvangt als onderpand van de goddelijke weldaden de apostolische zegen, die wij aan u, eerbiedwaardige broeders, en aan uwe clerus en uw volk met grote liefde verlenen.
Gegeven te Rome, bij Sint Pieter, de 11de December in het heilig jaar 1925, het vierde van ons pausschap.
PAUS PIUS XI
Referenties naar alinea 58: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 6
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.be/toondocument/700-quas-primas-nl