Tametsi Futura Prospicientibus
x
Informatie over dit document
Tametsi Futura Prospicientibus
Over Jezus Christus, de Verlosser
Paus Leo XIII
1 november 1900
Pauselijke geschriften - Encyclieken
1949, Ecclesia Docens (0163) - NV Gooi & Sticht, Hilversum
Vertaling is in de oorspronkelijke spelling gelaten.
Vert. uit het Latijn ontleend aan de uitgave van Desclée: Sanctissimi Domini nostri Leonis Papae XIII allocutiones etc., vol. VII, p. 429 seqq
Tussentitels, alineaverdeling en -nummering: redactie Ecclesia Docens
Nummering tussen {..}: de nummering in de Engelstalige versie op de Vaticanse website
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Vert. uit het Latijn ontleend aan de uitgave van Desclée: Sanctissimi Domini nostri Leonis Papae XIII allocutiones etc., vol. VII, p. 429 seqq
Tussentitels, alineaverdeling en -nummering: redactie Ecclesia Docens
Nummering tussen {..}: de nummering in de Engelstalige versie op de Vaticanse website
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
1949
F.A.J. van Nimwegen, CssR
2 mei 2024
1748
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- INLEIDING
- 1 - Bij alle vrees voor de toekomst geeft de ijverige viering van het jubilé en vooral de vernieuwing der godsvrucht tot Jesus Christus reden tot vertrouwen
1
Alwie zijn blik in de toekomst slaat, kan zeker zijn hart niet vrij voelen van bezorgdheid, ja, er zijn zelfs talrijke en ernstige redenen tot groote beduchtheid; zoo veelvuldig en zoo verouderd zijn de kwalen, die het welzijn van individu en gemeenschap bedreigen. En toch lijkt het wel, of het einde van deze eeuw, dank aan Gods goedheid, een straal van hoop en troost heeft laten doorbreken.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Niemand immers meene, dat de verlevendiging van de gedachte aan de geestelijke waarden en het ontwaken van nieuwen ijver voor geloof en godsvrucht geen beteekenis hebben voor de redding der gemeenschap. En dat er inderdaad op het oogenblik bij vele menschen een opbloei en versterking dezer deugden bestaat, daarvoor hebben wij teekenen, die duidelijk genoeg zijn. Ziet maar eens: de.wereld is vol verleidingen, en overal liggen struikelblokken voor het godvruchtig leven; en toch, op één wenk van den paus [d:73] komt van alom een talrijke menigte naar Rome, naar de heiligdommen der apostelen toegestroomd; inwoners van Rome en pelgrims uit den vreemde houden godsdienstige manifestaties; zij hechten vertrouwvol waarde aan den aflaat dien de Kerk hun aanbiedt, en trachten om strijd de middelen aan te wenden om hun eeuwig heil te verzekeren. Bovendien, wie zou niet getroffen worden door de ongewoon vurige godsvrucht voor den Verlosser van het menschelijk geslacht, welke zich voor aller oogen vertoont? Ja, die gloeiende geestdrift van zoovele duizenden menschen, die één van hart en geest van den opgang der zon tot haar ondergang den naam van Jesus Christus begroeten en Zijn lof verkondigen, mag men gerust de schoonste tijden van het Christendom waardig achten.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 2 - Vurige wensch dat allen, ook onverschilligen en afgedwaalden, tot Jesus Christus mogen terugkeeren
3
O, mochten die als het ware uitbrekende vlammen van den ouden godsdienstzin het begin zijn van een grooten vuurgloed, en mocht het uitmuntend voorbeeld van zoo velen alle anderen met zich medesleepen! Want wat heeft onze eeuw harder noodig, dan dat onder de beschaafde volken het christelijk karakter en de oude deugden weer in wijden kring worden hersteld? Maar de groote ramp is: anderen, en helaas maar al te velen, worden doof en luisteren niet naar de aansporing, die deze herleving van godsvrucht in zich bevat. En toch, als zij de gave Gods kenden (Joh. 4, 10) [[b:Joh. 4, 10]], als zij er eens over nadachten, dat de verloochening van den Verlosser der wereld en de ontrouw aan de christelijke zeden en levenswetten het droevigste ongeluk is, dan zouden ook zij ongetwijfeld uit hun loomheid ontwaken, en zich haasten, om door een omkeer op hun weg den absoluut zekeren ondergang te ontkomen.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 3 - Paus en bisschoppen moeten daar nu vooral aan werken; vandaar ook deze encycliek
4
{2} Nu is de handhaving en de uitbreiding van het rijk van den Zoon Gods op aarde, en het werk voor de zaligheid der menschen door hun Gods weldaden mede te deelen, de taak der Kerk; een taak, zoo belangrijk en haar zoo eigen, dat heel haar gezag en heel haar macht in hoofdzaak op deze taak berusten. Wat ons betreft, bij de uitoefening van onze opperpriesterlijke bediening, die zoo uiterst moeilijk is en zoo vol van zorgen, hebben wij, dunkt ons, tot nu toe naar vermogen voor die taak ons best gedaan; ook gij, eerbiedwaardige broeders, hebt het zeker als uw gewone, ja dagelijksche bezigheid beschouwd, uw voornaamste gedachten en uw waken met ons aan diezelfde taak te wijden.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Maar in de tegenwoordige omstandigheden moeten wij van weerskanten nog krachtiger pogingen doen, en met name bij gelegenheid van het heilig jaar [d:73] door onze onderrichtingen, onze raadgevingen, onze aansporingen de kennis van Jesus Christus en de liefde voor Hem in nog wijder kring verbreiden, in de hoop, dat onze stem gehoor moge vinden. Dit laatste bedoelen wij niet zoozeer voor hen, die gewoon zijn de christelijke leeringen met gretig oor aan te nemen, als wel voor al de andere, verreweg het diepst te beklagen menschen, die wel den naam van Christen behouden hebben, maar die een leven leiden zonder geloof en zonder liefde voor Christus. Zij zijn het, voor wie wij het innigste medelijden gevoelen. Zij zijn het, die wij tot nadenken willen brengen over de vraag, hoe hun leven is en hoe het met hen zal afloopen, als zij niet tot inkeer komen.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 1 - WAT CHRISTUS ALS VERLOSSER GEDAAN HEEFT
- 1 - De droevige toestand van het menschdom zonder Christus
6
{3} Jesus Christus nooit of nimmer en op geen enkele wijze gekend hebben, is het grootste ongeluk dat er bestaat; maar toch, dat is geen booze wil en ondankbaarheid. Doch Hem gekend hebben, en Hem dàn verloochenen of vergeten, dàt is een misdaad zoo afschuwelijk en zinneloos, dat men er een mensch haast niet toe in staat zou achten.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Jesus Christus immers is het beginsel en de bron van alle goed. Het menschdom kon zonder Christus' genade niet verlost worden, maar evenmin kan het zonder Zijn krachtige werking behouden blijven. „Bij niemand anders is er redding. Want onder den hemel is geen andere naam aan de menschen gegeven waardoor wij zalig moeten worden." (Hand. 4, 12) [b:Hand. 4, 12]
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Wat is het leven der stervelingen, als Jesus, „Gods kracht en Gods wijsheid" (1 Kor. 1, 24) [[b:1 Kor. 1, 24]], er buiten staat? Hoe staat het dan met de zeden? Waar komt het dan ten slotte toe? Is het voorbeeld der heidenen, die het licht van het Christendom misten, niet voldoende' om ons dit te leeren? Wie zich maar een oogenblik herinnert hun verblindheid van geest, hun tegen natuurlijk bederf, hun afschuwelijke bijgeloovigheden en onzedelijkheden, zooals Paulus (Rom. 1) [[b:Rom. 1]] die schetst, moet zijn hart ongetwijfeld bevangen voelen door medelijden en door afschuw tegelijk.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 2 - Het menschdom kon zichzelf niet redden; Christus' verlossing was noodig
9
Wat wij hier aanstippen is algemeen bekend; maar de groote massa overweegt het niet, denkt er zelfs niet aan. Ja, als men meer werk maakte van de herinnering aan de goddelijke weldaden; als men er vaker over nadacht, uit welk een afgrond Christus den mensch verlost heeft en tot welk een hoogte Hij hem verheven heeft, dan zou de hoovaardij niet zoovele menschen verdwazen en de onverschilligheid niet zoovelen doen verslappen.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Als een onterfde en banneling ging het menschdom reeds zooveel eeuwen lang van dag tot dag onweerstaanbaar den ondergang tegemoet. Het lag in de boeien van deze en andere vreeselijke kwalen, die het gevolg waren van de zonde onzer eerste ouders. Voor die kwalen was door menschelijke hulp absoluut geen genezing mogelijk. Toen verscheen Christus de Heer als de bevrijder, die uit den hemel gezonden was.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
God zelf had Hem bij het begin der wereld beloofd als den toekomstigen overwinnaar en bedwinger van de slang. Van toen af zagen de elkander opvolgende eeuwen met een levendig, smachtend verlangen uit naar Zijn komst. Op Hem was alle hoop gevestigd: zoo hadden de orakels der gewijde zieners het langen tijd en duidelijk gezongen. Maar bovendien, de wisselende lotgevallen, de daden, de instellingen, de wetten, de ceremoniën en de offers van een uitverkoren volk waren een nauwkeurig en duidelijke voorafbeelding geweest van het feit, dat er eenmaal voor het menschdom volmaakte, algeheele redding zou komen in den persoon van Hem, die werd voorgesteld als de toekomstige priester en het toekomstig zoenoffer tegelijk, als de hersteller der menschelijke vrijheid, als de vredevorst, de leeraar aller volken en de stichter van een rijk, dat in alle eeuwigheid zou duren. Deze benamingen, deze beelden, deze voorspellingen, schijnbaar zoo verschillend, maar in werkelijkheid zoo volkomen overeenstemmend, wijzen alle op dien eenen, die Zich om de overgroote liefde, waarmede Hij ons beminde (Ef. 2, 4) [[b:Ef. 2, 4]], eens als offer voor onze zaligheid zou geven.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 3 - Wat de verlossing door Christus bracht
12
Inderdaad, toen de tijd voor de uitvoering van het goddelijk raadsbesluit rijp was, heeft Gods eengeboren Zoon, mensch geworden, met den prijs van. Zijn Bloed volledige en overvloedige voldoening voor de menschen aangeboden aan de beleedigde majesteit van den Vader, en voor dien hoogen prijs het menschdom vrijgekocht en tot Zijn eigendom gemaakt. „Gij zijt niet met vergankelijk zilver of goud vrijgekocht..., maar door het kostbaar Bloed van Christus als van een Lam zonder vlek of gebrek." (1 Pt. 1, 18-19) [b:1 Pt. 1, 18-19] Zoo heeft Hij alle menschen zonder uitzondering, die toch reeds onder Zijn macht en heerschappij stonden, omdat Hij aller Schepper en instandhouder is, door hen in den waren en eigenlijken zin van het woord los te koopen, nog eens tot Zijn eigendom gemaakt. „Gij behoort uzelf niet toe, want gij zijt duur gekocht." (1 Kor. 6, 19-20) [b:1 Kor. 6, 19-20]. Vandaar: alles is door God in Christus hersteld. „Het geheim van Zijn raadsbesluit, dat Hij naar Zijn welbehagen bij Zichzelf had vastgesteld voor het bestel in de volheid der tijden, om nl. alles te herstellen in Christus." (Ef. 1, 9-10) [b:Ef. 1, 9-10]
Referenties naar alinea 12: 1
Verbum Domini ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Toen Jesus het handschrift dat tegen ons pleitte had vernietigd door het aan het kruis te hechten (Kol. 2, 14) [[b:Kol. 2, 14]], kwam oogenblikkelijk de toorn des hemels tot bedaren; het in groote verwarring dwalende menschdom werd van de ketenen zijner oude slavernij bevrijd; de verzoening met God kwam tot stand; de genade werd weergegeven; de poort der eeuwige zaligheid werd ontsloten; het recht en tegelijk de middelen om die zaligheid te verwerven werden teruggeschonken.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Toen, als ontwakend uit een lange en doodelijke bezwijming, aanschouwde de mensch het licht der waarheid, waarnaar hij zooveel eeuwen tevergeefs verlangend had gezocht. Toen erkende hij als een eerste waarheid, dat hij geboren was voor veel hoogere en veel heerlijker goederen dan de brooze en vergankelijke aardsche goederen, die onder de zinnen vallen, en waartoe hij tot dan toe zijn gedachten en zijn zorgen had bepaald. Hij zag in, dat heel de strekking van het menschelijk leven, dat zijn hoogste wet, dat het doel waartoe alles moet worden teruggebracht hierin gelegen is, dat wij, van God uitgegaan, eens tot God moeten wederkeeren.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Met nieuwe kracht bezield door dit grondbeginsel herleefde het bewustzijn van de menschelijke waardigheid; in de zielen ontwaakte het besef van den broederband tusschen alle menschen; er kwam als gevolg daarvan een veel volmaakter opvatting van plichten en rechten, en andere werden geheel en al. nieuw vastgesteld; en tegelijk bloeiden allerwegen deugden op, zooals geen enkel wijsgeerig stelsel der ouden ook maar had kunnen vermoeden. Zoo namen dan ook de ideeën der menschen, hun levensgedrag, hun zeden een andere richting, en toen de kennis van den Verlosser eenmaal in wijden kring verbreid was, en Zijn invloed tot de diepste aderen der volkeren was doorgedrongen, en daar de onwetendheid en de oude ondeugden verdreven had, kwam er als vrucht der christelijke beschaving een ommekeer tot stand, die het aanschijn der aarde geheel veranderd heeft.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 4 - Dank aan Christus verschuldigd
16
In de herinnering aan dit alles, eerbiedwaardige broeders, ligt een grenzenloos genot, maar tegelijk een zeer krachtige aansporing, nl. om den goddelijken Verlosser van ganscher harte dankbaar te zijn, en Hem naar best vermogen dien dank ook te bewijzen.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- II - CHRISTUS BLIJFT DE OORZAAD DER ZALIGHEID - Overgang van het eerste naar het tweede deel en inleiding daarop
17
{4} Wij staan door een langen tijdsduur ver af van het begin en de eerste tijden der verlossing. Maar wat heeft dit te beteekenen? De kracht der verlossing is immers altijddurend en de zegeningen er van zijn toch eeuwig en onvergankelijk! Hij, die de natuur, die door de zonde diep gevallen was, een finaal heeft hersteld, bewaart haar ook, en blijft haar voor altijd bewaren. „Hij gaf Zich als losprijs voor allen." (1 Tim. 2, 6) [b:1 Tim. 2, 6] „In Christus zullen allen worden levend gemaakt." (1 Kor. 15, 22) [b:1 Kor. 15, 22] „En aan Zijn koningschap zal geen einde komen." (Lc. 1, 33) [b:Lc. 1, 33]
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Krachtens Gods eeuwig raadsbesluit berust derhalve de zaligheid van ieder afzonderlijk en van allen te zamen op Jesus Christus. Wie Hem verlaten, bereiden zich daardoor alleen reeds in zinnelooze verblinding den ondergang. Tegelijk maken zij zich, voor zoover het aan hen ligt, tot de schuldige oorzaak, dat de menschelijke gemeenschap als een speelbal van een geweldigen storm terugvalt in denzelfden afgrond van ellenden en rampen, welke die Verlosser in Zijn goedertierenheid had verdreven.
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
{5} Inderdaad, wie zich roekeloos op zijpaden begeven, raken in een onzekeren zwerftocht, al verder en verder van het verlangde einddoel af. Insgelijks, als men het zuivere en reine licht der waarheid verwerpt, dan kan het niet anders, of de geesten worden in duisternis gehuld en de zielen verdwazen in de ellende van allerlei verderfelijke meeningen. En wat voor hoop kan er nog bestaan voor menschen, die het beginsel en de bron van het leven in den steek laten? Welnu, de weg, de waarheid en het leven is Christus alleen. „Ik ben de weg, de waarheid en het leven." (Joh. 14, 6) [b:Joh. 14, 6] Bijgevolg, als men Hem op zij zet, dan vervallen die drie beginselen, zonder welke alle heil absoluut onbereikbaar is.
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- A - Christus is de weg
- 1 Voor ieder mensch afzonderlijk
20
a. 's Menschen doel is God; welnu niemand komt tot God dan alleen door Christus
{6} Is het noodig te gaan redeneeren over een waarheid, die door de ondervinding voortdurend in herinnering wordt gebracht, en die ieder mensch, ook te midden van den grootsten overvloed aan vergankelijke goederen, diep in zijn eigen binnenste blijft voelen, nl. dat er buiten God niets bestaat, waarin het hart van den mensch volkomen en volledige bevrediging kan vinden? Ja, het is nu eenmaal een feit: God is het einddoel van den mensch, en heel dit tegenwoordige bestaan op aarde vertoont in volle waarheid het beeld en de gelijkenis van een reis. Welnu, Christus is voor ons de weg, want wij kunnen als eindpunt van dezen, nog wel zoo moeizamen en gevaarlijken tocht onmogelijk het hoogste en laatste goed, nl. God bereiken, dan alleen met de hulp en onder het geleide van Christus. „Niemand komt tot .den Vader dan door Mij." (Joh. 14, 6) [b:Joh. 14, 6]
{6} Is het noodig te gaan redeneeren over een waarheid, die door de ondervinding voortdurend in herinnering wordt gebracht, en die ieder mensch, ook te midden van den grootsten overvloed aan vergankelijke goederen, diep in zijn eigen binnenste blijft voelen, nl. dat er buiten God niets bestaat, waarin het hart van den mensch volkomen en volledige bevrediging kan vinden? Ja, het is nu eenmaal een feit: God is het einddoel van den mensch, en heel dit tegenwoordige bestaan op aarde vertoont in volle waarheid het beeld en de gelijkenis van een reis. Welnu, Christus is voor ons de weg, want wij kunnen als eindpunt van dezen, nog wel zoo moeizamen en gevaarlijken tocht onmogelijk het hoogste en laatste goed, nl. God bereiken, dan alleen met de hulp en onder het geleide van Christus. „Niemand komt tot .den Vader dan door Mij." (Joh. 14, 6) [b:Joh. 14, 6]
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediab. Hoe komt men door Christus tot God?
Door Zijn genade waardoor Zijn geboden moe ten onderhouden worden
Door Zijn genade waardoor Zijn geboden moe ten onderhouden worden
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
Hoe moet men dit verstaan: alleen door Hem? Natuurlijk op de eerste plaats en vooral in dezen zin: alleen door Zijn genade. Maar die genade zou in den mensch ijdel (1 Kor. 15, 10) [[b:1 Kor. 15, 10]] zijn, als hij Christus' geboden en wetten verwaarloosde. Immers, toen Jesus Christus onze zaligheid verworven had, was er nog één ding noodig en dat heeft Hij gedaan. Hij zelf heeft ons nl. Zijn wet nagelaten als bewaarster en bestuurster van het menschdom, opdat de menschen onder leiding van die wet zich van een slecht leven zouden bekeeren en veilig den weg naar hun God zouden opgaan. „Gaat dus heen; onderwijst alle volken.... en leert ze onderhouden al wat Ik u heb geboden...." (Mt. 28, 19-20) [b:Mt. 28, 19-20] „Onderhoudt Mijn geboden." (Joh. 14, 15) [b:Joh. 14, 15] Bijgevolg, men moet het wèl begrijpen voor wie het Christendom belijdt, is het de hoofdzaak en een volstrekt noodzakelijk vereischte, de geboden van Christus leerzaam aan te nemen, en aan Hem, als aan zijn heer en oppersten koning, een bereidwillige onderdanigheid en een totale toewijding te bewijzen.
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
22
bb. Door de beheersching der driften
Dit is een groote taak, die dikwijls veel moeite, geweldige krachtsinspanning en onverzettelijke stand vastigheid vordert. Want al is de natuur van den mensch door de weldaad van den Verlosser hersteld, toch blijft er in ieder onzer een soort van ziekte, zwakheid en verdorvenheid over. Allerlei begeerten trekken den mensch her- en derwaarts, en de aantrekkingskracht der uitwendige dingen brengt de ziel er gemakkelijk toe om haar eigen zin, en niet het gebod van Christus op te volgen. En toch, men moet tegen dien eigen zin worstelen en met alle krachten tegen de hartstochten strijden om te blijven „in gehoorzaamheid aan Christus". (2 Kor. 10, 5) [[b:2 Kor. 10, 5]] Als de hartstochten niet gehoorzamen aan de rede, dan worden zij dwingelanden, dan ontrukken zij den mensch aan Christus, en maken hem geheel tot hun slaaf. „Menschen, wier geest bedorven is, die het geloof verworpen hebben, (zegt St. Augustinus) slagen er niet in, zich aan dienstbaarheid te onttrekken,.... zij zijn immers de slaaf der drievoudige begeerlijkheid, ofwel der zinnelijkheid, ofwel der eerzucht, ofwel der zucht naar de zichtbare dingen." 37 [[2206]]
Dit is een groote taak, die dikwijls veel moeite, geweldige krachtsinspanning en onverzettelijke stand vastigheid vordert. Want al is de natuur van den mensch door de weldaad van den Verlosser hersteld, toch blijft er in ieder onzer een soort van ziekte, zwakheid en verdorvenheid over. Allerlei begeerten trekken den mensch her- en derwaarts, en de aantrekkingskracht der uitwendige dingen brengt de ziel er gemakkelijk toe om haar eigen zin, en niet het gebod van Christus op te volgen. En toch, men moet tegen dien eigen zin worstelen en met alle krachten tegen de hartstochten strijden om te blijven „in gehoorzaamheid aan Christus". (2 Kor. 10, 5) [[b:2 Kor. 10, 5]] Als de hartstochten niet gehoorzamen aan de rede, dan worden zij dwingelanden, dan ontrukken zij den mensch aan Christus, en maken hem geheel tot hun slaaf. „Menschen, wier geest bedorven is, die het geloof verworpen hebben, (zegt St. Augustinus) slagen er niet in, zich aan dienstbaarheid te onttrekken,.... zij zijn immers de slaaf der drievoudige begeerlijkheid, ofwel der zinnelijkheid, ofwel der eerzucht, ofwel der zucht naar de zichtbare dingen." 37 [[2206]]
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
23
cc. Door het dragen van lasten en lijden
In dezen strijd tegen de hartstochten moet ieder bovendien bereid zijn, om ter wille van Christus ook lasten en ongemakken op zich te nemen. Het is moeilijk, dingen die zoo aantrekkelijk en behaaglijk zijn af te wijzen; het is hard en pijnlijk, dingen waarin men een voordeel ziet voor het lichaam of voor zijn bezit, ter wille en om het gebod van Christus, zijn meester, te verachten. Maar het is nu eenmaal zoo: een Christen moet lijdenskracht en moet hebben om te dragen ten einde toe, als hij den hem geschonken levenstijd als Christen wil doorbrengen. Of zijn wij vergeten, van welk lichaam, van welk hoofd wij de ledematen zijn? Hij, die ons het gebod der zelfverloochening heeft gegeven, heeft in plaats van de vreugde die Hem toekwam het kruis op Zich genomen. (Hebr. 12, 2) [b:Hebr. 12, 2]
In dezen strijd tegen de hartstochten moet ieder bovendien bereid zijn, om ter wille van Christus ook lasten en ongemakken op zich te nemen. Het is moeilijk, dingen die zoo aantrekkelijk en behaaglijk zijn af te wijzen; het is hard en pijnlijk, dingen waarin men een voordeel ziet voor het lichaam of voor zijn bezit, ter wille en om het gebod van Christus, zijn meester, te verachten. Maar het is nu eenmaal zoo: een Christen moet lijdenskracht en moet hebben om te dragen ten einde toe, als hij den hem geschonken levenstijd als Christen wil doorbrengen. Of zijn wij vergeten, van welk lichaam, van welk hoofd wij de ledematen zijn? Hij, die ons het gebod der zelfverloochening heeft gegeven, heeft in plaats van de vreugde die Hem toekwam het kruis op Zich genomen. (Hebr. 12, 2) [b:Hebr. 12, 2]
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
dd. Ook de waardigheid van den mensch vordert dit alles
In die zielegesteltenis echter, die wij beschreven hebben, bestaat juist de waardigheid der menschelijke natuur. Immers, zooals zelfs de wijsheid der ouden menigmaal heeft geconstateerd, zichzelf beheerschen en het lagere in ons aan het hoogere onderwerpen is volstrekt niet een vernedering voor den wil en een breken er van, maar veeleer een edele sterkte, die met de redelijke natuur prachtig overeenkomt en een der eerste eischen is van de menschelijke waardigheid..
In die zielegesteltenis echter, die wij beschreven hebben, bestaat juist de waardigheid der menschelijke natuur. Immers, zooals zelfs de wijsheid der ouden menigmaal heeft geconstateerd, zichzelf beheerschen en het lagere in ons aan het hoogere onderwerpen is volstrekt niet een vernedering voor den wil en een breken er van, maar veeleer een edele sterkte, die met de redelijke natuur prachtig overeenkomt en een der eerste eischen is van de menschelijke waardigheid..
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
25
ee. Dragen en lijden is 's menschen lot
Trouwens, het is 's menschen lot veel te dragen en te lijden. Zich een leven scheppen zonder lijden en van louter geluk is voor den mensch even onmogelijk als het vernietigen der besluiten van zijn goddelijken Schepper, die nu eenmaal gewild heeft, dat de gevolgen der erfschuld zouden blijven voortbestaan. Men moet dus niet verwachten, dat het lijden hier op aarde een einde zal hebben, maar men moet zijn hart sterk maken om het lijden te dragen; immers, het lijden leert ons de vaste hoop op de hoogste goederen. Want niet aan rijkdom of aan een gemakkelijk leven, niet aan eereambten of macht, maar aan lijdzaamheid en tranen, aan toeleg op gerechtigheid en aan zuiverheid van harte heeft Christus de eeuwige zaligheid in den hemel toegezegd.
Trouwens, het is 's menschen lot veel te dragen en te lijden. Zich een leven scheppen zonder lijden en van louter geluk is voor den mensch even onmogelijk als het vernietigen der besluiten van zijn goddelijken Schepper, die nu eenmaal gewild heeft, dat de gevolgen der erfschuld zouden blijven voortbestaan. Men moet dus niet verwachten, dat het lijden hier op aarde een einde zal hebben, maar men moet zijn hart sterk maken om het lijden te dragen; immers, het lijden leert ons de vaste hoop op de hoogste goederen. Want niet aan rijkdom of aan een gemakkelijk leven, niet aan eereambten of macht, maar aan lijdzaamheid en tranen, aan toeleg op gerechtigheid en aan zuiverheid van harte heeft Christus de eeuwige zaligheid in den hemel toegezegd.
Referenties naar alinea 25: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
26
c. Wat dus te denken omtrent de souvereiniteit van den mensch?
{7} Uit dit alles valt gemakkelijk op te maken, wat men ten slotte te verwachten heeft van de dwaling en den hoogmoed dergenen, die, met verachting van het oppergezag van den Verlosser, den mensch op de hoogste plaats van het heelal stellen, en beweren, dat de menschelijke natuur onder alle opzichten en in alles souverein moet zijn; en in tusschen kunnen zij die souvereiniteit niet alleen niet bemachtigen, maar zelfs den aard er van niet eens bepalen. Het koninkrijk van Jesus Christus ontleent zijn innerlijken aard en zijn uiterlijke verschijning aan de goddelijke liefde. Heilige en welgeordende liefde: dat is de grondslag en de bekroning er van. Dat houdt als noodzakelijke gevolgtrekkingen in: den eisch van onkreukbare plichtsbetrachting, den eisch van vol, nomen eerbiediging van een anders rechten, den eisch, het aardsche beneden het hemelsche te achten, en Gods liefde voor alles te stellen. Daarentegen, dat zich tot souverein opwerpen van den mensch, die Christus ofwel openlijk verwerpt, of althans zich er niet om bekommert Hem te erkennen, heeft als eenigen grondslag de zelfzucht; het mist de ware liefde en kent geen opoffering. Dat een mensch heerschersrechten uitoefent, dat staat Jesus Christus toe, maar alleen onder deze onafwijsbare voorwaarde, dat hij op de allereerste plaats dienaar is van God, en nauwgezet den regel en de voorschriften voor zijn leven aan de wet van God gaat vragen.
{7} Uit dit alles valt gemakkelijk op te maken, wat men ten slotte te verwachten heeft van de dwaling en den hoogmoed dergenen, die, met verachting van het oppergezag van den Verlosser, den mensch op de hoogste plaats van het heelal stellen, en beweren, dat de menschelijke natuur onder alle opzichten en in alles souverein moet zijn; en in tusschen kunnen zij die souvereiniteit niet alleen niet bemachtigen, maar zelfs den aard er van niet eens bepalen. Het koninkrijk van Jesus Christus ontleent zijn innerlijken aard en zijn uiterlijke verschijning aan de goddelijke liefde. Heilige en welgeordende liefde: dat is de grondslag en de bekroning er van. Dat houdt als noodzakelijke gevolgtrekkingen in: den eisch van onkreukbare plichtsbetrachting, den eisch van vol, nomen eerbiediging van een anders rechten, den eisch, het aardsche beneden het hemelsche te achten, en Gods liefde voor alles te stellen. Daarentegen, dat zich tot souverein opwerpen van den mensch, die Christus ofwel openlijk verwerpt, of althans zich er niet om bekommert Hem te erkennen, heeft als eenigen grondslag de zelfzucht; het mist de ware liefde en kent geen opoffering. Dat een mensch heerschersrechten uitoefent, dat staat Jesus Christus toe, maar alleen onder deze onafwijsbare voorwaarde, dat hij op de allereerste plaats dienaar is van God, en nauwgezet den regel en de voorschriften voor zijn leven aan de wet van God gaat vragen.
Referenties naar alinea 26: 1
Haurietis aquas in gaudio ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
27
d. Den weg van Christus moet men zoeken bij de Kerk
Welnu, onder de wet van Christus verstaan wij niet alleen de voorschriften der natuurlijke zedenwet, of die geboden, welke de oudheid door goddelijke openbaring ontvangen heeft, en welke Christus, zoo-als bekend, alle door Zijn bevestiging, Zijn verklaring en Zijn vaststellen van loon of straf vervolmaakt en tot de hoogste volkomenheid heeft opgevoerd; maar ook heel de rest van Zijn leer en alles wat Hij uitdrukkelijk heeft ingesteld.
Welnu, onder de wet van Christus verstaan wij niet alleen de voorschriften der natuurlijke zedenwet, of die geboden, welke de oudheid door goddelijke openbaring ontvangen heeft, en welke Christus, zoo-als bekend, alle door Zijn bevestiging, Zijn verklaring en Zijn vaststellen van loon of straf vervolmaakt en tot de hoogste volkomenheid heeft opgevoerd; maar ook heel de rest van Zijn leer en alles wat Hij uitdrukkelijk heeft ingesteld.
Referenties naar alinea 27: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
28
Hieronder komt zeker op de voornaamste plaats de Kerk; ja, kan men eigenlijk wel één instelling van Christus noemen, die niet meer dan voldoende in de Kerk ligt vervat en opgesloten? Christus wilde .door de bediening der Kerk, Zijn heerlijke stichting, de zending die de Vader Hem had opgedragen bestendigen. Van den eenen kant vertrouwde Hij dus alle middelen voor de zaligheid van het menschdom aan haar toe, en van den anderen kant bepaalde Hij met den grootsten nadruk, dat de menschenschaar haar, even goed als aan Hem zelf moesten gehoorzamen, en heel hun leven lang haar leiding getrouw moesten volgen. „Wie u hoort, hoort Mij, en wie u versmaadt, versmaadt Mij." (Lc. 10, 16) [b:Lc. 10, 16] Bijgevolg, men moet Christus' wet beslist bij de Kerk gaan zoeken, en dus: Christus is de weg voor den mensch, maar ook de Kerk is de weg; Christus is het uit Zich en krachtens Zijn natuur; de Kerk is het krachtens de zending die haar is opgedragen en de macht die haar is medegedeeld. Ieder derhalve, die los van de Kerk zijn zaligheid tracht te bereiken, vergist zich In den weg en doet vergeefsche pogingen.
Referenties naar alinea 28: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 2 - Voor de staatsgemeenschappen
29
{8} Wat echter geldt voor de afzonderlijke personen, datzelfde geldt zoo goed als geheel ook voor de staten. Ook deze snellen ten slotte onvermijdelijk hun verderf tegemoet, als zij afwijken van den weg.
Referenties naar alinea 29: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
30
Als Schepper en tegelijk als Verlosser van de menschelijke natuur is de Zoon van God Koning en Heer van heel de wereld en heeft hij de souvereine macht over de menschen èn als afzonderïijke personen èn als rechtens vereenigd in maatschappelijk verband. „Hij gaf aan Hem de heerschappij, met heerlijkheid en koningschap; en alle volken, naties en tongen zullen Hem dienen." (Dan. 7, 14) [b:Dan. 7, 14] „Ik ben door Hem aangesteld tot koning.... Ik geef U de volkeren tot erfdeel en tot Uw bezit de grenzen der aarde." (Ps. 2) [b:Ps. 2] Bijgevolg moet de wet van Christus in de menschelijke samenleving, in de maatschappij van kracht zijn; zij moet niet alleen het particuliere, maar ook het openbare leven voorlichten en geleiden. Zoo is het goddelijk plan en bestel, waartegen niemand zich straffeloos kan verzetten. En derhalve: waar men aan de christelijke leer niet de haar toekomende-plaats verleent, daar is voor het openbaar welzijn slecht gezorgd. Als men Jesus verbant, dan wordt de menschelijke rede, beroofd van haar krachtigste hulp en haar helderste licht, aan haar eigen zwakheid overgelaten. Dan verduistert vanzelf ook het begrip omtrent het doel, dat naar Gods beschikking het aanzijn heeft gegeven aan de sociale gemeenschap, en dat vooral hierin gelegen is, dat de leden er van met behulp van hun maatschappelijke aaneensluiting hun natuurlijk welzijn bereiken, maar op een wijze, die beslist in harmonie is met het hoogste, volmaakte en eeuwige oovennatuurlijke goed. Heerschen hieromtrent verwarde begrippen, dan raken zoowel onderdanen als regeerders op een verkeerden weg; dan is immers de weg, dien zij veilig konden volgen en waarop zij stevig konden staan, uit hun oog verdwenen.
Referenties naar alinea 30: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- B - Christus is de waarheid
- 1 - De rede hoewel een wijd veld voor vrij onderzoek bezittend moet zich aan Christus' leer onderwerpen
31
{9} Is het aldus een ongeluk, een ramp, af te dwalen van den weg, het is een ramp, die daar zeer veel op gelijkt, de waarheid in, den steek te laten. Welnu, de eerste, de absolute, de essentieele waarheid is Christus. Hij is immers het Woord Gods, mede-zelfstandig en mede-eeuwig met den Vader, en één met den Vader. „Ik ben de weg en de waarheid." Bijgevolg, wil de menschelijke rede de waarheid zoeken, dan is het voor haar een allereerste eisch, zich aan Jesus Christus te onderwerpen en zich bij Zijn leer rustig neer te leggen, want door den mond van Christus spreekt de waarheid zelve.
Referenties naar alinea 31: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
32
Er bestaat een ontelbaar aantal gebieden, waarop het menschelijk denkvermogen zich als op een vruchtbaar veld, en wel als op zijn eigen terrein, bij zijn onderzoekingen en beschouwingen vrij mag bewegen. Dat laat de natuur niet alleen toe, dat vordert zij zelfs. Maar het is onrecht en tegen de natuur, als het verstand zich niet wil houden binnen zijn eigen perken, en, met verzuim der geboden bescheidenheid, het gezag van Christus als leermeester veracht. Die leer van Christus, waar ons aller zaligheid van afhangt, gaat bijna uitsluitend over God en over de hoogste goddelijke geheimen. Zij is niet de geestesvrucht van een of ander wijsgeer, maar de Zoon Gods heeft haar in haar geheel uit den Vader zelf geput en van Hem ontvangen. „Ik heb hun de woorden gebracht, die Gij Mij hebt gegeven." (Joh. 17, 8) [b:Joh. 17, 8] Bijgevolg kan het niet anders, of die leer bevat verscheidene geheimen, geen geheimen, die met de rede in strijd zijn: dat is geheel en al onmogelijk; maar geheimen, wier hoogte wij met ons denkvermogen evenmin kunnen bereiken als het omvattend kennen van God, zooals Hij in Zich-zelven is. Maar wat beteekent dat? Immers, er bestaan zooveel verborgen dingen, die de natuur zelf met een sluier bedekt houdt, en die van zulk een aard zijn, dat geen menschelijke scherpzinnigheid ze kan ontsluieren. En toch zal niemand met gezond verstand ze daarom in twijfel durven trekken. Maar dan is het toch zeker een misbruik van zijn vrijheid, als men geen geheimen dulden wil die heel de natuur ver te boven gaan, onder voorwendsel dat men het wezen er van niet kan doorschouwen. Geen dogma's willen erkennen komt precies op hetzelfde neer als verlangen, dat er in het geheel geen christelijke godsdienst bestaat. Neen, het verstand moet zich nederig en onderdanig buigen tot gehoorzaamheid aan Christus; het moet daarin zoover gaan, dat het als het ware de gevangene blijft van Christus' majesteit en heerschers-waardigheid. „Alle denken nemen wij gevangen, om het te brengen onder gehoorzaamheid van Christus." (2 Kor. 10, 5) [b:2 Kor. 10, 5] Dat is juist de gehoorzaamheid, die Christus Zich wil zien bewijzen. En terecht. Want Hij is God, en bijgevolg, Hij is de eenige, die de souvereine macht bezit over het verstand van den mensch, evengoed als over diens wil.
Referenties naar alinea 32: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 2 - Deze onderwerping maakt den mensch niet tot slaaf maar waarlijk vrij
33
De onderwerping van zijn verstand aan Christus den Heer is echter voor den mensch geen daad van lage slavernij, maar een daad die volkomen overeenkomt zoowel met zijn verstand als met zijn aangeboren hoogheid. Immers, vrijwillig geeft hij zich gewonnen aan het gezag, niet van een of ander mensch, maar aan het gezag van God, zijn Schepper en den Koning van allen, wiens onderdaan hij krachtens de natuurwet is. Hij laat zich ook niet aan banden leggen door de meeningen van een menschelijk leermeester, maar door de eeuwige en onveranderlijke waarheid. Zoo bereikt hij het goed, dat het natuurlijk voorwerp is van het verstand, en tegelijk zijn vrijheid. Immers, de waarheid, die door -Christus wordt onderwezen, stelt het eigenlijk wezen en de eigenlijke waarde van ieder ding in het volle licht. Als nu de mensch, met die kennis verrijkt, zich aan de waarheid, die hij heeft ontvangen, gewonnen geeft, dan zal hij niet zijn persoon aan de dingen, maar de dingen aan zijn persoon onderwerpen, niet de rede aan de willekeur, maar de willekeur aan de rede. Zoodoende zal hij het ergste slavenjuk, dat der zonde en dat der dwaling, afwerpen en zich tot de voortreffelijkste vrijheid opwerken. „Gij zult de waarheid kennen en de waarheid zal u bevrijden." (Joh. 8, 32) [b:Joh. 8, 32]
Referenties naar alinea 33: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 3 - Juist het verzet tegen de goddelijke waarheid heeft voor den mensch slavernij tot gevolg
34
Het is dus duidelijk: zij, wier verstand het gezag van Christus afwijst, maken zich schuldig aan brutaal verzet tegen God. Maar door zich aan de goddelijke macht te onttrekken zullen zij toch geen grooter vrijheid bezitten. Zij zullen in een of andere menschelijke macht geraken. Zij zullen nl., zooals het gewoonlijk gaat, zich iemand kiezen om naar te luisteren, om te gehoorzamen, om als meester te volgen.
Referenties naar alinea 34: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
35
Bovendien, zij dringen hun geest, dien zij voor het contact met de goddelijke waarheden hebben afgesloten, terug binnen den engeren kring van de wetenschap, en zullen daardoor zelfs bij het bestudeeren van waarheden, die binnen het bereik der rede vallen, slechter voorbereid zijn om vorderingen te maken. Immers, er zijn in de natuur heel wat dingen, tot welker diepere kennis of verklaring de geopenbaarde leer veel licht verschaft. Niet zelden. ook laat God, als Hij hun hoogmoed wil bestraffen, toe dat zij de waarheid niet zien, opdat zij zoo gestraft worden in datgene waarin zij gezondigd hebben. Ziedaar de twee oorzaken, waardoor men zeer veel menschen met groote geestesgaven en met zeldzame geleerdheid toch juist bij de studie der natuur tot zulke ongerijmdheden ziet komen, dat een erger dwaling niet mogelijk is.
Referenties naar alinea 35: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 4 - De onderwerping van het verstand aan de waarheid van Christus is een offer, maar een noodzakelijk offer
36
{10} Houden wij het dus voor zeker, dat in het christelijk leven het verstande zich geheel en ten volle aan het goddelijk gezag moet overgeven. Als bij deze onderwerping van de rede aan het gezag de geest van hoovaardij, die zoo sterk in ons is, zich vernederd gevoelt en daar wat pijn van ondervindt, dan blijkt daaruit nog eens te meer, dat bij een Christen niet alleen de wil maar ook het verstand zware offers moet weten te brengen. Dat moesten degenen zich eens herinneren, die zich in het Christendom een regel voor denken en handelen fingeeren, ja praktisch toegepast zouden willen zien, waarvan de voorschriften minder streng zijn; een regel, die veel toegeeflijker zou wezen voor de menschelijke natuur, door in het geheel geen, of maar weinig offervaardigheid van ons te vorderen. Die menschen hebben geen voldoende begrip van hetgeen geloof en christelijk leven beteekent. Zij zien niet in, dat ons overal het kruis tegemoet treedt als model voor het leven en als blijvende standaard voor allen, die niet alleen in naam, maar in waarheid en metterdaad Christus willen volgen.
Referenties naar alinea 36: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- C - Christus is het leven
37
1 Christus is het beginsel van het natuurlijk en van het bovennatuurlijk leven
{11} Het leven te zijn komt God alleen toe. De overige wezens hebben deel aan het leven, maar zijn het leven niet. Van alle eeuwigheid echter en door Zijn eigen natuur is Christus het leven, gelijk Hij de waarheid is, omdat Hij is God uit God. Van Hem, als van het uiteindelijke en verhevenste beginsel, is alle leven de wereld toegestroomd en dat zal altijd zoo blijven. Al wat er is, is door Hem; al wat leeft, leeft door Hem, omdat „alles?" door het Woord „gemaakt is en zonder Hem is niets gemaakt wat gemaakt is." (Joh. 1, 3) [[b:Joh. 1, 3]]
{11} Het leven te zijn komt God alleen toe. De overige wezens hebben deel aan het leven, maar zijn het leven niet. Van alle eeuwigheid echter en door Zijn eigen natuur is Christus het leven, gelijk Hij de waarheid is, omdat Hij is God uit God. Van Hem, als van het uiteindelijke en verhevenste beginsel, is alle leven de wereld toegestroomd en dat zal altijd zoo blijven. Al wat er is, is door Hem; al wat leeft, leeft door Hem, omdat „alles?" door het Woord „gemaakt is en zonder Hem is niets gemaakt wat gemaakt is." (Joh. 1, 3) [[b:Joh. 1, 3]]
Referenties naar alinea 37: 1
Mirae caritatis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
38
Dit geldt van het natuurlijke leven, maar wij hebben boven al voldoende gesproken over een veel beter en kostbaarder leven, dat juist een gave van Christus' goedheid is, nl. het leven der genade met als zalige eindterm het leven der glorie, waarop alle gedachten en werken moeten gericht zijn. Heel de beteekenis der christelijke leer en geboden ligt hierin, dat wij, „der zonde afgestorven, voor de gerechtigheid", d.w.z. voor de deugd, en de heiligheid, „leve”' (1 Pt. 2, 24) [b:1 Pt. 2, 24], en hierin bestaat het zedelijk leven der ziel en daarmee is, de gegronde hoop op de zaligheid verbonden.
Referenties naar alinea 38: 1
Mirae caritatis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
39
2 Christus is de bewaarder en onderhouder van het bovennatuurlijk leven vooral door middel van de bediening der Kerk
Welnu, het ware en eigenlijke voedsel, waardoor de gerechtigheid op de wijze die ter zaligheid dienstig is onderhouden wordt, is alleen het christelijk geloof. “De rechtvaardige leeft uit het geloof." (Gal. 3, 11) [b:Gal. 3, 11] „Zonder geloof is het onmogelijk welgevallig te zijn aan God." (Heb. 12, 6) [b:Heb. 12, 6] Bijgevolg is Jesus Christus, die het zaad van het geloof heeft uitgestrooid, die er de oorsprong van is; die het onderhoudt, ook degene, die in ons het zedelijk leven bewaart en onderhoudt, en dat doet Hij voornamelijk door de bediening der Kerk. Aan haar immers heeft Hij door een liefdevol besluit Zijner voorzienigheid de middelen toevertrouwd om dat leven, waarover wij spreken, voort te brengen, te bewaren, en als het is uitgedoofd opnieuw op te wekken.
Welnu, het ware en eigenlijke voedsel, waardoor de gerechtigheid op de wijze die ter zaligheid dienstig is onderhouden wordt, is alleen het christelijk geloof. “De rechtvaardige leeft uit het geloof." (Gal. 3, 11) [b:Gal. 3, 11] „Zonder geloof is het onmogelijk welgevallig te zijn aan God." (Heb. 12, 6) [b:Heb. 12, 6] Bijgevolg is Jesus Christus, die het zaad van het geloof heeft uitgestrooid, die er de oorsprong van is; die het onderhoudt, ook degene, die in ons het zedelijk leven bewaart en onderhoudt, en dat doet Hij voornamelijk door de bediening der Kerk. Aan haar immers heeft Hij door een liefdevol besluit Zijner voorzienigheid de middelen toevertrouwd om dat leven, waarover wij spreken, voort te brengen, te bewaren, en als het is uitgedoofd opnieuw op te wekken.
Referenties naar alinea 39: 1
Mirae caritatis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
40
3 De rede alleen kan het ware leven der gerechtigheid niet schenken
Als men dus den regel voor het zedelijk gedrag losmaakt van het goddelijk geloof, dan wordt de kracht, die deugden voortbrengt en in stand houdt welke ter zaligheid dienstig zijn, uitgeschakeld. En inderdaad, de poging om alleen met de rede als leermeesteres een zedelijk leven te vormen, staat gelijk met den mensch van zijn hoogste waardigheid te berooven en hem tot zijn verderf van de hoogte van het bovennatuurlijke leven tot de diepte van het louter natuurlijke leven terug te doen vallen.
Als men dus den regel voor het zedelijk gedrag losmaakt van het goddelijk geloof, dan wordt de kracht, die deugden voortbrengt en in stand houdt welke ter zaligheid dienstig zijn, uitgeschakeld. En inderdaad, de poging om alleen met de rede als leermeesteres een zedelijk leven te vormen, staat gelijk met den mensch van zijn hoogste waardigheid te berooven en hem tot zijn verderf van de hoogte van het bovennatuurlijke leven tot de diepte van het louter natuurlijke leven terug te doen vallen.
Referenties naar alinea 40: 1
Mirae caritatis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
41
Dat wil niet zeggen, dat de mensch met het gezond verstand niet vele voorschriften der natuurwet kan achterhalen en onderhouden. Maar zelfs al zou hij ze alle achterhalen en geheel zijn leven lang zonder eenige overtreding onderhouden - wat hij zonder de hulp der genade van den Verlosser niet kan - dan nog zou men, zonder het geloof, tevergeefs op de eeuwige zaligheid rekenen. „Zoo iemand in Mij niet blijft, dan wordt hij weggeworpen als de rank en verdort; men raapt ze bijeen, werpt ze in het vuur, en ze verbrandt." (Joh. 15, 6) [b:Joh. 15, 6] „Wie niet gelooft zal worden veroordeeld." (Mc. 16, 16) [b:Mc. 16, 16]
Referenties naar alinea 41: 1
Mirae caritatis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
42
4 Dit wordt ook door de ondervinding bewezen
Maar ten slotte, wat die natuurlijke zedelijkheid, die het goddelijk geloof versmaadt, in zichzelf waard is, wat voor vruchten zij oplevert: daarvan hebben wij maar al te veel bewijzen voor oogen. Hoe komt het, dat de staatsgemeenschappen, ondanks alle moeite om het openbaar welzijn op vasten grondslag te vestigen en hooger op te bouwen, toch lijden, ja, bijna doodelijk ziek zijn door zoovele en met den dag verergerende kwalen? Dat komt ongetwijfeld hiervan: men beweert, dat de burgerlijke maatschappij stevig genoeg staat door haar eigen kracht; dat zij zonder de hulp van het Christendom het goed kan stellen en louter door eigen inspanning haar doel kan bereiken. Vandaar, dat men voor het openbaar bestuur de voorkeur geeft aan een bestuur zonder godsdienst, zoodat men dan ook in de burgerlijke wetgeving en in het openbaar leven der volken dagelijks minder sporen over ziet van den voorvaderlijken godsdienst. Maar men ziet de portée van deze handelwijze niet voldoende in. Want als men de majesteit van God, die het goede loont en het kwade straft, heeft uitgebannen, wat is dan het onvermijdelijk gevolg? Dan verliezen de wetten het principieele gezag waarop zij steunen; dan valt de gerechtigheid van haar voetstuk; welnu, deze twee zijn de meest hechte en onmisbare banden om de burgerlijke maatschappij bijeen te houden. Zoo ook: als men de hoop en het uitzicht op de onvergankelijke goederen eenmaal heeft weggenomen, dan ligt het voor de hand, dat men zijn zinnen met onverzadelijke begeerte op de vergankelijke goederen zal zetten. Dan zal ieder al zijn krachten inspannen om er zooveel mogelijk van te bemachtigen. Vandaar naijver, nijd en haat; vandaar weer de afschuwelijkste plannen, het verlangen om alle gezag van den troon te stooten; overal dolle pogingen tot algeheele vernietiging van de bestaande orde. Geen vrede met het buitenland, geen veiligheid in het binnenland, en het sociale leven ontwricht door de eene misdaad na de andere.
Maar ten slotte, wat die natuurlijke zedelijkheid, die het goddelijk geloof versmaadt, in zichzelf waard is, wat voor vruchten zij oplevert: daarvan hebben wij maar al te veel bewijzen voor oogen. Hoe komt het, dat de staatsgemeenschappen, ondanks alle moeite om het openbaar welzijn op vasten grondslag te vestigen en hooger op te bouwen, toch lijden, ja, bijna doodelijk ziek zijn door zoovele en met den dag verergerende kwalen? Dat komt ongetwijfeld hiervan: men beweert, dat de burgerlijke maatschappij stevig genoeg staat door haar eigen kracht; dat zij zonder de hulp van het Christendom het goed kan stellen en louter door eigen inspanning haar doel kan bereiken. Vandaar, dat men voor het openbaar bestuur de voorkeur geeft aan een bestuur zonder godsdienst, zoodat men dan ook in de burgerlijke wetgeving en in het openbaar leven der volken dagelijks minder sporen over ziet van den voorvaderlijken godsdienst. Maar men ziet de portée van deze handelwijze niet voldoende in. Want als men de majesteit van God, die het goede loont en het kwade straft, heeft uitgebannen, wat is dan het onvermijdelijk gevolg? Dan verliezen de wetten het principieele gezag waarop zij steunen; dan valt de gerechtigheid van haar voetstuk; welnu, deze twee zijn de meest hechte en onmisbare banden om de burgerlijke maatschappij bijeen te houden. Zoo ook: als men de hoop en het uitzicht op de onvergankelijke goederen eenmaal heeft weggenomen, dan ligt het voor de hand, dat men zijn zinnen met onverzadelijke begeerte op de vergankelijke goederen zal zetten. Dan zal ieder al zijn krachten inspannen om er zooveel mogelijk van te bemachtigen. Vandaar naijver, nijd en haat; vandaar weer de afschuwelijkste plannen, het verlangen om alle gezag van den troon te stooten; overal dolle pogingen tot algeheele vernietiging van de bestaande orde. Geen vrede met het buitenland, geen veiligheid in het binnenland, en het sociale leven ontwricht door de eene misdaad na de andere.
Referenties naar alinea 42: 1
Mirae caritatis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
43
5 Buiten het christelijk leven is er geen middel tegen de kwalen van het menschdom
{12} Bij deze geweldige worsteling der hartstochten, bij dezen dreigenden, hachelijken toestand staat men voor de keuze: ofwel men moet een verschrikkelijke eindcatastrophe vreezen, ofwel men moet bijtijds een geneesmiddel zoeken, dat voor de kwaal berekend is. Zeker, de misdadige elementen in bedwang houden, het volk tot zachtere gevoelens brengen, en op alle wijzen van misdaad, afschrikken door verstandige preventieve wetten is goed en zelfs noodzakelijk. Maar toch, daarmee is niet alles bereikt. Men moet de genezing voor de volken hooger zoeken; men moet een meer dan menschelijke macht te hulp roepen, die de harten, kan treffen, die hun weer het plichtsbesef kan bijbrengen en ze zoo beter kan maken. En dat is juist de macht, die al eenmaal de wereld gered heeft, toen zij door nog veel ernstiger kwalen was uitgeput. Laat den geest van het Christendom in de gemeenschap herleven, en er onbelemmerd zijn invloed uitoefenen: en de gemeenschap zal hernieuwd worden. Dan zal het gemakkelijk vallen den strijd van de lagere klassen met de hoogere tot rust te brengen, en dan zullen de rechten van beide partijen van weerskanten geëerbiedigd worden. Als zij naar Christus luisteren, dan zullen rijken en armen beiden evengoed binnen de perken van hun plicht blijven; dan zullen de eersten begrijpen, dat zij rechtvaardigheid en liefde in acht moeten nemen, en de anderen, dat zij tevredenheid en maat moeten bewaren. Dan is het voortbestaan van het huisgezin op uitstekende wijze verzekerd, onder de hoede der heilzame vreeze voor God en Zijn bevelen en verboden. Om dezelfde reden zullen de voorschriften dier natuurwet volle uitwerking onder de volken hebben, de voorschriften nl. dat men het wettig gezag moet eerbiedigen, aan de wetten moet gehoorzamen, geen opstand mag maken, geen samenzweringen mag smeden. Zoo zal, waar de christelijke wet alles regeert en geen belemmeringen ontmoet, de orde, die door de goddelijke voorzienigheid is vastgesteld, vanzelf bewaard blijven en veiligheid en welvaart zullen. de vruchten daarvan zijn.
{12} Bij deze geweldige worsteling der hartstochten, bij dezen dreigenden, hachelijken toestand staat men voor de keuze: ofwel men moet een verschrikkelijke eindcatastrophe vreezen, ofwel men moet bijtijds een geneesmiddel zoeken, dat voor de kwaal berekend is. Zeker, de misdadige elementen in bedwang houden, het volk tot zachtere gevoelens brengen, en op alle wijzen van misdaad, afschrikken door verstandige preventieve wetten is goed en zelfs noodzakelijk. Maar toch, daarmee is niet alles bereikt. Men moet de genezing voor de volken hooger zoeken; men moet een meer dan menschelijke macht te hulp roepen, die de harten, kan treffen, die hun weer het plichtsbesef kan bijbrengen en ze zoo beter kan maken. En dat is juist de macht, die al eenmaal de wereld gered heeft, toen zij door nog veel ernstiger kwalen was uitgeput. Laat den geest van het Christendom in de gemeenschap herleven, en er onbelemmerd zijn invloed uitoefenen: en de gemeenschap zal hernieuwd worden. Dan zal het gemakkelijk vallen den strijd van de lagere klassen met de hoogere tot rust te brengen, en dan zullen de rechten van beide partijen van weerskanten geëerbiedigd worden. Als zij naar Christus luisteren, dan zullen rijken en armen beiden evengoed binnen de perken van hun plicht blijven; dan zullen de eersten begrijpen, dat zij rechtvaardigheid en liefde in acht moeten nemen, en de anderen, dat zij tevredenheid en maat moeten bewaren. Dan is het voortbestaan van het huisgezin op uitstekende wijze verzekerd, onder de hoede der heilzame vreeze voor God en Zijn bevelen en verboden. Om dezelfde reden zullen de voorschriften dier natuurwet volle uitwerking onder de volken hebben, de voorschriften nl. dat men het wettig gezag moet eerbiedigen, aan de wetten moet gehoorzamen, geen opstand mag maken, geen samenzweringen mag smeden. Zoo zal, waar de christelijke wet alles regeert en geen belemmeringen ontmoet, de orde, die door de goddelijke voorzienigheid is vastgesteld, vanzelf bewaard blijven en veiligheid en welvaart zullen. de vruchten daarvan zijn.
Referenties naar alinea 43: 1
Mirae caritatis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Conclusie Het algemeen welzijn vordert dus een terugkeer tot Christus, den weg, de waarheid en het leven
44
Het algemeen welzijn roept er dus luide om, dat men terugkeere tot Hem, dien men nooit had moeten verlaten; tot Hem, die de weg, de waarheid en het leven is; en dat geldt niet alleen voor ieder mensch afzonderlijk, maar ook voor de menschelijke maatschappij in haar geheel genomen. In die maatschappij, moet Christus als in Zijn eigendom als Heer hersteld worden; men moet het leven, dat aan de bron van Christus ontspringt, laten opnemen, laten doordringen in alle leden, alle elementen der maatschappij: in de voorschriften en verboden der wetten, in de nationale instellingen, de onderwijsinrichtingen, het huwelijks- en gezinsrecht, de paleizen, der rijken en die werkplaatsen der arbeiders. Laat men het niet vergeten: dat is de groote voorwaarde voor de verwezenlijking van den zoo vurig verlangden algemeenen vooruitgang in beschaving. Want deze vindt haar onderhoud en groei niet zoozeer in de stoffelijke dingen, in middelen tot veraangenaming van het leven en rijkdommen, alswel in de geestelijke goederen: in eerzame zeden en in de beoefening der deugden.
Referenties naar alinea 44: 1
Mirae caritatis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- BESLUIT
45
1 De ware kennis van Christus en van Zijn rechten moet verbreid worden
{13} Zij, die van Christus verwijderde leven, doen dat meer uit onwetendheid dan uit boozen wil. Men telt er nl. veel, die zich met volle overgave toeleggen op de studie van den mensch en de wereld, doch maar zeer weinigen, die zich toeleggen op de bestudeering van den Zoon van God. De eerste zorg moet dus zijn: de onwetendheid door kennis uit den weg te ruimen, opdat Christus niet verstooten of veracht worde, wijl men Hem niet kent. Wij smeeken derhalve alle Christenen overal ter wereld, ieder voor zich zooveel mogelijk hun best te doen, om hun Verlosser te leeren kennen gelijk Hij is. Als men Hem maar met oprecht gemoed en onbevooroordeelden geest beschouwt, zal men duidelijk inzien, dat er geen heilzamer iets kan bestaan dan Zijn wet, geen goddelijker iets dan Zijn leer. Hiertoe kan uw gezag en uw medewerking, eerbiedwaardige broeders, evenals de ijver en de vlijt van geheel uw geestelijkheid buitengewoon veel bijdragen. In den geest der volken het ware begrip, ja, a.h.w. het beeld van Jesus Christus inprenten; Zijn liefde, Zijn weldaden, Zijn instellingen in het licht stellen door het geschreven en gesproken woord, op de lagere scholen, op de gymnasiën, op openbare vergaderingen, overal waar de gelegenheid zich aanbiedt: dat moet gij als het voornaamste deel van uw taak beschouwen. Lang genoeg heeft het volk hooren spreken over de zg. rechten van den mensch; laat het nu eens hooren spreken over de rechten van God.
{13} Zij, die van Christus verwijderde leven, doen dat meer uit onwetendheid dan uit boozen wil. Men telt er nl. veel, die zich met volle overgave toeleggen op de studie van den mensch en de wereld, doch maar zeer weinigen, die zich toeleggen op de bestudeering van den Zoon van God. De eerste zorg moet dus zijn: de onwetendheid door kennis uit den weg te ruimen, opdat Christus niet verstooten of veracht worde, wijl men Hem niet kent. Wij smeeken derhalve alle Christenen overal ter wereld, ieder voor zich zooveel mogelijk hun best te doen, om hun Verlosser te leeren kennen gelijk Hij is. Als men Hem maar met oprecht gemoed en onbevooroordeelden geest beschouwt, zal men duidelijk inzien, dat er geen heilzamer iets kan bestaan dan Zijn wet, geen goddelijker iets dan Zijn leer. Hiertoe kan uw gezag en uw medewerking, eerbiedwaardige broeders, evenals de ijver en de vlijt van geheel uw geestelijkheid buitengewoon veel bijdragen. In den geest der volken het ware begrip, ja, a.h.w. het beeld van Jesus Christus inprenten; Zijn liefde, Zijn weldaden, Zijn instellingen in het licht stellen door het geschreven en gesproken woord, op de lagere scholen, op de gymnasiën, op openbare vergaderingen, overal waar de gelegenheid zich aanbiedt: dat moet gij als het voornaamste deel van uw taak beschouwen. Lang genoeg heeft het volk hooren spreken over de zg. rechten van den mensch; laat het nu eens hooren spreken over de rechten van God.
Referenties naar alinea 45: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
46
De tijd is gunstig. Dat bewijst zooals wij gezegd hebben de heropleving van den ijver voor het goede bij velen, en met name die godsvrucht voor den Verlosser, waar zoovele teekenen voor getuigen en die wij, als het God behaagt, als een onderpand voor een beteren tijd aan de volgende eeuw zullen nalaten.
Referenties naar alinea 46: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
47
2 Daartoe is ook veel gebed noodig
Maar, waar het hier gaat over een zaak, die wij alleen maar van de goddelijke genade mogen verwachten, laten wij onzen ijver en onze vurige gebeden vereenigen, om den almachtigen God te bewegen tot barmhartigheid, opdat Hij degenen, die Hijzelf voor den prijs van Zijn Bloed heeft vrijgekocht, niet late omkomen.
Maar, waar het hier gaat over een zaak, die wij alleen maar van de goddelijke genade mogen verwachten, laten wij onzen ijver en onze vurige gebeden vereenigen, om den almachtigen God te bewegen tot barmhartigheid, opdat Hij degenen, die Hijzelf voor den prijs van Zijn Bloed heeft vrijgekocht, niet late omkomen.
Referenties naar alinea 47: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
48
Moge Hij genadig neerzien op deze eeuw, die wel veel misdaan heeft, maar die ook veel heeft uitgeboet door de pijnlijke beproevingen, welke zij te dragen kreeg. Moge Hij in Zijn genadige liefde de menschen van alle volken en rassen omhelzen en Zijn woord indachtig zijn: „Wanneer Ik van de aarde omhoog ben geheven, zal Ik allen tot Mij trekken." (Joh. 12, 31) [b:Joh. 12, 31]
Referenties naar alinea 48: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
49
3 Zegen
{14} Als onderpand der goddelijke gaven en als bewijs van onze vaderlijke welwillendheid verleenen wij aan u, eerbiedwaardige broeders, aan uw geestelijkheid en uw volk met groote liefde in den Heer den apostolischen zegen.
{14} Als onderpand der goddelijke gaven en als bewijs van onze vaderlijke welwillendheid verleenen wij aan u, eerbiedwaardige broeders, aan uw geestelijkheid en uw volk met groote liefde in den Heer den apostolischen zegen.
Referenties naar alinea 49: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
51
,i>Gegeven te Rome bij St. Pieter, den 1en November 1900, in het 23e jaar van ons pausschap.
PAUS LEO XIII
Referenties naar alinea 51: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.be/toondocument/1748-tametsi-futura-prospicientibus-nl