Eschatologie - De verwachting van de parousie
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Eschatologie - De verwachting van de parousie
12e catechese in de reeks over de H. Apostel Paulus
Paus Benedictus XVI
12 november 2008
Pauselijke geschriften - Audiënties
2008, Libreria Editrice Vaticana
Vertaling uit het Italiaans, alineanummering en -indeling: Past. Chr. van Buijtenen pr.
werkvertaling versie 081115
Vertaling uit het Italiaans, alineanummering en -indeling: Past. Chr. van Buijtenen pr.
werkvertaling versie 081115
12 november 2008
15 maart 2010
2733
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
Beste broeders en zusters,het thema van de Verrijzenis, waarbij we vorige week [2696] hebben stilgestaan, opent een nieuw perspectief: dat van de verwachting van de terugkeer van de Heer, en doet ons daarom nadenken over de relatie tussen de tegenwoordige tijd, dat wil zeggen de tijd van de Kerk en van het Rijk van Christus, en de toekomstige tijd - het eschaton - dat ons wacht, wanneer Christus het Rijk, zijn heerschappij, overdraagt aan de Vader (1 Kor. 15, 24) [[b:1 Kor. 15, 24]]. Elke christelijke verhandeling over de laatste dingen, - de zogenaamde eschatologie - vertrekt altijd vanuit het gebeuren van de Verrijzenis: in deze gebeurtenis zijn de laatste dingen al begonnen en in zekere zin al aanwezig.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Waarschijnlijk in het jaar 52 heeft sint Paulus de eerste van zijn brieven geschreven, de eerste Brief aan de Tessalonicensen, waar hij spreekt over deze terugkeer van Jezus die parousie, advent, ‘komst’ wordt genoemd, dat wil zeggen nieuwe en definitieve en manifeste aanwezigheid (1 Tess. 4, 13-18) [[b:1 Tess. 4, 13-18]]. Tot hen, de Tessalonicensen, die zo hun twijfels en hun problemen hebben, schrijft de Apostel aldus: “Wij geloven immers dat Jezus is gestorven en weer opgestaan; evenzo zal God hen die in Jezus zijn ontslapen levend met Hem meevoeren” (1 Tess. 4, 14) [b:1 Tess. 4, 14]. En hij vervolgt: “Eerst zullen de doden die in Christus zijn verrijzen; daarna zullen wij die nog in leven zijn tegelijk met hen in een oogwenk op de wolken in de lucht worden weggevoerd, de Heer tegemoet. En zo zullen wij voor altijd samenzijn met de Heer” (1 Tess. 4, 16-17) [b:1 Tess. 4, 16-17]. Paulus beschrijft de parousie van Christus met uiterst levendige accenten en in symbolische beelden, die echter een eenvoudige en diepe boodschap overbrengen: aan het einde zullen we altijd samenzijn met de Heer. Voorbij aan de beelden is dit de wezenlijke boodschap: onze toekomst is “samenzijn met de Heer”; als gelovigen zijn wij in ons leven al samen met de Heer; onze toekomst, het eeuwige leven, is al begonnen.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
In de tweede Brief aan de Tessalonicensen verandert Paulus het perspectief en spreekt hij van negatieve gebeurtenissen dat vooraf zullen moeten gaan aan die uiteindelijke en afsluitende. Je moet je niet van de wijs laten brengen - zegt hij - als zou de dag van de Heer werkelijk aanstaande zijn volgens een chronologische berekening: “Wij moeten u echter verzoeken, broeders, in verband met de komst van de Heer Jezus Christus en onze hereniging met Hem, niet zo gauw uw bezinning te verliezen en u niet te laten opschrikken door profetieën, uitspraken of brieven die van ons afkomstig zouden zijn, en die beweren dat de dag van de Heer is aangebroken. Laat u door niemand iets wijs maken” (2 Tess. 2, 1-3) [b:2 Tess. 2, 1-3]. Het vervolg van die tekst kondigt aan dat vóór de komst van de Heer er eerst sprake zal zijn van afval en dat een niet nader geïdentificeerde “goddeloze mens”, zich zal moeten openbaren, “de zoon des verderfs” (2 Tess. 2, 3) [b:2 Tess. 2, 3], die de overlevering dan de Antichrist zal noemen. Maar de bedoeling van deze brief is vóór alles een praktische; hij schrijft: “Ook toen wij bij u waren, hielden wij u telkens deze regel voor: als iemand niet wil werken, zal hij ook niet eten. Wij hebben namelijk gehoord, dat sommigen bij u werkeloos rondhangen, alle moeite schuwen, maar wel zich met alles bemoeien. In de naam van de Heer Jezus Christus gebieden en vermanen wij zulke mensen, dat zij regelmatig moeten werken en hun eigen kost verdienen” (2 Tess. 3, 10-12) [b:2 Tess. 3, 10-12]. Met andere woorden, de verwachting van de parousie van Jezus ontslaat niet van de inzet in deze wereld, maar schept integendeel verantwoordelijkheid ten overstaan van de goddelijke Rechter over onze handel en wandel in deze wereld. Zo groeit juist onze verantwoordelijkheid om in en voor deze wereld te werken. We zullen aanstaande zondag hetzelfde zien in het Evangelie van de talenten [2734], waar de Heer zegt dat hij aan allen talenten heeft toevertrouwd en de Rechter zal er rekenschap over vragen met de woorden: Hebben jullie vrucht gedragen? De verwachting van de wederkomst impliceert dus verantwoordelijkheid voor deze wereld.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Dezelfde zaak en dezelfde band tussen parousie - terugkeer van de Rechter en Heiland - en onze inzet tijdens ons leven komt aan bod in een andere context en met nieuwe aspecten in de Brief aan de Filippensen. Paulus is in de gevangenis in afwachting van de uitspraak die zou kunnen bestaan in ter dood veroordeling. In deze situatie denkt hij aan zijn toekomstig samenzijn met de Heer maar hij denkt ook aan de gemeenschap van Filippi, die haar eigen vader, Paulus, nodig heeft. En hij schrijft: “Voor mij toch is het leven Christus en het sterven winst. Maar blijf ik leven, dan wacht mij vruchtbare arbeid. Daarom weet ik niet wat ik moet kiezen. Ik wordt naar twee kanten getrokken: ik verlang heen te gaan om met Christus te zijn, want dat is verreweg het beste. Maar voor u is het nuttiger dat ik nog hier blijf. En omdat ik hiervan overtuigd ben, weet ik ook dat ik zal blijven leven en gespaard zal blijven voor u allen, tot uw vooruitgang en de vreugde van uw geloof. Dan zult gij, wanneer ik bij u kom, een nieuwe reden hebben om op mij te roemen in Christus Jezus” (Fil. 1, 21-26) [b:Fil. 1, 21-26].
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Paulus is niet bang voor de dood, in tegendeel: deze wijst immers op het volledig samenzijn met de Christus. Maar Paulus deelt ook in de gezindheid van Christus, die niet voor Zichzelf heeft geleefd, maar voor ons. Leven voor de anderen wordt het program van zijn leven en daarom geeft hij blijk van zijn volmaakte beschikbaarheid voor de wil van God, voor hetgeen God zal besluiten. Vooral is hij bereid ook in de toekomst op deze aarde te leven voor de anderen, te leven voor Christus, te leven voor zijn levende tegenwoordigheid en zo voor de vernieuwing van de wereld. We zien dat dit samenzijn met Christus in Paulus een grote innerlijke vrijheid schept: vrijheid ten overstaan van de doodsdreiging, maar ook vrijheid ten aanzien van alle inspanning en lijden van het leven. Hij is eenvoudig beschikbaar voor God en werkelijk vrij.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Laten we nu - na de diverse aspecten van de parousie van Christus te hebben onderzocht - overgaan tot de vraag: wat zijn de grondhoudingen van de christen ten aanzien van de zogenaamde ‘laatste dingen’: de dood, het einde van de wereld? De eerste houding is de zekerheid dat Jezus is verrezen, dat Hij bij de Vader is en juist daardoor voor altijd bij ons. En niemand is sterker dan Jezus, want Hij is bij de Vader en Hij is bij ons. Daarom zijn wij veilig, bevrijd van de angst. Dit was een essentiële uitwerking van de christelijke prediking. De angst voor de geesten, voor de godheden had zich over heel de wereld van de Oudheid verspreid. En ook vandaag de dag treffen de missionarissen - naast zoveel goede elementen van de natuurlijke godsdiensten - de angst aan voor de geesten, voor rampzalige machten die ons bedreigen. Christus leeft, heeft de dood overwonnen en heeft al deze machten overwonnen. Wij leven in deze zekerheid, in deze vrijheid, in deze vreugde. Dit is het eerste aspect van onze beleving ten aanzien van de toekomst.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Op de tweede plaats de zekerheid dat Christus bij mij is. En omdat de toekomstige wereld in Christus al begonnen is, geeft dit ook de zekerheid van de hoop. De toekomst is geen duisternis waarin niemand de weg weet. Zo is het niet. Zonder Christus is ook vandaag de dag voor de wereld de toekomst duisternis. Er is zoveel angst voor de toekomst. De christen weet dat het licht van Christus sterker is en leeft daarom in een hoop die niet vaag is, maar in een hoop die zekerheid geeft en moed om de toekomst aan te gaan.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Tenslotte de derde houding. De rechter die wederkomt - Hij is Rechter en Heiland tegelijk - heeft ons de opdracht nagelaten om in deze wereld te leven volgens zijn manier van leven. Hij heeft ons zijn talenten toevertrouwd. Daarom is onze derde houding: die van verantwoordelijkheid voor de wereld, voor de broeders ten overstaan van Christus, en tegelijkertijd ook in de zekerheid van Zijn barmhartigheid. Allebei zijn belangrijk. Wij leven niet als waren goed en kwaad om het even omdat God toch maar alleen barmhartig kan zijn. Dat zou een misleiding zijn. In werkelijkheid leven wij in een grote verantwoordelijkheid. We hebben de talenten, we hebben de opdracht gekregen om ervoor te werken dat deze wereld zich opent voor Christus, dat zij vernieuwd wordt. Maar al werken wij en beseffen wij in onze verantwoordelijkheid dat God echt Rechter is, toch zijn we er ook zeker van dat deze Rechter goed is, wij kennen Zijn gelaat, het gelaat van de verrezen Christus, van Christus die voor ons gekruisigd is. Daarom kunnen wij zeker zijn van Zijn goedheid en kunnen we moedig verder.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Een verder gegeven van het paulinisch onderricht aangaande de eschatologie is dat van de universaliteit, de alomvattendheid van de roeping tot het geloof, die Joden en heidenen verenigt als teken van en anticipatie op de toekomstige werkelijkheid, waardoor wij kunnen zeggen dat wij al zetelen in de hemelen met Jezus (Ef. 2, 6) [[b:Ef. 2, 6]]: het hierna wordt een ervoor om de staat van beginnende realisatie duidelijk te maken waarin wij leven. Dat maakt het lijden van het huidige moment draaglijk, dat overigens niet opweegt tegen de toekomstige heerlijkheid (Rom. 8, 18) [[b:Rom. 8, 18]]. Wij gaan onze weg in geloof en niet in aanschouwing, en al zou het de voorkeur verdienen uit dit lichaam te verhuizen en onze intrek te nemen bij de Heer, toch is wat uiteindelijk telt, in het lichaam of daarbuiten, Hem te behagen (2 Kor. 5, 7-9) [[b:2 Kor. 5, 7-9]].
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Tenslotte nog een laatste punt dat ons misschien een beetje moeilijk lijkt. Aan het slot van zijn eerste Brief aan de Korintiërs herhaalt Paulus een gebed - en legt het ook de Korintiërs in de mond - dat is ontstaan in de eerste christengemeenschappen in het Palestijnse gebied: Maranà, thà! dat letterlijk “Onze Heer, kom!” betekent (1 Kor. 16, 22) [b:1 Kor. 16, 22]. Het was het gebed van de eerste christengemeenschap, en ook het laatste boek van het Nieuwe Testament, de Apokalyps of Openbaring: “Heer, kom!” Kunnen wij ook zo bidden? Mij lijkt dat het voor ons vandaag de dag, in ons leven, in onze wereld, moeilijk is oprecht te bidden dat deze wereld ten onder mag gaan, dat het nieuwe Jeruzalem moge komen, dat het laatste oordeel moge komen en de rechter, Christus. Ik denk dat, al durven wij in alle oprechtheid om velerlei motieven niet zo te bidden, ook wij toch op een juiste en correcte wijze met de eerste christenheid kunnen zeggen: “Kom, Heer Jezus!” Zeker, wij willen niet dat nu het einde van de wereld komt. Maar van de andere kant willen we ook dat aan deze onrechtvaardige wereld een einde komt. Ook wij willen dat de wereld fundamenteel veranderd wordt, dat de beschaving van de liefde begint, dat er een wereld komt van gerechtigheid, van vrede, zonder geweld, zonder honger. Dit alles willen wij: en hoe zou dat kunnen gebeuren zonder de aanwezigheid van Christus? Zonder de aanwezigheid van Christus zal er nooit een wereld komen die werkelijk rechtvaardig is en vernieuwd.
En ook, zij het op een andere manier, kunnen en moeten ook wij ten volle en met diepgang, met grote aandrang en in de verschillende omstandigheden van onze tijd zeggen: Kom, Heer! Kom op uw manier, op de wijzen die U kent. Kom waar onrechtvaardigheid is en geweld. Kom in de vluchtelingenkampen, in Darfur, in Noord Kivu, in zoveel delen van de wereld. Kom waar de drugs overheersen. Kom ook onder de rijken die U vergeten hebben, die alleen voor zichzelf leven. Kom waar U onbekend bent. Kom op uw manier en vernieuw de wereld van vandaag. Kom ook in onze harten, kom en vernieuw de manier waarop wij leven, kom in ons hart opdat wijzelf licht van God kunnen worden, uw aanwezigheid. In deze zin bidden wij met sint Paulus: Maranà, thà! “kom, Heer Jezus!”, en bidden wij dat Christus werkelijk tegenwoordig moge zijn in onze wereld en deze moge vernieuwen!
En ook, zij het op een andere manier, kunnen en moeten ook wij ten volle en met diepgang, met grote aandrang en in de verschillende omstandigheden van onze tijd zeggen: Kom, Heer! Kom op uw manier, op de wijzen die U kent. Kom waar onrechtvaardigheid is en geweld. Kom in de vluchtelingenkampen, in Darfur, in Noord Kivu, in zoveel delen van de wereld. Kom waar de drugs overheersen. Kom ook onder de rijken die U vergeten hebben, die alleen voor zichzelf leven. Kom waar U onbekend bent. Kom op uw manier en vernieuw de wereld van vandaag. Kom ook in onze harten, kom en vernieuw de manier waarop wij leven, kom in ons hart opdat wijzelf licht van God kunnen worden, uw aanwezigheid. In deze zin bidden wij met sint Paulus: Maranà, thà! “kom, Heer Jezus!”, en bidden wij dat Christus werkelijk tegenwoordig moge zijn in onze wereld en deze moge vernieuwen!
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.be/toondocument/2733-eschatologie-de-verwachting-van-de-parousie-nl