Tot de 20ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Tot de 20ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties
Paus Paulus VI
4 oktober 1965
Pauselijke geschriften - Toespraken
1965, Katholiek Archief, 20e jrg. nr. 46, 1170-1181
november 1965
Katholiek Archief
6 februari 2023
277
nl
Referenties naar dit document: 17
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
Op het ogenblik waarop wij het woord gaan richten tot dit auditorium, uniek in de wereld, gevoelen wij allereerst de behoefte onze diepe dankbaarheid uit te spreken tegenover de heer Thant, uw secretaris-generaal, voor de uitnodiging, die hij tot ons heeft gericht om de Verenigde Naties te bezoeken ter gelegenheid van het twintigste herdenkingsjaar van de stichting van dit wereldinstituut voor vrede en samenwerking tussen alle volken der aarde.
Wij danken bovendien de heer Fanfani, voorzitter van de vergadering, die sedert de dag van zijn installatie zoveel vriendelijke woorden over ons gesproken heeft.
Aan u allen persoonlijk betuigen wij onze oprechte hoogachting, mede uit naam van het gehele oecumenisch concilie, dat in Rome bijeen is en dat hier vertegenwoordigd wordt door de heren kardinalen, die ons vergezellen.
Deze ontmoeting is, zoals gij allen zult beseffen, een moment dat tegelijkertijd groots én eenvoudig is. Het is eenvoudig, want voor u staat een mens als gij, een broeder, en te midden van u, vertegenwoordigers van soevereine staten, zelfs een héél kleine broeder, omdat hij - als gij hem tenminste van dat standpunt uit wilt bezien - het hoofd is van een minuscuul staatje, met een tijdelijke soevereiniteit, die bijna symbolisch is, niet méér dan het noodzakelijke minimum om in vrijheid zijn geestelijke zending uit te oefenen en om degenen, die met hem te maken hebben, te verzekeren, dat hij onafhankelijk is van welke wereldse soevereiniteit ook. Hij heeft geen enkele tijdelijke macht, geen enkele ambitie te wedijveren met wie van u ook. Wij komen niets vragen, wij hebben slechts één wens: te mogen helpen dienstbaar te zijn, zoveel als in ons vermogen ligt, in belangeloosheid, nederigheid en liefde.
Deze verklaring willen wij voorop stellen en, zoals gij ziet, zij is zo simpel, dat zij voor deze vergadering, die gewend is moeilijke en belangrijke kwesties te behandelen, wel erg onbetekenend zal schijnen.
En toch zeggen wij, dat dit een groots moment is; groots voor ons, groots voor u.
Voor ons vooral. Gij weet wie wij zijn, en hoe gij ook over de Paus van Rome moogt denken, gij kent onze zending: wij brengen een boodschap voor de gehele mensheid, en wij doen dit niet alleen uit onze eigen, persoonlijke naam en uit die van de grote Katholieke families maar ook uit naam van alle christenbroeders, die de gevoelens delen die wij hier vertolken, en vooral uit naam van hen die ons uitdrukkelijk opgedragen hebben als hun tolk op te treden.
Wij zijn als de koerier, die na een lange weg eindelijk de brief, die hem werd toevertrouwd, mag overhandigen, en wij zijn er ons van bewust, dat dit het gelukkigste ogenblik is - hoe kortstondig het ook zij - waarin een wens, die sedert twintig eeuwen in ons leeft, in vervulling gaat.
Ja, gij weet het, wij zijn reeds heel lang onderweg en wij dragen een heel lange geschiedenis met ons mee. Vandaag vieren wij hier de epiloog van een moeizame pelgrimstocht op zoek naar een gesprek met de gehele wereld, sedert de dag dat Christus ons de opdracht gaf: "Gaat heen, en brengt de Blijde Boodschap aan alle volken". Gij hier zijt de vertegenwoordigers van alle volken; voor u allen hebben wij een boodschap, een boodschap voor ieder van u.
Wij danken bovendien de heer Fanfani, voorzitter van de vergadering, die sedert de dag van zijn installatie zoveel vriendelijke woorden over ons gesproken heeft.
Aan u allen persoonlijk betuigen wij onze oprechte hoogachting, mede uit naam van het gehele oecumenisch concilie, dat in Rome bijeen is en dat hier vertegenwoordigd wordt door de heren kardinalen, die ons vergezellen.
Deze ontmoeting is, zoals gij allen zult beseffen, een moment dat tegelijkertijd groots én eenvoudig is. Het is eenvoudig, want voor u staat een mens als gij, een broeder, en te midden van u, vertegenwoordigers van soevereine staten, zelfs een héél kleine broeder, omdat hij - als gij hem tenminste van dat standpunt uit wilt bezien - het hoofd is van een minuscuul staatje, met een tijdelijke soevereiniteit, die bijna symbolisch is, niet méér dan het noodzakelijke minimum om in vrijheid zijn geestelijke zending uit te oefenen en om degenen, die met hem te maken hebben, te verzekeren, dat hij onafhankelijk is van welke wereldse soevereiniteit ook. Hij heeft geen enkele tijdelijke macht, geen enkele ambitie te wedijveren met wie van u ook. Wij komen niets vragen, wij hebben slechts één wens: te mogen helpen dienstbaar te zijn, zoveel als in ons vermogen ligt, in belangeloosheid, nederigheid en liefde.
Deze verklaring willen wij voorop stellen en, zoals gij ziet, zij is zo simpel, dat zij voor deze vergadering, die gewend is moeilijke en belangrijke kwesties te behandelen, wel erg onbetekenend zal schijnen.
En toch zeggen wij, dat dit een groots moment is; groots voor ons, groots voor u.
Voor ons vooral. Gij weet wie wij zijn, en hoe gij ook over de Paus van Rome moogt denken, gij kent onze zending: wij brengen een boodschap voor de gehele mensheid, en wij doen dit niet alleen uit onze eigen, persoonlijke naam en uit die van de grote Katholieke families maar ook uit naam van alle christenbroeders, die de gevoelens delen die wij hier vertolken, en vooral uit naam van hen die ons uitdrukkelijk opgedragen hebben als hun tolk op te treden.
Wij zijn als de koerier, die na een lange weg eindelijk de brief, die hem werd toevertrouwd, mag overhandigen, en wij zijn er ons van bewust, dat dit het gelukkigste ogenblik is - hoe kortstondig het ook zij - waarin een wens, die sedert twintig eeuwen in ons leeft, in vervulling gaat.
Ja, gij weet het, wij zijn reeds heel lang onderweg en wij dragen een heel lange geschiedenis met ons mee. Vandaag vieren wij hier de epiloog van een moeizame pelgrimstocht op zoek naar een gesprek met de gehele wereld, sedert de dag dat Christus ons de opdracht gaf: "Gaat heen, en brengt de Blijde Boodschap aan alle volken". Gij hier zijt de vertegenwoordigers van alle volken; voor u allen hebben wij een boodschap, een boodschap voor ieder van u.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
1
Morele ratificatie van de V.N.
Onze boodschap wil op de eerste plaats zijn een plechtige morele bekrachtiging van deze hoge instelling.
Door zo te spreken maken wij ons tot tolk van de levenden en de doden. Van de doden, die in de laatste afschuwelijke oorlogen gevallen zijn, dromend van eendracht en vrede in de wereld; van de levenden, die deze oorlogen overleefd hebben en die degenen, die opnieuw een oorlog zouden willen, veroordelen; en van de jeugd, die vol vertrouwen, en met recht, hoopt op een nieuwe betere mensheid.
Wij spreken ook namens de armen, de ontrechten, de ongelukkigen, namens hen die hunkeren naar gerechtigheid, naar een menswaardig bestaan, naar vrijheid, welvaart en vooruitgang.
De volken wenden zich tot de Verenigde Naties [d:75] als hun laatste hoop op eendracht en vrede. Wij wagen het, hier, tegelijk met het onze, ook hun eerbetoon en vertrouwen uit te spreken. En daarom is dit ogenblik ook voor u een groots gebeuren.
Onze boodschap wil op de eerste plaats zijn een plechtige morele bekrachtiging van deze hoge instelling.
Door zo te spreken maken wij ons tot tolk van de levenden en de doden. Van de doden, die in de laatste afschuwelijke oorlogen gevallen zijn, dromend van eendracht en vrede in de wereld; van de levenden, die deze oorlogen overleefd hebben en die degenen, die opnieuw een oorlog zouden willen, veroordelen; en van de jeugd, die vol vertrouwen, en met recht, hoopt op een nieuwe betere mensheid.
Wij spreken ook namens de armen, de ontrechten, de ongelukkigen, namens hen die hunkeren naar gerechtigheid, naar een menswaardig bestaan, naar vrijheid, welvaart en vooruitgang.
De volken wenden zich tot de Verenigde Naties [d:75] als hun laatste hoop op eendracht en vrede. Wij wagen het, hier, tegelijk met het onze, ook hun eerbetoon en vertrouwen uit te spreken. En daarom is dit ogenblik ook voor u een groots gebeuren.
Referenties naar alinea 1: 1
Tot het Corps Diplomatique (2019) ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
De een zowel als de ander
Wij weten dat gij u van uw verantwoordelijkheid bewust zijt, wilt daarom luisteren naar het vervolg van onze boodschap. Zij is gericht op de toekomst. Het bouwwerk dat gij hebt opgericht mag nooit ineen storten; het moet vervolmaakt worden, steeds weer aangepast aan de eisen die de wereldgeschiedenis stelt. Gij vertegenwoordigt een etappe in de ontwikkeling van de mensheid, van waaruit nooit meer achteruit, maar steeds vooruit gegaan mag worden.
Aan de veelheid van staten, die elkaars bestaan niet meer kunnen negeren, biedt gij een vorm van coëxistentie, die uitermate eenvoudig en efficiënt is. Immers: vooreerst worden de staten, de een zowel als de ander, onderscheiden en erkend. Niet dat gij het bestaan zelf aan de staten toekent, maar gij beoordeelt of zij waardig zijn zitting te hebben in de assemblee, die bestemd is voor alle naties. Daarmee geeft gij een erkenning van hoge zedelijke en juridische waarde aan iedere soevereine nationale gemeenschap, en gij garandeert haar een eervol internationaal burgerschap.
Door het feit dat uw organisatie iedere zelfstandige natie in de wereldgemeenschap als zodanig erkent en haar een juridische positie verschaft, waardoor zij recht heeft op erkenning en eerbied van allen, hebt gij de mensheid reeds een grote dienst bewezen, waaruit een geordend en bestendig internationaal samengaan kan voortvloeien.
Gij bekrachtigt het belangrijke beginsel, dat de betrekkingen tussen de volken geregeld moeten worden door de rede, door rechtvaardigheid en onderling overleg, niet door kracht, geweld, oorlog en nog minder door vrees of bedrog.
Zij moet het zijn. Sta ons toe dat wij u ermee gelukwensen, dat gij de wijsheid hebt gehad het toetreden tot uw assemblee ook open te stellen voor de jonge volken, de staten die eerst sinds kort hun onafhankelijkheid en nationale vrijheid verworven hebben. Hun aanwezigheid hier is het bewijs van de universaliteit en de grootmoedigheid, die de beginselen van dit instituut bezielen.
Ja, zo moet het zijn. Daarom prijzen wij u en daarom moedigen wij u aan. En zoals gij ziet ontlenen wij onze lofprijzing en onze aansporing aan niets anders dan aan de geest van uw eigen statuten.
Wij weten dat gij u van uw verantwoordelijkheid bewust zijt, wilt daarom luisteren naar het vervolg van onze boodschap. Zij is gericht op de toekomst. Het bouwwerk dat gij hebt opgericht mag nooit ineen storten; het moet vervolmaakt worden, steeds weer aangepast aan de eisen die de wereldgeschiedenis stelt. Gij vertegenwoordigt een etappe in de ontwikkeling van de mensheid, van waaruit nooit meer achteruit, maar steeds vooruit gegaan mag worden.
Aan de veelheid van staten, die elkaars bestaan niet meer kunnen negeren, biedt gij een vorm van coëxistentie, die uitermate eenvoudig en efficiënt is. Immers: vooreerst worden de staten, de een zowel als de ander, onderscheiden en erkend. Niet dat gij het bestaan zelf aan de staten toekent, maar gij beoordeelt of zij waardig zijn zitting te hebben in de assemblee, die bestemd is voor alle naties. Daarmee geeft gij een erkenning van hoge zedelijke en juridische waarde aan iedere soevereine nationale gemeenschap, en gij garandeert haar een eervol internationaal burgerschap.
Door het feit dat uw organisatie iedere zelfstandige natie in de wereldgemeenschap als zodanig erkent en haar een juridische positie verschaft, waardoor zij recht heeft op erkenning en eerbied van allen, hebt gij de mensheid reeds een grote dienst bewezen, waaruit een geordend en bestendig internationaal samengaan kan voortvloeien.
Gij bekrachtigt het belangrijke beginsel, dat de betrekkingen tussen de volken geregeld moeten worden door de rede, door rechtvaardigheid en onderling overleg, niet door kracht, geweld, oorlog en nog minder door vrees of bedrog.
Zij moet het zijn. Sta ons toe dat wij u ermee gelukwensen, dat gij de wijsheid hebt gehad het toetreden tot uw assemblee ook open te stellen voor de jonge volken, de staten die eerst sinds kort hun onafhankelijkheid en nationale vrijheid verworven hebben. Hun aanwezigheid hier is het bewijs van de universaliteit en de grootmoedigheid, die de beginselen van dit instituut bezielen.
Ja, zo moet het zijn. Daarom prijzen wij u en daarom moedigen wij u aan. En zoals gij ziet ontlenen wij onze lofprijzing en onze aansporing aan niets anders dan aan de geest van uw eigen statuten.
Referenties naar alinea 2: 1
Tot het Corps Diplomatique (2019) ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
De een met de ander
Uw statuten gaan nog verder, en onze boodschap sluit zich bij hen aan.
Gij bestaat en gij werkt met het doel de naties te verenigen, de staten tot elkaar te brengen. Laten wij het aldus uitdrukken: om de een met de ander in overeenstemming te brengen. Moge gij werkelijk een vereniging zijn, een brug tussen de volken; moge gij zijn als een netwerk van verbindingen tussen de staten. Wij zouden geneigd zijn te zeggen, dat gij als het ware in de tijdelijke orde zijt, wat onze Katholieke Kerk in de geestelijke orde wil zijn, namelijk uniek en universeel.
Voor de ideologische verheffing van de mensheid is er op natuurlijk niveau niets hogers denkbaar, want gij zijt geroepen om niet slechts enkele, maar alle volken als broeders te verenigen.
Een moeilijke opgave? Zonder twijfel, maar het is uw taak, uw verheven taak.
Wie ziet niet in, dat het noodzakelijk is om geleidelijk te komen tot een wereld-overkoepelende autoriteit, die in staat is om doeltreffend op te treden op juridisch en politiek niveau?
Ook wat dit punt betreft herhalen wij onze wens: Houdt vol! Wij zeggen nog sterker: doe al het mogelijke om degenen, die zich van u losgemaakt hebben, weer in uw midden op te nemen; en zoekt naar wegen om hen, die nog geen deel uit maken van uw broederschapspact, op eervolle en loyale wijze in staat te stellen zich aan te sluiten.
Zorgt ervoor dat zij, die nog buiten staan, naar het gemeenschappelijk vertrouwen verlangen, helpt hen het te verdienen en weest edelmoedig in het schenken.
En gij, die het geluk en de eer geniet zitting te hebben in deze assemblee, luistert naar ons: draagt er zorg voor dat het wederzijds vertrouwen, dat u hier verenigt en dat u in staat stelt zoveel groots en goeds tot stand te brengen, nooit belaagd, nooit verraden wordt.
Uw statuten gaan nog verder, en onze boodschap sluit zich bij hen aan.
Gij bestaat en gij werkt met het doel de naties te verenigen, de staten tot elkaar te brengen. Laten wij het aldus uitdrukken: om de een met de ander in overeenstemming te brengen. Moge gij werkelijk een vereniging zijn, een brug tussen de volken; moge gij zijn als een netwerk van verbindingen tussen de staten. Wij zouden geneigd zijn te zeggen, dat gij als het ware in de tijdelijke orde zijt, wat onze Katholieke Kerk in de geestelijke orde wil zijn, namelijk uniek en universeel.
Voor de ideologische verheffing van de mensheid is er op natuurlijk niveau niets hogers denkbaar, want gij zijt geroepen om niet slechts enkele, maar alle volken als broeders te verenigen.
Een moeilijke opgave? Zonder twijfel, maar het is uw taak, uw verheven taak.
Wie ziet niet in, dat het noodzakelijk is om geleidelijk te komen tot een wereld-overkoepelende autoriteit, die in staat is om doeltreffend op te treden op juridisch en politiek niveau?
Ook wat dit punt betreft herhalen wij onze wens: Houdt vol! Wij zeggen nog sterker: doe al het mogelijke om degenen, die zich van u losgemaakt hebben, weer in uw midden op te nemen; en zoekt naar wegen om hen, die nog geen deel uit maken van uw broederschapspact, op eervolle en loyale wijze in staat te stellen zich aan te sluiten.
Zorgt ervoor dat zij, die nog buiten staan, naar het gemeenschappelijk vertrouwen verlangen, helpt hen het te verdienen en weest edelmoedig in het schenken.
En gij, die het geluk en de eer geniet zitting te hebben in deze assemblee, luistert naar ons: draagt er zorg voor dat het wederzijds vertrouwen, dat u hier verenigt en dat u in staat stelt zoveel groots en goeds tot stand te brengen, nooit belaagd, nooit verraden wordt.
Referenties naar alinea 3: 1
Populorum Progressio ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
De logica van deze wens, die, kan men zeggen, constitutioneel is voor uw organisatie, roept vanzelf andere wensen op. Bijvoorbeeld: dat niemand, geen enkel lid van uw organisatie, zich verheffe boven een ander, niet de een boven de ander.
Dit is de formule van gelijkheid. Zeker, wij weten dat naast het simpele lidmaatschap van uw organisatie ook andere factoren meespreken. Maar ook gelijkheid is een punt uit uw constitutie, niet dat gij allen gelijk zijt, maar hier maakt gij u allen gelijk. En misschien betekent dit voor verschillenden van u een act van grote nederigheid; neemt ons niet kwalijk dat wij dit zeggen, wij, vertegenwoordiger van een geloof dat het heil bewerkt door de nederigheid van zijn Stichter. Zonder nederigheid kunnen wij geen broeders zijn. Het is de hoogmoed, die, hoe onvermijdelijk zij soms mag schijnen, spanningen oproept en prestigekwesties schept, die kolonialisme, overheersing en egoïme verwekt, die de broederschap vernietigt.
Dit is de formule van gelijkheid. Zeker, wij weten dat naast het simpele lidmaatschap van uw organisatie ook andere factoren meespreken. Maar ook gelijkheid is een punt uit uw constitutie, niet dat gij allen gelijk zijt, maar hier maakt gij u allen gelijk. En misschien betekent dit voor verschillenden van u een act van grote nederigheid; neemt ons niet kwalijk dat wij dit zeggen, wij, vertegenwoordiger van een geloof dat het heil bewerkt door de nederigheid van zijn Stichter. Zonder nederigheid kunnen wij geen broeders zijn. Het is de hoogmoed, die, hoe onvermijdelijk zij soms mag schijnen, spanningen oproept en prestigekwesties schept, die kolonialisme, overheersing en egoïme verwekt, die de broederschap vernietigt.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De waardigheid van de menselijke persoon als grondslag voor rechtvaardigheid en vrede ->=geentekst=
Overwinning van het geloof en de liefde op de haat ->=geentekst=
Ja, wij willen vrede ->=geentekst=
Verklaring naar aanleiding van 100 jaar sinds het begin van de Eerste Wereldoorlog ->=geentekst=
Vrede en verwerping ->=geentekst=
Onderhandelen blijft de enige realistische oplossing tegenover de voortdurende oorlogsdreiging ->=geentekst=
Ontwapening, nieuwe wereldorde, ontwikkeling ->=geentekst=
Dignitas Infinita ->=geentekst=
Niet de een tegen de ander
En nu zijn wij aan het voornaamste punt van onze boodschap gekomen. Het is vooreerst een negatief punt. Het is het woord dat gij van ons verwacht en dat wij niet kunnen uitspreken zonder ons bewust te zijn van zijn diepe ernst: nooit meer de een tegen de ander, nooit, nooit meer!
Is het niet juist voor dit doel dat de Organisatie der Verenigde Naties gesticht is: tégen de oorlog, vóór de vrede? Luistert naar de duidelijke woorden van een grote overledene, naar de woorden die vier jaar geleden gesproken werden door John Kennedy John F. Kennedy, (29 mei 1917.. John F. Kennedy, (29 mei 1917 - 22 november 1963) President van de Verenigde Staten van Amerika van 1960 - 1963, red.: "De mensheid moet een einde maken aan de oorlog, anders zal de oorlog een einde maken aan de mensheid".
Er zijn niet veel woorden nodig om dit hoogste doel van uw organisatie te rechtvaardigen. Het is voldoende te herinneren aan het bloed van miljoenen mensen, aan hun ongehoord en onmetelijk lijden; nutteloze massamoorden en ontzettende ruïnes rechtvaardigen het verbond, waarin gij u verenigd hebt met een eed, die de toekomstige geschiedenis van de wereld veranderen moet: nooit meer oorlog, nooit meer oorlog! Het is de vrede, de vrede die het lot der volken en dat van de gehele mensheid moet bepalen!
Wij danken u voor het werk, dat gij reeds sedert twintig jaren voor de vrede doet, en wij eren de verdienstelijke offers, die dit werk gevraagd heeft. Wij danken u voor de conflicten, die gij hebt weten te voorkomen. De resultaten van uw bemoeienissen, met name in deze laatste dagen, ten behoeve van de vrede verdienen, hoewel het conflict nog niet volledig is opgelost India - Pakistan, red. India - Pakistan, red., dat wij, en last ons hierbij als tolk van de gehele wereld optreden, u onze grote dankbaarheid betuigen.
Mijne heren, gij zijt bezig een groot werk tot stand te brengen: gij zijt bezig de mensheid op te voeden tot de vrede. De V.N. is hiervoor de grote leerschool. Wij bevinden ons thans in de grote aula van deze school. Wie hier plaats neemt, wordt leerling en daarna meester in de kunst van het opbouwen van de vrede. En wanneer gij deze zaal verlaat, beschouwt de wereld u als architecten van de vrede.
Maar gij weet, dat de vrede niet alleen gebaseerd kan zijn op politiek en op machts- en belangenevenwicht. Vrede wordt gebouwd met de geest, met ideeën, met werken van vrede.
Gij werkt hier in deze zin.
Maar gij staat nog slechts aan het begin. Zal de wereld haar particularistische en oorlogszuchtige mentaliteit, die met zo'n groot deel van haar geschiedenis verweven is, ooit kunnen afleggen? Het is moeilijk vooruit te zien, maar het is gemakkelijk te bevestigen, dat wij vastbesloten voorwaarts moeten gaan op de weg naar een nieuwe, vreedzame geschiedenis, die werkelijk en volledig humaan is, de geschiedenis die God beloofd heeft aan de mensen van goede wil. De wegen daartoe zijn reeds aangegeven.
De eerste weg is die van ontwapening.
Ontwapening
Wanneer gij broeders wilt zijn, laat de wapens dan uit uw handen vallen; met het offensieve wapen in de hand is liefde onmogelijk. Vooral de verschrikkelijke wapens, die de moderne wetenschap heeft verschaft en die, zonder dat zij zelfs maar gebruikt worden, de mensen in angst doen leven en boze gevoelens en wantrouwen aankweken, vragen enorm grote uitgaven en daarom verhinderen zij projecten van solidariteit en nuttige arbeid. Zolang de mens een zwak en wispelturig en soms zelfs boosaardig wezen blijft, zoals hij zich jammer genoeg maar al te vaak betoont, zullen defensieve wapenen helaas noodzakelijk blijven. Maar het is uw grootse taak wegen te zoeken, om de veiligheid van de wereld te verzekeren zonder de toevlucht tot de wapenen te nemen. Dit is hetgeen de volken van u verwachten. Dit moet gij zien te bereiken. En daarom moet het onderling vertrouwen binnen dit instituut steeds groeien, dan zal ook zijn gezag naar buiten steeds toenemen, en daarmee zal het doel - naar wij mogen verwachten - bereikt zijn. De volken, bevrijd van de zware lasten, die voortdurende bewapening hun opleggen, bevrijd ook van de geestelijke druk, waaronder steeds dreigende oorlogen hen gevangen houden, zullen u er oneindig dankbaar voor zijn.
Het verheugt ons dat onze oproep in Bombay [1244], in december van het vorig jaar, tot alle staten, om de bewapeningswedloop te verminderen en de vrijkomende gelden te besteden aan ontwikkelingshulp, bij velen van u zo'n goed onthaal gevonden heeft. Wij hernieuwen onze oproep in vol vertrouwen op uw gevoelens van menselijkheid en edelmoedigheid.
En nu zijn wij aan het voornaamste punt van onze boodschap gekomen. Het is vooreerst een negatief punt. Het is het woord dat gij van ons verwacht en dat wij niet kunnen uitspreken zonder ons bewust te zijn van zijn diepe ernst: nooit meer de een tegen de ander, nooit, nooit meer!
Is het niet juist voor dit doel dat de Organisatie der Verenigde Naties gesticht is: tégen de oorlog, vóór de vrede? Luistert naar de duidelijke woorden van een grote overledene, naar de woorden die vier jaar geleden gesproken werden door John Kennedy John F. Kennedy, (29 mei 1917.. John F. Kennedy, (29 mei 1917 - 22 november 1963) President van de Verenigde Staten van Amerika van 1960 - 1963, red.: "De mensheid moet een einde maken aan de oorlog, anders zal de oorlog een einde maken aan de mensheid".
Er zijn niet veel woorden nodig om dit hoogste doel van uw organisatie te rechtvaardigen. Het is voldoende te herinneren aan het bloed van miljoenen mensen, aan hun ongehoord en onmetelijk lijden; nutteloze massamoorden en ontzettende ruïnes rechtvaardigen het verbond, waarin gij u verenigd hebt met een eed, die de toekomstige geschiedenis van de wereld veranderen moet: nooit meer oorlog, nooit meer oorlog! Het is de vrede, de vrede die het lot der volken en dat van de gehele mensheid moet bepalen!
Wij danken u voor het werk, dat gij reeds sedert twintig jaren voor de vrede doet, en wij eren de verdienstelijke offers, die dit werk gevraagd heeft. Wij danken u voor de conflicten, die gij hebt weten te voorkomen. De resultaten van uw bemoeienissen, met name in deze laatste dagen, ten behoeve van de vrede verdienen, hoewel het conflict nog niet volledig is opgelost India - Pakistan, red. India - Pakistan, red., dat wij, en last ons hierbij als tolk van de gehele wereld optreden, u onze grote dankbaarheid betuigen.
Mijne heren, gij zijt bezig een groot werk tot stand te brengen: gij zijt bezig de mensheid op te voeden tot de vrede. De V.N. is hiervoor de grote leerschool. Wij bevinden ons thans in de grote aula van deze school. Wie hier plaats neemt, wordt leerling en daarna meester in de kunst van het opbouwen van de vrede. En wanneer gij deze zaal verlaat, beschouwt de wereld u als architecten van de vrede.
Maar gij weet, dat de vrede niet alleen gebaseerd kan zijn op politiek en op machts- en belangenevenwicht. Vrede wordt gebouwd met de geest, met ideeën, met werken van vrede.
Gij werkt hier in deze zin.
Maar gij staat nog slechts aan het begin. Zal de wereld haar particularistische en oorlogszuchtige mentaliteit, die met zo'n groot deel van haar geschiedenis verweven is, ooit kunnen afleggen? Het is moeilijk vooruit te zien, maar het is gemakkelijk te bevestigen, dat wij vastbesloten voorwaarts moeten gaan op de weg naar een nieuwe, vreedzame geschiedenis, die werkelijk en volledig humaan is, de geschiedenis die God beloofd heeft aan de mensen van goede wil. De wegen daartoe zijn reeds aangegeven.
De eerste weg is die van ontwapening.
Ontwapening
Wanneer gij broeders wilt zijn, laat de wapens dan uit uw handen vallen; met het offensieve wapen in de hand is liefde onmogelijk. Vooral de verschrikkelijke wapens, die de moderne wetenschap heeft verschaft en die, zonder dat zij zelfs maar gebruikt worden, de mensen in angst doen leven en boze gevoelens en wantrouwen aankweken, vragen enorm grote uitgaven en daarom verhinderen zij projecten van solidariteit en nuttige arbeid. Zolang de mens een zwak en wispelturig en soms zelfs boosaardig wezen blijft, zoals hij zich jammer genoeg maar al te vaak betoont, zullen defensieve wapenen helaas noodzakelijk blijven. Maar het is uw grootse taak wegen te zoeken, om de veiligheid van de wereld te verzekeren zonder de toevlucht tot de wapenen te nemen. Dit is hetgeen de volken van u verwachten. Dit moet gij zien te bereiken. En daarom moet het onderling vertrouwen binnen dit instituut steeds groeien, dan zal ook zijn gezag naar buiten steeds toenemen, en daarmee zal het doel - naar wij mogen verwachten - bereikt zijn. De volken, bevrijd van de zware lasten, die voortdurende bewapening hun opleggen, bevrijd ook van de geestelijke druk, waaronder steeds dreigende oorlogen hen gevangen houden, zullen u er oneindig dankbaar voor zijn.
Het verheugt ons dat onze oproep in Bombay [1244], in december van het vorig jaar, tot alle staten, om de bewapeningswedloop te verminderen en de vrijkomende gelden te besteden aan ontwikkelingshulp, bij velen van u zo'n goed onthaal gevonden heeft. Wij hernieuwen onze oproep in vol vertrouwen op uw gevoelens van menselijkheid en edelmoedigheid.
Referenties naar alinea 5: 11
Geen oorlog tegen Irak ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De waardigheid van de menselijke persoon als grondslag voor rechtvaardigheid en vrede ->=geentekst=
Overwinning van het geloof en de liefde op de haat ->=geentekst=
Ja, wij willen vrede ->=geentekst=
Verklaring naar aanleiding van 100 jaar sinds het begin van de Eerste Wereldoorlog ->=geentekst=
Vrede en verwerping ->=geentekst=
Onderhandelen blijft de enige realistische oplossing tegenover de voortdurende oorlogsdreiging ->=geentekst=
Ontwapening, nieuwe wereldorde, ontwikkeling ->=geentekst=
Dignitas Infinita ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
De abortu procurato - Declaratio ->=geentekst=
Het experimenteren in de biologie moet bijdragen aan het algeheel welzijn van de mens ->=geentekst=
Tot het Corps Diplomatique (2019) ->=geentekst=
De een voor de ander
Sprekend over menselijkheid en edelmoedigheid, noemen wij een ander constructief beginsel van het program van de Verenigde Naties [d:75]; en hiermede zijn wij dan aangeland bij het positieve hoogtepunt van onze rede. Niet alleen wordt hier gewerkt voor het bezweren van conflicten tussen de staten, hier wordt vooral ook al het mogelijke gedaan, om de staten ertoe te brengen vóór elkaar te werken, de een voor de ander. Gij stelt u er niet mee tevreden coëxistentie tussen de verschillende naties mogelijk te maken, uw doel reikt veel verder, namelijk broederlijke samenwerking tussen de volken. Gij verwezenlijkt een systeem van solidariteit, dat gericht is op het gemeenschappelijk maatschappelijk welzijn van alle volken tezamen en van elke natie en ieder mens afzonderlijk. Dit aspect van de Verenigde Naties is het schoonste; het is zijn meest menselijke aspect, het vertolkt het ideaal van de mensheid, die als pelgrim op weg is in de tijd, het is de verwachting van een betere wereld en, wij durven het te zeggen, het is de weerspiegeling van Gods liefdevolle bedoelingen met de mensheid, namelijk de vooruitgang van de menselijke samenleving op de wereld. Hier wordt de evangelische boodschap in aardse termen vertaald; hier herkennen wij de echo van de stem van onze voorgangers, vooral die van paus Johannes XXIII, wiens boodschap Pacem in Terris [53] ook bij u zo'n eervolle en betekenisvolle weerklank gevonden heeft.
Rechten en plichten
Wat gij hier verkondigt, dat zijn de fundamentele rechten en plichten van de mens, zijn waardigheid, zijn vrijheid en voor alles zijn godsdienstvrijheid. Wij zijn van gevoelen, dat gij de tolk zijt van wat het hoogste is van de menselijke wijsheid, wij zouden bijna zeggen van het heilige van de menselijke wijsheid, want het gaat voor alles om het leven van de mens, en het leven van de mens is heilig; niemand mag daaraan raken.
Geboorteregeling
De eerbied voor het leven, ook wanneer het gaat om het grote probleem van de geboorten, moet in uw vergadering zijn hoogste belijdenis en zijn verstandigste verdediging vinden. Het is uw taak ervoor te zorgen, dat er voldoende brood op de tafel van de mensheid is, en niet om het aantal aanzittenden aan de maaltijd van het leven te verminderen door het begunstigen van een kunstmatige geboorteregeling.
Menswaardig bestaan
Maar het is niet voldoende de hongerigen te voeden, voor ieder mens moet ook een menswaardig leven verzekerd zijn. Hiervoor spant gij uw krachten in en daarom is op uw instituut bijzonder van toepassing hetgeen Jesaja zegt: "Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegen en hun lansen tot sikkels" (Jes. 2, 4) [b:Jes. 2, 4]. Gij immers wilt de overvloedige energie van de aarde en de schitterende uitvindingen van de wetenschap niet langer gebruikt zien als instrumenten van de dood, maar als instrumenten voor het leven in een nieuw tijdperk van de mensheid.
Wij weten met welk een toenemende mate van intensiteit en doeltreffendheid de Organisatie van de Verenigde Naties [d:75] en de wereldorganisaties, die daarbij zijn aangesloten, de landen, die hieraan behoefte hebben, helpen bij het op gang brengen en versnellen van hun economisch en maatschappelijk ontwikkelingsproces.
Wij weten hoe gij u beijvert om het analfabetisme te overwinnen en de cultuur over de wereld te verspreiden, om de mensen juiste en moderne sanitaire hulp te verschaffen, om de wondervolle hulpmiddelen van wetenschap, techniek en organisatie ten dienste van alle mensen te stellen. Dit alles is schitterend werk en het verdient de lof en de bijval van iedereen, die van ons inbegrepen.
Ook wij willen graag een voorbeeld geven, hoewel, wegens de bescheidenheid van onze middelen, de praktische betekenis van onze maatregel misschien niet zo groot zal zijn: Wij willen onze caritatieve instellingen een nieuwe ontwikkeling geven ter bestrijding van de honger in de wereld en tot leniging van de ergste noden. Want het is op deze manier, en niet anders, dat de vrede moet worden opgebouwd.
Sprekend over menselijkheid en edelmoedigheid, noemen wij een ander constructief beginsel van het program van de Verenigde Naties [d:75]; en hiermede zijn wij dan aangeland bij het positieve hoogtepunt van onze rede. Niet alleen wordt hier gewerkt voor het bezweren van conflicten tussen de staten, hier wordt vooral ook al het mogelijke gedaan, om de staten ertoe te brengen vóór elkaar te werken, de een voor de ander. Gij stelt u er niet mee tevreden coëxistentie tussen de verschillende naties mogelijk te maken, uw doel reikt veel verder, namelijk broederlijke samenwerking tussen de volken. Gij verwezenlijkt een systeem van solidariteit, dat gericht is op het gemeenschappelijk maatschappelijk welzijn van alle volken tezamen en van elke natie en ieder mens afzonderlijk. Dit aspect van de Verenigde Naties is het schoonste; het is zijn meest menselijke aspect, het vertolkt het ideaal van de mensheid, die als pelgrim op weg is in de tijd, het is de verwachting van een betere wereld en, wij durven het te zeggen, het is de weerspiegeling van Gods liefdevolle bedoelingen met de mensheid, namelijk de vooruitgang van de menselijke samenleving op de wereld. Hier wordt de evangelische boodschap in aardse termen vertaald; hier herkennen wij de echo van de stem van onze voorgangers, vooral die van paus Johannes XXIII, wiens boodschap Pacem in Terris [53] ook bij u zo'n eervolle en betekenisvolle weerklank gevonden heeft.
Rechten en plichten
Wat gij hier verkondigt, dat zijn de fundamentele rechten en plichten van de mens, zijn waardigheid, zijn vrijheid en voor alles zijn godsdienstvrijheid. Wij zijn van gevoelen, dat gij de tolk zijt van wat het hoogste is van de menselijke wijsheid, wij zouden bijna zeggen van het heilige van de menselijke wijsheid, want het gaat voor alles om het leven van de mens, en het leven van de mens is heilig; niemand mag daaraan raken.
Geboorteregeling
De eerbied voor het leven, ook wanneer het gaat om het grote probleem van de geboorten, moet in uw vergadering zijn hoogste belijdenis en zijn verstandigste verdediging vinden. Het is uw taak ervoor te zorgen, dat er voldoende brood op de tafel van de mensheid is, en niet om het aantal aanzittenden aan de maaltijd van het leven te verminderen door het begunstigen van een kunstmatige geboorteregeling.
Menswaardig bestaan
Maar het is niet voldoende de hongerigen te voeden, voor ieder mens moet ook een menswaardig leven verzekerd zijn. Hiervoor spant gij uw krachten in en daarom is op uw instituut bijzonder van toepassing hetgeen Jesaja zegt: "Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegen en hun lansen tot sikkels" (Jes. 2, 4) [b:Jes. 2, 4]. Gij immers wilt de overvloedige energie van de aarde en de schitterende uitvindingen van de wetenschap niet langer gebruikt zien als instrumenten van de dood, maar als instrumenten voor het leven in een nieuw tijdperk van de mensheid.
Wij weten met welk een toenemende mate van intensiteit en doeltreffendheid de Organisatie van de Verenigde Naties [d:75] en de wereldorganisaties, die daarbij zijn aangesloten, de landen, die hieraan behoefte hebben, helpen bij het op gang brengen en versnellen van hun economisch en maatschappelijk ontwikkelingsproces.
Wij weten hoe gij u beijvert om het analfabetisme te overwinnen en de cultuur over de wereld te verspreiden, om de mensen juiste en moderne sanitaire hulp te verschaffen, om de wondervolle hulpmiddelen van wetenschap, techniek en organisatie ten dienste van alle mensen te stellen. Dit alles is schitterend werk en het verdient de lof en de bijval van iedereen, die van ons inbegrepen.
Ook wij willen graag een voorbeeld geven, hoewel, wegens de bescheidenheid van onze middelen, de praktische betekenis van onze maatregel misschien niet zo groot zal zijn: Wij willen onze caritatieve instellingen een nieuwe ontwikkeling geven ter bestrijding van de honger in de wereld en tot leniging van de ergste noden. Want het is op deze manier, en niet anders, dat de vrede moet worden opgebouwd.
Referenties naar alinea 6: 4
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=De abortu procurato - Declaratio ->=geentekst=
Het experimenteren in de biologie moet bijdragen aan het algeheel welzijn van de mens ->=geentekst=
Tot het Corps Diplomatique (2019) ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Toespraak tot de 70e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties ->=geentekst=
Bouwen op geestelijke beginselen
Een woord nog, mijne, heren, een laatste woord.
Het gebouw, dat gij bezig zijt op te trekken, kan niet uitsluitend rusten op aardse en materiële fundamenten, dan zou het immers op zand gebouwd zijn. Het moet op de allereerste plaats rusten op ons geweten. Het ogenblik is aangebroken voor "bekering", voor persoonlijke ommekeer, voor inwendige vernieuwing. De mens moet opnieuw leren denken, opnieuw leren leven met zijn medemensen, nieuwe wegen inslaan om de geschiedenis en het lot van de mensheid te bepalen; volgens het woord van de heilige Paulus moeten wij ons bekleden "met de nieuwe mens, die naar Gods beeld is geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid" (Ef. 4, 24) [b:Ef. 4, 24].
Het ogenblik is gekomen, waarop wij even stil moeten staan, ons moeten bezinnen en als in gebed opnieuw moeten overdenken welke onze gemeenschappelijke herkomst en onze gemeenschappelijke bestemming is.
Nog nimmer in de geschiedenis is het noodzakelijk geweest een beroep te doen op het zedelijk bewustzijn van de mens, als in deze tijd die door zoveel vooruitgang gekenmerkt wordt.
Het gevaar schuilt niet in de vooruitgang, noch in de wetenschap, die bij goed gebruik juist veel ernstige en de mensheid bedreigende problemen kunnen oplossen. Het werkelijke gevaar ligt bij de mens zelf, de heer over steeds machtiger instrumenten, die zowel voor vernieling als voor de meest schitterende veroveringen gebruikt kunnen worden!
In een woord, het bouwwerk van de moderne beschaving moet gevestigd worden op geestelijke beginselen, die het niet alleen zullen schragen, maar ook verlichten en bezielen. En deze onmisbare principes van wijsheid berusten - gij weet dat dit onze vaste overtuiging is - nergens anders op dan op het geloof in God.
De onbekende God, waarover de heilige Paulus op de Areopaag sprak tot de inwoners van Athene? Onbekend voor hen die, zonder het te weten, hem zochten en hem dicht bij zich hadden, gelijk het zovele mensen van onze eeuw overkomt... ?
Voor ons in elk geval, en voor allen die de wonderbare openbaring aanvaarden, die Christus ons van Hem is komen brengen, is het de levende God, de Vader van alle mensen.
Een woord nog, mijne, heren, een laatste woord.
Het gebouw, dat gij bezig zijt op te trekken, kan niet uitsluitend rusten op aardse en materiële fundamenten, dan zou het immers op zand gebouwd zijn. Het moet op de allereerste plaats rusten op ons geweten. Het ogenblik is aangebroken voor "bekering", voor persoonlijke ommekeer, voor inwendige vernieuwing. De mens moet opnieuw leren denken, opnieuw leren leven met zijn medemensen, nieuwe wegen inslaan om de geschiedenis en het lot van de mensheid te bepalen; volgens het woord van de heilige Paulus moeten wij ons bekleden "met de nieuwe mens, die naar Gods beeld is geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid" (Ef. 4, 24) [b:Ef. 4, 24].
Het ogenblik is gekomen, waarop wij even stil moeten staan, ons moeten bezinnen en als in gebed opnieuw moeten overdenken welke onze gemeenschappelijke herkomst en onze gemeenschappelijke bestemming is.
Nog nimmer in de geschiedenis is het noodzakelijk geweest een beroep te doen op het zedelijk bewustzijn van de mens, als in deze tijd die door zoveel vooruitgang gekenmerkt wordt.
Het gevaar schuilt niet in de vooruitgang, noch in de wetenschap, die bij goed gebruik juist veel ernstige en de mensheid bedreigende problemen kunnen oplossen. Het werkelijke gevaar ligt bij de mens zelf, de heer over steeds machtiger instrumenten, die zowel voor vernieling als voor de meest schitterende veroveringen gebruikt kunnen worden!
In een woord, het bouwwerk van de moderne beschaving moet gevestigd worden op geestelijke beginselen, die het niet alleen zullen schragen, maar ook verlichten en bezielen. En deze onmisbare principes van wijsheid berusten - gij weet dat dit onze vaste overtuiging is - nergens anders op dan op het geloof in God.
De onbekende God, waarover de heilige Paulus op de Areopaag sprak tot de inwoners van Athene? Onbekend voor hen die, zonder het te weten, hem zochten en hem dicht bij zich hadden, gelijk het zovele mensen van onze eeuw overkomt... ?
Voor ons in elk geval, en voor allen die de wonderbare openbaring aanvaarden, die Christus ons van Hem is komen brengen, is het de levende God, de Vader van alle mensen.
Referenties naar alinea 7: 2
Aan U Thant, secretaris generaal van de VN ->=geentekst=Toespraak tot de 70e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 17
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.be/toondocument/277-tot-de-20ste-algemene-vergadering-van-de-verenigde-naties-nl