Dit hier aanwezige en oecumenische Concilie heeft de brief van de heiligste en gezegendste Paus van het oudere Rome aan onze zeer vrome en gelovige keizer Constantijn in geloof aanvaard en met uitgestrekte handen begroet, die met name diegenen verwerpt die verkondigen en geleerd hebben, zoals al eerder duidelijk is gemaakt, dat er één wil en één streven in het vleesgeworden heilshandelen van Christus, onze ware God, is vgl: Omnium Bonorum Spes[[[5050]]]; zo ook vond ze de andere synodale brief passend, van de heilige synode van de 125 door God geliefde bisschoppen, die onder dezelfde heiligste Paus plaatsvond, aan Zijne God-wijze Majesteit, omdat beide brieven instemmen met het heilige Concilie van Chalcedon vgl: DH 300-303[[[774|+4-5]]]vgl: DH 304-305[[[7015]]]vgl: DH 306[[[7823]]] en met de Tome van Leo, de alheilige en allerzaligste Paus van hetzelfde oudere Rome, die werd gestuurd naar Flavianus vgl: Lectis dilectionis tuae - Tomus I Leonis, 6[[[401|+9]]], die nu onder de heiligen verblijft, en die door hetzelfde Concilie een zuil van orthodoxie werd genoemd.
Ook stemmen zij in met de door de zalige Cyrillus geschreven synodale brieven tegen Nestorios, de goddeloze, aan de bisschoppen van het Oosten; in navolging van de heilige en oecumenische vijf Concilies en de heilige en erkende Vaders bepaalt en stemt het Concilie er éénstemmig mee in dat onze Heer Jezus Christus, onze ware God, de Ene van de heilige wezensgelijke en levenschenkende Drie-Eenheid, volmaakt in goddelijkheid en volmaakt ook in menselijkheid is, waarlijk God, waarlijk ook mens, Hijzelf uit een met rede begaafde ziel en lichaam: dezelfde is gelijk in wezen aan de Vader in goddelijkheid, en gelijk in wezen aan ons in menselijkheid: in alles gelijk aan ons behalve in de zonde. (Hebr. 4, 15)[[b:Hebr. 4, 15]]
Voor de tijden werd hij naar zijn godheid geboren uit de vader, anderzijds op het einde der dagen werd dezelfde naar zijn mensheid voor ons en onze redding geboren uit de Heilige Geest en de Maagd Maria, rechtens en naar waarheid Moeder Gods; één en dezelfde is Christus, de Zoon, de Heer, de Eniggeborene, in twee naturen onvermengd, onveranderlijk, onscheidbaar, ondeelbaar gekend, terwijl nergens het onderscheid van de naturen is opgeheven vanwege de eenwording, maar veeleer de eigenheid van iedere natuur bewaard wordt, en in één persoon en één hypostase samenkomt, niet in twee personen gesplitst of gescheiden, maar één en dezelfde eniggeboren Zoon van God, het Woord, de Heer Jezus Christus, zoals vroeger de profeten over hem, en Jezus Christus zelf ons heeft geleerd, en het getuigenis van de heilige Vaders aan ons heeft overgeleverd.
En wij verkondigen evenzeer dat er twee natuurlijke willen in hem zijn, en er twee natuurlijke strevens in Hem zijn, ongescheiden, onveranderlijk, ondeelbaar, onvermengd volgens de leer van de heilige Vaders: en de twee natuurlijke willen zijn niet tegengesteld, - dat God verhoede -, zoals de goddeloze ketters hebben verkondigd, maar de menselijke wil van hem is volgzaam, en verzet zich niet of stribbelt tegen, maar is veeleer onderworpen aan Zijn goddelijke en almachtige wil; want het was nodig dat de wil van het vlees zichzelf moest bewegen, maar ook zich aan de goddelijke wil onderwerpen volgens de alwijze Athanasius; want zoals het vlees van Hem, het vlees van het woord Gods genoemd wordt en is, zo ook wordt de natuurlijke wil van zijn vlees als eigen aan het woord Gods genoemd en is het dat ook, zoals hij ook zelf zegt: “Dat Ik uit de hemel ben neergedaald, niet opdat Ik Mijn eigen wil doe, maar de wil van Mijn de Vader die Mij gestuurd heeft”, (Joh. 6, 38)[b:Joh. 6, 38] en daarbij noemt Hij de wil van het vlees Zijn eigen wil, omdat ook het vlees Hem eigen is geworden; want op de manier waarop Zijn alheilige en vlekkeloze bezielde vlees bij de vergoddelijking niet werd opgeheven, maar in de eigen begrenzing en begrip daarvan bleef, zo ook werd de menselijke wil van Hem niet weggenomen bij de vergoddelijking, maar is die veeleer bewaard, volgens de theoloog Gregorius die zegt: “Want het willen van Hem, opgevat met betrekking tot de Redder, is niet tegengesteld aan God, omdat het geheel vergoddelijkt is.” 30, c. 12[[8509]]
Referenties naar alinea 4: 2
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst= Gaudium et Spes ->=geentekst=
Wij prijzen de twee natuurlijke strevens ongescheiden, onveranderlijk, ondeelbaar, onvermengd in onze zelfde Heer Jezus Christus, onze ware God, dat wil zeggen een goddelijk en een menselijk streven volgens Leo, de verkondiger van God, die het zeer duidelijk zegt: “Elk van beide vormen werkt immers samen in gemeenschap met de ander zoals haar eigen is, terwijl het Woord bewerkt wat eigen is aan het Woord, maar het lichaam voert uit wat eigen is aan het lichaam”. vgl: Lectis dilectionis tuae - Tomus I Leonis, 8[[[401|+12]]] Wij zullen immers geenszins toegeven dat er één natuurlijk streven van God en het geschapene is, opdat we noch het geschapene op zullen heffen tot het goddelijke Wezen, noch het uitverkorene van de goddelijke natuur zullen verlagen tot de plaats die behoort bij de geschapen dingen: want van één en dezelfde kennen wij de wonderen en het lijden volgens de ene en de andere van de naturen, waaruit Hij bestaat, en in welke Hij het zijn heeft, zoals de door God geïnspireerde Cyrillus zei.
Omdat wij geheel en al het onvermengde en onverdeelde bewaren, verkondigen wij het geheel met een beknopte uitspraak: omdat wij geloven dat ook na de vleeswording, onze Heer Jezus Christus, de ware God, één van de heilige Drie-Eenheid is, bevestigen wij zijn twee naturen die in zijn éne hypostase stralen, waarin hij de wonderen en het lijden door heel Zijn menselijk bestaan, niet in schijn, maar werkelijk heeft getoond, terwijl het natuurlijke verschil in die ene hypostase wordt herkend aan het feit dat iedere natuur in samenwerking met de ander zijn eigen dingen wil en doet en in deze zin prijzen wij ook de twee natuurlijke willen en strevens die in wisselwerking samenkomen voor de redding van het menselijk geslacht.
Nadat dit nu dus door ons is vastgesteld in ieder opzicht met alle zorgvuldigheid en zorg, bepalen wij dat het aan niemand is toegestaan een ander geloof uit te dragen, of op te schrijven of op te stellen of anders te denken of te onderwijzen; zij die het wagen een ander geloof op te stellen of naar voren te brengen of te onderwijzen, of een andere geloofsbelijdenis over te dragen aan hen die zich willen bekeren tot erkenning van de waarheid vanuit het Hellenisme of Judaïsme, of uit welke ketterij dan ook, of (die het wagen) een nieuwlichterij, of een nieuw uitgevonden begrip in te voeren tot omverwerping van de nu door ons vastgestelde zaken: diegenen, als het bisschoppen zijn, zijn niet meer geschikt voor het bisschopsambt en als het clerici zijn, zijn ze niet meer geschikt voor de clerus: als het monniken of leken zouden zijn, moeten ze het anathema krijgen.
Om RK Documenten te kunnen verbeteren is uw reactie zeer waardevol. Heeft u aanmerkingen of suggesties voor verbeteringen of bent u een fout tegen gekomen? Laat het ons weten.