Inhoudsopgave
- Inhoud
1
Beste broeders en zusters!
We beginnen de vastentijd met het ontvangen van het askruisje: Bedenk, mens, dat ge stof zijt en tot stof zult wederkeren!“ Het stof op onze hoofden brengt ons terug naar de aarde, en herinnert ons eraan dat we van de aarde komen en naar de aarde zullen terugkeren. We zijn dus zwak, broos, sterfelijk. In de loop van de eeuwen en decennia geven we een kort gastoptreden, tegenover de onmetelijkheid van de melkwegstelsels en het heelal zijn we onbeduidend klein. We zijn als stof in het universum. Maar we zijn
het door God beminde stof. Liefdevol nam de Heer ons stof in Zijn handen en blies het Zijn levensadem in. Zo zijn wij kostbaar, tot eeuwig leven bestemd stof. We zijn de aarde waarover God Zijn hemel heeft uitgestort, het stof dat Zijn dromen bevat. Wij zijn Gods hoop, Zijn schat, Zijn heerlijkheid.
De as herinnert ons dus aan de weg van ons leven:
van stof tot leven. We zijn stof, aarde, leem, maar als we ons door Gods handen laten vormen, worden wij tot iets wonderbaars. En toch zien we vaak, speciaal bij moeilijkheden en in eenzaamheid, alleen maar ons stof! Maar de Heer bemoedigt ons: het weinige dat we zijn, bezit in Zijn ogen oneindige waarde. Moed! We worden geboren om bemind te worden, we worden geboren om kinderen van God te zijn.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Beste broeders en zusters, bij het begin van de vastentijd moeten we ons dat bewust maken. Want de vastentijd is niet de tijd om nutteloos gemoraliseer over de mensen uit te gieten, maar wel om te erkennen dat onze erbarmelijke as door God bemind is. Dit is een tijd van genade, opdat wij Gods liefdevol op ons gerichte blik aannemen en onder deze blik ons leven veranderen. Wij zijn in deze wereld om vanuit as tot het leven te komen. Laten we dus de hoop niet tot stof laten worden, laten we de droom die God van ons heeft, niet tot as doen overgaan. Laat ons niet vervallen in resignatie. En je zegt: „Hoe kan ik vertrouwen? Met de wereld gaat het slecht, de angst breidt zich uit, er is zoveel slechtheid en de maatschappij wordt steeds onchristelijker...” Geloof je dan niet dat God ons stof in heerlijkheid kan veranderen?
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
De as die op ons hoofd wordt gestrooid, brengt de gedachten in ons hoofd in de war. Ze herinnert ons eraan dat wij, Gods kinderen, niet mogen leven om het stof achterna te lopen, dat oplost en verdwijnt. Een vraag kan vanuit onze hoofden tot in de diepte van onze harten neerdalen: „Waarvoor leef ik?“ Als ik leef voor de dingen van de wereld, die vergaan, dan ik tot stof terug en verloochen wat God aan mij heeft gedaan. Als ik alleen maar leef om wat geld naar huis te brengen en plezier te hebben, voor een stukje aanzien, om een beetje carrière te maken, dan leef ik van stof. Als ik de wereld alleen maar slecht vind, omdat ik niet genoeg aandacht krijg of van anderen niet ontvang wat mij naar mijn mening toekomt, blijft mijn blik aan het stof gehecht.
Daarvoor zijn wij niet in de wereld. Wij zijn veel meer waard, wij leven voor veel meer: om Gods droom te verwerkelijken, om lief te hebben. De as wordt op onze hoofden gelegd, opdat in onze harten het vuur van de liefde ontstoken wordt. Want wij zijn hemelburgers en de liefde tot God en tot de naasten is ons paspoort voor de hemel, ons identiteitsbewijs. De aardse goederen die wij bezitten, zullen ons van geen nut zijn, ze zijn stof dat verwaait, maar de liefde die wij schenken - in het gezin, bij het werk, in de Kerk, in de wereld zal ons redden, zij zal voor altijd blijven.
De as die wij ontvangen, herinnert ons aan een tweede, tegenovergestelde weg, die van leven tot stof. We kijken om ons heen en zien het stof van de dood. Leven dat verwordt tot as. Puin, verwoesting, oorlog. Het leven van niet aangenomen onschuldige kinderen, het leven van verstoten arme mensen, het leven van uitgerangeerde ouderen. Wij verwoesten steeds meer onszelf en worden weer tot stof. En hoeveel stof is er in onze relaties! Kijken we hoe het er bij ons thuis uitziet, in onze gezinnen en families: hoeveel onenigheid, hoeveel onvermogen om conflicten op te lossen, hoeveel moeite om zich te verontschuldigen, om te vergeven, om nieuw te beginnen, terwijl we zo weinig moeite hebben om onze vrijheden en onze rechten op te eisen! Er is heel veel stof dat de liefde bezoedelt en het leven lelijk maakt. We hebben toegelaten dat ook in de Kerk, Gods huis, zich zoveel stof kon vergaren, het stof van het secularisme.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
En kijken we in ons eigen binnenste, in ons hart: hoe vaak verstikken wij Gods vuur door de as van de huichelarij! Huichelarij is het vuil waarover Jezus ons in het Evangelie van vandaag oproept het te verwijderen. Inderdaad zegt de Heer niet alleen dat men werken van naastenliefde moet doen, moet bidden en vasten, maar dat men al deze dingen moet doen zonder te doen alsof, zonder dubbele tong en zonder huichelarij. Hoe vaak daarentegen doen wij iets, enkel en alleen om erkenning te krijgen, voor ons aanzien, voor ons ego! Hoe vaak noemen wij ons christenen en geven ons in onze harten probleemloos aan passies over die ons tot slaven maken! Hoe vaak preken wij het ene en doen het andere! Hoe vaak doen wij ons uiterlijk goed voor en koesteren in ons binnenste wrok! Hoeveel valsheid is er in onze harten... Dat is stof dat vies maakt, as die het vuur van de liefde verstikt.
Wij moeten ons van het stof reinigen dat zich op onze harten afzet. Hoe gaat dat? De dringende oproep van de heilige Paulus in de tweede lezing helpt ons: »Laat u met God verzoenen!« Paulus eist dat niet, hij smeekt erom: »Wij smeken u in Christus’ naam: laat u met God verzoenen!« . Wijzelf hadden wel gezegd: „Verzoent u met God!“ Maar nee, hij gebruikt de passieve vorm: Laat u verzoenen. Want heiligheid komt niet van ons doen, ze is genade! Want alleen zijn wij niet in staat het stof dat onze harten vuil maakt, te verwijderen. Want alleen Jezus, die ons hart kent en bemint, kan het genezen. De vastentijd is een tijd van genezing.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Wat moeten we dus doen? Naar Pasen toe kunnen we twee overgangen voltrekken: de eerste, van stof naar leven, van onze zwakke menselijkheid naar de menselijkheid van Jezus, die ons geneest. We kunnen voor de Gekruisigde gaan staan, daar verwijlen, naar Hem kijken en steeds opnieuw zeggen: „Jezus, Gij bemint mij, verander mij... Jezus, Gij bemint mij, verander mij...“. En nadat we Zijn liefde hebben aangenomen, nadat we tegenover deze liefde geweend hebben, komt de tweede overgang, opdat we niet weer van het leven in het stof terugvallen. We gaan biechten, om Gods vergeving te ontvangen, want daar verteert het vuur van Gods liefde de as van onze zonde. De omhelzing van de Vader bij de Biecht vernieuwt ons vanbinnen, ze reinigt ons hart. Laten we ons verzoenen, om als beminde kinderen te leven, als zondaars die vergeving hebben ontvangen, als genezen zieken, als wandelaars die op hun weg niet alleen zijn. Laten we ons beminnen, om zelf te beminnen. Laten we ons helpen, om naar het doel op te gaan, naar Pasen. We zullen met vreugde ontdekken dat God ons uit onze as doet verrijzen.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://rkdocumenten.be/toondocument/7632-bedenk-mens-dat-ge-stof-zijt-en-tot-stof-zult-wederkeren-vgl-gen-nl