Lectis dilectionis tuae - Tomus I Leonis
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Lectis dilectionis tuae - Tomus I Leonis
Over de Menswording van het Woord van God - Aan Bisschop Flavianus
Paus Leo I de Grote
13 juni 449
Pauselijke geschriften - Brieven
1941, Over de Menschwording van Christus, bewerkt door Dom Ard. Huyg O.S.B., uitg. NV de RK Boekcentrale Amsterdam
1941
Dom Ard. Huyg O.S.B.
23 mei 2025
401
nl
Referenties naar dit document: 10
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaReferenties naar alinea 8: 4
Catechismus van de Katholieke Kerk ->Dominus Iesus ->
De formulering van het geloof van de Kerk in Jezus Christus ->
Sessio XVIII - Definitio de duabus in Christo voluntatibus et operationibus ->
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk 4
8
Dominus Iesus ->
De formulering van het geloof van de Kerk in Jezus Christus ->
Sessio XVIII - Definitio de duabus in Christo voluntatibus et operationibus ->
Gods Zoon treedt dan deze zwakheid van de wereld binnen; van Zijn hemelse troon daalt Hij neer en toch verlaat Hij evenwel niet de heerlijkheid van Zijn Vader; op een nieuwe wijze komt Hij door een nieuwe geboorte ter wereld.
Op een nieuwe wijze, want onzichtbaar in Zijn eigen natuur is Hij zichtbaar geworden in de onze. Hij, die niet te omvatten is, wilde omvat worden. Vóór de tijden blijvend, begon Hij in de tijd te zijn. De Heer van het heelal heeft Zijn onmetelijke majesteit omhuld en de gedaante van een slaaf aangenomen. De onlijdelijke God heeft het niet beneden Zich geacht, een lijdelijke Mens te zijn en ofschoon onsterfelijk, toch aan de wetten van de dood onderworpen te wezen.
Door een nieuwe geboorte echter kwam Hij ter wereld, omdat een ongeschonden maagdelijkheid, die de begeerlijkheid niet kende. Hem dienend de stof van het Lichaam bereidde. Van de Moeder van des Heer werd de natuur, niet echter de schuld aangenomen, maar daarom is in de Heer Jezus Christus, die uit de schoot van de Maagd werd geboren, de natuur niet ongelijk aan de onze, Omdat Zijn geboorte wonderbaar is
Want Hij, die waarachtig God is, is ook waarachtig Mens en er bestaat in deze eenheid geen enkele leugen, daar en de nederigheid van den mens en de verhevenheid van de Godheid in elkander zijn. Zoals God immers niet verandert door deze erbarming, zo verdwijnt ook de mens niet door deze waardigheid. Want iedere vorm verricht in gemeenschap met de andere wat hem eigen is, doordat het Woord namelijk verricht wat aan het Woord eigen is en het vlees ten uitvoer brengt wat tot het vlees behoort. Het ene van deze schittert door wonderen, het andere is blootgesteld aan versmadingen en zoals het Woord Zich van de gelijkheid met de heerlijkheid van de Vader niet verwijdert, zo verlaat het vlees niet de natuur van ons geslacht.
Op een nieuwe wijze, want onzichtbaar in Zijn eigen natuur is Hij zichtbaar geworden in de onze. Hij, die niet te omvatten is, wilde omvat worden. Vóór de tijden blijvend, begon Hij in de tijd te zijn. De Heer van het heelal heeft Zijn onmetelijke majesteit omhuld en de gedaante van een slaaf aangenomen. De onlijdelijke God heeft het niet beneden Zich geacht, een lijdelijke Mens te zijn en ofschoon onsterfelijk, toch aan de wetten van de dood onderworpen te wezen.
Door een nieuwe geboorte echter kwam Hij ter wereld, omdat een ongeschonden maagdelijkheid, die de begeerlijkheid niet kende. Hem dienend de stof van het Lichaam bereidde. Van de Moeder van des Heer werd de natuur, niet echter de schuld aangenomen, maar daarom is in de Heer Jezus Christus, die uit de schoot van de Maagd werd geboren, de natuur niet ongelijk aan de onze, Omdat Zijn geboorte wonderbaar is
Want Hij, die waarachtig God is, is ook waarachtig Mens en er bestaat in deze eenheid geen enkele leugen, daar en de nederigheid van den mens en de verhevenheid van de Godheid in elkander zijn. Zoals God immers niet verandert door deze erbarming, zo verdwijnt ook de mens niet door deze waardigheid. Want iedere vorm verricht in gemeenschap met de andere wat hem eigen is, doordat het Woord namelijk verricht wat aan het Woord eigen is en het vlees ten uitvoer brengt wat tot het vlees behoort. Het ene van deze schittert door wonderen, het andere is blootgesteld aan versmadingen en zoals het Woord Zich van de gelijkheid met de heerlijkheid van de Vader niet verwijdert, zo verlaat het vlees niet de natuur van ons geslacht.
Referenties naar alinea 8: 4
Catechismus van de Katholieke Kerk ->Dominus Iesus ->
De formulering van het geloof van de Kerk in Jezus Christus ->
Sessio XVIII - Definitio de duabus in Christo voluntatibus et operationibus ->
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
3e Preek bij de verjaardag van zijn bisschopswijding ->
Want één en dezelfde is waarlijk de Zoon van God en waarlijk de Zoon van de mensen: God, omdat "in het begin het Woord was en het Woord bij God was en het Woord God was" (Joh. 1, 1)[b:Joh. 1, 1]; Mens, omdat "het Woord is vlees geworden en onder ons heeft gewoond" (Joh. 1, 14)[b:Joh. 1, 14]. God, omdat "door Hem, alles gemaakt is en zonder Hem niets gemaakt is" (Joh. 1, 3)[b:Joh. 1, 3]. Mens, omdat "Hij geworden is uit de Vrouw en gesteld werd onder de Wet. (Gal. 4, 4)[b:Gal. 4, 4]
De lichamelijke geboorte is een openbaring van de menselijke natuur, het baren van de Maagd is een aanwijzing van de goddelijke macht. De kindsheid van de Kleine wordt getoond door de simpele, gewone wieg; de grootheid van de Allerhoogste wordt betuigd door de stemmen van de Engelen. Gelijk aan de kleine kinderen van de mensen is Hij, die Herodes op goddeloze wijze tracht te doden, maar de Heer van allen is Hij, die de Wijzen in vreugde smekend aanbidden. En toen Hij naar het doopsel van Zijn voorloper Johannes kwam, weerklonk, opdat niet verborgen zou blijven, dat onder de sluier van het vlees de Godheid verborgen was, de stem van de Vader uit de Hemel. "Dit is Mijn welbeminde Zoon, in wien Ik Mijn welbehagen heb gesteld" (Mt. 3, 17)[b:Mt. 3, 17].
Die de sluwheid van de duivel dan als een mens op de proef stelt, Hem worden als God door de Engelen diensten bewezen. Honger hebben, dorst lijden, vermoeid worden en slapen is, zoals duidelijk is, iets menselijks, maar met vijf broden vijf duizend mensen verzadigen en aan de Samaritaanse vrouw levend water schenken, dat, wanneer het geput is, aan degene, die drinkt, verleent om geen dorst meer te hebben; op de rug van de zee wandelen, zonder dat de voeten wegzinken, en door de storm te gebieden de opgezweepte golven doen liggen, dat is zonder twijfel iets goddelijks. Zoals het dus, om veel andere dingen voorbij te gaan, niet tot dezelfde natuur behoort, om een gestorven vriend met medelijdend gevoel te bewenen en hem, nadat de afsluiting van het graf, waarin hij reeds vier dagen lag, verwijderd was, met gebiedende stem weer tot het leven op te wekken; of aan het kruis te hangen en het licht in nachtelijk duister te veranderen en alle elementen te doen beven; of met nagels doorboord te zijn en de poorten van het paradijs voor het geloof van de moordenaar te ontsluiten,
De lichamelijke geboorte is een openbaring van de menselijke natuur, het baren van de Maagd is een aanwijzing van de goddelijke macht. De kindsheid van de Kleine wordt getoond door de simpele, gewone wieg; de grootheid van de Allerhoogste wordt betuigd door de stemmen van de Engelen. Gelijk aan de kleine kinderen van de mensen is Hij, die Herodes op goddeloze wijze tracht te doden, maar de Heer van allen is Hij, die de Wijzen in vreugde smekend aanbidden. En toen Hij naar het doopsel van Zijn voorloper Johannes kwam, weerklonk, opdat niet verborgen zou blijven, dat onder de sluier van het vlees de Godheid verborgen was, de stem van de Vader uit de Hemel. "Dit is Mijn welbeminde Zoon, in wien Ik Mijn welbehagen heb gesteld" (Mt. 3, 17)[b:Mt. 3, 17].
Die de sluwheid van de duivel dan als een mens op de proef stelt, Hem worden als God door de Engelen diensten bewezen. Honger hebben, dorst lijden, vermoeid worden en slapen is, zoals duidelijk is, iets menselijks, maar met vijf broden vijf duizend mensen verzadigen en aan de Samaritaanse vrouw levend water schenken, dat, wanneer het geput is, aan degene, die drinkt, verleent om geen dorst meer te hebben; op de rug van de zee wandelen, zonder dat de voeten wegzinken, en door de storm te gebieden de opgezweepte golven doen liggen, dat is zonder twijfel iets goddelijks. Zoals het dus, om veel andere dingen voorbij te gaan, niet tot dezelfde natuur behoort, om een gestorven vriend met medelijdend gevoel te bewenen en hem, nadat de afsluiting van het graf, waarin hij reeds vier dagen lag, verwijderd was, met gebiedende stem weer tot het leven op te wekken; of aan het kruis te hangen en het licht in nachtelijk duister te veranderen en alle elementen te doen beven; of met nagels doorboord te zijn en de poorten van het paradijs voor het geloof van de moordenaar te ontsluiten,
Referenties naar alinea 9: 2
De formulering van het geloof van de Kerk in Jezus Christus ->3e Preek bij de verjaardag van zijn bisschopswijding ->
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
zo behoort het ook niet tot dezelfde natuur te zeggen. "Ik en de Vader zijn één" (Joh. 10, 30)[b:Joh. 10, 30] en te zeggen: "De Vader is groter dan Ik" (Joh. 14, 28)[b:Joh. 14, 28].
Want ofschoon in de Heer Jezus Christus de persoon van God en de Mens één is, is het toch iets anders, waarom in beide de versmading gemeenschappelijk, iets anders, waarom de heerlijkheid gemeenschappelijk is. Want van ons bezit Hij de mensheid, die minder is dan de Vader, van de Vader bezit Hij dezelfde gelijke Godheid met de Vader.
Want ofschoon in de Heer Jezus Christus de persoon van God en de Mens één is, is het toch iets anders, waarom in beide de versmading gemeenschappelijk, iets anders, waarom de heerlijkheid gemeenschappelijk is. Want van ons bezit Hij de mensheid, die minder is dan de Vader, van de Vader bezit Hij dezelfde gelijke Godheid met de Vader.