Inhoudsopgave
- Inhoud
1
Eerbiedwaardige Broeders,
dierbare broeders en zusters!
Met deze dag van boete en vasten – de Aswoensdag – beginnen we een nieuwe weg naar het Pasen van de Verrijzenis: de weg van de . Ik zou in het kort wat willen stilstaan bij en nadenken over het liturgisch teken van de as, een stoffelijk teken, een element van de natuur, dat in de Liturgie een heilig symbool wordt, heel belangrijk op deze dag die een begin maakt met de weg van de Veertigdagentijd. In de oudheid, in de joodse cultuur, was het gebruik om zich het hoofd met as te besprenkelen heel gewoon, dikwijls verbonden met een zich “in zak (en as)” kleden of zich de kleren te scheuren. Voor ons christenen daarentegen is dit het enige moment dat overigens, zowel gezien haar rite als qua spiritualiteit, van bijzondere betekenis is.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Op de eerste plaats is de as een van die stoffelijke tekenen die de kosmos binnen brengen in het binnenste van de Liturgie. De voornaamste zijn uiteraard die van de Sacramenten: het water, de olie, het brood en de wijn, die tot ware en eigen sacramentele materie worden, tot instrument waar doorheen de genade van Christus wordt meegedeeld die ons zo bereikt. In het geval van de as gaat het echter om een niet-sacramenteel teken, maar wel altijd verbonden met het gebed en de heiliging van het Christenvolk: er is immers nog voordat de persoonlijke asoplegging plaats vindt, een specifieke zegening van de as voorzien, die we zo aanstonds zullen verrichten, waarbij twee formules mogelijk zijn. In de eerste wordt de as een “ernstig symbool” genoemd ; in de tweede wordt de zegen rechtstreeks over de as afgesmeekt en wordt verwezen naar de tekst uit het
Boek Genesis, die ook het gebaar van de oplegging kan begeleiden: “Bedenk, mens: stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren” .
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Blijven we een moment staan bij deze passage uit Genesis. Hij vormt de afsluiting van het oordeel dat God uitspreekt na de oorsprongszonde: God vervloekt de slang, die de man en de vrouw in zonde heeft doen vallen; daarna straft hij de vrouw door haar de barensweeën aan te kondigen evenals een verstoorde relatie met haar man; tenslotte straft hij de man, kondigt hem de vermoeienis aan van het werk en vervloekt de grond: “De grond zal vervloekt zijn omwille van u” , tengevolge van uw zonde. De man en de vrouw worden dus niet rechtstreeks vervloekt zoals de slang dat wel wordt, maar ten gevolge van de zonde van Adam wordt de grond vervloekt, waaruit hij zelf gevormd is. Lezen we nog eens de prachtige verhaal van de schepping van de mens uit de aarde: “Toen boetseerde de Heer God de mens uit stof, van de aarde genomen, en hij blies Hem de levensadem in de neus, zo werd de mens een levend wezen. Daarna legde de Heer God een tuin aan in Eden, ergens in het oosten, en daarin plaatste Hij de mens die Hij geboetseerd had” . Tot zover het Boek Genesis.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Zo blijkt dus het teken van de as ons terug te brengen naar het grote fresco van de schepping, waarin gezegd wordt dat het wezen van de mens een bijzondere eenheid is van stof en goddelijke levensadem: in het beeld namelijk van het door God geboetseerde stof van de aarde dat tot leven kwam door de adem die Hij inblies in de neus van het nieuwe schepsel. We kunnen in het verhaal van Genesis observeren hoe het symbool van de stof een negatieve verandering ondergaat vanwege de zonde. Is de aarde, de grond, vóór de val nog een geheel goede “potentialiteit”, die bevloeid wordt door een waterbron en in staat is om door Gods werk “allerlei bomen te doen opschieten, aanlokkelijk om te zien en heerlijk om van te eten” , na de val en de daaropvolgende goddelijke vervloeking zal zij “distels en doornen” voortbrengen en alleen in ruil voor “smart” en “zweet des aanschijns” aan de mens haar vruchten afstaan. Het stof der aarde herinnert niet langer alleen aan de scheppende, naar het leven openstaande daad van God, maar wordt het teken van een onvermijdelijke doodsbestemming: “Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren” .
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
In de Bijbelse tekst blijkt duidelijk dat de aarde deelt in het lot van de mens. Hierover zegt de heilige Johannes Chrysostomus in een preek:
“Zie hoe na zijn ongehoorzaamheid alles de mens wordt opgelegd op een manier die tegengesteld is aan zijn voorafgaande levensstijl” .
Deze vervloeking van de grond heeft een genezende werking voor de mens, die door de “weerstand” van de aarde geholpen moet worden om zich aan zijn grenzen te houden en de eigen natuur te erkennen . In een mooie samenvatting drukt een ander oud commentaar zich zo uit:
“Adam werd door God zuiver geschapen om Hem te dienen. Alle schepselen werden hem toevertrouwd om hem daarbij te helpen. Zelf was hij bestemd om heer en koning over alle schepselen te zijn. Maar toen de boze tot hem kwam en met hem verkeerde, liet hij hem toe door middel van een uitwendig horen. Vervolgens drong hij in zijn hart binnen en maakte hij zich meester van heel zijn wezen. Toen hij zo gevangen genomen was, werd met hem ook de schepping, die hem had bijgestaan en gediend, gevangen genomen” .
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
We zeiden zojuist, toen we Johannes Chrysostomus aanhaalden, dat de vervloeking van de aarde een “genezende” werking heeft. Dat betekent dat de bedoeling van God, die altijd weldadig is, dieper ligt dan de vervloeking. Deze laatste is immers niet te wijten aan God maar aan de zonde, maar God moest deze wel opleggen omdat deze de vrijheid van de mens betreft en de gevolgen daarvan, ook de negatieve. Aan de binnenkant van de straf en ook aan de binnenkant van de vervloeking van de aarde, blijft de goede bedoeling aanwezig die van God komt. Wanneer Hij tot de mens zegt: “Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren!”, bedoelt hij samen met de rechtvaardige straf ook een heilsweg aan te kondigen, die juist via de aarde gaat, via dat “stof”, via dat “vlees” dat door het Woord zal worden aangenomen. Het is in dit heilsperspectief dat het woord van Genesis hernomen wordt door de Liturgie van Aswoensdag: als uitnodiging tot boetvaardigheid, tot nederigheid, om de eigen sterfelijke conditie voor ogen te hebben, maar dan niet om in wanhoop te eindigen, maar om juist in deze sterfelijkheid van ons de ondenkbare nabijheid van God te ontvangen die over de dood heen de doorgang naar de Verrijzenis opent, naar het uiteindelijk hervonden paradijs. In deze betekenis oriënteert ons een tekst van Origenes, die zegt: “Wat aanvankelijk vlees was, van de aarde, een mens van stof , en wat door de dood werd ontbonden en opnieuw tot stof werd gemaakt van de aarde – er staat immers geschreven: gij zijt stof en tot stof zult gij wederkeren – wordt opnieuw opgewekt uit de aarde. Daarna, naargelang de verdiensten van de ziel die het lichaam bewoont, gaat de persoon voort naar de glorie van een geestelijk lichaam” .
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
De “verdiensten van de ziel” waar Origenes over spreekt, zijn inderdaad noodzakelijk; maar fundamenteel zijn de verdiensten van Christus, de werkdadigheid van zijn Paasmysterie. Sint Paulus biedt er ons een samenvattende formulering voor in de
Tweede Brief aan de Korintiërs, die vandaag de tweede lezing is: “Hem die geen zonde heeft gekend heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij Gods eigen heiligheid zouden worden in Hem” . Voor ons hangt de mogelijkheid van de goddelijke vergeving wezenlijk af van het feit dat God zelf, in de persoon van zijn Zoon, ons bestaan heeft willen delen, maar niet het bederf van de zonde. En de Vader heeft Hem opgewekt met de kracht van zijn Heilige Geest en zo is Jezus, zoals Sint Paulus het uitdrukt, als de nieuwe Adam geworden tot “een levendmakende Geest” , de eersteling van de nieuwe schepping. We hebben Hem zojuist aangeroepen met de woorden van de
Misererepsalm: “Schep in mij een zuiver hart mijn God, geef mij weer een vastberaden geest. Wil mij niet verstoten van uw Aanschijn, neem uw heilige Geest niet van mij weg” . Dezelfde God die onze voorouders verjoeg uit Eden, heeft zijn eigen Zoon naar onze, door de zonde verwoeste aarde gezonden, Hij heeft Hem niet gespaard, opdat wij, verloren zonen, rouwmoedig en door zijn erbarmen verlost, terug kunnen eren naar ons ware vaderland.
Zo zij het, voor ieder van ons, voor alle gelovigen, voor iedere mens die nederig zijn behoefte aan heil erkent.
Amen.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://rkdocumenten.be/toondocument/4539-het-teken-van-de-as-nl